Regeling vervalt per 31-12-2030

Subsidieregeling Gebiedsinvesteringen Leefkwaliteit Noord-Nederland

Geldend van 11-12-2024 t/m 30-12-2030

Intitulé

Subsidieregeling Gebiedsinvesteringen Leefkwaliteit Noord-Nederland

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

Overwegende dat:

  • A.

    op 20 juni 2024 het Bestuursakkoord Gebiedsinvesteringen ‘net op zee’ PAWOZ-Eemshaven is ondertekend;

  • B.

    het Regioplan Gebiedsinvesteringen Netten op Zee Eemshaven een bijlage vormt bij het onder A genoemde bestuursakkoord en de kaders bevat voor de wijze waarop de regio Noord-Nederland gebiedsinvesteringen ondersteunt;

  • C.

    het ministerie van Economische Zaken en Koninkrijkrelaties voor de uitvoering van het onder B genoemde regioplan € 50 miljoen beschikbaar heeft gesteld;

  • D.

    de middelen genoemd onder C afkomstig zijn uit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit;

Gelet op:

  • A.

    de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder titel 4.2;

  • B.

    artikel 3, lid 3, van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • C.

    de Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • D.

    EU Verordening Nr. 2021/241 van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, PB L 57/17 van 18 februari 2021;

  • E.

    EU Verordening Nr. 651/2014 d.d. 17 juni 2014 betreffende de Algemene Groepsvrijstelling, PB L 187/1 van 26 juni 2014 laatstelijk gewijzigd bij EU Verordening Nr. 1315/2023 d.d. 23 juni 2023 tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 651/2014, betreffende de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • F.

    EU Verordening Nr. 2022/2472 betreffende de Landbouwvrijstelling;

  • G.

    EU Verordening 2023/2831 d.d. 13 december 2023 betreffende de toepassing en werking van de-minimissteun;

  • H.

    EU Verordening 1408/2013 d.d. 18 december 2013 betreffende de toepassing en werking van de-minimissteun voor de landbouwsector;

Besluiten:

Vast te stellen de ‘Subsidieregeling Gebiedsinvesteringen Leefkwaliteit Noord-Nederland’.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanlandregio: aanlandregio in Noord-Nederland: in de provincie Groningen de regio's Eemshavengebied, Uithuizen en Uithuizermeeden, gelegen in de gemeente Het Hogeland, regio Buitengebied Noord Bierum, gelegen in de gemeente Eemsdelta en in de provincie Fryslân de gemeente Schiermonnikoog;

  • b.

    AGVV: Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen;

  • e.

    HVF-verordening: Herstel- en Veerkrachtfaciliteit -verordening: EU Verordening Nr. 2021/241 van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, PB L 57/17 van 18 februari 2021;

  • f.

    Grote onderneming: zelfstandige Onderneming die niet voldoet aan de criteria voor KMO’s;

  • g.

    Immateriële activa: fysiek en financieel niet-tastbare activa, zoals octrooien, licenties, knowhow en andere intellectuele-eigendomsrechten;

  • h.

    Kleine onderneming: zelfstandige Onderneming waar minder dan vijftig personen werken en de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal de € 10 miljoen niet overschrijdt, als bedoeld in artikel 2, onder 2 van de AGVV;

  • i.

    KMO’s: Kleine ondernemingen en Middelgrote ondernemingen;

  • j.

    Landbouw de-minimisverordening: EU Verordening 1408/2013 d.d. 18 december 2013 betreffende de toepassing en werking van de-minimissteun voor de landbouwsector;

  • k.

    LVV: Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • l.

    Materiële activa: activa bestaande uit gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting;

  • m.

    Middelgrote onderneming: zelfstandige Onderneming waar minder dan 250 personen werken en de jaaromzet de € 50 miljoen en/of het jaarlijkse balanstotaal de € 43 miljoen niet overschrijdt, als bedoeld in artikel 2, onder 2 van de AGVV;

  • n.

    Non-profit organisatie: een Organisatie waarvan het primaire doel niet winst is, maar het bevorderen van het publieke goed;

  • o.

    Onderneming: iedere entiteit, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent;

  • p.

    Onrendabele top: het negatieve verschil tussen de investering in een activiteit en de waarde van deze activiteit nadat deze is gerealiseerd;

  • q.

    Organisatie: rechtspersoon, samenwerkingsverband van rechtspersonen, eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of kerk naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid;

  • r.

    Organisatie in moeilijkheden: een Onderneming die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder 18 van de AGVV;

  • s.

    Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • t.

    Profit organisatie: elke Organisatie die geen Non-profit organisatie is;

  • u.

    Provincie: provincie Groningen;

  • v.

    Reguliere de-minimisverordening: EU Verordening 2023/2831 d.d. 13 december 2023 betreffende de toepassing en werking van de-minimissteun;

  • w.

    Staatssteun: steunmaatregelen als bedoeld in artikel 107 VWEU;

  • x.

    Steunintensiteit: het bruto steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;

  • y.

    Subsidieontvanger: Organisatie die subsidie ontvangt op grond van deze regeling;

  • z.

    Taxonomieverordening: Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020, PB L198/13 van 22 juni 2020;

  • aa.

    Toewijzingsbrief: brief van de gemeente waaruit blijkt dat een activiteit na een participatie- of gebiedsproces is geselecteerd voor deze regeling en op basis waarvan kan worden afgeleid dat de activiteit lokaal draagvlak geniet;

  • bb.

    VWEU: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, PB C 326/49 van 26 oktober 2012.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze regeling is het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de leefkwaliteit in de Aanlandregio, die door de aanlanding van windenergie op zee onder druk komt te staan.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt verleend aan een Organisatie die:

  • a.

    een subsidiabele activiteit uitvoert in de Aanlandregio op de grond die of het vastgoed dat zij in eigendom heeft, huurt of pacht of waarvan de eigenaar van de grond of het vastgoed schriftelijk toestemming heeft gegeven aan de Organisatie; en

  • b.

    hiervoor van de betreffende gemeente een Toewijzingsbrief heeft ontvangen.

Artikel 4 Openstelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen per gemeente in de Aanlandregio een openstellingsbesluit vast.

  • 2. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode, een subsidieplafond en subsidiehoogte. Gedeputeerde Staten kunnen de hoogte van het subsidieplafond per gebied na sluiting van de openstellingsperiode wijzigen. Indien de wijziging leidt tot een verlaging van het beschikbare budget per gebied, heeft dit geen invloed op de op dat moment ingediende aanvragen.

Artikel 5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen per gemeente in de Aanlandregio een subsidieplafond vast.

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de verbetering van de leefkwaliteit in de Aanlandregio en die vallen binnen één of meerdere van onderstaande thema’s:

    • a.

      thema 1: behoud en versterken van de natuur;

    • b.

      thema 2: verbeteren van de fysieke leefomgeving;

    • c.

      thema 3: versterken van de regionale economie;

    • d.

      thema 4: versnellen en toepassen van de (duurzame) energietransitie.

  • 2. De activiteiten bedoeld in lid 1 dienen lokaal draagvlak te hebben.

  • 3. In afwijking van artikel 2.5, lid 1, onder e van de Procedureregeling mag de aanvraag betrekking hebben op activiteiten die zijn gestart voorafgaande aan het indienen van de aanvraag, mits de activiteiten niet zijn aangevangen vóór 20 juli 2023.

  • 4. De activiteiten bedoeld in lid 1 mogen, in overeenstemming met artikel 17 van de Taxonomieverordening, geen ernstig afbreuk doen aan de zes klimaat- en milieudoelstellingen, zoals vastgelegd in artikel 9 van de Taxonomieverordening.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking: de uitvoeringskosten van de activiteit, bestaande uit voorbereidingskosten, ontwerpkosten en/of realisatiekosten.

  • 2. Voor de kosten genoemd in lid 1 worden de volgende kostensoorten onderscheiden:

    • a.

      kosten van de aankoop van grond;

    • b.

      kosten van de aankoop of huur van onroerend goed;

    • c.

      kosten van werken;

    • d.

      kosten van de aankoop, huur of lease van materieel;

    • e.

      kosten van arbeid, waarbij geldt dat vergoedingen voor vrijwilligersuren niet hoger zijn dan de maximale vrijwilligersvergoeding van de vrijwilligersregeling zoals gepubliceerd op de website van de Belastingdienst;

    • f.

      binnenlandse reis- en verblijfskosten.

  • 3. Voor Non-profit organisaties geldt in aanvulling op lid 1, dat ook beheer- en onderhoudskosten in aanmerking komen voor subsidie, mits:

    • a.

      deze toekomstige kosten betreffen voor een periode van maximaal 10 jaar;

    • b.

      de kosten inzichtelijk worden gemaakt met een offerte;

    • c.

      voor de beheer- en onderhoudskosten een separate subsidieaanvraag wordt ingediend.

  • 4. Voor de kosten genoemd in lid 3 worden de volgende kostensoorten onderscheiden:

    • a.

      kosten van werken;

    • b.

      kosten van arbeid, niet zijnde vergoedingen voor vrijwilligersuren.

Artikel 8 Staatssteun

  • 1. Indien de subsidie Staatssteun vormt, wordt deze verleend met toepassing van de in bijlage 1 van deze regeling genoemde bepalingen van de AGVV of de LVV, waarbij bijlage 1 onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze regeling.

  • 2. Indien de te verstrekken subsidie Staatssteun vormt en buiten het toepassingsbereik valt van het bepaalde in lid 1, wordt subsidie verleend met toepassing van de Reguliere de-minimisverordening of de Landbouw de-minimisverordening, indien mogelijk.

Artikel 9 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt uiterlijk 31 december 2025 ingediend door inzending van het daartoe vastgestelde formulier.

  • 2. Naast het bepaalde in artikel 2.1, lid 2, van de Procedureregeling bevat de aanvraag:

    • a.

      een projectplan met daarin een omschrijving van:

      • i.

        het doel en beoogde effect van de activiteit(en) op de lokale omgeving in relatie tot de thema’s genoemd in artikel 6 van deze regeling;

      • ii.

        een planning waaruit blijkt dat het de verwachting is dat voldaan kan worden aan de mijlpaal genoemd in artikel 13 onder b;

      • iii.

        een begroting met bijbehorend dekkingsplan, waarin ook eventuele cofinanciering inzichtelijk wordt gemaakt;

    • b.

      een Toewijzingsbrief;

    • c.

      een staatssteunformulier conform het voor deze regeling opgestelde format;

    • d.

      een KMO-verklaring;

    • e.

      een 'verklaring geen financiële moeilijkheden';

    • f.

      een 'verklaring geen bevel tot terugvordering'.

  • 3. Voor Profit organisaties geldt in aanvulling op het in lid 2 bepaalde, dat het projectplan een exploitatieberekening met bepaling van de Onrendabele top bevat.

  • 4. In gevallen als bedoeld in artikel 6, lid 3 geldt dat:

    • a.

      uit de aanvraag volgt dat de kosten aantoonbaar zijn gemaakt voor de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      de aanvrager de gegevens overlegt als bedoeld onder artikel 13, onder a, onder i van deze regeling.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Procedureregeling, wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    subsidieverstrekking naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet bijdraagt aan het in artikel 2 vermelde doel van deze regeling;

  • b.

    de aanvrager niet behoort tot de in artikel 3 vermelde doelgroep van deze regeling;

  • c.

    geen sprake is van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 6 of subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 7;

  • d.

    niet voldaan wordt aan vigerende wet- en regelgeving;

  • e.

    voor de subsidiabele kosten reeds eerder door de aanvrager subsidie is ontvangen uit deze of een andere subsidieregeling;

  • f.

    niet voldaan wordt aan de overige bepalingen gesteld in deze regeling;

  • g.

    tegen de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • h.

    de aanvrager een Organisatie in moeilijkheden drijft als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de AGVV of artikel 2, onder 59, van de LVV;

  • i.

    de subsidie Staatssteun vormt en geen stimulerend effect heeft als bedoeld in artikel 6 van de AGVV of artikel 6 van de LVV;

  • j.

    subsidieverstrekking tot gevolg zou hebben dat, gelet op artikel 8 van de AGVV of artikel 8 van de LVV, één of meer van de in artikel 4, lid 1 van de AGVV of artikel 4, lid 1 van de LVV genoemde aanmeldingsdrempels zouden worden overschreden.

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen per gemeente in de Aanlandregio de maximale subsidiehoogte vast.

  • 2. Indien de subsidie betrekking heeft op beheer- en onderhoudskosten, bedraagt de subsidie niet meer dan € 24.000,--.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 7.

  • 4. Voor Profit organisaties geldt dat de subsidie nooit meer bedraagt dan de Onrendabele top.

  • 5. De subsidie bedraagt nooit meer dan de maximaal toegestane Staatssteun als bedoeld in artikel 8.

  • 6. De Subsidieontvanger dient bij het verstrekken van opdrachten het meest recente inkoop- en aanbestedingsbeleid van de Provincie te volgen.

Artikel 12 Verdeelcriteria

  • 1. De beschikbare subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt voor het bepalen van de datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen, reeds eerder ingediende maar op die dag volledig geworden aanvragen daaronder begrepen, plaats door middel van loting.

  • 4. Een subsidieplafond is van toepassing op subsidieaanvragen waarvan de datum van binnenkomst gelegen is in het tijdvak waarvoor het subsidieplafond geldt.

Artikel 13 Verplichtingen van de Subsidieontvanger

Voor de subsidieontvanger gelden, al dan niet in aanvulling op de Procedureregeling, de volgende verplichtingen:

  • a.

    de Subsidieontvanger rapporteert ieder kalenderjaar op 31 maart en 31 oktober over de voortgang van het project via een daarvoor vastgesteld format. De rapportage bevat in ieder geval:

    • i.

      de digitale kopieën van de gedeclareerde facturen, digitale kopieën van de betaalbewijzen én uitdraaien van het grootboek of een jaarrekening, waaruit blijkt dat de investeringen zijn geactiveerd;

    • ii.

      een onderbouwing van begrote kosten voor de komende rapportageperiode;

  • b.

    de Subsidieontvanger heeft uiterlijk 31 december 2030 de activiteit afgerond met inachtneming van de vaststellingsvoorwaarden genoemd in artikel 15;

  • c.

    de Subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, lid 1, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • d.

    de Subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding bij Gedeputeerde Staten als:

    • i.

      de gesubsidieerde activiteit wijzigt of als de Subsidieontvanger zich niet aan één of meer van de verplichtingen houdt;

    • ii.

      een andere partij in de plaats zal treden van de Subsidieontvanger en de gesubsidieerde activiteiten zal uitvoeren;

    • iii.

      blijkt dat er aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke kosten en financiering en de begrote kosten en financiering, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • iv.

      sprake is van beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de Organisatie;

    • v.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden optreden;

    • vi.

      zich ontwikkelingen voordoen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden of verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • vii.

      statuten wijzigen voor zover het betreft de vorm van de Organisatie, de persoon van een bestuurder en het doel van de Organisatie;

  • e.

    In gevallen waarin subsidieverlening Staatssteun omvat, is de bewaartermijn voor alle gerelateerde documenten 10 jaar;

  • f.

    de Subsidieontvanger werkt desgevraagd mee aan audits om te controleren of de belangen van de EU zijn gewaarborgd en is verplicht gevraagde documenten te delen met auditerende partijen;

  • g.

    de Subsidieontvanger stemt in met publicatie van zijn gegevens waarbij privacygevoelige informatie zoals namen van natuurlijke personen niet zal worden gepubliceerd.

Artikel 14 Voorschotverlening en eindbetaling

  • 1. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd voorschotten te verstrekken op de verleende subsidie tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Eindbetaling van de subsidie vindt plaats bij de subsidievaststelling.

Artikel 15 Subsidievaststelling

In aanvulling op het gestelde in hoofdstuk 3 van de Procedureregeling dient de Subsidieontvanger bij subsidies vanaf € 25.000,-- bij de aanvraag tot vaststelling tevens de informatie toe te voegen als bedoeld in artikel 13, onder a, onder i, van deze regeling.

Artikel 16 Rapportage en publicatie van de subsidieverstrekking

  • 1. Gedeputeerde Staten rapporteren aan het ministerie van Klimaat en Groene Groei de volgende gegevens omtrent de subsidieverstrekking: de naam en het KvK-nummer van de Subsidieontvanger.

  • 2. Gedeputeerde Staten publiceren de verstrekking van een subsidie in overeenstemming met artikel 9, lid 1, onder c van de AGVV en artikel 9, lid 1, onder c van de LVV.

Artikel 17 Zichtbaarheid EU-financiering

De Subsidieontvanger dient overeenkomstig artikel 34 van de HVF-verordening daar waar nodig het embleem van de Europese Unie af te beelden en een passende financieringsverklaring weer te geven die luidt “gefinancierd door de Europese Unie – NextGenerationEU”. Het gebruiksklare EU-logo, met inbegrip van de financieringsverklaring, kan worden gedownload via het downloadcentrum van de Europese Commissie.

Artikel 18 Inwerkingtreding en duur

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

  • 2. Deze regeling vervalt op 31 december 2030.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Gebiedsinvesteringen Leefkwaliteit Noord-Nederland.

Ondertekening

Hoogachtend

Gedeputeerde Staten van Groningen:

René Paas, voorzitter

Hans Schrikkema, secretaris

Bijlage 1: SUBSIDIE DIE WORDT VERSTREKT MET TOEPASSING VAN DE AGVV OF DE LVV

1.ALGEMENE BEPALINGEN

1.1 Voorrangsbepaling

  • 1.

    De in deze bijlage opgenomen bepalingen met betrekking tot de AGVV en LVV zijn niet uitputtend. Voor een volledige weergave van de regels wordt verwezen naar de AGVV en LVV.

  • 2.

    In het geval van een tegenstrijdigheid tussen enerzijds deze bijlage en anderzijds de geldende versies van de AGVV of de LVV, prevaleert de AGVV of LVV.

  • 3.

    SUBSIDIE VOOR ACTIVITEITEN DIE WORDT VERSTREKT MET TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 14, 17, 22, 36, 36bis, 38, 38bis, 41, 45, 47, 53, 55 EN 56 VAN DE AGVV

Artikel 2.1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Op dit hoofdstuk is de AGVV van toepassing.

  • 2.

    Het totaal van de met toepassing van dit hoofdstuk te verstrekken subsidie mag de aanmeldingsdrempels bedoeld in artikel 4 van de AGVV niet overschrijden.

Artikel 2.2 Van toepassing zijnde AGVV-categorieën

AGVV artikel 14: Regionale investeringssteun

  • Geografische gebied: steunkaartgebieden (deel Groningen en Friesland dat is aangemerkt als steunkaartgebied conform voorwaarden artikel 107, lid 3 onder c) van de van de VWEU.

  • In aanmerking komende kosten: o.a. Materiële en Immateriële activa.

  • Alleen subsidiëring van een initiële investering is mogelijk, zoals gedefinieerd in de AGVV: verband houdend met o.a. de oprichting van een nieuwe vestiging of uitbreiding van een bestaande vestiging, diversificatie of fundamentele wijziging van het productieproces of bij overname van activa die behoren tot een vestiging die is gesloten of anders gesloten zou zijn. Voor Grote ondernemingen mag het ook gaan om een investering in een nieuwe economische activiteit op een bestaande vestiging.

  • De maximale Steunintensiteit is afhankelijk van het steungebied en bedraagt 20-25% voor Middelgrote ondernemingen en 30-35% voor Kleine ondernemingen.

AGVV artikel 17: Investeringssteun voor KMO’s

  • In aanmerking komende doelgroep: KMO’s.

  • In aanmerking komende kosten: o.a. Materiële en Immateriële activa ten behoeve van de oprichting van een nieuwe vestiging of uitbreiding van een bestaande vestiging, diversificatie of fundamentele wijziging van het productieproces of bij overname van activa die behoren tot een vestiging die is gesloten of anders gesloten zou zijn.

  • Steunintensiteit:

    • -

      voor Kleine ondernemingen: maximaal 20% van de geplande investering;

    • -

      voor Middelgrote ondernemingen: 10% van de geplande investering.

AGVV artikel 22: Starterssteun

  • In aanmerking komende doelgroep: Kleine ondernemingen.

  • In aanmerking komende Steunintensiteit: subsidies tot maximaal 0,5 miljoen EUR, of 0,75 miljoen EUR voor Ondernemingen gevestigd in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3 onder c) van de VWEU voldoen.

AGVV artikel 36: Investeringssteun voor milieubescherming, met inbegrip van decarbonisatie

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen: investeringen in milieubescherming die verder gaan dan de van kracht zijnde Unienormen, inclusief projecten op het gebied van infrastuctuur voor waterstof, afvalwarmte of CO2.

  • Alleen de meerinvesteringen die rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming komen in aanmerking.

  • Steunintensiteit:

    • -

      maximaal 40% voor de in aanmerking komende kosten voor Ondernemingen, verhoogd met 10% voor Middelgrote ondernemingen en 20% voor Kleine ondernemingen; en

    • -

      maximaal 100% wanneer sprake is van een concurrende biedprocedure; of

    • -

      het verschil tussen de in aanmerking komende investeringen en de exploitatiewinst.

AGVV artikel 36bis: Investeringssteun voor oplaad- of tankinfrastructuur

  • Doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen: investeringen in oplaad- of tankinfrastructuur voor elektriciteit en/of waterstof, inclusief on-site productie van hernieuwbare elektriciteit of waterstof.

  • Steunintensiteit:

    • -

      maximaal 20% voor de in aanmerking komende kosten voor Ondernemingen, verhoogd met 20% voor Middelgrote ondernemingen en 30% voor Kleine ondernemingen; en

    • -

      maximaal 100% wanneer sprake is van een concurrerende biedprocedure; of

    • -

      het verschil tussen de in aanmerking komende investeringen en de exploitatiewinst.

AGVV artikel 38: Investeringssteun voor andere energie-efficiëntiemaatregelen dan in gebouwen

  • Doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen: investeringen die leiden tot extra energiebesparing anders dan in gebouwen, ten opzichte van het nulscenario.

  • Steunintensiteit:

    • -

      maximaal 30% van de in aanmerking komende kosten, verhoogd met 10% voor Middelgrote ondernemingen en 20% voor Kleine ondernemingen, waarbij voor de gebieden in Groningen en Friesland die zijn aangemerkt als steungebied dat voldoet aan de voorwaarden van Artikel 107 lid 3, onder c) een extra opslag van 5% geldt; of

    • -

      maximaal 100% van de investeringskosten wanneer sprake is van een concurrerende biedprocedure.

AGVV artikel 38bis: Investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen in gebouwen

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen: investeringen die leiden tot extra een energieprestatie van 20% in gebouwen, ten opzichte van het nulscenario.

  • Steunintensiteit:

    • -

      maximaal 30% van de in aanmerking komende kosten, verhoogd met 10% voor Middelgrote ondernemingen en 20% voor Kleine ondernemingen, waarbij voor de gebieden in Groningen en Friesland die zijn aangemerkt als steungebied dat voldoet aan de voorwaarden van Artikel 107 lid 3, onder c) een extra opslag van 5% geldt; of

    • -

      maximaal 100% van de investeringskosten wanneer sprake is van een concurrerende biedprocedure.

AGVV artikel 41: Investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen, uit hernieuwbare waterstof en uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen:

    • -

      Investeringen in nieuwe installaties die nodig zijn om de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen te bevorderen (zijnde: windenergie, zonne-energie, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht (mits niet in strijd met Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement), biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas.

    • -

      Voor biobrandstoffen gelden aanvullende eisen (zie artikel 41, lid 2 en 3).

  • Steunintensiteit :

    • -

      maximaal 30% van de in aanmerking komende kosten, verhoogd met 10% voor Middelgrote ondernemingen en 20% voor Kleine ondernemingen, waarbij voor de gebieden in Groningen en Friesland die zijn aangemerkt als steungebied dat voldoet aan de voorwaarden van Artikel 107 lid 3, onder c) een extra opslag van 5% geldt; of

    • -

      maximaal 100% van de investeringskosten wanneer sprake is van een concurrerende biedprocedure.

AGVV artikel 45: Investeringssteun voor het herstel van milieuschade, de rehabilitatie

van natuurlijke habitats en ecosystemen, de bescherming of het

herstel van de biodiversiteit en de uitvoering van nature- based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • Steunintensiteit:

    • -

      maximaal 100% van de in aanmerking komende kosten voor investeringen in de sanering van milieuschade of de rehabilitatie van natuurlijke habitats en ecosystemen;

    • -

      70 % van de in aanmerking komende kosten voor investeringen in de bescherming of het herstel van de biodiversiteit en in nature-based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie, verhoogd met 10% voor Middelgrote ondernemingen en 20% voor Kleine ondernemingen.

AGVV artikel 47: Investeringssteun voor hulpbronnenefficiëntie en ter ondersteuning

van de transitie naar een circulaire economie

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen:

    • -

      maatregelen die zorgen voor een netto reductie van de hoeveelheid gebruikte hulpbronnen;

    • -

      maatregelen ter vervanging van primaire grondstoffen of brandstoffen door secundaire grondstoffen of brandstoffen;

    • -

      investeringen voor de preventie en beperking van afvalproductie (incl. inzamelen, scheiden, sorteren, decontamineren etc.).

  • Steunintensiteit: maximaal 40% van de in aanmerking komende kosten, verhoogd met 10% voor Middelgrote ondernemingen en 20% voor Kleine ondernemingen, waarbij voor de gebieden in Groningen en Friesland die zijn aangemerkt als steungebied dat voldoet aan de voorwaarden van Artikel 107 lid 3, onder c) een extra opslag van 5% geldt.

AGVV artikel 53: Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende activiteiten: investeringen en exploitatie voor:

    • -

      culturele instellingen, locaties, evenementen;

    • -

      materieel en immaterieel erfgoed.

  • Steunintensiteit:

    • -

      investeringssteun: niet hoger dan verschil tussen in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering;

    • -

      exploitatiesteun: niet hoger dan wat nodig is om exploitatiekosten plus redelijke winst te dekken;

    • -

      tot een steunbedrag van 2,2 mio EUR mag ook gekozen worden voor maximaal steunbedrag van 80% van de in aanmerking komende kosten.

AGVV artikel 55: Steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur.

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen: investeringen in en exploitatie van Materiële en Immateriële activa met betrekking tot de bouw of modernisering van sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur.

  • Toegang tot de sportinfrastructuur of multifunctionele recreatieve infrastructuur dient open te staan voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend.

  • Steunintensiteit:

    • -

      investeringssteun: niet hoger dan verschil tussen in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering;

    • -

      exploitatiesteun: niet hoger dan wat nodig is om exploitatiekosten plus redelijke winst te dekken;

    • -

      tot een steunbedrag van 2,2 mio EUR mag ook gekozen worden voor maximaal steunbedrag van 80% van de in aanmerking komende kosten.

AGVV artikel 56: Steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur.

  • In aanmerking komende doelgroep: alle Ondernemingen.

  • In aanmerking komende investeringen: Materiële en Immateriële activa voor de bouw of upgraden van lokale infrastructuurvoorzieningen ter verbetering van het ondernemings- en consumentenklimaat.

  • Steunintensiteit: niet hoger dan verschil tussen in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering.

4.SUBSIDIE VOOR ACTIVITEITEN DIE WORDT VERSTREKT MET TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 14, 17, 36, 41, 42, 44 EN 46 VAN DE LVV

Artikel 3.1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Op dit hoofdstuk is de Landbouwvrijstellingsverordening van toepassing.

  • 2.

    Het totaal van de met toepassing van dit hoofdstuk te verstrekken subsidie mag de aanmeldingsdrempels als bedoeld in artikel 4 van de Landbouwvrijstellingsverordening niet overschrijden.

Artikel 3.2 Van toepassing zijnde LVV-categorieën

LVV artikel 14: Steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen op landbouwbedrijven

  • In aanmerking komende doelgroep: KMO’s.

  • In aanmerking komende kosten: o.a. Materiële en Immateriële activa ten behoeve van de algehele prestatie en duurzaamheid, verbeteren van het dierenwelzijn, investeringen in infrastructuur, bijdragen aan een duurzame circulaire bio-economie en biodiversiteit.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 65% van de in aanmerking komende kosten en kan worden verhoogd tot:

    • -

      80% voor investeringen in onder meer specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen;

    • -

      100% voor onder meer niet-productieve investeringen.

LVV artikel 17: Steun voor investeringen in verband met de verwerking of de afzet van landbouwproducten:

  • In aanmerking komende doelgroep: KMO’s.

  • In aanmerking komende kosten: Materiële en Immateriële activa in verband met de verwerking of de afzet van landbouwproducten waaronder onroerend goed, infrastructuur, machines.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 65% van de in aanmerking komende kosten en kan worden verhoogd tot 80% voor investeringen in onder meer specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen.

LVV artikel 36: Steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven of in bossen

  • In aanmerking komende doelgroep: land- en bosbouwbedrijven.

  • In aanmerking komende kosten: o.a. Materiële activa.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten.

LVV artikel 41: Steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden

  • In aanmerking komende doelgroep: land- en bosbouwbedrijven.

  • In aanmerking komende kosten: o.a. plant- en teeltmateriaal, aanplantkosten, machines en uitrusting.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten.

LVV artikel 42: Steun voor boslandbouwsystemen

  • In aanmerking komende doelgroep: land- en bosbouwbedrijven.

  • In aanmerking komende kosten: o.a. plant- en teeltmateriaal, aanplantkosten, machines en uitrusting.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten.

LVV artikel 44: Steun voor investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen

  • In aanmerking komende doelgroep: land- en bosbouwbedrijven.

  • In aanmerking komende kosten: investeringen die betrekking hebben op het nakomen van verbintenissen inzake milieudoelstellingen, o.a. plant- en teeltmateriaal, aanplantkosten, machines en uitrusting.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten.

LVV artikel 46: Steun voor bosmilieuklimaatdiensten en bosinstandhouding

  • In aanmerking komende doelgroep: land- en bosbouwbedrijven.

  • In aanmerking komende kosten: investeringen die betrekking hebben op het nakomen van verbintenissen inzake milieudoelstellingen, o.a. plant- en teeltmateriaal, aanplantkosten, machines en uitrusting.

  • De Steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximum van € 200 per hectare per jaar.

Bijlage 2: Toelichting op Subsidieregeling Gebiedsinvesteringen Leefkwaliteit Noord-Nederland

Toelichting op de artikelen van de subsidieregeling

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 van de subsidieregeling worden de begrippen uit de regeling en de behorende bijlagen gedefinieerd.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze regeling is het verbeteren van de leefkwaliteit in de Aanlandregio, die door de aanlanding van windenergie op zee onder druk komt te staan. In het Regioplan Gebiedsinvesteringen Netten op Zee Eemshaven is door de betrokken regionale overheden het gebied gedefinieerd waarop deze regeling van toepassing is.

Artikel 3 Doelgroep

Binnen de Aanlandregio is of wordt op verschillende wijzen een gebieds- of participatieproces doorlopen om het lokaal draagvlak voor de gebiedsinvesteringen te borgen. Op basis van dit proces hebben de betrokken gemeenten in Groningen en Fryslân een lijst samengesteld met voorkeursprojecten. Deze lijst kan door de gemeenten gedurende de uitvoeringstermijn van deze regeling worden geactualiseerd. Een Organisatie die voornemens is om in het kader van deze regeling subsidie aan te vragen, dient te beschikken over een Toewijzingsbrief van de gemeente waarin de activiteit wordt uitgevoerd. Hieruit blijkt dat, gelet op de wijze waarop de activiteit is geselecteerd voor de subsidieregeling, er voor de activiteit lokaal draagvlak is.

Artikel 4 Openstelling

In de openstellingsbesluiten worden per gemeente uit de Aanlandregio de aanvraagperiode, het subsidieplafond en de subsidiehoogte vastgesteld.

Artikel 5 Subsidieplafond

De middelen ten behoeve van de subsidieregeling worden door de Europese Commissie beschikbaar gesteld vanuit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. De regionale overheden hebben in het Regioplan Netten op Zee Eemshaven een verdeling gemaakt per gemeente. Gedeputeerde Staten zullen op basis van deze verdeling in overleg met de gemeenten een subsidieplafond per gemeente vaststellen.

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de verbetering van de leefkwaliteit in de Aanlandregio. De Aanlandregio behelst naast gebieden in de gemeenten Eemsdelta en Het Hogeland ook het grondgebied van de gemeente Schiermonnikoog. Aangezien de Provincie is aangewezen als regiokassier voor de gebiedsinvesteringen in Noord-Nederland en de Provincie gebaat is bij een zorgvuldige en efficiënte uitvoering van deze regeling binnen de gehele Aanlandregio, dient het uitvoeren van deze regeling voor activiteiten in de gemeente Schiermonnikoog het belang van de Provincie. Daarmee is de weigeringsgrond zoals opgenomen in Artikel 2.5 lid 1 onder b. van de Procedureregeling niet van toepassing.

Lid 1.

Subsidie wordt alleen verstrekt voor een activiteit in één of meerdere van onderstaande thema’s:

Thema 1: behoud en versterken van de natuur

Maatregelen die natuurwaarden en ecologische waarden in de Aanlandregio behouden/versterken. Voorbeelden hiervan zijn:

  • investeringen in natuurherstel- en verbeteringsmaatregelen op basis van natuurverbeteringsplannen en soortenbeschermingsplannen;

  • projecten om ecologie in het gebied te herstellen en versterken;

  • activiteiten die bijdragen aan de biodiversiteit in het gebied; en

  • projecten die de verstoring van het gebied door licht en geluid moeten tegengaan of de kwaliteit van water en bodem moeten verbeteren.

Thema 2: verbeteren van de fysieke leefomgeving

Maatregelen die de fysieke leefomgeving bij de Aanlandregio verbeteren, met name de fysieke levensomstandigheden van bewoners en gebruikers in het gebied. Voorbeelden hiervan zijn:

  • investeringen in de openbare ruimte die bijdragen aan de leefkwaliteit;

  • investeringen in wonen en zorg die bijdragen aan de leefkwaliteit;

  • investeringen ter versterking van de sociale cohesie van de gemeenschap;

  • verbetering van de lokale mobiliteitsinfrastructuur;

  • aanleg van groene en/of recreatieve ruimten zoals bossen of parken;

  • investeringen in geluidsbescherming; en

  • publieke informatiecentra voor de energietransitie.

Thema 3: versterken van de regionale economie

Maatregelen die de regionale economie verduurzamen, vernieuwen en versterken om nieuwe en toekomstbestendige bedrijvigheid en banen te creëren - in lijn met Regionale Innovatie Slimme Specialisatie Strategie (RIS3). Voorbeelden hiervan zijn:

  • investeringen in Kleine en Middelgrote ondernemingen die leiden tot economische diversificatie, modernisering en omschakeling;

  • investeringen in (nieuwe) bedrijven en lokale werkgelegenheid;

  • investeringen in digitalisering en verduurzaming van het bedrijfsleven; en

  • investeringen in arbeidsmarktinzet (met verduurzaming en innovatie).

Thema 4: versnellen en toepassen van de (duurzame) energietransitie.

Maatregelen die de energietransitie versnellen en tot lokale toepassingen leiden. Investeringen dienen in lijn te zijn met de Regionale Energie Strategieën (RES). Voorbeelden hiervan zijn:

  • productie van duurzame energie en innovaties in energiebesparing;

  • investeringen in lokale oplossingen netcongestie;

  • investeringen in opslag van duurzame energie, zoals warmtenetten; en

  • investeringen in het ontwikkelen en/of opschalen van technieken voor het produceren van groene waterstof, en het benutten van groene waterstof voor het vergroenen van de industrie.

Lid 2.

In de Aanlandregio zijn of worden op diverse wijzen een gebieds- of participatieproces doorlopen. Dit proces wordt gecoördineerd door de gemeenten. Hierbij worden potentiële projecten besproken die een positieve bijdrage leveren aan de leefkwaliteit en in aanmerking zouden kunnen komen voor subsidie. Door de inwoners, organisaties en bedrijven wordt hierin een prioritering en selectie gemaakt. Op verzoek van de aanvrager stuurt de gemeente een Toewijzingsbrief voor het betreffende project om gebruik te kunnen maken van deze regeling. Deze Toewijzingsbrief is voor de Provincie het bewijs dat het project door de inwoners, organisatie en bedrijven uit het gebied is geselecteerd en dat er voor het project lokaal draagvlak bestaat.

Lid 3.

Het subsidiebudget is afkomstig uit de Europese Herstel en Veerkrachtfaciliteit. Voorwaarden voor de besteding van de middelen zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Deze verordening biedt de mogelijkheid om projecten met terugwerkende kracht tot 2020 van financiering of subsidie te voorzien. Op 20 juli 2023 zond het ministerie van EZK een brief waaruit bleek dat EZK de regio € 50 miljoen zou willen uitkeren ten behoeve van gebiedsinvesteringen. Ook werd uit de brief duidelijk dat voor de projecten een korte doorlooptijd zou gaan gelden. Gelet op de korte doorlooptijd zijn voor verschillende projecten de voorbereidingen gestart omdat deze projecten anders niet in staat zouden zijn om de uitvoering van de projecten tijdig te kunnen realiseren.

Omdat eenieder in de regio vanaf 20 juli 2023 formeel kon weten dat er middelen beschikbaar zouden komen voor gebiedsinvesteringen is er in deze regeling voor gekozen om aanvragen in te mogen dienen voor projecten die zijn aangevangen vanaf die datum. In gevallen waarin echter sprake is van Staatssteun en het stimulerend effect als bedoeld in artikel 10, aanhef en onder i ontbreekt, kan subsidie niet verleend worden.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Wat betreft de HVF-verordening (en andere EU-fondsen) mogen alleen incidentele kosten gesubsidieerd worden. Dit betekent dat zowel de uitvoeringskosten van een activiteit als de beheer- en onderhoudskosten in aanmerking komen voor subsidie.

Lid 2

Binnen deze regeling wordt onderscheid gemaakt in de volgende kostensoorten:

  • a.

    kosten van de aankoop grond;

  • b.

    kosten van de aankoop of huur van onroerend goed;

  • c.

    kosten van de aankoop van een werk;

  • d.

    kosten van de aankoop, huur of lease van materieel;

  • e.

    kosten van arbeid;

  • f.

    reis- en verblijfskosten.

Ad a. Kosten van de aankoop van grond

Kosten voor de aankoop van grond zijn subsidiabel mits:

  • er een duidelijk verband bestaat tussen de koop van de grond en de doelstellingen van het betrokken project;

  • de grond is aangekocht voor een prijs die de marktwaarde niet overstijgt;

  • de grond wordt gebruikt voor het doel van het project, met dien verstande dat wanneer dit slechts ten dele het geval is, alleen het deel van kosten dat overeenstemt met het gebruik voor het project subsidiabel is.

Voor de verantwoording van de kosten is minimaal benodigd:

  • een bewijs afgegeven door een onafhankelijke, gecertificeerde taxateur of een naar behoren gemachtigd officieel orgaan, waaruit blijkt dat de prijs van de grond de marktwaarde niet overschrijdt;

  • een onderbouwing waaruit blijkt welk deel van de kosten overeenstemt met het gebruik voor het project.

Ad b. Kosten van de aankoop of huur van onroerend goed

Kosten voor de aankoop of huur van onroerend goed zijn subsidiabel, mits:

  • er een duidelijk verband bestaat tussen de huur of de koop van het onroerend goed en de doelstellingen van het betrokken project;

  • het onroerend goed is aangekocht of gehuurd voor een prijs die de marktwaarde niet overstijgt;

  • het onroerend goed wordt gebruikt voor het doel van het project, met dien verstande dat:

    • -

      wanneer dit slechts ten dele het geval is, alleen het deel van de kosten dat overeenstemt met het gebruik voor het project subsidiabel is;

    • -

      alleen het deel van de afschrijvingen dat overeenstemt met de duur van het gebruik tijdens het project, en met de mate waarin zij daadwerkelijk voor het project worden gebruikt, en dat nog niet eerder afgeschreven werd, subsidiabel is.

  • het onroerend goed niet vóór de uitvoering van het project met overheidssubsidie is aangekocht.

Voor de verantwoording van de kosten is minimaal benodigd:

  • een bewijs afgegeven door een onafhankelijke, gecertificeerde taxateur of een naar behoren gemachtigd officieel orgaan, waaruit blijkt dat de prijs van de grond de marktwaarde niet overschrijdt;

  • een onderbouwing waaruit blijkt welk deel van de kosten overeenstemt met het gebruik voor het project.

Ad d. Kosten van de aankoop van een werk

Werken betreffen alle bouwkundige en civieltechnische werken. Hieronder valt de bouw van een brug, een gebouw of de aanleg van een weg. Kosten voor de aankoop van werken zijn subsidiabel mits:

  • er een duidelijk verband bestaat tussen de uitvoering van het werk en de doelstellingen van het betrokken project;

  • de technische eigenschappen van het werk in overeenstemming zijn met de eisen van het project en met de geldende normen en standaarden.

Voor de verantwoording van de kosten zijn minimaal benodigd:

  • aanbestedingsdocumentatie waaruit blijkt dat het werk volgens de vigerende aanbestedingsprocedures is ingekocht (zie ook de toelichting op artikel 11 lid 6);

  • de offerteaanvraag met details, technische eisen en argumenten met betrekking tot de keuze voor huur, koop of leasing, de gevolgde procedure met tijdspad en de criteria waarop de offerte kwantitatief beoordeeld wordt;

  • offertes van de aanbiedende partij(en);

  • gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van de criteria in de offerteaanvraag.

Ad d. Kosten van de aankoop, huur of lease van materieel

Kosten voor de aankoop, huur of lease van materieel zijn subsidiabel mits:

  • er een duidelijk verband bestaat tussen de huur of de koop van het materieel en de doelstellingen van het betrokken project;

  • de technische eigenschappen van het materieel in overeenstemming zijn met de eisen van het project en met de geldende normen en standaarden;

  • de keuze tussen aankoop, huur en lease gebaseerd is op de meest economische optie.

Extra bepalingen:

  • Aankoopkosten van materieel aangekocht tijdens de levensduur van het project van meer dan € 20.000,-- moeten overeenstemmen met de normale marktkosten en zijn in principe alleen subsidiabel op basis van afschrijvingen.

  • Aankoopkosten van minder dan € 20.000,-- mogen eenmalig worden afgeschreven.

  • Materieel dat vóór aanvang van het project werd aangekocht, maar dat wordt gebruikt voor het project, is subsidiabel op grond van niet eerder gedane afschrijvingen voor de duur van het gebruik voor het project en in de mate waarin het daadwerkelijk voor het project wordt gebruikt. Deze kosten zijn echter niet subsidiabel wanneer het materieel oorspronkelijk werd aangekocht met overheidssubsidie.

Voor de verantwoording van de kosten is minimaal benodigd:

  • aanbestedingsdocumentatie waaruit blijkt dat het materieel volgens de vigerende aanbestedingsprocedures is ingekocht (zie ook toelichting op artikel 11 lid 6 in deze bijlage);

  • de offerteaanvraag met details, technische eisen en argumenten met betrekking tot de keuze voor huur, koop of leasing, de gevolgde procedure met tijdspad en de criteria waarop de offerte kwantitatief beoordeeld wordt;

  • offertes van de aanbiedende partij(en);

  • gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van de criteria in de offerteaanvraag.

Ad e. Kosten van arbeid

Er zijn drie categorieën arbeidskosten te onderscheiden:

  • 1.

    directe loonkosten van medewerkers;

  • 2.

    kosten externe arbeid;

  • 3.

    kosten van arbeid door vrijwilligers.

1. Directe loonkosten van medewerkers

Omdat conform de HVP-voorwaarden alleen incidentele kosten subsidiabel zijn, is het van belang te bepalen welke loonkosten aan het project toe te rekenen zijn.

Voor de verantwoording van de kosten is minimaal benodigd:

  • een loonstrook of een bewijs van salaris van de medewerker;

  • een document geaccordeerd door de betreffende manager waarin staat dat werknemer x voor y % aan project z binnen het programma ‘Net op Zee’ is toegewezen gedurende een gespecificeerde periode.

2. Kosten externe arbeid

De kosten van externe arbeid worden berekend door de voor het project gewerkte uren te vermenigvuldigen met het afgesproken uurtarief. Ook mag hier de Nederlandse wetgeving betreffende uurloonberekening gevolgd worden. Belangrijk is dat de kostensoort ‘directe loonkosten’ kan worden toegeschreven aan het project ‘Net op Zee’.

Voor de verantwoording van de kosten is minimaal benodigd:

  • aanbestedingsdocumentatie waaruit blijkt dat de arbeid volgens de vigerende aanbestedingsprocedures is ingekocht (zie ook toelichting op artikel 11 lid 6 in deze bijlage);

  • een overeenkomst met een externe partij met daarin onder meer de te leveren diensten voor het betreffende project en het uurtarief.

2. Kosten van arbeid door vrijwilligers

De kosten van arbeid door vrijwilligers zijn subsidiabel zolang er sprake is van incidentele inzet. De kosten van arbeid van vrijwilligers dienen te worden berekend volgens de regels die zijn opgenomen in het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst:

  • De vrijwilliger krijgt een niet-marktconforme beloning die binnen de grenzen van de vrijwilligersregeling blijft.

  • Van een vrijwilligersvergoeding is sprake als de vrijwilliger vergoedingen of verstrekkingen krijgt met een gezamenlijke waarde van maximaal EURO 210 per maand en maximaal € 2.100,-- per kalenderjaar. Een belangrijk kenmerk daarbij, is dat een vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het werk.

Voor de verantwoording van de kosten is minimaal benodigd:

  • uitbetalingsafschrift(en) van maximaal € 210,-- per maand en/of maximaal € 2.100,-- per jaar;

  • bewijs dat een vrijwilligersprestatie is geleverd door een presentielijst met handtekening van de dagen dat er gewerkt is.

Ad f. Reis- en verblijfskosten

Binnenlandse reis- en verblijfkosten die aan het project zijn toe te schrijven, kunnen worden gesubsidieerd.

Voor de verantwoording van de kosten zijn minimaal benodigd:

  • autokosten:

    • -

      uitdraai van de route (volgens routeplanner);

    • -

      datum en reden van reis;

    • -

      berekening kosten aantal km x € 0,21.

  • kosten openbaar vervoer:

    • -

      ticket met prijs en eventueel factuur;

    • -

      reden en datum van reis.

Lid 3

Beheer- en onderhoudskosten worden als incidenteel aangemerkt als deze in één keer worden uitbetaald. Daarom wordt binnen deze regeling de mogelijkheid geboden om beheer- en onderhoudskosten in één keer te laten offreren en in opdracht te gunnen voor een toekomstige periode van maximaal 10 jaar. De subsidie voor beheer en onderhoud moet separaat worden aangevraagd van subsidie(s) voor andere activiteiten. De subsidie voor beheer- en onderhoud bedraagt maximaal € 24.000,-- en wordt overeenkomstig de Procedureregeling vastgesteld bij de subsidieverstrekking.

Lid 4

De kostensoorten ‘kosten van werken’ en ‘kosten van arbeid’ worden bovenstaand bij lid 2 toegelicht.

Artikel 8 Staatssteun

Geborgd moet worden dat de subsidie met behulp van de door de regeling toegestane vrijstellingskaders rechtmatig kan worden verstrekt. Daartoe wordt voor iedere subsidieaanvraag (a) getoetst of er sprake is van Staatssteun en, zo ja, (b) aan welke voorwaarden de voorgenomen subsidieverstrekking dient te voldoen zodat de Staatssteun als geoorloofd kan worden aangemerkt. De staatsteuntoets bestaat uit de volgende drie stappen:

Stap 1: Bepalen of er sprake is van Staatssteun

  • >

    Is het antwoord ‘ja’, dan volgt Stap 2.

  • >

    Is het antwoord ‘nee’, dan is geen sprake van Staatssteun en is verdere toetsing niet nodig.

Stap 2: Bepalen of subsidie met toepassing van de in Bijlage 1 genoemde AGVV- of LVV-categorieën kan worden verstrekt:

  • >

    Is het antwoord ‘ja’, dan is de Staatssteun geoorloofd.

  • >

    Is het antwoord ‘nee’, dan volgt Stap 3.

Stap 3: Bepalen of voldaan wordt aan de voorwaarden van de Reguliere de-minimisverordening of de Landbouw de-minimisverordening

  • >

    Is het antwoord ‘ja’, dan kan de steun rechtmatig worden verleend met behulp van de toepasselijke verordening.

  • >

    Is het antwoord ‘nee’, dan is de Staatssteun niet geoorloofd en kan de subsidieverlening geen voortgang vinden.

De drie stappen worden hieronder nader uitgewerkt.

Stap 1: Bepaling Staatssteun

Van Staatssteun is sprake als wordt voldaan aan alle van de volgende criteria:

  • 1.

    De steun wordt door staatsmiddelen bekostigd.

  • 2.

    Deze staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit).

  • 3.

    De steun wordt verleend aan een Onderneming die een economische activiteit verricht.

  • 4.

    De maatregel is selectief: het geldt voor één of enkele Ondernemingen, een specifieke sector/regio.

  • 5.

    De maatregel vervalst de mededinging (in potentie) en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Ad 1. Is de maatregel met staatsmiddelen bekostigd?

Dit is evident voor alle steun die in het kader van deze regeling wordt verleend.

Ad 2. Levert de steun een niet-marktconform voordeel op?

In veel situaties zal de verleende steun een niet-marktconform voordeel opleveren.

Ad 3. Steun gericht op een die een economische activiteit verricht.

Onder een economische activiteit wordt verstaan: een activiteit van een organisatie bestaande uit het aanbieden van goederen en/of diensten op een bepaalde markt. De status en oogmerken van de organisatie (i.e. Profit organisatie of Non-profit organisatie) zijn daarbij irrelevant.

Ad 4. Is de steun selectief: gericht op één Onderneming of een beperkte groep of sector?

A priori is er sprake van selectieve steun: deze regeling richt zich immers enkel op een select aantal initiatieven/initiatiefnemers in de Provincies Groningen en Friesland.

Ad 5. Heeft de steun een ongunstig effect op het handelsverkeer tussen lidstaten?

De mate waarin er sprake is van beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten bij verstrekking van subsidie is sterk afhankelijk van de organisatie die de subsidie aanvraagt en de activiteit waarvoor de subsidie bestemd is en de markt waarin de aanvrager opereert. Daar deze regeling zich richt op het versterken van de lokale leefkwaliteit, is te verwachten dat een deel van aanvragen louter bestemd is voor een lokaal publiek cq. een lokale aantrekkingskracht heeft zonder potentieel (ongunstig) effect op het handelsverkeer met andere lidstaten. Voorbeelden:

  • sport- buurt en recreatievoorzieningen die een overwegend lokaal publiek bedienen;

  • zorginstellingen met een zuiver lokaal karakter.

Jurisprudentie toont aan dat de Commissie meer dan voorheen ruimte laat voor interpretatie als het gaat om het begrip ‘lokaal karakter’. Dat neemt niet weg dat wanneer een beroep wordt gedaan op dit criterium, een goede onderbouwing vereist is.

Stap 2: Toetsing aan AGVV of LVV

De Europese staatssteunvrijstellingsverordeningen bieden ruimte om geoorloofd Staatssteun te verstrekken, mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Binnen deze regeling wordt primair een beroep gedaan op de AGVV of LVV.

In bijlage 1 van deze regeling staan de AGVV-categorieën en LVV-categorieën uitgewerkt die voor deze regeling van toepassing zijn. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, moet aan de voorwaarden van het van toepassing zijnde AGVV- of LVV-artikel en aan de overige voorwaarden van de AGVV of LVV worden voldaan.

Stap 3: De-minimis-toetsing

Wanneer de AGVV en de LVV geen uitkomst bieden, wordt – waar mogelijk – gebruik gemaakt van de Reguliere de-minimisverordening of de Landbouw de-minimisverordening:

  • Conform de Reguliere de-minimisverordening mag een Onderneming over een periode van drie jaar tot een bedrag van € 300.000,-- aan niet-marktconforme steun ontvangen.

  • Conform de Landbouw de-minimisverordening mag een primaire producent van landbouwproducten over een periode van drie jaar tot een bedrag van € 20.000,-- aan niet-marktconforme steun ontvangen.

Om te bepalen of een Onderneming door de verstrekking van subsidie in het kader van deze regeling dit plafond al dan niet bereikt, worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Gedeputeerde Staten laten de Onderneming een de-minimisverklaring invullen en ondertekenen waaruit blijkt hoeveel de-minimissteun de Onderneming heeft ontvangen.

  • 2.

    Eerder ontvangen de-minimissteun wordt bij de door Gedeputeerde Staten te verlenen steun opgeteld. Als het totale bedrag niet uitkomt boven de maximaal toegestane de-minimissteun, kan de niet-marktconforme steun worden verstrekt.

Artikel 9 Aanvraag

Lid 1

Het digitale aanvraagformulier wordt gepubliceerd door Gedeputeerde Staten.

Lid 2.

Ten behoeve van subsidieaanvraag dient de aanvrager de volgende documenten en verklaringen bij te voegen:

  • a.

    een projectplan: vrij format;

  • b.

    een Toewijzingsbrief;

  • c.

    een staatssteunformulier: te downloaden bij het digitale aanvraagformulier;

  • d.

    een KMO-verklaring: te downloaden bij het digitale aanvraagformulier;

  • e.

    een verklaring geen financiële moeilijkheden: te downloaden bij het digitale aanvraagformulier;

  • f.

    een verklaring geen bevel tot terugvordering: te downloaden bij het digitale aanvraagformulier en in te vullen door middel van een vinkje in het aanvraagformulier.

Lid 3.

Voor Profit organisaties is de subsidie gemaximaliseerd tot de onrendabele top van het project. Om die reden dienen Profit organisaties een berekening van de Onrendabele top bij de aanvraag te voegen.

Lid 4.

Voor kosten die zijn gemaakt voorafgaande aan het indienen van een aanvraag voor subsidie, gelden voor de aanvraag aanvullende voorwaarden waarmee Gedeputeerde Staten kunnen toetsen of de kosten samenhangen met de te subsidiëren activiteit. Deze voorwaarden stellen daarnaast Gedeputeerde Staten in de gelegenheid te voldoen aan de rapportageverplichtingen richting het ministerie van Klimaat en Groene Groei.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Dit artikel beschrijft de situaties waarin de subsidie wordt geweigerd. Lid e. uit dit artikel wordt nader toegelicht:

Lid e.

In principe mag een activiteit uit meerdere bronnen worden gefinancierd en/of gesubsidieerd. Cofinanciering mag, zolang er geen overlap is in de dekking van de te subsidiëren (deel)activiteit.

Artikel 11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie verschilt per gemeente. Dit hangt samen met het budget dat per gemeente beschikbaar is vanuit het Regioplan Gebiedsinvesteringen Netten op Zee en de hieruit voortvloeiende ‘specifieke uitkering’ die de Provincie heeft ontvangen. De gemeente stelt de subsidiehoogte per gemeente vast in het openstellingsbesluit. Specifiek voor beheer- en onderhoudskosten is de subsidiehoogte gemaximaliseerd tot € 24.000,--.

Het Subsidiepercentage bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Dit percentage kan lager uitvallen, bijvoorbeeld als gevolg van de voorwaarden met betrekking tot Staatssteun. Daarnaast geldt voor Profit organisaties dat de subsidie nooit meer zal bedragen dan de onrendabele top van de activiteit.

Lid 6.

Het tijdens de inwerkingtreding van deze regeling vigerende inkoop- en aanbestedingsbeleid is vastgelegd in het document Inkoop- en Aanbestedingsbeleid provincie Groningen 2022 . De meest recente versie van dit document dient als grondslag om te bepalen welke aanbestedingsprocedure gevolgd dient te worden bij het verstrekken van een opdracht. Het type opdracht (werk, levering of dienst) en de omvang van de opdracht bepalen daarbij primaire de te volgen route: enkelvoudig onderhandse aanbesteding, meervoudig onderhandse aanbesteding, nationaal openbare aanbesteding of Europese aanbesteding.

Artikel 12 Verdeelcriteria

Dit artikel geeft uitleg over de wijze waarop de voor de subsidie beschikbare middelen worden verdeeld in geval van uitputting van het voor de subsidie beschikbare budget.

Artikel 13 Verplichtingen van de Subsidieontvanger

Artikel 13 vermeldt de verplichtingen die, al dan niet in aanvulling op de Procedureregeling, gelden voor de Subsidieontvanger.

Artikel 14 Voorschotverlening en eindbetaling

In lijn met de Procedureregeling zijn Gedeputeerde Staten bevoegd voorschotten te verstrekken op de verleende subsidie tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 15 Subsidievaststelling

Voor de subsidievaststelling worden de regels van de Procedureregeling gevolgd. In aanvulling hierop dient een verzoek tot vaststelling van de subsidie ook de gegevens te bevatten die staan vermeld in artikel 13, onder a, onder i, van deze regeling.

Artikel 16 Rapportage en publicatie van de subsidieverstrekking

Lid 1.

Overeenkomstig de voorwaarden van de HVF-verordening zijn Gedeputeerde Staten verplicht van alle verleende subsidies de naam en het KVK nummer van de Subsidieontvanger te rapporteren aan het ministerie van Klimaat en Groen Groei. Deze gegevens worden door het ministerie gebruikt voor het voorkomen, opsporen en rechtzetten van eventuele fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering. Het ministerie dient hierover te rapporteren aan de Europese Commissie.

Lid 2.

Overeenkomstig de eisen uit de LVV en AGVV dienen Gedeputeerde Staten, afhankelijk van onder meer de hoogte van de subsidie, de verstrekte subsidies te publiceren.

Artikel 17 Zichtbaarheid EU-financiering

De middelen voor de subsidieverlening zijn afkomstig uit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Vanuit de HVF-verordening geldt de voorwaarde om het embleem/logo van de Europese Unie af te beelden en de financieringsverklaring “gefinancierd door de Europese Unie-NextGenerationEU” te vermelden. Het logo inclusief de financieringsverklaring kan worden gedownload via het downloadcentrum van de Europese Commissie. Deze voorwaarde geldt onder andere voor de website waarop de activiteit van de Subsidieontvanger wordt vermeld, voor correspondentie en communicatie over het project en op de locatie waar de activiteit is gerealiseerd. Indien op de locatie waar de activiteit wordt gerealiseerd een bouwbord wordt geplaatst, dient het logo met financieringsverklaring ook op dit bouwbord afgebeeld te worden.

Artikel 18 Inwerkingtreding en duur

Dit artikel geeft uitleg over de wijze waarop en wanneer deze regeling in werking treedt. De regeling vervalt van rechtswege op 31 december 2030. Dit laat onverlet dat verleende subsidies op grond van deze regeling na deze datum nog rechtsgeldig kunnen zijn en hun rechtskracht kunnen behouden.

Artikel 19 Citeertitel

De naam van de regeling is: Subsidieregeling Gebiedsinvesteringen Leefkwaliteit Noord-Nederland.