Regeling vervalt per 31-12-2029

Openstellingsbesluit subsidie investeringen in biodiversiteit en waterkwaliteit op landbouwbedrijven GLB-NSP Zuid-Holland 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-07-2024 t/m 30-12-2029

Intitulé

Openstellingsbesluit subsidie investeringen in biodiversiteit en waterkwaliteit op landbouwbedrijven GLB-NSP Zuid-Holland 2024

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 3 van hoofdstuk 2 uit de Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland;

Overwegende dat gedeputeerde staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Nationaal Strategisch Plan te behalen;

Overwegende dat het wenselijk is dat geïnvesteerd wordt in de inrichting of herinrichting van landschapselementen op landbouwgronden om bij te dragen aan ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen;

Overwegende dat het wenselijk is dat geïnvesteerd wordt in het bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit subsidie investeringen in biodiversiteit en waterkwaliteit op landbouwbedrijven GLB-NSP Zuid-Holland 2024

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

Regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland;

samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een vennootschap, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;

struweelrand, knotbomenrij, solitaire knotboom, half- of hoogstamboomgaard of griendje of bosje; icoonsoorten: plant- en diersoorten die een specifiek landschapstype representeren;

inheemse soorten: alle planten- of boomsoorten die van oorsprong in het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort voorkomen;

perceel landbouwgrond: aaneengesloten stuk landbouwareaal, waaronder begrepen aangrenzende landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan, dat door één landbouwer is aangegeven;

niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

natuurnetwerk Nederland: Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 2.11 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

voedselbos: vitaal ecosysteem dat door mensen is ontworpen naar het voorbeeld van een natuurlijk bos met het doel voedsel te produceren;

waterinfiltratiesysteem: stelsel van buizen waarmee slootwater in een perceel kan worden gebracht door een rechtstreekse verbinding met het slootpeil of door middel van een pomp;

watersysteem: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Artikel 2 Deelplafond

Gedeputeerde staten stellen het deelplafond voor de periode, genoemd in artikel 3, eerste lid, vast op € 7.240.500 bestaande uit 43% Europese middelen en 57% middelen van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 3 Aanvraagperiode

  • 1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 worden ingediend van 4 september 2024 om 09:00 tot en met 4 december 2024 tot 17.00 uur.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven.

  • 2. In afwijking van artikel 2.3.1, tweede lid, van de Regeling draagt de activiteit bij aan één of meerdere van de volgende doelen:

    • a.

      het tot stand brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen, zowel aquatisch als terrestrisch;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen.

Artikel 5 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan landbouwers of een samenwerkingsverband van landbouwers.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

  • 1. Onverminderd de artikelen 1.6 en 2.3.3. van de Regeling, bevat een aanvraag een beschrijving waaruit blijkt dat het project primair gericht is op het behalen van minimaal één van de volgende doelstellingen:

    • a.

      het tot stand brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen, zowel aquatisch als terrestrisch;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid en de artikelen 1.6 en 2.3.3 van de Regeling, bevat een aanvraag voor een project dat betrekking heeft op investeringen in een watersysteem een beschrijving waaruit blijkt dat niet uitsluitend landbouwers van deze investering profiteren.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 2.3.5 van de Regeling komen uitsluitend de kosten, bedoeld in artikel 1.8, onder a, b en e van de Regeling, voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van de subsidiabele kosten maakt de aanvrager een keuze uit toepassing van artikel 1.9a en 1.9b van de Regeling.

  • 3. De aanvrager die kiest voor toepassing van artikel 1.9a, dient de berekenwijze van het eerste lid onder a van het gekozen artikel te toe te passen.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.10 van de Regeling komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking;

  • b.

    kosten voor de aanleg van een waterinfiltratiesysteem.

Artikel 9 Hoogte subsidie

  • 1. Overeenkomstig artikel 2.5.7 tweede lid van de Regeling bedraagt de hoogte van de subsidie:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      70% van de subsidiabele kosten voor investeringen in het watersysteem.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.7 van de Regeling bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste € 225.000.

  • 3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de Regeling wordt de subsidie geweigerd als:

  • a.

    de activiteit wordt uitgevoerd om te kunnen voldoen aan een wettelijke verplichting;

  • b.

    toepassing van artikel 1.5 van de Regeling en artikel 9, ertoe leiden dat de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 11 Selectie en rangschikking

  • 1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van urgentie;

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 2.

  • 4. Overeenkomstig artikel 2.3.8, derde lid, van de Regeling wordt bij de rangschikking aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt per aanvraag toegekend.

  • 5. Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt of op één van de criteria uit derde lid nul of één punt scoort, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvragen die betrekking hebben op een project als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a.

  • 7. Onverminderd het zesde lid, wordt bij aanvragen die een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Onverminderd het zesde lid, wordt bij aanvragen, bedoeld in het zevende lid, die een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 9. Onverminderd het zesde lid, wordt bij aanvragen, bedoeld in het achtste lid, die een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel c.

  • 10. Onverminderd het zesde lid, wordt bij aanvragen, bedoeld in het negende lid, die een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

Artikel 12 Verplichting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.15 van de Regeling wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid, van de Regeling in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie is verleend wordt binnen 2 jaar na dagtekening van de subsidieverleningsbeschikking afgerond;

    • b.

      na uitvoering van de activiteit is geborgd dat het resultaat hiervan gedurende een periode van ten minste 10 jaar duurzaam in stand blijft en vrij van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen wordt onderhouden;

    • c.

      bij het realiseren van beplanting, worden voor minimaal 90% inheemse soorten gebruikt, vrij van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen;

    • d.

      bij het realiseren van voedselbossen en half- en hoogstamboomgaarden worden in het ontwerp en de aanleg in totaal voor minimaal 50% inheemse soorten gebruikt.

    • e.

      de activiteiten die worden verricht mogen niet in strijd zijn met de KRW-grondwaterdoelen en KRW-oppervlaktewaterdoelen;

    • f.

      door de uitvoering van de activiteit mag de waterkwaliteit van een eventueel betreffend oppervlaktewaterlichaam niet achteruit gaan ongeacht de duur daarvan.

  • 2. Indien de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij gedeputeerde staten tot verlenging van de termijn tot uiterlijk 30 juni 2028.

Artikel 13 Subsidie-arrangement

  • 1. In geval de subsidie lager is dan €125.000 zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 2 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder b, in artikel 1.18, tweede lid en in artikel 1.20 van de Regeling van toepassing.

  • 2. In geval de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Regeling van toepassing.

Artikel 14 Voorschot

Ambtshalve wordt een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekt op basis van artikel 1.17 van de Regeling.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 16 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2029.

Artikel 17 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie investeringen in biodiversiteit en waterkwaliteit op landbouwbedrijven GLB-NSP Zuid-Holland 2024.

Ondertekening

Den Haag, 18 juni 2024

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Toelichting

LEESWIJZER

Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland, zie https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR693859/3.

Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 3 uit hoofdstuk 2 van de Regeling – de interventie niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven – opengesteld. De artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.8 van paragraaf 3 uit hoofdstuk 2 van de Regeling moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Regeling ook van toepassing op een aanvraag. Het openstellingsbesluit bevat derhalve uitsluitend nadere regels ten opzichte van de Regeling.

Deze toelichting bevat een nadere uitleg over de artikelen uit paragraaf 3 van hoofdstuk 2 van de Regeling.

Algemeen

GLB is de afkorting voor het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) is de Nederlandse invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Nederland heeft op 30 september 2022 haar Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 bij de Europese Commissie ingediend. Dit NSP is op 13 december 2022 door de Commissie goedgekeurd. De Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland vormt de basis voor het verstrekken van NSP-subsidies door Zuid-Holland. Deze Regeling is ook de grondslag voor dit openstellingsbesluit.

De Regeling bevat diverse paragrafen. Door middel van openstellingsbesluiten kan subsidie worden verstrekt voor de in die paragrafen omschreven activiteiten. Paragraaf 3 van de Regeling betreft 'niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven’.

Bijdrage doelen ZH-PLG

In Zuid-Holland wordt deze subsidie ingezet voor het behalen van de doelen in het Zuid-Hollands Programma Landelijk Gebied (ZH-PLG). Hierin staan de opgaven voor het landelijk gebied, waaronder voor agrarisch areaal. Deze subsidie is een mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan het realiseren van deze opgaven.

In het landelijk gebied wordt al gewerkt met Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Dit wordt geregeld via het Natuurbeheerplan Zuid-Holland (zie: https://www.zuid-holland.nl/publish/pages/33129/natuurbeheerplan_zuid-holland_2025.pdf). Hierin zijn leefgebieden van soorten beschreven, met bijpassende inrichting en beheer. Deze subsidie streeft naar het aansluiten op de volgende leefgebieden:

  • Open grasland

  • Open akkerland

  • Dooradering (droog en nat)

Voorbeelden van niet-productieve investeringen in landschapselementen op landbouwbedrijven:

  • Herstel en aanleg van landschapselementen

  • Herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers, rietzomen/percelen, poelen

  • Herstel en aanleg kruidenrijke akkerranden, struweelranden, vogelakkers

  • Herstel en aanleg kruiden- en insectenrijk grasland, bosje, rietzoom, poel etc.

  • Aanleg van cultuurlandschappelijk slotenpatroon

  • Introduceren van bomen en struiken op percelen met landbouwgewassen of grasland (agroforestry)

Toelichting overige provinciale subsidies

Icoonsoorten

Dit openstellingsbesluit is een aanvulling op de openstelling ‘realisatie leefgebied icoonsoorten, landschapselementen en voedselbossen’ (af te korten naar icoonsoorten) onder de Subsidieregeling groen Zuid-Holland (Srg). De subsidie in de Srg heeft vergelijkbare doelen als deze subsidie, echter ligt de focus meer op realisatie van leefgebied voor icoonsoorten (en habitatrichtlijnsoorten). De doelgroep van de regeling voor icoonsoorten is breder dan enkel agrarische bedrijven, namelijk ook natuurlijke, privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen aanvragen.

Bos en bomen

Dit openstellingsbesluit is een aanvulling op de openstelling ‘meer bos’ onder de Srg. De subsidie in de Srg focust op bosaanleg groter dan 1,5 hectare (of 1 ha wanneer de locatie grenst aan het NNN, bestaand recreatiegebied of bestaand bos). Bij de regeling ‘meer bos’ dient de bestemming van de grond te worden gewijzigd van agrarisch naar natuur. Bij deze functiewijziging, is de economische waardedaling van de grond ook subsidiabel. Aanvullend is ook dat de doelgroep breder is dan enkel agrarische bedrijven, waarbij bij de regeling ‘meer bos’ subsidie kan worden aangevraagd door de eigenaar of erfpachter van de grond waar het bos wordt gerealiseerd.

Waterinfiltratiesystemen

Dit openstellingsbesluit is een aanvulling op de subsidieparagraaf ‘Waterinfiltratiesystemen en verduurzamingsmaatregelen in veenweidegebieden’ in de Srg. Waterinfiltratiesystemen zijn in dit openstellingsbesluit dan ook uitgesloten.

Waterinfiltratiesystemen zijn, op grond van landelijk onderzoek, bewezen effectieve maatregelen om de broeikasgasuitstoot te reduceren in de veenweidegebieden. Door het Rijk zijn middelen beschikbaar gesteld voor de aanleg van waterinfiltratiesystemen in de veenweidegebieden. De veenweidegebieden zijn opgenomen op de overzichtskaart in bijlage 10 bij de Srg.

Om een koppeling te kunnen maken met verduurzamingsmaatregelen voor klimaat, water, bodem en biodiversiteit heeft de provincie aanvullende middelen beschikbaar gesteld. Dit biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling naar een duurzame landbouw, verbetering van de biodiversiteit en waterkwaliteit of andere lokale opgaven.

Boerenlandvogels

Dit openstellingsbesluit is aanvullend op de subsidieparagraaf ‘Verbeteren Leefgebied Boerenlandvogels’ in de Srg. De subsidie in de Srg bekostigt acties en maatregelen om het leefgebied van boerenlandvogels te verbeteren. Dit is onderdeel van het Actieplan Boerenlandvogels.

Met de subsidie Verbeteren Leefgebied Boerenlandvogels kunnen terrein beherende organisaties en agrarische collectieven subsidie krijgen om deze acties en maatregelen te bekostigen. Denk hierbij aan vernattingsmaatregelen, het tegengaan van verruiging en het plaatsen van anti-predatie en anti-ganzenrasters.

Verbeteren waterkwaliteit

Dit openstellingsbesluit is aanvullend op de subsidieparagraaf ‘Verbeteren waterkwaliteit’ in de Srg. De subsidie in de Srg kan worden aangevraagd door gemeenten en waterschappen. Dit openstellingsbesluit is alleen voor landbouwers. De subsidie in de Srg is bedoeld voor de uitvoering van maatregelen en onderzoeken die de (zwem) waterkwaliteit verbeteren en die tevens synergie hebben met andere activiteiten die waterkwaliteit beïnvloeden. Bijvoorbeeld: vergroten natuur en biodiversiteit, terugdringen emissies van schadelijke stoffen en terugdringen blauwalg. De subsidie beoogt met name om de uitvoering van nieuwe en innovatieve maatregelen en onderzoeken te stimuleren, waarvoor geen budgetten in de lopende begrotingen of doelsubsidies beschikbaar zijn.

Juridisch kader

Ter uitvoering van diverse Europese verordeningen is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Regeling uitvoering NSP GLB 2023–2027 opgesteld. Deze regeling vormt samen met de verschillende Europese verordeningen de grondslag voor de Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland. Artikel 1.2 van die regeling schrijft voor dat gedeputeerde staten een openstellingsbesluit kunnen vaststellen. Dit openstellingsbesluit geeft hieraan uitvoering. Dit openstellingsbesluit moet dan ook worden gelezen in samenhang met die regeling. Meer concreet betekent dit dat de artikelen over onder meer nationale cofinanciering, weigeringsgronden, aanvraagvereisten, subsidie-arrangementen, subsidiabele kosten, niet-subsidiabele kosten, staatssteun, verdelingswijze, verplichtingen, bevoorschotting, wijzigingsverzoeken en gegevensverstrekking hier onverkort van toepassing zijn, tenzij daar in dit openstellingsbesluit van wordt afgeweken of hiervoor in dit openstellingsbesluit nadere regels worden gesteld, voor zover de regeling dat toestaat.

Mijn percelen

Indien landschapselementen worden aangelegd dienen deze in Mijn Percelen te worden ingetekend, zodat de gegevens in Mijn Percelen correct en actueel zijn. Dit is een voorwaarde uit de Uitvoeringsregeling GLB.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepaling

Een niet-productieve investering is een investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming. Een investering moet om als niet-productief aangemerkt te kunnen worden dus primair gericht zijn op het behalen van de milieu en - klimaatdoelstellingen, waarbij eventuele productieve elementen slechts “bijvangst” zijn.

Onder perceel landbouwgrond wordt verstaan: aaneengesloten stuk landbouwareaal, waaronder begrepen aangrenzende landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan, dat door één landbouwer is aangegeven. Onder landbouwareaal wordt verstaan: grond die wordt gebruikt als bouwland, blijvend grasland of blijvende teelt.

Landschapselementen zijn mogelijk op het erf indien deze direct aansluitend op landbouwgrond worden gerealiseerd.

Bouwland omvat ook vollegrondstuinbouw. Glastuinbouw valt hier niet onder, maar bijvoorbeeld tijdelijke kassen, waarbij het gewas in de volle grond staat, wordt beschouwd als vollegrondstuinbouw dus als bouwland.

Artikel 4 Subsidiabele activiteit

Investeringen zijn subsidiabel op landbouwgrond. Landbouwgrond is een aaneengesloten stuk landbouwareaal, waaronder begrepen aangrenzende landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan, dat door één landbouwer is aangegeven. Landschapselementen zijn mogelijk op het erf indien deze direct aansluitend op landbouwgrond worden gerealiseerd.

Bij het doel genoemd onder het eerste lid (het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen) gaan we uit van landschapselementen die bijdragen aan realisatie van groenblauwe dooradering. Uitgangspunt hierbij is het Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2025, leefgebieden: open grasland, open akkerland en dooradering (droog en nat). Landbouwers werken al met het Natuurbeheerplan via de beheersubsidie ANLb. Door dit als uitgangspunt te nemen zorgen we dat het beschikbare budget wordt ingezet voor landschapselementen die bijdragen aan het natuurbeheerplan en waarvoor de landbouwer later aanspraak kan maken op ANLb subsidie.

Bij het doel genoemd onder het eerste lid wordt met aquatisch bedoeld behorende tot het water en met terrestrisch behorende tot het land.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de Regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, en andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

De subsidiabele kosten worden berekend overeenkomstig artikel 1.9b van de Regeling. Dit houdt in dat de loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.

Artikel 9 Hoogte subsidie

Een aanvraag kan bestaan uit een combinatie van investeringen waarbij de hoogte 100% van de subsidiabele kosten bedraagt met investeringen waarbij de hoogte 70% bedraag (in geval van investeringen in het watersysteem.

Artikel 10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.5 van de Regeling worden in artikel 10 van dit openstellingsbesluit twee weigeringsgronden opgenomen. Namelijk de subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    de activiteit wordt uitgevoerd om te kunnen voldoen aan een wettelijke verplichting;

  • b.

    toepassing van artikel 2.4.5 van de Regeling en artikel 9 van dit openstellingsbesluit, ertoe leidt dat de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000,00.

Artikel 11 Selectie en rangschikking

Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 11 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.

Criterium: De mate van effectiviteit

Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Voor de beoordeling van het effect worden de volgende aspecten in samenhang bezien, waarbij bij de beoordelingselementen wordt beoordeeld op laag, midden en hoog. De elementen A, B en C leveren de meeste de meeste punten op. De beoordelingselementen:

  • A.

    De mate waarin de investeringen bijdragen aan (bio)diversiteit: variatie in soorten, variatie in inrichting

  • B.

    De mate waarin de investeringen bijdragen aan vermindering van emissies en uitspoeling van nutriënten en prioritaire stoffen zoals vermeld in de KRW (zie: https://iplo.nl/thema/water/oppervlaktewater/kaderrichtlijn-water/#:~:text=De%20Kaderrichtlijn%20Water%20(KRW)%20is,toestand'%20uiterlijk%20in%202027%20realiseren)

  • C.

    De mate waarin de investeringen bijdragen aan de (ecologische) (re)inrichting van het watersysteem; aanleg natuurvriendelijke oevers, vismigratiemogelijkheden en ingrepen die uitspoelingsmogelijkheden van nutriënten limiteren of verbeterend werken voor de waterkwaliteit.

  • D.

    De mate waarin de investeringen aansluiten op de leefgebieden open grasland, open akkerland en dooradering (droog en nat) zoals genoemd in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2025.

  • E.

    De mate waarin de investeringen aansluit op bestaande gebieden met natuurwaarden waaronder NNN, recreatiegebieden of gebied waar ANLb subsidie wordt verstrekt. Onder recreatiegebied wordt verstaan: recreatiegebied als bedoeld in artikel 7.42, vijfde lid, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening waarvan de plaats geometrisch is bepaald in bijlage II van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

  • F.

    De mate waarin bij de investeringen gebruik wordt gemaakt van autochtoon inheems plantmateriaal of de mate van gebruik van plantmateriaal gekweekt zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Onder autochtoon inheems plantmateriaal wordt verstaan: bomen, struiken en planten die directe nakomelingen zijn van de planten die zich na de ijstijd spontaan hebben gevestigd in Nederland en zich via natuurlijke uitzaai of door kunstmatige vermeerdering uit lokaal plantmateriaal hebben vermeerderd.

  • G.

    Positieve beoordeling bij onderbouwing voor de bijdrage aan dierenwelzijn, bijvoorbeeld voederhagen met gevarieerd dieet (robuustere dieren) en preventieve diergezondheid of landschapselementen die zorgen voor schaduwwerking of een drinkpoel.

  • H.

    De mate waarin wordt bijgedragen aan de cultuurhistorische waarde in het agrarisch cultuurlandschap. Dit wordt beoordeeld op basis van de volgende informatie:

Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

  • 0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als alle beoordelingselementen “laag” worden beoordeeld.

  • 1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als elementen A, B of C met “laag” worden beoordeeld. Totaal dienen minstens 2 elementen een “midden” oordeel te krijgen.

  • 2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als elementen A, B of C met “midden” worden beoordeeld. Totaal dienen minstens 3 elementen een “midden” oordeel te krijgen.

  • 3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als elementen A, B of C met “midden” worden beoordeeld. Totaal dienen minstens 4 elementen een “midden” oordeel te krijgen.

  • 4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als element A met “hoog” en als elementen B of C met “midden” of “hoog” worden beoordeeld. Totaal dienen 3 elementen minstens een “hoog” oordeel te krijgen.

  • 5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als element A met “hoog” en als elementen B of C met “hoog” wordt beoordeeld. Totaal dienen minstens 4 elementen een “hoog” oordeel te krijgen.

Criterium: Haalbaarheid

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien:

  • De beschikbaarheid van de nodige kennis over de beoogde investeringen en het gebied waarin deze worden gedaan;

  • Kent het project een realistische planning, opzet en begroting (is er draagvlak, zijn de eventueel benodigde gronden al verworven, zijn benodigde vergunningen al verleend?);

  • De kwaliteit van het projectplan. Een kwalitatief goed projectplan is een plan dat realistisch is, waarin alle mogelijke risico’s zijn geïdentificeerd en beheersbaar zijn gemaakt en zijn gereduceerd;

  • Zijn de relevante partijen bij de investering betrokken;

  • Beschikt de ontvanger over een financiële buffer om eventuele financiële tegenvallers in het project op te kunnen vangen?

Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

  • 0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

  • 1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

  • 2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;

  • 3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;

  • 4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;

  • 5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.

Criterium: Urgentie

Met dit criterium wordt gekeken naar de volgende aspecten van de activiteiten:

  • Of de investeringen plaatsvinden in het ZHPLG deelgebied Veenweiden

  • Of de investeringen plaatsvinden in de ZHPLG deelgebieden Kust en Duinen en Delta

  • Of de activiteiten die worden getroffen in of aangrenzend zijn aan een KRW-waterlichaam die niet voldoet aan de ecologische of chemische standaarden. Onder KRW-waterlichaam worden de wateren verstaan die zijn opgenomen in het informatiehuis waterkwaliteitsportaal, in de KRW-bronbestanden in de bijlage 3b_oppervlaktewaterlichamen_SGBP3_20230920. De beoordeling of het oppervlaktewater voldoet aan de ecologische en chemische standaarden is te vinden via het informatiehuis waterkwaliteitsportaal, in de KRW-bronbestanden 4_oordelen_owl_2023_20230920.

Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

  • 0 en 1 punt is niet van toepassing.

  • 2 punten worden toegekend als de activiteit plaatsvindt in de deelgebieden Kust en Duin of in Delta en “nee” scoort op het KRW criterium

  • 3 punten worden toegekend als de activiteit plaatsvindt in het deelgebied Veenweiden en “nee” scoort op het KRW criterium

  • 4 punten worden toegekend als de activiteit plaatsvindt in de deelgebieden Kust en Duin of in Delta en “ja” scoort op het KRW criterium

  • 5 punten worden toegekend als de activiteit plaatsvindt in het deelgebied Veenweiden en “ja” scoort op het KRW criterium

Criterium: De mate van efficiëntie

Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten- feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis, kunde en herbruikbare materialen. Ook wordt beoordeeld of de uitvoering een efficiënte wijze gebeurd, door bijvoorbeeld dezelfde projectmanager, aannemer en machines.

Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

  • 0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;

  • 1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;

  • 2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;

  • 3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project;

  • 4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;

  • 5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.

Wegingsfactoren

Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft de hoogste wegingsfactor (4), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. De effectiefste activiteiten dragen het meest bij aan de doelen van het openstellingsbesluit.

Het criterium haalbaarheid heeft de een na hoogste wegingsfactor (3). Het is namelijk, naast dat een activiteit effectief is, ook van belang dat de activiteit uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden.

Het criterium urgentie heeft de wegingsfactor 2. Het criterium is relatief minder belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat de beste en urgentste activiteiten als hoogst gerangschikt worden.

Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor 1. Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting, tussen de verschillende aanvragen niet veel verschil zitten in het efficiënt gebruik van middelen. Dit criterium heeft dan ook het minste onderscheidend vermogen.

Te behalen punten

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Effectiviteit

4

0-5

20

b.

Haalbaarheid

3

0-5

15

c.

Urgentie

3

0-5

15

d.

Efficiëntie

2

0-5

10

Maximumaantal te behalen punten

60

Het maximum dat in totaal behaald kan worden op basis van de vier criteria is 60 punten.

Naast de punten die op basis van de selectiecriterium worden toegekend worden aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend. In geval van een samenwerkingsverband geldt dat bij de aanwezigheid van één of meerdere biologische bedrijven één punt per samenwerkingsverband wordt toegekend.

In totaal zijn maximaal 61 punten te behalen.

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 36 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 36 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. haalbaarheid/ kans op succes, 3. urgentie, en 4. efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Regeling.

Artikel 12 Verplichting

Een van de genoemde verplichtingen is dat door de uitvoering van de activiteit de waterkwaliteit van een eventueel betreffend oppervlaktewaterlichaam niet achteruit mag gaan ongeacht de duur daarvan. Projecten die leiden tot tijdelijke achteruitgang, kunnen alleen worden toegestaan met een geslaagd beroep op een specifieke uitzonderingsmogelijkheid van de KRW, waaraan diverse randvoorwaarden zijn gesteld. Toelichting uitzonderingsmogelijkheden: https://www.stibbe.com/nl/publications-and-insights/de-uitzondering-van-hoger-openbaar-belang-uit-de-kaderrichtlijn-water-het

Een verplichting is dat na uitvoering van de activiteit is geborgd dat het resultaat hiervan gedurende een periode van ten minste 10 jaar duurzaam in stand blijft en vrij van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen wordt onderhouden. Deze verplichting is opgenomen in lijn met de subsidie icoonsoorten in de Subsidieregeling groen Zuid-Holland. De controle op deze verplichting wordt uitgevoerd door de provincie en valt buiten de Europese voorwaarden.

Vereenvoudigde kostenopties

De begroting van een project kan op verschillende manieren tot stand komen. Hiervoor zijn voorwaarden opgenomen in artikel 1.9a tot en met 1.9c van de Regeling. Hierna wordt hier verder op ingegaan. Een project in het kader van deze Regeling kan in twee verschijningsvormen voorkomen:

Soort project

Opties berekening subsidiabele kosten

Project met operationele kosten én investeringen

  • 1.

    Werkelijke kosten (cf. artikel 1.9a van de Regeling)

  • 2.

    Vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten (cf. artikel 1.9b van de Regeling)

Project met enkel operationele kosten

  • 1.

    Werkelijke kosten (cf. artikel 1.9a van de Regeling)

  • 2.

    Vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten (cf. artikel 1.9b van de Regeling)

  • 3.

    Vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten (cf. artikel 1.9c van de Regeling)

In dit openstellingsbesluit zijn alleen de vereenvoudigde kostenopties 1.9a en 1.9b mogelijk.

Op basis van onderstaand rekenvoorbeeld wordt in beeld gebracht hoe de begroting in deze twee opties kan worden opgesteld.

  • 1.

    In geval van het begroten van de werkelijke kosten conform artikel 1.9a van de Regeling, in dit geval moeten alle kosten worden verantwoord:

    Begroting

     
     

    Financiering

     
     

    € 200.000 arbeidskosten

    € 300.000 overige kosten

    Waarvan € 50.000 investeringen in het water-systeem en € 250.000 geen investeringen in het water-systeem

    Totaal:

    € 500.000 totale kosten

    100% subsidie over € 200.000:

    € 200.000

    70% subsidie over € 50.000:

    € 35.000 en 100% subsidie over € 250.000: € 250.000

    Totaal:

    € 485.000 subsidie en € 15.000 eigen bijdrage

  • 2.

    In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten conform artikel 1.9b van de Regeling, in dit geval hoeven alleen de overige kosten te worden verantwoord op basis van facturen en betaalbewijzen:

    Begroting

     
     

    Financiering

     
     

    € 69.000 arbeidskosten

    Percentage, 23%, van de overige kosten; € 300.000

    € 300.000 overige kosten

    Waarvan € 50.000 investeringen in het water-systeem en € 250.000 geen investeringen het water-systeem

    Totaal:

    € 369.000 totale kosten

    100% subsidie over € 69.000:

    € 69.000

    70% subsidie over € 50.000:

    € 35.000 en 100% subsidie over € 250.000: € 250.000

    Totaal:

    € 354.000 subsidie en € 15.000 eigen bijdrage

  • 3.

    Wanneer uw project geen investeringen in watersystemen bevat, gebruik gemaakt worden van:

    • a.

      Begroten op basis van werkelijke kosten, conform artikel 1.9a van de Regeling, of;

    • b.

      Begroten met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten, conform artikel 1.9b van de Regeling (enkel verantwoording van de overige kosten nodig op basis van facturen en betaalbewijzen).

Een rekenvoorbeeld voor 3a is hierboven gegeven onder 1. Hierna volgt voor 3b een rekenvoorbeeld:

3b

Begroting

 
 

Financiering

 

€ 57.500 arbeidskosten

Percentage, 23%, van de overige kosten; € 250.000

€ 250.000 overige kosten

Totaal:

€ 307.500 totale kosten

100% subsidie over € 307.500;

€ 307.500.

Totaal:

€ 307.500, geen eigen bijdrage nodig omdat de subsidie 100% bedraagt.