Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân

Geldend van 28-11-2024 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 1.3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2022;

gelet op artikel 1.2 van de Regeling Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Fryslân;

BESLUITEN

Het volgende openstellingsbesluit vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op de definities, als bepaald in artikel 1.1 van de regeling, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:

  • 1.

    Biodiversiteit: alle soorten planten en dieren die voorkomen en thuishoren in het landschap, met zijn specifieke kenmerken, waar het project plaatsvindt (inheems, autochtoon);

  • 2.

    Duurzame energie: energie die niet afkomstig is van fossiele brandstoffen. Bijvoorbeeld elektrificatie van landbouwvoertuigen of groen gas. Maatregelen om fossiel energieverbruik te verminderen, zoals isolatie, vallen niet onder de definitie in deze regeling;

  • 3.

    EIP: Europees Innovatie Partnerschap;

  • 4.

    Gebiedsopgave: de maatschappelijke vraagstukken in Fryslân waar de komende jaren aan zal moeten worden gewerkt;

  • 5.

    GLB: Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) | Fryslan);

  • 6.

    Integraal gebiedsplan: een (actie)plan waarmee de gebiedsopgave wordt aangepakt. Een gebiedsplan is multidisciplinair in zowel acties als betrokken partijen;

  • 7.

    Kavelruil/ruilverkaveling: Kavelruil is een vorm van gebiedsinrichting waarbij minimaal 3 partijen vrijwillig hun onroerende zaken ruilen. In een kavelruilovereenkomst leggen zij de nieuwe verdeling van onroerende zaken vast. De inschrijving in de openbare registers van de kavelruilakte daarna leidt tot de gewenste eigendomsoverdracht;

  • 8.

    Kennisaanbieder: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers;

  • 9.

    Klimaatverandering: de verandering in het weer en het klimaat als gevolg van opwarming van de aarde, waaronder langere perioden van droogte, intensievere neerslag, stijging van de zeespiegel en een gemiddeld hogere temperatuur. Aanpassing aan de klimaatverandering betekent dat maatregelen worden genomen in (niet uitputtend) de bedrijfsvoering of waterhuishouding waarmee gebieden minder gevoelig worden voor de consequenties van klimaatverandering. Beperking van klimaatverandering wordt ook wel klimaatmitigatie genoemd en betekent dat de uitstoot van broeikasgassen (waaronder CO2 en methaan) wordt verminderd.

  • 10.

    Koolstofvastlegging: maatregelen waarmee koolstof wordt vastgehouden/opgeslagen. Bijvoorbeeld door het verhogen van het organisch stofgehalte in landbouwbodems, gewaskeuze of aanleg van bomen en houtige vegetatie;

  • 11.

    KRW: Kaderrichtlijn Water, de Europese richtlijn die tot doel heeft uiterlijk in 2027 een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken in alle Europese oppervlaktewateren en grondwateren en de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen;

  • 12.

    KRW-nota’s: betreft de Notitie KRW in Fryslân, de nota waarin de provincie Fryslân de doelen en op hoofdlijnen de maatregelen samenvat voor de Kaderrichtlijn Water voor de periode 2022-2027, en betreft de KRW-beslisnota 2022-2027 d.d. 23 november 2021 van het Wetterskip Fryslân, beide te vinden op http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704864;

  • 13.

    Niet productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • 14.

    Productieve investering: investering die leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • 15.

    Regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Fryslân;

  • 16.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 1 onder b van de regeling kan subsidie worden verstrekt voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.

  • 2. Overeenkomstig artikel 2.6.1 tweede lid van de regeling kan subsidie uitsluitend worden verstrekt als de activiteit betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:

    • a.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • b.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • c.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.

  • 3. Een integraal gebiedsplan zoals bedoeld in lid 1, bestaat uit minimaal één van de volgende activiteiten:

    • a.

      productieve investeringen groen-blauw en dierenwelzijn als bedoeld in artikel 2.2.2 van de regeling;

    • b.

      niet productieve investeringen op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 2.3.1 van de regeling;

    • c.

      niet productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 2.4.1 van de regeling;

    • d.

      bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a van de regeling;

    • e.

      voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;

    • f.

      ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 van de regeling dienend aan de doelen van het gebiedsplan;

    • g.

      draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 3 Doelgroep

In overeenstemming met artikel 2.6.3, tweede lid van de regeling kan subsidie zoals bedoeld in artikel 2 worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.

Artikel 4 Samenwerkingsverband

  • 1. Een samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 3 bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer.

  • 2. Overheden kunnen geen penvoerder zijn, maar kunnen wel deelnemer zijn in een samenwerkingsverband.

  • 3. Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het te schrijven gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2 van de regeling.

Artikel 5 Openstellingsperiode

  • 1. Subsidieaanvragen voor activiteiten zoals bedoeld in dit openstellingsbesluit kunnen worden ingediend van 31 juli 2025 9:00 uur tot en met 30 januari 2026 17:00 uur.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal: http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het beschikbare subsidieplafond voor de periode zoals bepaald in artikel 4, eerste lid, van dit openstellingsbesluit bedraagt € 10.000.000,--, bestaande uit € 5.700.000,-- provinciale middelen (57%) en € 4.300.000,-- Europese middelen (ELFPO) (43%).

Artikel 7 Hoogte subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 600.000,-- en maximaal € 2.300.000,--.

  • 2. Overeenkomstig artikel 2.6.9 van de regeling bedraagt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid:

    • a.

      40% van de kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a;

    • b.

      100% van de kosten van investeringen, niet gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b;

    • c.

      70% van de kosten voor investeringen, gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b;

    • d.

      70% van de kosten voor investeringen, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c;

    • e.

      100% van de kosten voor investeringen, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c;

    • f.

      80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder d;

    • g.

      100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e;

    • h.

      100% van de kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties, voor zover het geen investeringen betreft, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder f;

    • i.

      100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder g;

  • 3. De subsidie voor de kosten, genoemd in het tweede lid, onder f tot en met i, bedraagt maximaal 25% van de totale verstrekte subsidie.

  • 4. Op de subsidie zoals bedoeld in het eerste lid zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de regeling van toepassing.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen uitsluitend de kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e en artikel 1.10 onder e van de regeling in aanmerking.

  • 2. Overeenkomstig artikel 2.6.7 van de regeling worden de subsidiabele kosten, berekend op basis van artikel 1.9a van de regeling.

  • 3. De tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid onder b van de regeling zijn niet van toepassing.

Artikel 9 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.10 en overeenkomstig artikel 2.6.8 van de regeling komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer in de aanleg en/of verbetering van infrastructuur (wegen, vaarwegen, wandel- en fietspaden), met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren;

  • b.

    eventuele afvoer- en stortkosten van vrijkomende grond, puin of bagger;

  • c.

    het aanleggen van kruidenrijkgrasland wanneer de bemesting in het verleden en het bemestingsplan hier niet op aansluiten.

Artikel 10 Subsidievereisten aanvraag

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende vereisten:

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportal dat bereikbaar is via de website van http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.6 en artikel 2.6.5 tweede lid, van de regeling en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de regeling liggen aan het project ten grondslag:

    • a.

      een volledig ingevuld projectplan conform format SNN;

    • b.

      een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd met een toelichting bijvoorbeeld door middel van één of meerdere offertes, een SSK of een duidelijk kostenoverzicht op basis van de Catalogus Groenblauwe Diensten;

    • c.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, met inbegrip van een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      een integraal gebiedsplan bestaande uit:

      • i.

        een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;

      • ii.

        een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd;

      • iii.

        aangetoond draagvlak uit het gebied;

      • iv.

        een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;

      • v.

        een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;

      • vi.

        een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;

      • vii.

        een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;

      • viii.

        een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.

Artikel 11 Selectiecriteria, weging en rangschikking

  • 1. Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder b van de regeling in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de regeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren:

     

    Selectiecriterium

    Wegingsfactor

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a

    Ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen

    2

    0-5

    10

    b

    Diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen

    2

    0-5

    10

    c

    Draagvlak voor het gebiedsplan

    4

    0-5

    20

    d

    Effectiviteit van de activiteit

    4

    0-5

    20

    e

    Efficiëntie van uitvoering van de activiteit

    2

    0-5

    10

    f

    Haalbaarheid van de activiteit

    1

    0-5

    5

    g

    Mate van urgentie van de activiteit

    3

    0-5

    15

    Maximumaantal te behalen punten

    90

  • 2. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde:

    1) Draagvlak voor het gebiedsplan, 2) Effectiviteit van de activiteit, 3) Urgentie van de activiteit, 4) Efficiëntie van de uitvoering, 5) Diversiteit van de partijen, 6) Ambitie van het plan en 7) Haalbaarheid van de activiteit. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 12 Voorschot en deelbetaling

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.17 van de regeling kan een voorschot worden aangevraagd. Het voorschot bedraagt maximaal 50% van de verleende subsidie. De hoogte van het voorschot kan op een later moment niet meer worden gewijzigd.

  • 2. Het aanvragen van een deelbetaling is mogelijk. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.18 van de regeling kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een deelbetaling worden ingediend, waarop een uitbetaling kan plaatsvinden.

  • 3. Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 van de regeling en deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18 tweede en derde lid van de regeling bedragen overeenkomstig artikel 1.18 vijfde lid van de regeling tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.

Artikel 13 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 1.6 van de regeling of artikel 9 van het openstellingsbesluit;

  • b.

    de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 4 van dit openstellingsbesluit;

  • c.

    de aanvrager niet voldoet aan de omschrijving onder artikel 3 van dit openstellingsbesluit;

  • d.

    overeenkomstig met artikel 6 van deze openstelling na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 600.000,--;

  • e.

    de aanvraag niet voldoet aan de subsidiabele activiteiten zoals beschreven in artikel 2;

  • f.

    de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaande samenwerking, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor de reeds bestaande samenwerking;

  • g.

    indien een aanvraag minder dan 54 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 14 Verplichtingen

  • 1. In aanvulling op artikel 1.15 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de vaststelling binnen drie jaar na datum subsidieverlening of, indien dat eerder is, uiterlijk op 31 december 2028 in te dienen.

  • 2. Een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag bevat, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21 van de regeling een opgave van de gerealiseerde resultaten.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.15 en overeenkomstig artikel 2.6.11 van de regeling is de subsidieontvanger, bij het opnemen van activiteiten zoals beschreven in artikel 2, derde lid, onder f, verplicht de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.

  • 4. Voor activiteiten zoals beschreven in artikel 2, derde lid, sub e (kavelruil) dient rekening te worden gehouden met artikel 12.47 van de Omgevingswet.

  • 5. Het eventueel vrijkomen van grond binnen het project mag niet leiden tot demping van sloten of greppels elders.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 1. Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst;

  • 2. De bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.

Artikel 16 Citeertitel

Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Uitvoering gebiedsplan ten behoeve van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 19 november 2024

Voorzitter

drs. A.A.M. Brok

Secretaris

drs. ing. J.J. Algra

Toelichting Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Steun voor planvorming van integrale gebiedsontwikkeling 2024 provincie Fryslân

Algemeen

Dit is een openstelling in de Provincie Fryslân waarmee agrariërs en andere gebiedspartners middels deze interventie worden uitgenodigd en gefaciliteerd om met elkaar een integraal gebiedsplan uit te voeren, ter versterking van de doelen op het gebied van klimaat, water en biodiversiteit. De verwachting is dat door de partners in het gebied zelf aan het roer te zetten in de versterking van hun gebied voor het doelbereik op de doelen landbouw, klimaat, water en biodiversiteit, sneller verbetering in het gebied wordt gerealiseerd dan wanneer individuele gebiedspartners afzonderlijk acties aanvragen en uitvoeren, of wanneer van bovenaf regels worden opgelegd. Door deze aanpak worden agrarisch ondernemers en andere gebiedspartijen uitgedaagd om de kansen in hun gebied echt in kaart te brengen en vervolgens gezamenlijk acties te bedenken en uit te voeren om het te versterken. Middels deze openstelling wordt steun verleend voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan.

Met deze openstelling kan invulling worden gegeven aan de provinciale doelen zoals vastgelegd in provinciaal beleid. Waaronder:

  • Het stimuleren van het verminderen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten naar grond- en oppervlaktewater (KRW-nota en het Regionaal Waterprogramma);

  • Het initiatiefvoorstel ‘Naar een schone en gezonde leefomgeving: afbouw gebruik van pesticiden in Fryslân 2021-2030’;

  • Het herstellen van biodiversiteit op basis van het Herstelprogramma Biodiversiteit Fryslân;

  • Het waterhuishoudingsplan van de provincie (Vierde Waterhuishoudingsplan, 20 april 2016 door Provinciale Staten vastgesteld;

  • De landbouwagenda;

  • Het werken aan gezonde bodems (bodembeleid);

  • Een duurzame inrichting van de waterhuishouding (Regionaal Waterprogramma);

  • Het verlagen van de stikstofuitstoot (Uitvoeringsprogramma Stikstof (UPS));

  • Het behouden en versterken van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het koppelen daarvan aan andere opgaven (structuurvisie Grutsk op ‘e Romte, startnotitie programma landschap en ontwerp programma Erfgoed 2025-2028);

  • Brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristieke en gezonde leefomgeving (Omgevingsvisie De Romte Diele en startnotitie vernieuwing omgevingsvisie).

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden aangevraagd voor het uitvoeren van een gebiedsplan. De aanvraag kan worden gedaan door het samenwerkingsverband voor het gebied. Het gebiedsplan kan bestaan uit activiteiten met betrekking tot niet-productieve investeringen voor inrichtings- en herstelmaatregelen ten behoeve van doelen voor milieu (water, bodem en lucht), biodiversiteit en klimaat, landschap, kennisoverdracht, samenwerking voor innovatie en productieve investeringen ten behoeve van modernisering van landbouwbedrijven.

Tenminste 75% van de subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan moet bestaan uit:

Maximaal 25% van de subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan mag bestaan uit:

  • a.

    productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn met 40% steunpercentage;

  • b.

    niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven met 100% steunpercentage waarbij voor investeringen in het watersysteem 70% steunpercentage geldt;

  • c.

    niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven met 100% steunpercentage t.b.v. het watersysteem geldt 70% steunpercentage.

  • d.

    bijeenkomsten voor kennisoverdracht met 80% steunpercentage;

  • e.

    voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling met 100% steunpercentage;

  • f.

    ontwikkelen of beproeven van innovaties met 100% steunpercentage;

  • g.

    draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten met 100% steunpercentage.

De hierboven benoemde mogelijke onderdelen van een gebiedsplan zijn limitatief, maar niet cumulatief. Het is niet verplicht om alle onderdelen op te nemen in het gebiedsplan.

Voorbeelden van subsidiabele activiteiten per onderdeel zoals hierboven genoemd:

  • a.

    Investeringen in bedrijfsmiddelen met een effect op de economische bedrijfsvoering en gericht op de doelen water, biodiversiteit en biologische bestrijding, energie en klimaat, veehouderij en precisielandbouw. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelbare drainage, agroforestry, elektrische machines of werktuigen, vergistingsinstallaties en mestverwerkingssystemen of precisiebemesting. Deze investeringen kunnen ook worden gedaan ten behoeve van onderdeel f: voor het beproeven van innovaties.

  • b.

    Investeringen op landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld op het gebied van watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van infiltratiestroken parallel aan de watergangen, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers en plasdras sloten. Meer concreet kan hierbij gedacht worden aan herstel en aanleg singels, houtwallen, heggen, hagen, bosjes, solitaire bomen, pingo’s, dobben en drenkpoelen, herstel en aanleg van akkerranden, struweelranden, vogelakkers, natuurvriendelijke oevers en herstel beplanting agrarische erven.

  • c.

    Investeringen buiten landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering en gericht zijn op het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit, investeringen in lanen, parkbossen en paden, singels en boomwallen, groenstructuren rond dorpen en buurtschappen, waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon, herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers.

De onderdelen a t/m c bedragen minimaal 75% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan.

  • d.

    Activiteiten voor het delen van kennis en ervaring met groepen landbouwers, dit kunnen trainingen, workshops, coachingsactiviteiten, voorlichtingsacties of demonstraties zijn. Hierbij kan verder gedacht worden aan bewustwording en educatie over kringlooplandbouw en toekomstig boeren. Bijeenkomsten om te leren samenwerken met alle partijen in het gebied vanuit de gedachten doelsturing en gezamenlijk eigenaarschap, wat zijn de doelen en opgaven in het eigen gebied en hoe kan draagvlak vergroot worden? Leren wat datagedreven werken is en participatieve monitoring met bijvoorbeeld citizen science sensoring.

  • e.

    Voor kavelruil/ruilverkaveling geldt dat de voorbereiding (bijv. analyse) en de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen.

  • f.

    Activiteiten voor het ontwikkelen, doorontwikkelen, beproeven of praktijkrijp maken van nieuwe concepten, producten of diensten dienend aan de doelen van het gebiedsplan. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van kringlopen met een groep van landbouwbedrijven, ketenbenadering waaronder korte ketens, de omslag naar produceren voor biobased bouwen en promoten van de boer-burger dialoog.

  • g.

    Activiteiten voor de coördinatie van het samenwerkingsverband, het gezamenlijk opzetten en voeren van het gebiedsproces waarbij overleg en afstemmen onderdeel kunnen zijn; proces- en projectmanagement.

Onderdelen d t/m g bedragen maximaal 25% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan. Bij deze activiteiten kan meer algemeen gedacht worden aan kosten voor de penvoerder, inzet van personeel, om de samenwerking en administratie te organiseren.

Voor de uitvoering van een integraal gebiedsplan, door een samenwerkingsverband in de vorm van een operational group, kunnen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • Het organiseren van bijeenkomsten voor kennisdeling en bewustwording voor draagvlak in het gebied ten behoeve van de opgave in het gebied en de te bereiken doelen (klimaat, water, bodem en/of lucht) zoals opgenomen in het plan;

  • De voorbereiding en uitvoering van eventuele ruilverkaveling voor de realisatie van de doelen;

  • De realisatie van specifieke productieve en niet-productieve investeringen die bijdragen aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem en/of lucht, biodiversiteit en landschap zoals opgenomen in het integrale gebiedsplan;

  • Het ontwikkelen of beproeven van innovaties dienend aan de doelen van het gebiedsplan (als onderdeel van het EIP);

  • Proces, administratie en verantwoording. Monitoring en evaluatie (en eventuele bijsturing).

Het integrale gebiedsplan hoeft zich ook niet te beperken tot het GLB. Voorstelbaar is dat er een groter gebiedsplan is waarbij het GLB-aandeel één van de onderdelen is in de instrumentenkoffer en in de dekking van de kosten. Plannen die provincies, waterschappen, gemeenten, boerenorganisaties hebben buiten het GLB gebruikmakend van andere regelingen en financieringsbronnen zoals omgevingsplannen, NPLG, DAW kunnen in samenhang met het GLB worden ingezet. Stapeling, paraplu financiering behoort tot de mogelijkheden zolang er niet twee of meermalen subsidie wordt verstrekt voor dezelfde activiteit. Zorgvuldigheid is hierbij van belang.

Deze regeling Uitvoering van Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling is een breed samenbindend instrument met subsidie voor investeringen en open van opzet. Het gebiedsplan kan allesomvattend zijn maar hoeft niet. Tegelijk gaat het om focus en wat realistisch haalbaar is met het oog op de beschikbare subsidiabele investeringsmogelijkheden bij uitvoering van het gebiedsplan.

Het opzetten van een samenwerkingsverband en het opstellen van een gebiedsplan via de openstelling ‘Steun voor planvorming van integrale gebiedsontwikkeling’ kan vooraf gaan aan een aanvraag onder deze openstelling voor uitvoering van het plan, maar is niet verplicht. Als een samenwerkingsverband al bestaat en een plan heeft, dat past binnen de voorwaarden van dit openstellingsbesluit, dan kan in plaats van de sub-openstelling voor planvorming direct een aanvraag bij deze subsidieopenstelling gericht op uitvoering worden ingediend.

Artikel 3 Doelgroep

De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren.

Deelnemers kunnen zijn:

  • landbouwers,

  • grondeigenaren,

  • grondgebruikers,

  • landbouworganisaties,

  • natuur- en landschapsorganisaties,

  • provincies,

  • waterschappen,

  • gemeenten, en

  • overige natuurlijke- of rechtspersonen

Artikel 4 Samenwerkingsverband

Subsidie kan worden verleend aan nieuwe samenwerkingsverbanden en aan bestaande samenwerkingsverbanden als het uitvoeren van het gebiedsplan een nieuwe activiteit is voor het samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband bestaat tenminste uit twee actoren waarvan tenminste één landbouwer. Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het te schrijven gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder. Met een kennisaanbieder wordt bedoeld: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers.

Artikel 7 Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie voor een project bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, waarbij de kosten voor kennisoverdracht, voorbereiding en uitvoering van kavelruil, ontwikkelen en beproeven van innovaties en draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten niet meer mogen bedragen dan 25% van de totale subsidiabele kosten.

Voor de verantwoording van de subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan geldt dat alle kosten waarvoor subsidie is verleend verantwoord moeten worden aan de hand van een inhoudelijk en financieel verslag. In feite vindt de verantwoording van de subsidie plaats op basis van daadwerkelijk gerealiseerde kosten.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e en artikel 1.10 e van de regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd en legeskosten. Voor kavelruil geldt dat kosten voor de voorbereiding (bijv. analyse) en kosten voor de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn berekend volgens de methode voor werkelijke kosten, zie hiervoor artikel 1.9a van de Regeling.

Artikel 10 Subsidievereisten aanvraag

Het gebiedsplan dient enkele aspecten te bevatten: een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied. Hier moet in naar voren komen om welk gebied het exact gaat en waarom. Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten. De uitdagingen van het gebied dienen concreet te worden geduid. Verder dient te worden aangetoond dat er draagvlak is uit het gebied door middel van bijvoorbeeld handtekeningen of andere documentatie waaruit dit blijkt.

Er dient een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan te worden aangeleverd en een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband. Het format voor een samenwerkingsovereenkomst is te vinden op de website van SNN onder de betreffende openstelling – ‘aanvraag voorbereiden’ – documenten – ‘Format samenwerkingsovereenkomst’. De structuur en governance borgt dat het samenwerkingsverband effectief uitvoering kan geven aan het gebiedsplan. De governance bevat onder andere elementen zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten. De governance bevat ook de vastlegging van de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners Het samenwerkingsverband is zo samengesteld dat de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.

Verder dient het een plan een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan, een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project en een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd te bevatten.

Artikel 11 Selectiecriteria, weging en rangschikking

Alle subsidieaanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gescoord op de zeven criteria die in artikel 10 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 54 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaalt een aanvraag minder dan 54 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het betreffende deelplafond is bereikt. De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: ambitie van het plan, diversiteit van de partijen, draagvlak, de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit en de urgentie.

Criteria voor het selecteren van subsidieaanvragen voor de uitvoering van een gebiedsplan:

  • a.

    ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen;

    • Is het passend binnen provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies, -plannen en (beleids-) programma’s en die van Waterschappen; denk aan de Friese bomen- en bossenstrategie, PPLG, Herstelprogramma biodiversiteit, provinciale stikstofaanpak en de KRW-nota’s.

    • Worden alle relevante (beleids-)doelen meegenomen en is dit onderbouwd met data voor de verschillende indicatoren op de gebiedskaart (hoe integraal is het plan)? Denk aan de doelen landbouw, biodiversiteit, landschap, milieu en/of klimaat; en wordt ook gekeken naar gezondheid, dierenwelzijn, sociaaleconomische versterking en het versterken van de landbouwstructuur in combinatie met andere doelen?

    • Zijn er nieuwe elementen in de gebiedsprocessen en extra opbrengst?

  • b.

    diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen;

    • Nemen alle relevante gebiedspartijen deel zoals landbouwers, overheden, natuur- en landschapsorganisaties en andere initiatieven? Denk aan een groep boeren in een gebied, boerenorganisatie, LTO of agrarisch collectief, Ketenpartners: erfbetreders, adviseurs, toeleveranciers, afnemers; Burgers met burgerinitiatieven.

    • Steunen de overheden het gebiedsplan (ook financieel)?

    • Sluiten de samenwerkende partijen qua expertise aan bij de voorgenomen activiteiten?

  • c.

    draagvlak voor het gebiedsplan;

    • Zijn er in het gebied voldoende landbouwers die het plan ondersteunen?

    • Zijn er voldoende partijen die financieel bijdragen?

    • Hoe uit de bereidheid tot langdurige samenwerking zich naar derden?

    • Zijn alle relevante stakeholders betrokken?

  • d.

    effectiviteit van de activiteit; een project dat bijdraagt aan zowel klimaat, water, landschap, natuur en biodiversiteit, zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan klimaat.

    • Zijn doelen voldoende concreet uitgedrukt in een gebiedsanalyse nu (nulmeting) naar de streefbeelden straks?

    • Zijn de gebiedsdoelen op de juiste wijze uitgewerkt naar activiteiten zoals investeringen, kennisoverdracht en bewustwording en samenwerking voor innovatie.

    • In hoeverre draagt het plan daadwerkelijk bij aan de te behalen doelen?

    • Is inzichtelijk gemaakt welke antagonistische effecten optreden en welke maatregelen er worden genomen om deze effecten te voorkomen?

  • e.

    efficiëntie van uitvoering van de activiteit; gekeken wordt naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren.

    • Heeft de penvoerder voldoende inhoudelijke en financiële expertise, draagvlak in het gebied en financiële draagkracht (of kan hij daar anderszins over beschikken)?

    • Staan de kosten in de juiste verhouding tot de opbrengsten waaronder de proceskosten?

  • f.

    haalbaarheid van de activiteit;

    • Is de samenwerking goed georganiseerd en is sprake van een werkkader (duidelijke afspraken)?

    • Is er voldoende ruimte voor een lerende aanpak?

    • Wordt er gewerkt met risicoanalyses?

    • Is er een plan voor structurele inbedding van de resultaten na afloop (waaronder beheer- en exploitatiekosten)?

    • Worden benodigde vergunningen verleend en past alles in de ruimtelijke ordening van het gebied?

    • Is er voldoende expertise voor de activiteiten uit het gebiedsplan aanwezig in het samenwerkingsverband?

  • g.

    mate van urgentie van de activiteit.

    • Is in de regio/het gebied sprake van een (noodzakelijke) opgave voor de doelen klimaat, water, landschap, natuur en biodiversiteit, die voor een zekere termijn opgepakt moet worden

Wegingsfactoren

Er is sprake van een tender binnen deze openstelling. Voor de selectie van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, is een adviescommissie samengesteld. Aanvragen worden gescoord aan de hand van de selectiecriteria en vervolgens gerangschikt.

Artikel 13 Weigeringsgronden

Alleen de aanvragen met de minimumscore of hoger komen voor subsidie in aanmerking, voor zover het binnen het opengestelde plafond past. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan de aanvraag toekent. Voor elke aanvraag geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van de maximumaantal te behalen punten). Indien een aanvraag minder dan 54 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle aanvragen onderling te vergelijken en de beste aanvragen uit het totaalaanbod te kunnen selecteren. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de regeling.

Artikel 14 Verplichtingen

Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het gebiedsplan en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.

Indien men het ontwikkelen en beproeven van innovaties in het te schrijven gebiedsplan wil opnemen dient rekening te worden gehouden met het volgende: De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via het EIP-netwerk. Elk project wordt gemeld aan het nationale en Europese EIP netwerk. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.