Verordening toeristenbelasting 2026 gemeente Brummen

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2026

Intitulé

Verordening toeristenbelasting 2026 gemeente Brummen

Kenmerk Z119639/D469513

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2025 met kenmerk D468837;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

  • 1.

    Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2026 gemeente Brummen

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kampeermiddel: tent, tentwagen, vouwwagen, kampeerauto, caravan, stacaravan of een soortgelijk onderkomens of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • b.

    eigen kampeermiddel: kampeermiddel die in bezit is van degene die daarin overnacht;

  • c.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van hetzelfde kampeermiddel, gebruikt door dezelfde perso(o)n(en), gedurende een in artikel 7 genoemde periode;

  • e.

    groepsaccommodatie: een onderkomen, niet-zijnde een kampeermiddel, dat duurzaam bestemd is om logies te verstrekken voor recreatieve doeleinden en ten minste 20 slaapplaatsen biedt aan personen in groepsverband, waarbij sprake is van gemeenschappelijk gebruik van sanitaire voorzieningen, keuken, verblijfsruimten, kamers en (slaap)zalen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is de persoon die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de persoon die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als met toepassing van het eerste lid geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is de persoon belastingplichtig die verblijf houdt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • a.

    van de persoon die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • c.

    van de persoon die onder bevoegde leiding deelneemt aan een jeugdkamp voor jongeren tot en met 18 jaar en deel uitmaakt van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van educatieve, wetenschappelijke, sociale of culturele aard. Deze vrijstelling is alleen mogelijk als hiervan blijkt uit het nachtverblijfregister.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

  • 2.

    Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

Artikel 6 Opteren voor forfaitaire berekeningswijze als maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor vaste standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in lid 1 is alleen mogelijk als het aantal overnachtingen niet uit de administratie van de belastingplichtige te achterhalen is.

  • 3.

    Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.

Artikel 7 Forfaitaire maatstaf van heffing

Bij de forfaitaire berekening wordt:

  • a.

    het aantal overnachtende personen gesteld op 2,5 personen;

  • b.

    het aantal nachten gesteld op:

    als een kampeermiddel in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende

    meer dan

    maar niet meer dan

    30 nachten

    -

    3 maanden

    60 nachten

    3 maanden

    6 maanden

    80 nachten

    6 maanden

    9 maanden

    110 nachten

    9 maanden

    -

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief voor eigen kampeermiddelen en groepsaccommodaties bedraagt per persoon per overnachting € 1,58.

  • 2.

    Het tarief voor B&B’s en pensions bedraagt per persoon per overnachting € 2,69.

  • 3.

    Het tarief voor overige overnachtingen bedraagt per persoon per overnachting € 3,29.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Een belastingaanslag word niet opgelegd als er minder dan 10 overnachtingen zijn geweest in het belastingjaar.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Aangifte

  • 1.

    In afwijking van artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt het uitnodigen tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

  • 2.

    In afwijking van artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet wordt aangifte gedaan door het op de in de aangiftebrief aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

  • 3.

    De aangiftebrief kan langs elektronische weg verzonden worden.

Artikel 14 Nachtverblijfregister

  • 1.

    De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar (heffingsambtenaar) kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2.

    Het nachtverblijfregister bevat van de personen aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      naam, leeftijd en woonplaats;

    • b.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • c.

      het aantal overnachtingen waarvoor belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De heffingsambtenaar is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 15 Overgangsrecht

De Verordening toeristenbelasting 2025 gemeente Brummen van 19 december 2024 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2026.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening toeristenbelasting 2026 gemeente Brummen.

Ondertekening

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 18 december 2025.

De raad van de gemeente Brummen,

De griffier, M.E.A. Knook

De voorzitter, G.J.A. van Rumund