Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727671
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR727671/2
Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 16-07-2025
Intitulé
Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie FryslânGedeputeerde Staten van Fryslân,
gelet op artikel 1.3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2022;
gelet op artikel 1.2 van de Regeling Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Fryslân;
BESLUITEN
Het volgende openstellingsbesluit vast te stellen:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In aanvulling op de definities, als bepaald in artikel 1.1 van de regeling, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:
- 1.
Autochtoon: Autochtone soorten (ook wel genetisch inheems genoemd) zijn natuurlijke inheemse selecties die zelfstandig meer dan 100 jaar zichzelf in stand houden in een bepaald gebied;
- 2.
Biodiversiteit: alle soorten planten en dieren die voorkomen en thuishoren in het landschap, met zijn specifieke kenmerken, waar het project plaatsvindt (inheems, autochtoon);
- 3.
Catalogus Groenblauwe Diensten: de Catalogus Groenblauwe Diensten bevat onder andere kwaliteits- en uitvoeringsrichtlijnen. Catalogus Groenblauwe Diensten - BIJ12;
- 4.
Conserveren van water: het zo lang mogelijk vasthouden van water ter voorkoming van verdroging en van droogteschades als gevolg daarvan;
- 5.
Cultuurhistorische Kaart: digitale kaart met topografische informatie, cultuurhistorische elementen en structuren van de provincie Fryslân, www.fryslan.frl/chk;
- 6.
Duurzame energie: energie die niet afkomstig is van fossiele brandstoffen. Bijvoorbeeld elektrificatie van landbouwvoertuigen of groen gas. Maatregelen om fossiel energieverbruik te verminderen, zoals isolatie, vallen niet onder de definitie in deze regeling;
- 7.
EIP: Europees Innovatie Partnerschap;
- 8.
Gebiedsopgave: de maatschappelijke vraagstukken in Fryslân waar de komende jaren aan zal moeten worden gewerkt;
- 9.
GLB: Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) | Fryslan);
- 10.
Hoofdwatergang: is onderdeel van hoofdwateren zoals vermeld in de beleidsregels Integrale Legger, par. 3.3. van het Wetterskip Fryslân;
- 11
Inheems: soorten die van nature in een bepaald gebied voorkomen zoals beschreven in Duistermaat, H. L.B. Sparrius en T. Denters (2021) Standaardlijst van de Nederlandse flora 2020. Standaardlijst van de Nederlandse flora 2020.pdf Tabel 1 aangegeven met oorspronkelijk inheems
- 12
Integraal gebiedsplan: een (actie)plan waarmee de gebiedsopgave wordt aangepakt. Een gebiedsplan is multidisciplinair in zowel acties als betrokken partijen;
- 13
Kavelruil/ruilverkaveling: Kavelruil is een vorm van gebiedsinrichting waarbij minimaal 3 partijen vrijwillig hun onroerende zaken ruilen. In een kavelruilovereenkomst leggen zij de nieuwe verdeling van onroerende zaken vast. De inschrijving in de openbare registers van de kavelruilakte daarna leidt tot de gewenste eigendomsoverdracht;
- 14
Kennisaanbieder: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers;
- 15
Klimaatverandering: de verandering in het weer en het klimaat als gevolg van opwarming van de aarde, waaronder langere perioden van droogte, intensievere neerslag, stijging van de zeespiegel en een gemiddeld hogere temperatuur. Aanpassing aan de klimaatverandering betekent dat maatregelen worden genomen in (niet uitputtend) de bedrijfsvoering of waterhuishouding waarmee gebieden minder gevoelig worden voor de consequenties van klimaatverandering. Beperking van klimaatverandering wordt ook wel klimaatmitigatie genoemd en betekent dat de uitstoot van broeikasgassen (waaronder CO2 en methaan) wordt verminderd.
- 16
Koolstofvastlegging: maatregelen waarmee koolstof wordt vastgehouden/opgeslagen. Bijvoorbeeld door het verhogen van het organisch stofgehalte in landbouwbodems, gewaskeuze of aanleg van bomen en houtige vegetatie;
- 17
KRW: Kaderrichtlijn Water, de Europese richtlijn die tot doel heeft uiterlijk in 2027 een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken in alle Europese oppervlaktewateren en grondwateren en de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen;
- 18
KRW-nota’s: betreft de Notitie KRW in Fryslân, de nota waarin de provincie Fryslân de doelen en op hoofdlijnen de maatregelen samenvat voor de Kaderrichtlijn Water voor de periode 2022-2027, en betreft de KRW-beslisnota 2022-2027 d.d. 23 november 2021 van het Wetterskip Fryslân, beide te vinden op http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704864;
- 19
Landschapselementen: hout, water en overige landschappelijke elementen en die omschreven staan in de visie Grutsk op ‘e Romte, de Landschapstypenkaart, of Cultuurhistorische Kaart zoals deze weergegeven zijn op respectievelijk www.fryslan.frl/grutsk, (cultuurhistorische kaart) www.fryslan.frl/chk en www.fryslan.frl/landschapstypenkaart;
- 20
Landschapstypen: landschapstypen zoals aangegeven in de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte en op de digitale Landschapstypenkaart van de provincie Fryslân, www.fryslan.frl/grutsk en www.fryslan.frl/landschapstypenkaart;
- 21
Natuurvriendelijk inrichten: door middel van inrichting optimaal habitat/leefgebied creëren voor waterplanten, waterrietgroei, vis en overige waterdieren, waarbij het grootste deel in potentie begroeibaar is voor waterplanten
- 22
Niet productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;
- 23
Productieve investering: investering die leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;
- 24
Regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Fryslân;
- 25
Regionaal waterprogramma: het regionale waterplan bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet, waarin de provincie de hoofdlijnen van het in Fryslân te voeren waterbeleid vastlegt, voor de periode 2022-2027. Dit beleid is gericht op de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast en de inrichting van watersystemen met voldoende en schoon water. Het Regionaal waterprogramma is door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld in de 1e week van juli 2022 en is te vinden onder de volgende link https://www.fryslan.frl/regionaal-waterprogramma;
- 26
SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.
- 27
Topografische kaart 1950: te vinden via www.topotijdreis.nl, selecteren op jaartal;
- 28
Vasthouden van water: het tijdelijk of gedurende langere tijd opslaan van water om schade als gevolg van wateroverlast en/of watertekorten tegen te gaan;
- 29
Vispassage: voorziening die het voor vissen mogelijk maakt obstakels als stuwen, gemalen en dergelijke te passeren;
- 30
Waterkwaliteitsbaggeren: het verwijderen van nutriëntenrijke bagger ter verbetering van de waterkwaliteit;
- 31
Watersystemen: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
-
1. Overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 1 onder b van de regeling kan subsidie worden verstrekt voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.
-
2. Overeenkomstig artikel 2.6.1 tweede lid van de regeling kan subsidie uitsluitend worden verstrekt als de activiteit betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:
- a.
bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;
- b.
bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;
- c.
bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.
- a.
-
3. Een integraal gebiedsplan zoals bedoeld in lid 1, bestaat uit minimaal één van de volgende activiteiten:
- a.
productieve investeringen groen-blauw en dierenwelzijn als bedoeld in artikel 2.2.2 van de regeling;
- b.
niet productieve investeringen op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 2.3.1 van de regeling en uitsluitend voor de in Bijlage 1 genoemde investeringsmaatregelen;
- c.
niet productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 2.4.1 van de regeling en uitsluitend voor de in Bijlage 1 genoemde investeringsmaatregelen;
- d.
bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a van de regeling;
- e.
voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;
- f.
ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 van de regeling dienend aan de doelen van het gebiedsplan;
- g.
draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.
- a.
Artikel 3 Doelgroep
In overeenstemming met artikel 2.6.3, tweede lid van de regeling kan subsidie zoals bedoeld in artikel 2 worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.
Artikel 4 Samenwerkingsverband
-
1. Een samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 3 bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer.
-
2. Overheden kunnen geen penvoerder zijn, maar kunnen wel deelnemer zijn in een samenwerkingsverband.
-
3. Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het te schrijven gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2 van de regeling.
Artikel 5 Openstellingsperiode
-
1. Subsidieaanvragen voor activiteiten zoals bedoeld in dit openstellingsbesluit kunnen worden ingediend van 31 juli 2025 9:00 uur tot en met 30 januari 2026 17:00 uur.
-
2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal: http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.
Artikel 6 Subsidieplafond
Het beschikbare subsidieplafond voor de periode zoals bepaald in artikel 4, eerste lid, van dit openstellingsbesluit bedraagt € 10.000.000,--, bestaande uit € 5.700.000,-- provinciale middelen (57%) en € 4.300.000,-- Europese middelen (ELFPO) (43%).
Artikel 7 Hoogte subsidie
-
1. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 600.000,-- en maximaal € 2.300.000,--.
-
2. Overeenkomstig artikel 2.6.9 van de regeling bedraagt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid:
- a.
40% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a;
- b.
100% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, die niet zijn gericht op het watersysteem;
- c.
70% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, die zijn gericht op het watersysteem;
- d.
100% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit;
- e.
70% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit;
- f.
80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder d;
- g.
100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e;
- h.
100% van de kosten voor het ontwikkelen of beproeven van innovaties, voor zover het geen investeringen betreft, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder f;
- i.
100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder g;
- a.
-
3. In afwijking van het tweede lid, onder h, bedraagt de subsidie 40% van de kosten voor investeringen in bedrijfsmiddelen indien deze deel uitmaken van het ontwikkelen of beproeven van innovaties.
-
4. De subsidie voor de som van de kosten bedoeld in het tweede lid, onder g of i, bedraagt maximaal 25% van de totale subsidie.
-
5. Op de subsidie zoals bedoeld in het eerste lid zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de regeling van toepassing.
Artikel 8 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie komen uitsluitend de kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e en artikel 1.10 onder e van de regeling in aanmerking.
-
2. Overeenkomstig artikel 2.6.7 van de regeling worden de subsidiabele kosten, berekend op basis van artikel 1.9a van de regeling.
-
3. De tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid onder b van de regeling zijn niet van toepassing.
Artikel 9 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.10 en overeenkomstig artikel 2.6.8 van de regeling komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
- a.
kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer in de aanleg en/of verbetering van infrastructuur (wegen, vaarwegen, wandel- en fietspaden), met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren;
- b.
eventuele afvoer- en stortkosten van vrijkomende grond, puin of bagger;
- c.
het aanleggen van kruidenrijkgrasland wanneer de bemesting in het verleden en het bemestingsplan hier niet op aansluiten, hierbij dient rekening te worden gehouden met de notitie Kruidenrijk Greppelland: Notitie herstel kruidenrijk greppelland;
- d.
plant- en zaaigoed dat niet inheems of autochtoon is.
Artikel 10 Subsidievereisten aanvraag
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
- 1.
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportal dat bereikbaar is via de website van http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.
- 2.
Onverminderd artikel 1.6 en artikel 2.6.5 tweede lid, van de regeling en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de regeling liggen aan het project ten grondslag:
- a.
een volledig ingevuld projectplan conform format SNN;
- b.
een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd met een toelichting bijvoorbeeld door middel van één of meerdere offertes, een SSK of een duidelijk kostenoverzicht op basis van de Catalogus Groenblauwe Diensten;
- c.
een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, met inbegrip van een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
- d.
een integraal gebiedsplan bestaande uit:
- i.
een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;
- ii.
een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd;
- iii.
aangetoond draagvlak uit het gebied;
- iv.
een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;
- v.
een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;
- vi.
een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;
- vii.
een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;
- viii.
een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.
- i.
- a.
Artikel 11 Aanvraag
-
1. Indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten, bevat de subsidieaanvraag een omschrijving van de benodigde vergunningen, waarin deze omgevingseffecten worden getoetst, die voor de uitvoering dienen te worden verkregen.
-
2. In aanvulling op artikel 9 bevat een subsidieaanvraag die ziet op maatregelen uit Bijlage 1 van dit openstellingsbesluit:
- a.
een onderbouwing van de noodzaak van grond- en bodembewerking zoals ontgraven, ploegen, herprofileren, spitten of frezen en wat er met eventueel vrijkomende grond gebeurt, waarbij dit in ieder geval niet mag leiden tot demping van sloten of greppels elders;
- b.
een toelichting waaruit blijkt dat de verwezenlijking van de landschappelijke en cultuurhistorische doelstellingen zo veel mogelijk in combinatie met doelstellingen ten aanzien van flora en/of fauna en/of indien van toepassing water, worden behaald;
- c.
een beschrijving, indien van toepassing, waaruit blijkt dat het binnen een activiteit te gebruiken zaai- en of plantmateriaal inheems, is en passend bij de betreffende bodemsoort. Indien er voor het gebied een bestaand beheer- of inrichtingsplan en/of een historisch ontwerp aanwezig is dient te worden beschreven dat het hierop aansluit;
- d.
een archeologische onderbouwing, rapport of procesvereiste, indien van toepassing, waaruit blijkt dat de activiteiten geen archeologische bezwaren op zullen leveren, voor activiteiten binnen aanvragen die vallen onder Bijlage 1, maatregel 4 met betrekking tot pingoruïnes en dobben, maatregel 6 met betrekking tot sloten rond terpen en maatregel 8 met betrekking tot omgrachting;
- e.
een toelichting van de noodzakelijkheid van het grondwerk en een toelichting wat er met eventueel vrijkomende grond is gebeurd, waarbij dit in ieder geval niet mag hebben geleid tot demping van sloten of greppels elders;
- f.
een beschrijving waaruit blijkt dat het aan te leggen kruidenrijk grasland onder maatregel 10 aansluit bij de bemesting in het verleden en het bemestingsplan en een toelichting dat gebruik wordt gemaakt van een meerjarig mengsel;
- g.
een toelichting, indien van toepassing, waaruit blijkt of de uit te voeren watermaatregelen wel of geen invloed hebben op de beschikbaarheid van water en daarmee sprake is van 70% of 100% subsidie voor de watermaatregelen;
- h.
een toelichting voor maatregel 14 tot en met 17 waaruit blijkt dat de uit te voeren watermaatregelen zijn toegestaan op de projectlocatie. Hiervoor kan de kaart in de maatregelenlijst worden gebruikt en de bijhorende tabel in de toelichting op Bijlage 1.
- a.
-
3. Er wordt gebruik gemaakt van kaarten van de situatie van voor 1950 waaruit blijkt dat het herstel overeenkomstig deze kaarten is, voor activiteiten binnen aanvragen die vallen onder Bijlage 1, maatregel 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11:
- a.
het herstel mag afwijken van deze kaarten wanneer wordt onderbouwd met stukken en/of kaarten dat dit landschap historisch gezien ook tot een passende situatie leidt.
- a.
-
4. Voor aanvragen betreffende Bijlage 1 maatregel 1 dient te worden aangetoond dat het dorp of het buurtschap niet meer dan 10.000 inwoners heeft.
-
5. Het herstel en bescherming van cultuurlandschappelijke begreppeling of bolle graslandakkers (maatregel 10 onderdelen a en b) is alleen subsidiabel indien dit wordt gecombineerd met het herstel van kruidenrijk grasland zoals opgenomen in dezelfde maatregel.
Artikel 12 Selectiecriteria, weging en rangschikking
-
1. Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder b van de regeling in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de regeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren:
Selectiecriterium
Wegingsfactor
Te behalen punten
Maximum per criterium
a
Ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen
2
0-5
10
b
Diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen
2
0-5
10
c
Draagvlak voor het gebiedsplan
4
0-5
20
d
Effectiviteit van de activiteit
4
0-5
20
e
Efficiëntie van uitvoering van de activiteit
2
0-5
10
f
Haalbaarheid van de activiteit
1
0-5
5
g
Mate van urgentie van de activiteit
3
0-5
15
Maximumaantal te behalen punten
90
-
2. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde:
1) Draagvlak voor het gebiedsplan, 2) Effectiviteit van de activiteit, 3) Urgentie van de activiteit, 4) Efficiëntie van de uitvoering, 5) Diversiteit van de partijen, 6) Ambitie van het plan en 7) Haalbaarheid van de activiteit. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.
-
3. Indien van toepassing toetst de adviescommissie of bij de watermaatregelen die op landbouwgronden worden uitgevoerd sprake is van 70% of 100% subsidie op basis van de toelichting die is aangeleverd door de aanvrager met betrekking tot de invloed op de beschikbaarheid van water.
Artikel 13 Voorschot en deelbetaling
-
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.17 van de regeling kan een voorschot worden aangevraagd. Het voorschot bedraagt maximaal 50% van de verleende subsidie. De hoogte van het voorschot kan op een later moment niet meer worden gewijzigd.
-
2. Het aanvragen van een deelbetaling is mogelijk. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.18 van de regeling kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een deelbetaling worden ingediend, waarop een uitbetaling kan plaatsvinden.
-
3. Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 van de regeling en deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18 tweede en derde lid van de regeling bedragen overeenkomstig artikel 1.18 vijfde lid van de regeling tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.
Artikel 14 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien:
- a.
niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 1.6 van de regeling of artikel 9 van het openstellingsbesluit;
- b.
de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 4 van dit openstellingsbesluit;
- c.
de aanvrager niet voldoet aan de omschrijving onder artikel 3 van dit openstellingsbesluit;
- d.
overeenkomstig met artikel 6 van deze openstelling na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 600.000,--;
- e.
de aanvraag niet voldoet aan de subsidiabele activiteiten zoals beschreven in artikel 2;
- f.
de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaande samenwerking, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor de reeds bestaande samenwerking;
- g.
indien een aanvraag minder dan 54 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
Artikel 15 Verplichtingen
-
1. In aanvulling op artikel 1.15 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de vaststelling binnen drie jaar na datum subsidieverlening of, indien dat eerder is, uiterlijk op 31 december 2028 in te dienen.
-
2. Een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag bevat, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21 van de regeling een opgave van de gerealiseerde resultaten.
-
3. In aanvulling op artikel 1.15 en overeenkomstig artikel 2.6.11 van de regeling is de subsidieontvanger, bij het opnemen van activiteiten zoals beschreven in artikel 2, derde lid, onder f, verplicht de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.
-
4. Voor activiteiten zoals beschreven in artikel 2, derde lid, sub e (kavelruil) dient rekening te worden gehouden met artikel 12.47 van de Omgevingswet.
-
5. Het eventueel vrijkomen van grond binnen het project mag niet leiden tot demping van sloten of greppels elders.
-
6. In aanvulling op artikel 1.15 derde lid onder d van de regeling is subsidieontvanger verplicht de niet productieve investeringen in stand te houden voor tien jaar, met uitzondering van Bijlage 1, maatregel 2 in welk geval de instandhoudingsverplichting minimaal drie jaar bedraagt, vanaf het moment van vaststellingsbrief.
-
7. Maatregel 2 van Bijlage 1 verplicht een (spuit)vrije bufferzone van minimaal 50 meter waarin geen gewasbeschermingsmiddelen (glyfosaat, herbiciden, insecticiden, fungiciden en/of biociden) worden toegepast gedurende de instandhoudingsperiode (dit geldt ook indien naastgelegen perceel van een andere eigenaar en/of beheerder is). Daarnaast wordt in deze spuitvrijzone geen zaai- en plantmateriaal toegepast dat is behandeld met gewasbeschermingsmiddelen.
-
8. Voor de duur van minimaal de termijn van de instandhoudingsplicht is het herstelde pad, waaraan subsidie is verleend onder Bijlage 1 maatregel 11, opengesteld voor wandelaars, behoudens eventuele beperkingen tijdens het broedseizoen. Daarnaast heeft het Recreatieschap bij investeringen die vallen onder Bijlage 1 maatregel 11 toestemming om langs het pad markeringen te plaatsen en deze te onderhouden.
Artikel 16 Slotbepalingen
-
1. Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst;
-
2. De bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.
Artikel 17 Citeertitel
Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 19 november 2024
Voorzitter
drs. A.A.M. Brok
Secretaris
drs. ing. J.J. Algra
Bijlage 1 Maatregelenlijst herstel en inrichting van het Friese landelijk gebied
Inrichtingsmaatregel |
Geografische begrenzing op basis van landschapstypenkaart, Cultuurhistorische Kaart, topografische kaart of Natuurbeheerplan |
Subsidiabele activiteit |
1. Herstel en aanleg groenstructuren in dorpen en buurtschappen |
Alle kernen en buurtschappen die op de website www.topotijdreis.nl op de kaartlaag 2023 met vette letters zijn aangegeven (bij een schaalgrootte van 0,2 km) en die op het moment van aanvragen minder dan 10.000 inwoners hebben. Voor kernen is deze maatregel begrensd in de rand van 100m ter weerszijden van de grens “buiten bestaand stedelijk gebied” zoals aangegeven in de Omgevingsverordening Fryslân www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart met betrekking tot de provincie Fryslân. Deze beperking geldt niet voor de kleinere buurtschappen die niet binnen een grens “buiten bestaande stedelijk gebied vallen”. |
Deze maatregel betreft het herstellen en inrichten van groenstructuren op landbouwgronden. Hiervoor zijn de volgende activiteiten subsidiabel:
|
2. Aanleg en herstel akker-, grasland-, en/of struweelranden en vogel- en/of wintervoedselakkers |
Leefgebieden open grasland, open akker en dooradering. De inrichtingsmaatregel vindt plaats binnen een (spuit)vrij perceel waarin geen gewasbeschermingsmiddelen (glyfosaat, herbiciden, insecticiden, fungiciden en/of biociden) worden toegepast gedurende de instandhoudingsperiode. |
Deze inrichtingsmaatregel betreft de fysieke inrichting van onder andere: het ploegen, herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen van een akker- gras- en/of struweelrand en vogelakker en wintervoedselakker. De randen dienen minimaal 6 meter breed te zijn. Onder de subsidiabele activiteit valt ook het inzaaien van een meerjarig kruidenrijkmengsel en een doorzaai of een verplaatsing binnen de projectperiode. De inrichtingsmaatregel wordt bij voorkeur uitgevoerd in combinatie met struweelranden. |
3. Herstel van bestaande en verdwenen (elzen) singels, lanen, houtwallen, (voeder)heggen, hagen, bosjes en solitaire bomen. |
Landschapstypen: Woudenlandschap, Heideontginning, Hoogveenontginning, Binnenduinrand, Stuwwallandschap en Fries Essenlandschap. Daarnaast het landschapstype kwelderwal voor zo ver gelegen in de gemeenten Waadhoeke en Noardeast-Fryslân, indien met kaarten wordt aangetoond dat er op betreffende percelen elzensingels aanwezig zijn, of zijn verdwenen. Dit moet in de aanvraag duidelijk worden onderbouwd. |
Herstel betreft de fysieke inrichting van onder andere: de aanplant van bomen en struiken, het ploegen, herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen. |
4. Herstel drenkpoelen pingoruïnes, dobben |
Drenkpoelen in landschapstypen kweldervlakte, kwelderwal, oude zeepolders, jonge zeepolders en binnenduinrand; Pingoruïnes en dobben in landschapstypen Woudenlandschap, Heideontginning, Hoogveenontginning, Stuwwallandschap en Fries Essenlandschap. Alle bovengenoemde gebieden inclusief een randzone van 500 meter. |
Betreft de fysieke inrichting van onder andere: het herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen. De diameter dient voor drenkpoelen minimaal 10 meter en maximaal 20 meter te bedragen en de vorm dient aan te sluiten op nog bestaande drenkpoelen. |
5. Herstel agrarische erven |
Boerenerven in gebruik van een agrarisch bedrijf of voormalige boerenerven die niet meer in gebruik zijn als agrarisch bedrijf. De inrichtingsmaatregel geldt voor het hele erf, als (tenminste een deel van het erf) buiten de bebouwde kom is gelegen. |
Betreft de fysieke inrichting van onder andere: herstel, aanleg en eenmalig groot onderhoud van erfbeplanting, omgrachting en voorzieningen zoals bomenrijen/windsingels rond stallen, boomgaard, inrichting bijenweide, kruidenstrook, voederhagen aansluitend op het boerenerf en andere maatregelen. |
6. Herstel historische waterlopen |
Alle landschapstypen. Huidige hoofdwatergangen van Wetterskip Fryslân zijn uitgesloten. In sommige gevallen kan een vergunning van het Wetterskip nodig zijn voor het uitvoeren van de maatregel. |
Herstel van historische waterlopen betreft de fysieke inrichting van historische vaarwegen, opvaarten, hoogveenontginningswijken, sloten rond kruinige percelen en terpen en cultuurlandschappelijk waardevolle slotenpatronen. De maatregelen kunnen zowel kwantitatief (nieuw te graven waterloop) of kwalitatief (herstel bestaande waterloop, waarbij geen effect op de waterbeschikbaarheid plaatsvindt) zijn. In sommige gevallen is er een koppelkans met klimaatadaptatie, voor het verbeteren van de aan- en afvoer van water, waterberging en zoetwatervoorraad. Onder de fysieke inrichting valt onder andere:
|
7. Herstel en aanleg ‘túnwallen’ |
Landschapstypen stuwwallandschap en Friese essenlandschap voor zover gelegen in de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat en Nijefurd. |
Herstel en aanleg betreft de fysieke inrichting. Hieronder valt onder andere: herprofileren of spitten, opwerpen en ophogen, frezen, inzaaien en rollen volgens oorspronkelijk historisch profiel. |
8. Herstel en aanleg landgoederen, buitenplaatsen, state- of kloosterterreinen |
Landgoederen, buitenplaatsen, state- of kloosterterreinen al of niet (deels) aanwezig en die aangegeven staan op de volgende kaartlagen van de provinciale Cultuurhistorische Kaart:
Of aantoonbaar overeenkomstig andere historische kaarten. |
Herstel en aanleg betreft de fysieke inrichting. Hieronder vallen onder andere historische lanen of andere beplanting, historische paden met bijbehorende bruggetjes, historische waterpartijen, omgrachting van (voormalige) state- en kloosterterreinen en/of eenmalig baggeren van waterpartijen voor verbetering biodiversiteit en waterkwaliteit. Ook kan dit fysieke maatregelen ten behoeve van de verbetering van de waterbeheersing betreffen zoals kunstwerken, dammen en stuwen, wanneer dit bijdraagt aan integraal herstel van het terrein. |
9. Herstel historische dijkbiotoop: dijklichaam, grenssloot, struweel, kolken, dijkcoupures, schotbalkhuisjes, dijkdoorgangen, beplanting |
Historische dijken zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Kaart op de kaartlaag dijken of als dijklichaam aantoonbaar op historische kaarten van voor 1950, met een randstrook van 25 meter. Begrenzing overeenkomstig Cultuurhistorische Kaart. Alle landschapstypen. |
Herstel historische dijkbiotoop: dijklichaam, grenssloot, struweel, kolken, dijkcoupures, schotbalkhuisjes, dijkdoorgangen, beplanting betreft de fysieke inrichting. De geformuleerde doelstelling is een combinatie van in ieder geval landschappelijke en cultuurhistorische doelstellingen bij voorkeur in combinatie met doelstellingen voor flora en/of fauna. Hieronder valt onder andere: herprofileren of spitten, opwerpen en ophogen, frezen, inzaaien en rollen volgens oorspronkelijk historisch profiel en overeenkomstig nog bestaande dijkrestanten. |
10. Herstel en aanleg kruidenrijk greppellland en kruinige percelen |
Kruidenrijk greppelland: alle landschapstypen Kruinige percelen: landschapstypen 'kwelderwal', 'kweldervlakte', 'oude zeepolder' en 'jonge zeepolder' in de gemeenten Harlingen, Waadhoeke, Noardeast Fryslân en Súdwest Fryslân ten noorden van de A7. |
Onder de fysieke inrichting valt onder andere: het ploegen, herprofileren of spitten, frezen, inzaaien en rollen. Voor herstel en aanleg van kruidenrijk greppelland kan gekozen worden voor:
Onderdelen a en b mogen uitsluitend worden uitgevoerd in combinatie met inrichtingsmaatregel herstel kruidenrijk grasland overeenkomstig de voorwaarden uit paragraaf 3.7 van de notitie “Kruidenrijk Greppelland”. Ook mag dit in combinatie met spontaan herstel kruidenrijk grasland zonder inrichtingsmaatregelen als grondwerk en inzaaien wanneer de bemestingssituatie overeenkomt met de notitie “Kruidenrijk Greppelland”. Voor onderdelen a en b is bestaand kruidenrijk grasland en bestaand cultuurlandschappelijk greppelland uitgesloten. Alleen in aanmerking komen vlakke greppelloze of nagenoeg greppelloze percelen (greppels die >30m van elkaar gelegen zijn). Herstel kruidenrijk grasland mag ook zonder combinatie met herstel greppelland worden uitgevoerd indien dit wordt gecombineerd met één of meerdere van de andere categorieën uit deze bijlage. Bestaand kruidenrijk grasland is uitgesloten. |
11. Herstel en aanleg historische paden |
Verdwenen paden aangegeven op en overeenkomstig de kaartlaag Oude paden Nieuwe wegen van de Cultuurhistorische Kaart. |
Aanleg en herstel ten behoeve van toegankelijk maken door middel van voorzieningen als hekjes, veeroosters, bruggetjes en beperkte en incidentele (semi-) verhardingen. Er mag afgeweken worden van de kaartlaag “Oude paden Nieuwe wegen” indien aangetoond is dat de aanleg noodzakelijk is om een toevoeging op het wandelknooppuntennetwerk te realiseren. |
12. Voorkomen van oeverafkalving |
(Innovatieve) maatregelen waarmee het afkalven van oevers wordt voorkomen, baggeraanwas wordt geremd en de oevervegetatie en biodiversiteit wordt gestimuleerd. |
Mogelijke maatregelen zijn het op een landschappelijk goed ingepaste manier voorkomen van het ‘vertrappen’ van oevers door vee. Bijvoorbeeld door (historische) drenkpoelen te herstellen, waterdrinkbakken te realiseren, oevers af te rasteren (hekken of hagen, heggen, etc), het plaatsen van ‘biokratten’ of tijdelijke gaaskooien, het gebruik maken van kokosrollen of vegetatiematten om de groei versneld op gang te brengen of andere maatregelen waarmee de oevervegetatie en doorworteling van de oeverzone wordt hersteld, zodat oevers minder kwetsbaar worden voor afkalving. |
13. Aanleg natuurvriendelijke en flauwe oevers |
Leefgebieden open akkers, open grasland en natte dooradering. Deze maatregel kan in hoofdwatergangen alleen worden ingezet met instemming van het waterschap. Landschapstypen kwelderwallen en oeverwallen, zijn uitgesloten, tenzij aan de hand van een hoogtekaart aangegeven wordt dat de betreffende gronden een voormalige slenk of priel betreft. |
De aanleg van natuurvriendelijke oevers betreft de fysieke inrichting waaronder onder andere valt: het herprofileren van de oevers en uitvoeren van overige noodzakelijke inrichtingsmaatregelen t.b.v. de geformuleerde doelstelling. De geformuleerde doelstelling is een combinatie van in ieder geval landschappelijke en/of cultuurhistorische doelen, eventueel in combinatie met het creëren van foerageergebied. |
14. Verbreden van sloten en verflauwen van oevers |
Verbreden van sloten en verflauwen van oevers, zodat het slootprofiel beter aansluit bij de natuurlijke situatie. Dat komt de biodiversiteit en waterkwaliteit ten goede, verbetert het watervasthoudend vermogen van een gebied en draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast. |
Een sloot kan in zijn geheel worden verbreed waardoor ook meer ruimte ontstaat voor natuurvriendelijk beheer en onderhoud en/of het talud kan worden verflauwd. Dat biedt meer ruimte voor waterberging én een natuurlijker verloop van de oever, wat bijdraagt aan de biodiversiteit. Een taludverflauwing kan onder en/of boven streefpeil worden vormgegeven. Deze investeringen worden uitgevoerd in het watersysteem. In zandgebieden kan deze maatregel alleen worden toegepast in combinatie met verondieping omdat de maatregel anders een verdrogende werking heeft. Hier kan ook aandacht worden gegeven aan hoogwatercircuits (bebouwing, weidevogelgebieden) welke slecht op peil kunnen worden gehouden. Soms is de aanvoercapaciteit in het systeem hierbij een knelpunt. Met het verbreden van watergangen kan hier een oplossing voor worden gevonden. In de aanvraag wordt onderbouwd dat het profiel van de te verbreden sloot aansluit op het oorspronkelijke karakteristieke profiel in de directe omgeving. Deze maatregelen mogen alleen uitgevoerd worden in de gebieden zoals aangegeven op de kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025, zie Kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025. |
15. Peilverhogingen of opheffen bemalingen |
Opzetten van waterpeilen draagt bij aan het vergroten van de zoetwatervoorraad. Verlies aan waterbergingscapaciteit zal moeten worden gecompenseerd door de combinatie met waterbergingsmaatregelen, bijvoorbeeld met de eerder benoemde categorieën 6, 13 en 14. De maatregel kan ook een bijdrage leveren aan het vergroten van leefgebied voor weidevogels. Voor deze maatregel kan een vergunning van het waterschap nodig zijn. In zandgebieden is het van belang dat met deze maatregel geen versnelde afvoer van regenwater naar het oppervlaktewater wordt gecreëerd. |
Subsidiabel zijn de investeringen die gedaan kunnen worden om de opzet van waterpeilen mogelijk te maken, zoals de aanleg van duikers en stuwen, opheffen bemalingen en het vergraven van watergangen. Bij duikers ligt tenminste 1/3e deel van de doorsnede van de duiker boven de waterspiegel. Deze maatregelen mogen alleen uitgevoerd worden in de gebieden zoals aangegeven op de kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025, zie Kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025. |
16. Verhogen van slootbodems en duikers |
Met het verhogen van slootbodems wordt het verontdiepen van sloten bedoeld. Met het verhogen van duikers wordt bedoeld dat de binnenonderkant buis (bob) hoger komt te liggen. Deze maatregelen dragen bij aan waterconservering doordat de ontwateringsbasis omhoog wordt gebracht. Voor deze maatregel is een vergunning van het waterschap nodig. |
Investeringen voor het verontdiepen van sloten, zoals grondverzet en het verhogen van de duikers. Voor de toe te passen grond mag alleen gebiedseigen grond worden ingezet. Uitgangspunt is dat het natte profiel van de watergang gelijk blijft (combinatie met verbreding van de watergang). Deze maatregelen mogen alleen uitgevoerd worden in de gebieden zoals aangegeven op de kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025, zie Kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025. |
17. Plaatsen van stuwen |
Voor deze maatregel is een vergunning van het waterschap nodig. Het plaatsen van stuwen is een maatregel om water te conserveren op hogere droogtegevoelige zandgronden. |
Deze maatregelen mogen alleen uitgevoerd worden in de gebieden zoals aangegeven op de kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025, zie Kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025. Subsidiabel zijn de kosten van de stuw en de kosten van de aanleg. |
18. Het toepassen van hydromorfologische maatregelen in de beken |
Voor deze maatregel is mogelijk een vergunning van het waterschap nodig en mag alleen in overleg met het Wetterskip worden uitgevoerd. |
Het gaat hierbij om kleinschalige ingrepen zoals het toepassen van grind in de beken, inbrengen van dood hout, aanleg van luwe ondiepe zones, stoorstenen, grindbedden, ruigtes e.d. of het aanplanten van begeleidende beekvegetatie langs de beken. |
19. Waterkwaliteitsbaggeren in KRW-meren, -plassen en -kanalen |
Voor deze maatregel is een vergunning van het waterschap nodig. |
Het gaat hierbij om een, in de tijd, eenmalige ingreep in het watersysteem waarmee door het verwijderen van nutriëntenrijke bagger de waterkwaliteit weer op het vereiste niveau voor het halen van de KRW-doelen wordt gebracht. |
20. Het aanleggen van vispassages |
Voor deze maatregel is mogelijk een vergunning van het waterschap nodig en mag alleen in overleg met het Wetterskip worden uitgevoerd. |
Men dient bij het aanleggen van een vispassage rekening te houden met de technische en ecologische randvoorwaarden, inpassing in de omgeving en geldende wet- en regelgeving. |
21. Het nemen van maatregelen om oppervlaktewater te zuiveren |
Voor deze maatregel is mogelijk een vergunning van het waterschap nodig. |
Maatregelen om oppervlaktewater te zuiveren kunnen bestaan uit helofytenfilters, vloeibedden of bijvoorbeeld defosfatering van het oppervlaktewater. |
22. Het aanleggen van voorzieningen om nutriëntenrijk slib af te vangen |
Voor deze maatregel is mogelijk een vergunning van het waterschap nodig. |
Mogelijke voorzieningen zouden bufferzones of natuurlijke filterzones kunnen zijn. Men dient rekening te houden met de bron, doel, inrichting, beheer en wetgeving. Ook het natuurvriendelijk inrichten van oevers (talud 1:3 of flauwer) of het inrichten van zogenaamde boerenoevers (talud 1:7 of flauwer, met grasland) kan bijdragen aan het remmen van de baggeraanwas. |
23. Het nemen van maatregelen waarmee de toevoer van nutriëntenrijk water wordt voorkomen en/of verminderd |
Voor deze maatregel is mogelijk een vergunning van het waterschap nodig. |
Met deze maatregel wordt ingezet op om vervuilingsbronnen aan te pakken voordat ze het water bereiken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de aanleg van (natte) bufferstroken- en of zones. |
24. Aanleg visvriendelijke kunstwerken |
Voor deze maatregel is mogelijk een vergunning van het waterschap nodig en mag alleen in overleg met het Wetterskip worden uitgevoerd. |
Hierbij dient rekening te worden gehouden met de visecologie, technisch ontwerp, beheer en bestaande normen en richtlijnen. |
25. Behoud en herstel cultuurlandschappelijke eilandjes |
Eilandjes in de meren en poelen in de landschapstypen veenweidegebieden of veenderijen. |
Subsidiabel zijn de investeringen voor oeverbescherming zoals beschoeiingen. |
26. Herstel bunkers, aardwerken en ander militair erfgoed |
Bunkers, aardwerken of ander militair erfgoed die een onderdeel zijn van objecten, linies of stellingen uit de Erfgoedatlas van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (Erfgoedatlas | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ) |
Subsidiabel zijn investeringen voor het herstellen, uitgraven, conserveren of het treffen van voorzieningen uitsluitend indien dit aansluit op een geformuleerde natuurdoelstelling binnen het geldende natuurbeheerplan voor specifieke hieraan gerelateerde flora of fauna zoals vleermuizen of mossoorten voor de betreffende locatie. |
Toelichting Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân
Algemeen
Dit is een openstelling in de Provincie Fryslân waarmee agrariërs en andere gebiedspartners middels deze interventie worden uitgenodigd en gefaciliteerd om met elkaar een integraal gebiedsplan uit te voeren, ter versterking van de doelen op het gebied van klimaat, water en biodiversiteit. De verwachting is dat door de partners in het gebied zelf aan het roer te zetten in de versterking van hun gebied voor het doelbereik op de doelen landbouw, klimaat, water en biodiversiteit, sneller verbetering in het gebied wordt gerealiseerd dan wanneer individuele gebiedspartners afzonderlijk acties aanvragen en uitvoeren, of wanneer van bovenaf regels worden opgelegd. Door deze aanpak worden agrarisch ondernemers en andere gebiedspartijen uitgedaagd om de kansen in hun gebied echt in kaart te brengen en vervolgens gezamenlijk acties te bedenken en uit te voeren om het te versterken. Middels deze openstelling wordt steun verleend voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan.
Met deze openstelling kan invulling worden gegeven aan de provinciale doelen zoals vastgelegd in provinciaal beleid. Waaronder:
- •
Het stimuleren van het verminderen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten naar grond- en oppervlaktewater (KRW-nota en het Regionaal Waterprogramma);
- •
Het initiatiefvoorstel ‘Naar een schone en gezonde leefomgeving: afbouw gebruik van pesticiden in Fryslân 2021-2030’;
- •
Het herstellen van biodiversiteit op basis van het Herstelprogramma Biodiversiteit Fryslân;
- •
Het waterhuishoudingsplan van de provincie (Vierde Waterhuishoudingsplan, 20 april 2016 door Provinciale Staten vastgesteld;
- •
De landbouwagenda;
- •
Het werken aan gezonde bodems (bodembeleid);
- •
Een duurzame inrichting van de waterhuishouding (Regionaal Waterprogramma);
- •
Het verlagen van de stikstofuitstoot (Uitvoeringsprogramma Stikstof (UPS));
- •
Het behouden en versterken van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het koppelen daarvan aan andere opgaven (structuurvisie Grutsk op ‘e Romte, startnotitie programma landschap en ontwerp programma Erfgoed 2025-2028);
- •
Brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristieke en gezonde leefomgeving (Omgevingsvisie De Romte Diele en startnotitie vernieuwing omgevingsvisie).
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden aangevraagd voor het uitvoeren van een gebiedsplan. De aanvraag kan worden gedaan door het samenwerkingsverband voor het gebied. Het gebiedsplan kan bestaan uit activiteiten met betrekking tot niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, landschap, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven.
In dit artikel worden de niet-productieve investeringen beperkt tot herstel- en inrichtingsmaatregelen die vermeld staan in Bijlage 1. Er is voor deze maatregelen gekozen omdat die het meest effectief en haalbaar zijn uit oogpunt van zowel het herstel van landschap en natuur als de kosten. In Bijlage 1 wordt per maatregel een nadere definitie gegeven voor de activiteiten wanneer dit beleidsmatig of voor de benodigde kwaliteit nodig is. Deze maatregelen gelden alléén voor de niet-productieve investeringen. Binnen de overige investeringen zoals productief, of voor innovatie en/of kennisdeling kan breder worden ingezet dan de thema’s van de maatregelen in Bijlage 1.
Tenminste 75% van de subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan moet bestaan uit: |
Maximaal 25% van de subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan mag bestaan uit: |
|
|
De hierboven benoemde mogelijke onderdelen van een gebiedsplan zijn limitatief, maar niet cumulatief. Het is niet verplicht om alle onderdelen op te nemen in het gebiedsplan.
Voorbeelden van subsidiabele activiteiten per onderdeel zoals hierboven genoemd:
- a.
Investeringen in bedrijfsmiddelen met een effect op de economische bedrijfsvoering en gericht op de doelen water, biodiversiteit en biologische bestrijding, energie en klimaat, veehouderij en precisielandbouw. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelbare drainage, agroforestry, elektrische machines of werktuigen, vergistingsinstallaties en mestverwerkingssystemen of precisiebemesting. Deze investeringen kunnen ook worden gedaan ten behoeve van onderdeel f: voor het beproeven van innovaties.
- b.
Investeringen op landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld op het gebied van watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van infiltratiestroken parallel aan de watergangen, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers en plasdras sloten. Meer concreet kan hierbij gedacht worden aan herstel en aanleg singels, houtwallen, heggen, hagen, bosjes, solitaire bomen, pingo’s, dobben en drenkpoelen, herstel en aanleg van akkerranden, struweelranden, vogelakkers, natuurvriendelijke oevers en herstel beplanting agrarische erven.
- c.
Investeringen buiten landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering en gericht zijn op het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit, investeringen in lanen, parkbossen en paden, singels en boomwallen, groenstructuren rond dorpen en buurtschappen, waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon, herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers.
- d.
Activiteiten voor het delen van kennis en ervaring met groepen landbouwers, dit kunnen trainingen, workshops, coachingsactiviteiten, voorlichtingsacties of demonstraties zijn. Hierbij kan verder gedacht worden aan bewustwording en educatie over kringlooplandbouw en toekomstig boeren. Bijeenkomsten om te leren samenwerken met alle partijen in het gebied vanuit de gedachten doelsturing en gezamenlijk eigenaarschap, wat zijn de doelen en opgaven in het eigen gebied en hoe kan draagvlak vergroot worden? Leren wat datagedreven werken is en participatieve monitoring met bijvoorbeeld citizen science sensoring.
- e.
Activiteiten voor het ontwikkelen, doorontwikkelen, beproeven of praktijkrijp maken van nieuwe concepten, producten of diensten dienend aan de doelen van het gebiedsplan. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van kringlopen met een groep van landbouwbedrijven, ketenbenadering waaronder korte ketens, de omslag naar produceren voor biobased bouwen en promoten van de boer-burger dialoog.
De onderdelen a t/m e bedragen minimaal 75% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan.
- f.
Voor kavelruil/ruilverkaveling geldt dat de voorbereiding (bijv. analyse) en de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen.
- g.
Activiteiten voor de coördinatie van het samenwerkingsverband, het gezamenlijk opzetten en voeren van het gebiedsproces waarbij overleg en afstemmen onderdeel kunnen zijn; proces- en projectmanagement.
Onderdelen f en g bedragen maximaal 25% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan. Bij deze activiteiten kan meer algemeen gedacht worden aan kosten voor de penvoerder en inzet van personeel om de samenwerking en administratie te organiseren.
Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:
- •
Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan;
- •
De voorbereiding en uitvoering van eventuele ruilverkaveling voor de realisatie van de doelen;
- •
De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan;
- •
Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als onderdeel van het EIP);
- •
Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing).
Het integrale gebiedsplan hoeft zich ook niet te beperken tot het GLB. Voorstelbaar is dat er een groter gebiedsplan is waarbij het GLB-aandeel één van de onderdelen is in de instrumentenkoffer en in de dekking van de kosten. Plannen die provincies, waterschappen, gemeenten, boerenorganisaties hebben buiten het GLB gebruikmakend van andere regelingen en financieringsbronnen zoals omgevingsplannen, NPLG, DAW kunnen in samenhang met het GLB worden ingezet. Stapeling, paraplu financiering behoort tot de mogelijkheden zolang er niet twee of meermalen subsidie wordt verstrekt voor dezelfde activiteit. Zorgvuldigheid is hierbij van belang.
Deze regeling Uitvoering van Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling is een breed samenbindend instrument met subsidie voor investeringen en open van opzet. Het gebiedsplan kan allesomvattend zijn maar hoeft niet. Tegelijk gaat het om focus en wat realistisch haalbaar is met het oog op de beschikbare subsidiabele investeringsmogelijkheden bij uitvoering van het gebiedsplan.
Het opzetten van een samenwerkingsverband en het opstellen van een gebiedsplan via de openstelling ‘Steun voor planvorming van integrale gebiedsontwikkeling’ kan vooraf gaan aan een aanvraag onder deze openstelling voor uitvoering van het plan, maar is niet verplicht. Als een samenwerkingsverband al bestaat en een plan heeft, dat past binnen de voorwaarden van dit openstellingsbesluit, dan kan in plaats van de sub-openstelling voor planvorming direct een aanvraag bij deze subsidieopenstelling gericht op uitvoering worden ingediend.
Artikel 3 Doelgroep
De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren.
Deelnemers kunnen zijn:
- •
landbouwers,
- •
grondeigenaren,
- •
grondgebruikers,
- •
landbouworganisaties,
- •
natuur- en landschapsorganisaties,
- •
provincies,
- •
waterschappen,
- •
gemeenten, en
- •
overige natuurlijke- of rechtspersonen
Artikel 4 Samenwerkingsverband
Subsidie kan worden verleend aan nieuwe samenwerkingsverbanden en aan bestaande samenwerkingsverbanden als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer. Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het te schrijven gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder. Met een kennisaanbieder wordt bedoeld: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers.
Artikel 7 Hoogte subsidie
De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor voorbereiding en uitvoering van kavelruil en draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale subsidiabele kosten.
Voor de verantwoording van de subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan geldt dat alle kosten waarvoor subsidie is verleend verantwoord moeten worden aan de hand van een inhoudelijk en financieel verslag. In feite vindt de verantwoording van de subsidie plaats op basis van daadwerkelijk gerealiseerde kosten.
Op basis van artikel 2.6.9 van de Regeling geldt een subsidiepercentage van 100% van de subsidiabele kosten voor niet-productieve investeringen. Echter, de subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen op landbouwgronden die gericht zijn op het watersysteem. Doordat de investeringen op landbouwgrond worden uitgevoerd, heeft bij investeringen in het watersysteem de landbouwer profijt van een betere beschikbaarheid van water (dus deels productief).
Artikel 8 Subsidiabele kosten
Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e en artikel 1.10 e van de regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd en legeskosten. Voor kavelruil geldt dat kosten voor de voorbereiding (bijv. analyse) en kosten voor de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn berekend volgens de methode voor werkelijke kosten, zie hiervoor artikel 1.9a van de Regeling.
Artikel 10 Subsidievereisten aanvraag
Het gebiedsplan dient enkele aspecten te bevatten: een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied. Hier moet in naar voren komen om welk gebied het exact gaat en waarom. Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten. De uitdagingen van het gebied dienen concreet te worden geduid. Verder dient te worden aangetoond dat er draagvlak is uit het gebied door middel van bijvoorbeeld handtekeningen of andere documentatie waaruit dit blijkt.
Er dient een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan te worden aangeleverd en een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband. Het format voor een samenwerkingsovereenkomst is te vinden op de website van SNN onder de betreffende openstelling – ‘aanvraag voorbereiden’ – documenten – ‘Format samenwerkingsovereenkomst’. De structuur en governance borgt dat het samenwerkingsverband effectief uitvoering kan geven aan het gebiedsplan. De governance bevat onder andere elementen zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten. De governance bevat ook de vastlegging van de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners Het samenwerkingsverband is zo samengesteld dat de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.
Verder dient het een plan een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan, een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project en een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd te bevatten.
Mogelijk benodigde vergunningen variëren per uit te voeren maatregel en locatie van de maatregel. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan stikstof-, ontgronding-, omgevings-, of een waterschap vergunning. Let op: deze voorbeelden zijn niet limitatief! Controleer dus goed welke vergunningen (en daarbij horende doorlooptijden) benodigd zijn voor jouw project.
Artikel 12 Selectiecriteria, weging en rangschikking
Alle subsidieaanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gescoord op de zeven criteria die in artikel 10 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 54 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaalt een aanvraag minder dan 54 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het betreffende deelplafond is bereikt. De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: ambitie van het plan, diversiteit van de partijen, draagvlak, de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit en de urgentie.
Criteria voor het selecteren van subsidieaanvragen voor de uitvoering van een gebiedsplan:
- a.
ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen;
- ●
Is het passend binnen provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies, -plannen en (beleids-) programma’s en die van Waterschappen; denk aan de Friese bomen- en bossenstrategie, PPLG, Herstelprogramma biodiversiteit, provinciale stikstofaanpak en de KRW-nota’s.
- ●
Worden alle relevante (beleids-)doelen meegenomen en is dit onderbouwd met data voor de verschillende indicatoren op de gebiedskaart (hoe integraal is het plan)? Denk aan de doelen landbouw, biodiversiteit, landschap, milieu en/of klimaat; en wordt ook gekeken naar gezondheid, dierenwelzijn, sociaaleconomische versterking en het versterken van de landbouwstructuur in combinatie met andere doelen?
- ●
Zijn er nieuwe elementen in de gebiedsprocessen en extra opbrengst?
- ●
- b.
diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;
- ●
Nemen alle relevante gebiedspartijen deel zoals landbouwers, overheden, natuur- en landschapsorganisaties en andere initiatieven? Denk aan een groep boeren in een gebied, boerenorganisatie, LTO of agrarisch collectief, Ketenpartners: erfbetreders, adviseurs, toeleveranciers, afnemers; Burgers met burgerinitiatieven.
- ●
Steunen de overheden het gebiedsplan (ook financieel)?
- ●
Sluiten de samenwerkende partijen qua expertise aan bij de voorgenomen activiteiten?
- ●
- c.
draagvlak voor het gebiedsplan;
- ●
Zijn er in het gebied voldoende landbouwers die het plan ondersteunen?
- ●
Zijn er voldoende partijen die financieel bijdragen?
- ●
Hoe uit de bereidheid tot langdurige samenwerking zich naar derden?
- ●
Zijn alle relevante stakeholders betrokken?
- ●
- d.
effectiviteit van de activiteit; een project dat bijdraagt aan zowel klimaat, water, landschap, natuur en biodiversiteit, zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan klimaat.
- ●
Zijn doelen voldoende concreet uitgedrukt in een gebiedsanalyse nu (nulmeting) naar de streefbeelden straks?
- ●
Zijn de gebiedsdoelen op de juiste wijze uitgewerkt naar activiteiten zoals investeringen, kennisoverdracht en bewustwording en samenwerking voor innovatie.
- ●
In hoeverre draagt het plan daadwerkelijk bij aan de te behalen doelen?
- ●
Is inzichtelijk gemaakt welke antagonistische effecten optreden en welke maatregelen er worden genomen om deze effecten te voorkomen?
- ●
- e.
efficiëntie van uitvoering van de activiteit; gekeken wordt naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren.
- ●
Heeft de penvoerder voldoende inhoudelijke en financiële expertise, draagvlak in het gebied en financiële draagkracht (of kan hij daar anderszins over beschikken)?
- ●
Staan de kosten in de juiste verhouding tot de opbrengsten waaronder de proceskosten?
- ●
- f.
haalbaarheid van de activiteit;
- ●
Is de samenwerking goed georganiseerd en is sprake van een werkkader (duidelijke afspraken)?
- ●
Is er voldoende ruimte voor een lerende aanpak?
- ●
Wordt er gewerkt met risicoanalyses?
- ●
Is er een plan voor structurele inbedding van de resultaten na afloop (waaronder beheer- en exploitatiekosten)?
- ●
Worden benodigde vergunningen verleend en past alles in de ruimtelijke ordening van het gebied?
- ●
Is er voldoende expertise voor de activiteiten uit het gebiedsplan aanwezig in het samenwerkingsverband?
- ●
- g.
mate van urgentie van de activiteit.
- ●
Is in de regio/het gebied sprake van een (noodzakelijke) opgave voor de doelen klimaat, water, landschap, natuur en biodiversiteit, die voor een zekere termijn opgepakt moet worden
- ●
Wegingsfactoren
Er is sprake van een tender binnen deze openstelling. Voor de selectie van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, is een adviescommissie samengesteld. Aanvragen worden gescoord aan de hand van de selectiecriteria en vervolgens gerangschikt.
Artikel 14 Weigeringsgronden
Alleen de aanvragen met de minimumscore of hoger komen voor subsidie in aanmerking, voor zover het binnen het opengestelde plafond past. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan de aanvraag toekent. Voor elke aanvraag geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van de maximumaantal te behalen punten). Indien een aanvraag minder dan 54 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle aanvragen onderling te vergelijken en de beste aanvragen uit het totaalaanbod te kunnen selecteren. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de regeling.
Artikel 15 Verplichtingen
Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het gebiedsplan en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.
Indien men het ontwikkelen en beproeven van innovaties in het te schrijven gebiedsplan wil opnemen dient rekening te worden gehouden met het volgende: De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via het EIP-netwerk. Elk project wordt gemeld aan het nationale en Europese EIP netwerk. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.
Bijlage 1 Investeringslijst voor herstel en inrichting van het agrarisch cultuurlandschap
Geografische duiding landschapsmaatregel
Voor de investeringsmaatregelen uit Bijlage 1 geldt een geografische duiding. Hiervoor is gekozen om de investeringen op die plek te laten plaatsvinden die de landschappelijke hoofdstructuur het beste versterken overeenkomstig de visie Grutsk op ‘e Romte. Deze maatregelen zijn goed geografisch te duiden gelet op de gedetailleerde geografische ligging van belangrijke landschappelijke elementen op grond van de Landschapstypenkaart, de provinciale Cultuurhistorische Kaart of de topografische kaarten. Grutsk op ‘e Romte en de genoemde kaarten zijn te vinden op www.fryslan.frl/grutsk, www.fryslan.frl/chk, https://www.fryslan.frl/landschapstypenkaart en www.topotijdreis.nl.
Categorie 1, toelichting gebruik kaart op website voor het vinden van de begrenzing “bestaand stedelijk gebied”.
www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart
- -
toets op “regels op de kaart”
- -
scroll op de kaart naar het dorp/buurtschap en klik op de kaart op het dorp of buurtschap
- -
klik op het tabblad “provincie” aan de linkerkant van het scherm
- -
klik op “Omgevingsverordening provincie Fryslân” aan de linkerkant van het scherm
- -
Scroll rechts in het scherm naar onderen en zet cursor op naar “Bestaand stedelijk gebied” voor 1e indruk want na klikken verdwijnt de kaart
- -
Klik op tabblad bijlagen aan de rechterkant van het scherm
- -
Klik op “bestaand stedelijk gebied”. Hierdoor wordt doorgeleid naar een andere website hierin kan opnieuw het dorp of het buurtschap worden opgezocht en is duidelijk zichtbaar wat het bestaand stedelijk gebied.
Categorie 11, herstel en aanleg historische paden, is gekozen omdat de historische padenstructuur een onlosmakelijk onderdeel van cultuurlandschappen uitmaakt en zo direct aansluit op de doelstelling genoemd onder artikel 2, lid 2 onder c voor landschappen.
Binnen categorie 12, aanleg natuurvriendelijke oevers, wordt aangeraden om gebruik te maken van de ‘Handreiking natuurvriendelijke oevers, 2009’ Handreiking natuurvriendelijke oevers | STOWA.
Geografische duiding watermaatregelen
Voor de investeringsmaatregelen 14 t/m 17 geldt een geografische duiding. De geografische duiding voor deze watermaatregelen is bedoeld om de juiste maatregel op de juiste locatie uit te voeren, dit is met name afhankelijk van het bodemtype. Zo zijn maatregelen om water vast te houden door bijvoorbeeld slootbodems te verhogen of stuwen te plaatsen met name wenselijk op droogtegevoelige zandgronden. Via Kaart watermaatregelen GLB-NSP Herstel en inrichting van het cultuurlandschap op landbouwgronden 2025 kan worden gekeken op welke locatie, welke maatregelen wenselijk en toegestaan zijn. Men kan de projectlocatie opzoeken middels de zoekfunctie rechts bovenin de pagina. Aan de linkerkant van de pagina wordt vervolgens weergeven in welk waterhuishoudkundig gebied men zich bevindt, welk bodemtype van toepassing is en welke maatregelen uitgevoerd mogen worden in het gebied. Hieronder wordt dit ook weergegeven middels een tabel, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt welke maatregelen zijn toegestaan om uit te voeren in de betreffende gebieden. Met een screenshot van de online kaartomgeving kan worden aangetoond of een maatregel is toegestaan in de beoogde projectlocatie.
Tabel 1. Geografische duiding watermaatregelen op basis van bodemsoort en waterhuishoudkundig gebied.
|
Klei |
Veen |
Zand |
Polder |
14, 15 |
14, 15 |
14, 15 |
Vrij voor de boezem |
14 |
14 |
16 |
Vrij afstromend |
n.v.t. |
15,16,17 |
15,16,17 |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl