Financiële verordening

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening

Het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking;

gelezen het voorstel van 26 oktober 2023;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

gelet op de Gemeenschappelijke regeling Tribuut belastingsamenwerking;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie Tribuut

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Tribuut: de gemeenschappelijke regeling Tribuut belastingsamenwerking;

  • b.

    bestuur: het bestuur van Tribuut;

  • c.

    directeur: de directeur van Tribuut;

  • d.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de organisatie van Tribuut en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • e.

    team: iedere organisatorische eenheid binnen Tribuut met een rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directeur;

  • f.

    gebonden belastingen: heffingen waarbij wettelijk is bepaald of waarvan het bestuur zelf heeft besloten dat het tarief maximaal 100% kostendekkend is.

  • g.

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van de directeur waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De begroting bestaat uit één programma.

  • 2.

    Het bestuur stelt in de eerste begroting na de aanvang van de zittingsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt de financiële bijdrage per deelnemer weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    De directeur biedt voor 1 februari aan het bestuur een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Het bestuur stelt deze nota voor 1 maart vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van maximaal 1% van de totale lasten opgenomen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    Het bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten van het programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft het bestuur aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd

  • 3.

    De directeur informeert het bestuur als hij verwacht, dat de lasten van het programma de geautoriseerde lasten met meer dan € 50.000 dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet met meer dan € 50.000 dreigen te overschrijden, of de baten van het programma de geautoriseerde baten met meer dan € 50.000 dreigen te onderschrijden. De directeur voegt hierbij een voorstel voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in het bestuur bedoeld in artikel 6, eerste lid, doet de directeur voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet de directeur indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering van meer dan € 50.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt de directeur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan het bestuur voor. De directeur informeert het bestuur in het voorstel over het effect van die investering op de schuldpositie van Tribuut.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    De directeur informeert het bestuur door middel van één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van Tribuut over de eerste zes maanden van het begrotingsjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportage bevat in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten van het programma;

    • b.

      het overzicht van algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a en b.

    • d.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van het programma en investeringskredieten groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt de directeur het bestuur het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan de directeur het bestuur voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8 Gereserveerd

Artikel 9 EMU-saldo

Als het Rijk Tribuut bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert de directeur het bestuur of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het bestuur een aanpassing nodig acht, doet de directeur een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het bestuur stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert de directeur aan het bestuur over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de in het Controleprotocol vastgestelde rapportagegrens nader toegelicht.

Artikel 11 Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    De directeur biedt het bestuur jaarlijks uiterlijk op 1 februari van het jaar volgend op het begrotingsjaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door het bestuur geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door het bestuur is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van het bestuur, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en eigendommen van Tribuut bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    De directeur zorgt voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4 Financieel beleid

Artikel 14 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in het vastgestelde afschrijvingsbeleid.

  • 2.

    De directeur biedt het bestuur jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan in de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 15 Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve;

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4.

    De reserves worden jaarlijks bij zowel de begroting als de jaarrekening getoetst en de onderliggende bestedingsplannen worden hierbij geactualiseerd.

Artikel 17 Berekening perceptiekosten

Voor het bepalen van de perceptiekosten van gebonden belastingen wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken, die samenhangen met de door Tribuut uitgevoerde werkzaamheden voor de gebonden belastingen.

Artikel 18 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door Tribuut aan overheidsbedrijven en derden waarbij Tribuut in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij afwijking van het eerste lid vanwege een publiek belang doet de directeur vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een bestuursbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

Artikel 19 Gereserveerd

Artikel 20 Financieringsfunctie

  • 1.

    De directeur zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om het programma binnen de door het bestuur vastgestelde kaders van begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s.

  • 2.

    De directeur neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht, zoals opgenomen in het Treasurystatuut Tribuut belastingsamenwerking.

Paragraaf 5 Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21 Gereserveerd

Artikel 22 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    De directeur biedt tenminste eenmaal per vier jaar een geactualiseerde nota weerstandsvermogen en risicobeheersing ter vaststelling aan het bestuur aan.

  • 2.

    In deze nota komen in elk geval het risicomanagement, het opvangen van risico's door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen en de gewenste weerstandscapaciteit aan de orde.

Artikel 23 Gereserveerd

Artikel 24 Gereserveerd

Artikel 25 Bedrijfsvoering

De directeur neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • d.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • e.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • f.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 26 Gereserveerd

Artikel 27 Gereserveerd

Paragraaf 6 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen van Tribuut als geheel en van de teams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording door de directeur aan het bestuur over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29 Financiële organisatie

De directeur draagt in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidige toewijzing van de taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen; (nieuw)

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 30 Interne controle

  • 1.

    De directeur zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert de directeur daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeert de directeur het bestuur over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    De directeur zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van Tribuut met dien verstande dat de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt de directeur maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 31 Intrekking oude regeling

De Financiële verordening Tribuut belastingsamenwerking van 4 januari 2016 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie Tribuut.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van het bestuur van Tribuut,

gehouden op 15 november 2023

De voorzitter , De ambtelijk secretaris,

Dhr. H. van den Berge Dhr. B.J. Groot Wesseldijk

Toelichting

Algemeen

De Verordening financieel beleid, beheer en organisatie heeft haar basis in artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 35, zevende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Daarin is bepaald dat het bestuur bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid vaststelt, en daarnaast de uitgangspunten voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De Verordening financieel beleid, beheer en organisatie vult daarnaast de vrije ruimte nader in die iedere bedrijfsvoeringsorganisatie (hierna: BVO) heeft bij de inrichting van het eigen financieel beleid, beheer en organisatie en de rechtmatigheid.

De Gemeentewet biedt de belangrijkste kaders en regelt bijvoorbeeld dat er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting van de begroting en de jaarrekening. Dit wordt vervolgens uitgewerkt in het Besluit begroting en verantwoording gemeentes en provincies (hierna: BBV). Het BBV schrijft voor op welke wijze de BVO moet begroten en verantwoorden en de wijze waarop zij uitvoeringsinformatie vastlegt. Om een correcte interpretatie van deze artikelen te waarborgen is er een commissie voor het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: commissie BBV). De commissie BBV draagt zorg voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV, en voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring (artikel 75, tweede lid, van het BBV).

Richtlijnen van de commissie BBV aan gemeenten en andere decentrale overheden zijn een belangrijk instrument van de commissie BBV om in navolging van artikel 75 van het BBV de eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV te bevorderen. De richtlijnen van de commissie BBV worden onderverdeeld naar stellige uitspraken en aanbevelingen. De stellige uitspraken zijn dwingend; een BVO behoort zich hier aan te houden. Met stellige uitspraken geeft de commissie BBV een interpretatie van de regelgeving die leidend is. Indien een BVO toch een afwijkende interpretatie kiest, dan moet zij dit expliciet motiveren en kenbaar maken bij de begroting en jaarstukken. De aanbevelingen zijn niet dwingend. Hierbij gaat het om uitspraken die ‘steun en richting geven aan de praktijk’. De commissie BBV spoort BVO’s aan om deze aanbevelingen te volgen, omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie). Omdat deze aanbevelingen vanuit de expertise van de commissie BBV zijn opgesteld, zijn specifiek die aanbevelingen die gaan over de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie opgenomen als onderdeel van de verordening.

In artikel 75, tweede lid, onder b, van het BBV is vastgelegd dat de commissie BBV een kadernota rechtmatigheid opstelt voor het geven van een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring. Met het instellen van de rechtmatigheidsverantwoording door de directeur heeft de commissie BBV de Kadernota rechtmatigheid 2023 opgesteld.

Nieuwe ontwikkeling: rechtmatigheidsverantwoording door de directeur

Vanaf boekjaar 2023 neemt de directeur een rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. Deze verantwoording is een standaardmodel dat bij wet is vastgelegd en het geeft inzicht in hoeverre de BVO rechtmatig heeft gehandeld. Waar de accountant voorheen een oordeel vormde over de getrouwheid én rechtmatigheid van de jaarverslaggeving, beperkt de accountant zich nu tot een oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening (inclusief de rechtmatigheidsverantwoording). De accountant geeft vanaf dit moment dus geen afzonderlijk oordeel meer over de rechtmatigheid.

Met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording toetst de accountant uitsluitend of de jaarrekening getrouw is, maar toetst daarbij ook of de rechtmatigheidsverantwoording dat is. Dit betekent onder meer dat afwijkingen van rechtmatigheid (voor zover deze niet tevens van invloed zijn op het getrouwe beeld), geen invloed hebben op de strekking van de controleverklaring. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er omvangrijke afwijkingen van rechtmatigheid opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording van de directeur, terwijl de strekking van de controleverklaring toch goedkeurend is, omdat de omvangrijke rechtmatigheidsfouten getrouw opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording.

De invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is mede bedoeld om het gesprek te ondersteunen tussen het bestuur en de directeur, over de (financiële) rechtmatigheid. Het doel hiervan is om de kaderstellende en controlerende rol van het bestuur op dit vlak te versterken. Het is daarnaast de verwachting dat dit een kwaliteitsimpuls zal geven aan de interne processen en beheersing, zodat de directeur kan steunen op een adequaat functionerend systeem. Ook is de verwachting dat er meer vooruitgekeken gaat worden naar het oplossen van onrechtmatigheden, omdat de directeur ook beheersmaatregelen moet formuleren (Kadernota rechtmatigheid 2023). Zie ook de toelichting bij artikel 6a.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 2 Vaststelling programma-indeling en paragrafen

Eerste lid

Tribuut is opgericht voor het uitvoeren van de gemeentelijke belastingen en Wet WOZ voor de deelnemers. Een indeling van de begroting in meerdere programma’s is al vrij snel na de oprichting van Tribuut verlaten, omdat dit de sturingsmogelijkheden beperkt en geen recht doet aan de eenvoudige structuur van Tribuut.

Tweede lid

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken voor. In een paragraaf wordt het bestuur integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Dit lid bepaalt, dat het bestuur bij aanvang van elke nieuwe zittingsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting, die aanvullend zijn op het BBV.

Eerste lid, onder a

In het eerste lid, onder a, wordt de verplichting in artikel 20, tweede lid, onder b, van het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt, door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken.

Eerste lid, onder b

Het eerste lid, onder b, bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming en investering voor de schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.

Derde lid

In het derde lid wordt geregeld vanaf welk grensbedrag incidentele baten en lasten worden gespecificeerd in het overzicht van de (geraamde) incidentele baten en lasten, conform het advies van de commissie BBV (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).

Artikel 4 Kaders begroting en meerjarenraming

Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staat een aantal uitgangspunten die de directeur bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit is in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.

Eerste lid

Het bestuur stelt vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vast, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan de directeur voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze nota wordt ook wel kadernota genoemd.

Tweede lid

In dit lid is bepaald dat in de begroting een post onvoorzien wordt opgenomen. Gekozen is voor een percentage, zodat dit mee-ademt met de ontwikkeling van de begrote lasten. Zie artikel 8, eerste lid, onder e, van het BBV.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

Eerste lid

Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij het bestuur. Het bestuur neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan het bestuur op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. Tribuut kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (artikel 189, derde lid, van de Gemeentewet). Het bestuur kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door het bestuur van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van het programma.

Tweede lid

Naast lopende uitgaven doet Tribuut investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten door het bestuur worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan het bestuur bij de begrotingsbehandeling aangeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan het bestuur de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar het bestuur autoriseert de uitgaaf nog niet. De directeur is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Derde lid

De directeur moet dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan het bestuur melden, zodat het bestuur kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Dit is de actieve informatieplicht van de directeur.

Vierde lid

Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussentijdse rapportages. Bij investeringen met een meerjarig karakter, waaronder ook grondexploitaties, vindt bij elke begroting een actualisatie van de ramingen plaats en de directeur aan het bestuur voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

Vijfde lid

Soms komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het zesde lid regelt de autorisatie van de investeringskredieten anders dan bij vaststelling van de begroting. Het gaat hier dus ook om investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien. Daarbij draagt dit lid aan de directeur op bij grote investeringen aan te geven wat het effect is op de schuldpositie van Tribuut.

Artikel 6 Tussentijdse rapportages

De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor het bestuur. Op basis van tussentijdse rapportages wordt het bestuur geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Eerste lid

Er is gekozen voor één tussentijdse rapportages om de uitvoeringslast beperkt te houden.

Tweede lid

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de tussentijdse rapportages.

Derde lid

Het derde lid bepaalt welke afwijkingen ten opzichte van de begroting de directeur in de tussentijdse rapportages moet toelichten.

Artikel 7 Jaarstukken

Eerste lid

De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. In het eerste lid wordt geregeld dat de directeur een voorstel doet voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo.

Tweede lid

Het tweede lid biedt de mogelijkheid om vooruitlopend op de bestemming van het rekeningresultaat budgetten die niet tot besteding zijn gekomen over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Bedacht moet worden dat dit uiteraard gevolgen heeft voor de mate waarin het rekeningsaldo nog kan worden bestemd, zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8 Gereserveerd (Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen)

Gezien de omvang van Tribuut en de omvang van de begroting achten wij het niet nodig hiervoor aanvullende bepalingen op te nemen. Er zijn regelmatig bestuursvergaderingen waarin de directeur het bestuur op de hoogte houdt van de actuele ontwikkelingen. Het past binnen de politiek-bestuurlijke sensitiviteit van de directeur dat hij oog heeft voor onderwerpen waar het bestuur mogelijk iets van wil vinden. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen.

Artikel 9 EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. De gemeenschappelijke regelingen (hierna: GR-en), zoals Tribuut, delen als verlengstuk van die gemeenten daarin mee. Wordt dit aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten en GR-en overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten en GR-en wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het rijk of Europa leidt.

GR-en krijgen in het voorjaar van het rijk bericht of het aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van GR-en is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten GR-en met een individueel EMU-saldo hoger dan de EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

De directeur informeert het bestuur als Tribuut van het rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van Tribuut, doet de directeur een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 10 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording

Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. De directeur legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.

Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:

  • begrotingscriterium: de financiële handelingen passen binnen het kader van de geautoriseerde begroting;

  • voorwaardencriterium: voorwaarden in wet- en regelgeving worden nageleefd;

  • misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Eerste lid

In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat het bestuur bij aanvang van iedere bestuursperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).

Tweede lid

In het tweede lid stelt het bestuur de verantwoordingsgrens vast, waarboven de directeur moet rapporteren aan het bestuur (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van Tribuut, inclusief de dotaties aan de reserves.

Derde lid

Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens). Deze grens is opgenomen in het controleprotocol.

Artikel 11 Voorwaardencriterium

Eerste lid

In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde “normenkader”.

Tweede lid

Artikel 11 geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door het bestuur moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan het bestuur moet worden aangeboden.

Artikel 12 Begrotingscriterium

Eerste lid

Artikel 12 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.

Tweede lid

De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door het bestuur goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Eerste lid

Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidsgelden te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.

Tweede lid

Aan de directeur wordt opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen van Tribuut.

Artikel 14 Waardering en afschrijving vaste activa

In artikel 212, tweede lid, onder a, van de Gemeentewet is opgenomen, dat de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 14 invulling gegeven.

Eerste lid

Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar het vastgestelde afschrijvingsbeleid. Daarin zijn naast de methodiek de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën activa opgenomen.

Tweede lid

In het tweede lid is opgenomen dat jaarlijks een meerjareninvesteringsplan wordt opgesteld. Dit biedt integraal inzicht en versterkt daarmee de sturingsmogelijkheden van het bestuur.

Artikel 15 Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een bedrijfsvoeringsorganisatie een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening. Vorderingen van Tribuut worden individueel beoordeeld op oninbaarheid.

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

Eerste lid

Regelgeving rondom de verantwoording van de rentekosten is uitgewerkt in de notitie Rente van de commissie BBV. In deze notitie is aangegeven dat de uitspraken van de commissie BBV alleen strekken tot de verslaggevingstechnische verwerking van de rente op de taakvelden. Dat wil zeggen dat de regels voor de renteomslag bepalend zijn voor de rente die feitelijk wordt toegerekend aan de taakvelden. De commissie BBV doet echter geen uitspraken over de wijze waarop bedrijfsvoeringsorganisaties hun tarieven moeten berekenen. Fiscaal juridisch gezien is het toegestaan om een redelijk deel van de rentelasten mee te nemen in de kostenopstelling die ten grondslag ligt aan de tariefberekening.

De overheadkosten moeten apart worden verantwoord. Daarom is het noodzakelijk kostprijzen van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, extracomptabel te onderbouwen. Het is niet noodzakelijk de rentevergoeding over reserves en voorzieningen in de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening aan de taakvelden toe te rekenen. Het eerste lid bepaalt daarom, dat voor de toerekening van rentelasten en rentebaten in de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening aan de taakvelden geen rentevergoeding over reserves en voorzieningen wordt meegenomen.

Tweede lid

Voor een investeringsvoornemen kan het bestuur een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van Tribuut tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering in de loop van de jaren middels de afschrijvingen een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Derde lid

Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar, dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Dit kan worden voorkomen door voor elke nieuwe bestemmingsreserve een maximale ‘houdbaarheidsdatum’ op te nemen. Hiervoor is bepaald dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd.

Vierde lid

In het vijfde lid is de verplichting opgenomen om de reserves niet alleen periodiek, maar ook jaarlijks bij de begroting en de jaarrekening te beoordelen.

Artikel 17 Berekening perceptiekosten

Artikel 212, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het bestuur in rekening te brengen prijzen. De grondslagen voor de prijzen die Tribuut bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs. Voor Tribuut is dit artikel gebruikt om de perceptiekosten te berekenen. Dat zijn immers kosten die de deelnemende gemeenten mogen betrekken als verhaalbare lasten van de gebonden belastingen en daarmee het tarief van de gemeentelijke heffingen medebepalen.

De overheadkosten moeten apart worden verantwoord. Ze worden bij Tribuut niet doorberekend aan de taakvelden. Daarmee is het niet mogelijk om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Bepaald is dat de perceptiekosten extracomptabel worden vastgelegd en dat deze bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor desbetreffende diensten worden ingezet. Wat onder de directe kosten moet worden verstaan is via het BBV, de notitie overhead en de taakveldbeschrijving helder gedefinieerd. Op dat punt hoeft in deze verordening niets aanvullend te worden geregeld.

Artikel 18 Prijzen economische activiteiten

In de Wet Markt en Overheid (waarmee de Mededingingswet is gewijzigd) is opgenomen dat als een GR goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden zij deze activiteiten niet mag bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de GR-en in concurrentie met andere ondernemingen treedt.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten en werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Tweede lid

Van dit verbod kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een bestuursbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het bestuursbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een officieel elektronisch publicatieblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij het bestuur (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)). Het bestuur moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Artikel 19 Gereserveerd (Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen)

Dit artikel is niet aan de orde voor Tribuut. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen. Daardoor wordt het bijhouden van de verordening vergemakkelijkt.

Artikel 20 Financieringsfunctie

Artikel 212, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 20 bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de financiële organisatie van de financieringsfunctie staan in artikel 29.

Eerste lid

In aanvulling op de regels uit de Wet financiering decentrale overheden (hierna: Wet fido) en daarop gebaseerde besluiten en regelingen stelt het eerste lid een aantal aanvullende kaders. Zo mag geen gebruik worden gemaakt van financiële derivaten. GR-en mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet fido). Daarbij bepaalt artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat aan de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij hub wensen en bedenkingen ter kennis van het bestuur heeft kunnen brengen.

Artikel 21 Gereserveerd (Lokale heffingen)

Dit artikel is niet aan de orde voor Tribuut. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen. Daardoor wordt het bijhouden van de verordening vergemakkelijkt.

Artikel 22 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid omtrent weerstandsvermogen en risicobeheersing is opgenomen in een aparte nota. Om die actueel te houden en het bestuur de gelegenheid te geven zo nodig bij te sturen is voorzien in een verplichte actualisatie elke vier jaar.

Artikel 23 Gereserveerd (Onderhoud kapitaalgoederen)

Dit artikel is niet aan de orde voor Tribuut. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen. Daardoor wordt het bijhouden van de verordening vergemakkelijkt.

Artikel 24 Gereserveerd (Financiering)

Er is voor gekozen om geen aanvullende informatie verplicht te stellen naast hetgeen al volgens het BBV verplicht is om op te nemen in de jaarstukken. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen. Daardoor wordt het bijhouden van de verordening vergemakkelijkt.

Artikel 25 Bedrijfsvoering

In artikel 14 van het BBV staat welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In dit artikel is de aanvullende informatievraag van het bestuur voor deze paragraaf gedefinieerd.

In verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording heeft de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en jaarstukken ook een grotere rol gekregen. De commissie BBV doet hierover een aantal stellige uitspraken:

- De directeur geeft in de paragraaf bedrijfsvoering een toelichting op alle afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

- Indien de normen uit de gids proportionaliteit veelvuldig niet nageleefd worden of slecht gedocumenteerd en/of gemotiveerd zijn, dan moet de directeur hierover rapporteren via de paragraaf bedrijfsvoering.

- Niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen moeten worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Overigens adviseert de commissie BBV ook om afspraken te maken tussen raad en de directeur over de wijze waarop met niet financiële onrechtmatigheden wordt omgegaan. Daarnaast adviseert de commissie BBV om geconstateerde fraude door eigen medewerkers toe te lichten in de paragraaf bedrijfsvoering.

Het bestuur kan ervoor kiezen om een rapportagegrens vast te leggen voor het toelichten van onrechtmatigheden in de paragraaf bedrijfsvoering, die afwijkt van de verantwoordingsgrens die is vastgelegd in artikel 11. De directeur moet in de paragraaf bedrijfsvoering een nadere toelichting geven op alle afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen[, voor zover deze de rapportagegrens overschrijden. De rapportagegrens kan ook bestaan uit kwalitatieve criteria (bijvoorbeeld afwijkingen die geregeld voorkomen).

Artikel 26 Gereserveerd(Verbonden partijen)

Dit artikel is niet aan de orde voor Tribuut. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen. Daardoor wordt het bijhouden van de verordening vergemakkelijkt.

Artikel 27 Gereserveerd (Grondbeleid)

Dit artikel is niet aan de orde voor Tribuut. Om de artikelnummering gelijk te houden aan het VNG-model is dit artikel als ‘gereserveerd’ opgenomen. Daardoor wordt het bijhouden van de verordening vergemakkelijkt.

Artikel 28 Administratie

Onder artikel 28 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de administratie.

Artikel 29 Financiële organisatie

De directeur is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van het bestuur van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.

Artikel 29 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie de directeur beleid en interne regels stelt. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand dat de directeur een organisatiebesluit vaststelt en dat de directeur de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt.

Artikel 30 Interne controle

Eerste lid

De accountant toetst jaarlijks of de rekening een getrouw beeld geeft van de financiën. Het eerste lid draagt de directeur op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole Tribuut zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt, dat de directeur maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen Tribuut daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.

Artikel 31 Intrekking oude regeling

Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2025 en later.

De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar 2023 en de begroting en jaarstukken van het jaar 2024. Hiervoor is in het artikel een overgangsbepaling opgenomen.