Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Geldend van 21-12-2024 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Gedeputeerde Staten van Overijssel delen het volgende mee:

Artikel I

  • a.

    Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 wordt met ingang van 11 juli 2022 ingetrokken met uitzondering van hoofdstuk 1 in combinatie met de paragrafen 6.3 en 7.10.

  • b.

    Paragraaf 7.10 wordt met ingang van 16 augustus 2022 ingetrokken;

  • c.

    Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 inclusief Hoofdstuk 1 en paragraaf 6.3 worden met ingang van 14 september 2022 ingetrokken.

Artikel II

De subsidieregelingen van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 zijn, voor zover ze doorlopen, ondergebracht in het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022.

Artikel III

Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022 is vastgesteld, dat als volgt luidt:

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inhoud, geldigheid en begrippen

Artikel 1.1.1 Wat in het Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2022 geregeld is

  • 1. Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022, hierna het Uitvoeringsbesluit genoemd, bevat de voorwaarden die voor subsidies gelden.

  • 2. Het Uitvoeringsbesluit bestaat uit:

    • a.

      Hoofdstuk 1: algemene voorwaarden die gelden voor subsidies;

    • b.

      Hoofdstuk 2 tot en met 8: de subsidieregelingen. In de subsidieregeling zijn de subsidiabele activiteiten en de aanvullende of afwijkende voorwaarden van Hoofdstuk 1 opgenomen. De aanvraag wordt getoetst aan de voorwaarden van Hoofdstuk 1 en aan alle artikelen en onderdelen van de subsidieregeling.

Artikel 1.1.2 Geldigheid van de regels in het Uitvoeringsbesluit

  • 1. Het Uitvoeringsbesluit geldt niet voor subsidies die worden verleend volgens één van de volgende regelingen:

    • -

      Regeling aanpak schades panden langs Kanaal Almelo-De Haandrik;

    • -

      Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel

    • -

      Regeling POP 3 subsidies provincie Overijssel;

    • -

      Samenwerkingsovereenkomst Asbestbodemsaneringsopgave 2016-2022;

    • -

      Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel;

    • -

      Subsidieregeling Energiefonds Overijssel 2024

    • -

      Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel 2024;

    • -

      Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer 2024;

    • -

      Subsidieregeling rivierdijken;

    • -

      Subsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen Overijssel;

    • -

      Subsidieverordening Innovatiefonds Overijssel II B.V.;

    • -

      Subsidieverordening Innovatiekrediet Overijssel;

    • -

      Wet personenvervoer 2000.

  • 2. Voor alle overige provinciale subsidies gelden de voorwaarden uit Hoofdstuk 1 en de aanvullende of afwijkende voorwaarden die in de betreffende subsidieregeling zijn genoemd. Daarnaast gelden ook de voorwaarden uit de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005 en Europese regels op het gebied van staatssteun.

  • 3. Een aanvraag wordt behandeld op basis van het Uitvoeringsbesluit subsidies dat geldig is op de ontvangstdatum van de subsidieaanvraag.

  • 4. Voor subsidies die verleend zijn volgens het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007, 2011 en 2017 blijft de versie gelden op de datum van de subsidieaanvraag. Voor de MIT-R&D-samenwerkingsprojecten 2022 en de Productieregeling cultuur Overijssel blijft het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 (Ubs 2017) in combinatie met hoofdstuk 1 van dat Ubs 2017 tijdens de indieningstermijn 2022 nog gelden.

Artikel 1.1.3 Betekenis van begrippen

In dit artikel zijn veel voorkomende begrippen in dit Uitvoeringsbesluit uitgelegd. Als een begrip niet is uitgelegd, geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.

Algemene begrippen

  • -

    Asv-aanvraag: een aanvraag voor een subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening 2005 (Asv).

  • -

    Asv-subsidie: een eenmalige subsidie die verleend wordt voor activiteiten waar geen subsidieregeling in dit Uitvoeringsbesluit voor is.

  • -

    Derde: iemand anders dan de aanvrager. Zuster-, dochter-, moeder- en vergelijkbare ondernemingen zijn geen derden als sprake is van onderlinge economische of juridische afhankelijkheid.

  • -

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel.

  • -

    Medeoverheden: gemeenten, waterschappen, andere provincies en de Rijksoverheid.

  • -

    Provinciaal Programma Landelijk gebied (PPLG): de provinciale uitwerking van het hoofddoel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In het PPLG Overijssel zal de provincie uiterlijk 1 juli 2023 aan het Rijk aangeven hoe zij samen met haar partners invulling geeft aan het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied.

  • -

    Subsidieperiode: de periode waarbinnen de gesubsidieerde activiteiten uitgevoerd worden. De startdatum van de subsidieperiode is de ontvangstdatum van de aanvraag. Als de aanvrager een latere startdatum invult op het aanvraagformulier dan is dat de geldige startdatum. De einddatum staat in het subsidiebesluit: op deze dag moeten alle gesubsidieerde activiteiten uitgevoerd zijn.

  • -

    Subsidievaststelling: een besluit waarin is opgenomen op welk bedrag de aanvrager definitief recht heeft.

  • -

    Subsidieverlening: een besluit waarin is opgenomen op welk bedrag de aanvrager voorlopig recht heeft.

Wet- en regelgeving

  • -

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening, hierna AGVV: de verordening van de Europese Commissie waarmee het mogelijk wordt om subsidie als toegestane staatssteun te verlenen. Het is de Verordening (EG) van 17 juni 2014 met nummer 651/2014 en publicatienummer L187/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    Algemene subsidieverordening Overijssel 2005, hierna Asv: de verordening op basis waarvan Gedeputeerde Staten subsidies kunnen verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan provinciale doelen of die passen binnen de programmabegroting. De Asv is de wettelijke basis van alle door of namens Gedeputeerde Staten verleende subsidies.

  • -

    Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb: deze wet geeft algemene regels voor het verkeer tussen bestuursorganen en burgers. Subsidieregels staan in Titel 4.2 van de Awb.

  • -

    Algemene De-minimisverordening: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 24 december 2013, met nummer 1407/2013 en publicatienummer L 352/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    De-minimisverordening Landbouw: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen aan landbouwondernemingen, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 18 december 2013, met nummer 1408/2013 en publicatienummer L 352/9 en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    De-minimisverordening Visserij: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen aan ondernemingen in de Visserij, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 27 juni 2014 met nummer nr. 717/2014 en publicatienummer L 190/45 en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    Landbouwvrijstellingsverordening, hierna LVV: de verordening van de Europese Commissie waarmee het mogelijk wordt om subsidie als toegestane staatssteun te verlenen aan landbouwondernemingen. Het is de Verordening (EU) van 14 december 2022 met nummer 2022/2472 en publicatienummer Pb L 327/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

De aanvrager

  • -

    Aanvrager: een persoon, bedrijf of organisatie die de subsidie aanvraagt en ontvangt. De aanvrager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • -

    Gemachtigde: een persoon of organisatie die namens de aanvrager subsidie aanvraagt en de aanvrager vertegenwoordigt.

  • -

    Penvoerder: een persoon of een organisatie die subsidie aanvraagt en verantwoordt namens een samenwerkingsverband. Betaling aan de penvoerder geldt als betaling aan alle medeaanvragers van het samenwerkingsverband.

  • -

    Samenwerkingsovereenkomst: een schriftelijke afspraak van de deelnemers van een samenwerkingsverband. In de overeenkomst staan in ieder geval de taken, verantwoordelijkheden, financiële bijdragen van iedere deelnemer en wie van de deelnemers in het samenwerkingsverband penvoerder is.

  • -

    Samenwerkingsverband: een groep zonder rechtspersoonlijkheid waarin meerdere aanvragers samenwerken bij de uitvoering van subsidiabele activiteiten. Een samenwerkingsverband bestaat uit minimaal 2 aanvragers die juridisch en financieel onafhankelijk zijn van elkaar. Bij een samenwerkingsverband zijn alle deelnemers aanvrager. Alle deelnemers zijn voor het eigen deel verantwoordelijk voor de subsidie.

Ondernemingen

  • -

    Grote onderneming: een onderneming die 250 of meer werknemers heeft en de jaarlijkse omzet is hoger dan € 50 miljoen en/of het jaarlijks balanstotaal is hoger dan € 43 miljoen. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een onderneming een grote onderneming is, wordt gebruik gemaakt van de definitie die in bijlage 1 van de AGVV of de LVV staat.

  • -

    Landbouwonderneming: een onderneming die actief is in de primaire productie van landbouwproducten.

  • -

    Mkb-onderneming: tot de mkb-ondernemingen behoren de micro-, kleine of middelgrote ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet maximaal 50 miljoen euro is en/of het jaarlijkse balanstotaal maximaal 43 miljoen EUR is.

    Binnen de categorie mkb is een ‘kleine onderneming’ een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet en/of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen euro niet overschrijdt. Binnen de categorie mkb is een ‘micro-onderneming’ een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet en/of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen euro niet overschrijdt.

  • -

    Onderneming: een particulier, een bedrijf of een organisatie die een product of dienst op een markt brengt. Een onderneming staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • -

    Onderneming in moeilijkheden: een onderneming die financiële problemen heeft. Bij een Mkb-onderneming is dat het geval als de onderneming te maken heeft met één van de volgende situaties:

    • a.

      als de onderneming in betalingsmoeilijkheden verkeert, zoals surseance van betaling of faillissement;

    • b.

      als de verliezen in mindering worden gebracht op de reserves en dit een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft het aandelenkapitaal;

    • c.

      als meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming, zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door verliezen is verdwenen;

    • d.

      als de onderneming financiële hulp in de vorm van reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, of in een herstructureringsplan zit.

  • Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een onderneming in moeilijkheden verkeert, wordt gekeken naar de definitie zoals opgenomen in artikel 2 lid 18 van de AGVV of in artikel 2 lid 14 van de LVV.

  • -

    Startende onderneming: een onderneming die op het moment van de subsidieaanvraag maximaal 5 jaar geregistreerd staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Onderzoek en innovatie

  • -

    Experiment: het verzamelen, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke kennis en vaardigheden, om nieuwe of flink verbeterde producten, processen of diensten te ontwikkelen. Een experiment wordt ook wel een pilot of proefproject genoemd. Een gebruikelijke, beperktere wijziging van bestaande producten, productieprocessen of diensten is geen experiment.

  • -

    Haalbaarheidsonderzoek: een onderzoek om te kijken of en hoe een activiteit uitvoerbaar is. Het doel is om een betrouwbaar beeld te krijgen van de risico's in wat er nodig is om de activiteit inhoudelijk, juridisch, organisatorisch en financieel te laten slagen.

  • -

    Innovatie: een nieuw of verbeterd product, proces of dienst.

1.2 De algemene voorwaarden

Artikel 1.2.1 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. In de subsidieregeling staat welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en welke voorwaarden daarbij gelden.

  • 2. Voor subsidies op basis van de Asv staat in de subsidieverlening welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en welke voorwaarden daarbij gelden.

  • 3. De subsidiabele activiteiten passen binnen het provinciale beleid.

  • 4. De activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen vinden plaats in Overijssel. Als dat niet het geval is, zijn de effecten van de activiteit helemaal of voor het grootste deel merkbaar in Overijssel.

  • 5. Activiteiten die wettelijk verplicht zijn, komen niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 1.2.2 Incidentele activiteitensubsidie

De subsidie heeft de vorm van een incidentele activiteitensubsidie. Een incidentele activiteitensubsidie is een subsidie om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren.

Artikel 1.2.3 Subsidie heeft een stimulerend effect

  • 1. De subsidie heeft een stimulerend effect op het gaan uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Dit betekent dat de activiteiten op het moment van de ontvangst van de subsidieaanvraag nog niet zijn gestart.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing als sprake is van een subsidie waarbij Gedeputeerde Staten de subsidie verlenen uit financiële middelen die afkomstig zijn van de Rijksoverheid én op basis van de Rijksbeschikking de activiteit al gestart mag zijn vanaf een datum genoemd in de Rijksbeschikking. Deze uitzondering geldt niet als sprake is van subsidieverlening onder de AGVV of LVV, dan geldt artikel 1.2.3 lid 1 wel.

Artikel 1.2.4 Stapeling van provinciale subsidies is niet toegestaan

Voor dezelfde activiteiten of kosten wordt niet meer dan één keer subsidie verleend. Dit geldt niet bij:

  • a.

    subsidies uit Europese Fondsen of op grond van andere Europese regelgeving;

  • b.

    subsidies waarbij Gedeputeerde Staten de subsidie verlenen uit financiële middelen die afkomstig zijn van de Rijksoverheid én voor dezelfde activiteiten ook de subsidie verlenen uit eigen, provinciale middelen;

  • c.

    een geldlening door of namens Gedeputeerde Staten.

Subsidiabele kosten, begroting en dekking

Artikel 1.2.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Kosten zijn subsidiabel en worden meegenomen bij het berekenen van de hoogte van de subsidie als deze:

    • a.

      toerekenbaar zijn: de kosten houden direct verband met de subsidiabele activiteit;

    • b.

      aantoonbaar zijn: de aanvrager kan de kosten uitleggen en bewijzen met bijvoorbeeld offertes, facturen of betaalbewijzen;

    • c.

      acceptabel zijn: de verhouding tussen de activiteiten en de kosten daarvan is redelijk.

  • 2. Personeelskosten zijn subsidiabel als deze daarnaast ook voldoen aan artikel 1.2.6.

  • 3. Kosten van derden zijn subsidiabel als deze daarnaast ook voldoen aan artikel 1.2.7.

Artikel 1.2.6 Personeelskosten

  • 1. Personeelskosten van de aanvrager en samenwerkingsverband worden berekend door het aantal uren die besteed worden aan de activiteit te vermenigvuldigen met één van de volgende uurtarieven:

    • a.

      een vast uurtarief van € 40,-. Een onderbouwing van het uurtarief is dan niet nodig. Een vast uurtarief kan worden gebruikt voor:

      • 1.

        ureninzet van personen die in loondienst zijn;

      • 2.

        ureninzet van personen die niet op de loonlijst staan zoals bij een zelfstandig ondernemer, eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.), maatschap of een directeur-grootaandeelhouder;

      • 3.

        ureninzet van samenwerkingspartners die geen medeaanvrager zijn;

    • b.

      een uurtarief tot maximaal € 130,- dat als volgt is berekend: bruto jaarloon, gedeeld door 1650 uur, vermeerderd met een opslag van 50% voor indirecte kosten. Dit is een uurtarief dat wordt gebruikt voor ureninzet van personen die in loondienst zijn. Indirecte kosten zijn de overheadskosten inclusief huisvestingskosten. Bij een parttime dienstverband worden de personeelskosten naar verhouding berekend;

    • c.

      het Integraal Kostprijstarief (IKT). Dit is een uurtarief dat wordt gebruikt voor ureninzet personen die in loondienst zijn. Het IKT-tarief voldoet aan de volgende voorwaarden:

      • 1.

        er is bij de aanvrager sprake van een stelselmatig en volgens een vast patroon gehanteerde berekening van het uurtarief;

      • 2.

        het uurtarief is gebaseerd op bedrijfseconomische toegestane berekening, waarin directe personeelskosten en algemeen indirecte kosten inclusief huisvesting opgenomen kunnen worden;

      • 3.

        het uurtarief is op een transparante en begrijpelijke wijze vooraf berekend;

      • 4.

        het uurtarief bevat geen debetrente, boetes, provisies, financiële sancties, winstopslagen, gerechtskosten, voorzieningen voor mogelijke toekomstige verliezen of lasten, wisselverliezen, terugvorderbare indirecte belastingen, schulden en onvoorziene kosten;

      • 5.

        [vervallen]

  • 2. Personeelskosten van medeoverheden zijn alleen subsidiabel als sprake is van minimaal één van de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van ureninzet van personeel in vaste dienst dat tijdens de subsidieperiode aantoonbaar werktijduitbreiding krijgt of wordt vervangen door tijdelijke inhuur;

    • b.

      er is sprake van ureninzet van personeel in vaste dienst dat niet gedekt op de begroting van de medeoverheid staat en ureninzet van de eigen uren moet terugverdienen.

  • 3. Als de personeelskosten van medeoverheden subsidiabel zijn, dan geldt naar keuze het uurtarief zoals opgenomen onder lid 1 onderdeel a, b of c.

  • 4. Het uurtarief dat bij subsidieverlening geldt, wordt ook gebruikt bij de subsidievaststelling. Het uurtarief kan bij de subsidievaststelling niet hoger worden dan bij de subsidieverlening.

Artikel 1.2.7 Kosten van derden

  • 1. Kosten van derden zijn de kosten van:

    • a.

      de geleverde diensten;

    • b.

      de geleverde materialen;

    • c.

      de aankoopkosten van machines en apparatuur. Daaronder vallen ook bijkomende kosten zoals licenties voor software en de onderhoudskosten van een machine of apparatuur;

    • d.

      de bestedingen van een medeoverheid door middel van subsidieverlening aan derden;

    • e.

      de verzekeringspremies, lunches en andere vergelijkbare kosten die door de aanvrager gemaakt worden om inzet van vrijwilligers te faciliteren.

  • 2. De aanvrager kan de gemaakte kosten van derden bewijzen met facturen, betaalbewijzen of een subsidiebesluit.

  • 3. Kosten van arbeid van derden zijn subsidiabel tot een maximum van € 130,- per uur exclusief Btw.

  • 4. Btw is alleen subsidiabel als de aanvrager de Btw over de te subsidiëren activiteiten niet met de Belastingdienst kan verrekenen of bij het Btw-compensatiefonds kan compenseren.

Artikel 1.2.8 Kosten die niet voor de subsidie in aanmerking komen

De volgende kosten zijn niet subsidiabel, behalve als dat in de subsidieregeling anders is geregeld:

  • a.

    de kosten die gemaakt zijn vóór het indienen van de subsidieaanvraag. Dit geldt niet als sprake is van een subsidie uit financiële middelen die afkomstig zijn van de Rijksoverheid én op basis van de Rijksbeschikking de activiteit al gestart mag zijn vanaf een datum genoemd in de Rijksbeschikking. Deze uitzondering geldt niet als sprake is van subsidieverlening onder de AGVV of LVV;

  • b.

    de kosten van de voorbereiding en het indienen van de subsidieaanvraag;

  • c.

    boetes, kosten van juridische bijstand voor rechtszaken, bankdiensten, financieringen, debetrente en leges;

  • d.

    vergoedingen die vrijwilligers, stagiaires en meewerkende studenten ontvangen voor de hun ureninzet;

  • e.

    kosten van het aankopen, gebruiken of waardevermindering van grond;

  • f.

    kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaars;

  • g.

    in de begroting opgenomen onvoorziene kosten. Voor deze kosten zijn op het moment van de aanvraag namelijk geen duidelijk aanwijsbare activiteiten bekend en is onzeker of deze kosten gemaakt gaan worden.

Artikel 1.2.9 Begroting en dekking

De subsidie wordt verleend als de kosten van de subsidiabele activiteiten naar verwachting betaald en financieel gedekt kunnen worden.

Staatssteunregels

Artikel 1.2.10 Staatssteun

  • 1. Staatssteun is overheidssteun, zoals subsidie, die mogelijk voor verstoring van de concurrentie op de Europese markt kan zorgen. Om te bepalen of sprake is van staatssteun, wordt een aanvraag getoetst aan de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) met publicatienummer PbEU 2010, C 83/47.

  • 2. Als sprake is van staatssteun wordt de subsidie alleen verleend als de aanvraag voldoet aan de AGVV, LVV, of een ander Europees steunkader.

  • 3. Als sprake is van staatssteun kan subsidie worden verleend als:

    • a.

      er geen sprake is van een onderneming in moeilijkheden;

    • b.

      een aanvrager niet op grond van een besluit van de Europese Commissie staatssteun moet terugbetalen;

    • c.

      steunpercentages en steundrempels uit de AGVV, LVV of een ander Europees steunkader niet worden overschreden;

    • d.

      is voldaan aan andere geldende voorwaarden uit de AGVV, LVV of een ander steunkader.

  • 4. Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of De-minimisverordening Landbouw of De-minimisverordening Visserij. De aanvrager en zijn moeder-, zuster- en dochterondernemingen mag dan samen in de afgelopen 2 jaar en het jaar van indiening van de aanvraag maximaal de volgende financiële bijdrage van medeoverheden ontvangen:

    • a.

      € 20.000,- voor een landbouwonderneming;

    • b.

      € 300.000,- voor een andere onderneming;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      € 30.000,- voor een onderneming in de sector Visserij.

  • 5. Als sprake is van subsidieverlening op basis van de AGVV of LVV dan maakt de provincie binnen 6 maanden na subsidieverlening de volgende gegevens bekend: de naam van de subsidieontvanger, de verleende subsidie, de vorm en het bedrag per eindbegunstigde, de datum waarop de subsidie is verleend, of het gaat om een Mkb-onderneming of grote onderneming, de regio waarin de subsidieontvanger is gevestigd en de voornaamste economische sector waarin de subsidieontvanger actief is.

  • 6. De in lid 5 genoemde gegevens worden bekend gemaakt voor:

    • a.

      de AGVV subsidies van € 60.000,- of meer, als de subsidieontvanger een landbouwonderneming is;

    • b.

      de AGVV subsidies van € 30.000,- of meer, als de subsidieontvanger een onderneming uit de visserij is;

    • c.

      de AGVV en LVV subsidies van € 100.000,- of meer voor overige subsidieontvangers;

    • d.

      de LVV subsidies van € 10.000,- of meer als de subsidieontvanger een landbouwonderneming is;

De aanvraag

Artikel 1.2.11 Indieningstermijn aanvraag voor subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. In de subsidieregeling kan een afwijkende indieningstermijn geregeld zijn. Aanvragen die na het einde van de indieningstermijn zijn ontvangen worden afgewezen.

Artikel 1.2.12 Verplicht gebruik van het aanvraagformulier

De aanvrager maakt gebruik van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier dat bij de Asv-aanvraag of de betreffende subsidieregeling hoort.

Artikel 1.2.13 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Een subsidieaanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een omschrijving van het doel en het resultaat van de activiteiten. Het doel en resultaat wordt zo veel mogelijk specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden omschreven;

    • c.

      een omschrijving van de bijdrage aan het provinciale beleid;

    • d.

      de start- en einddatum van de activiteiten;

    • e.

      een omschrijving van de financiële en juridische haalbaarheid van de activiteiten;

    • f.

      een omschrijving van de betrokkenheid van andere organisaties, overheden of onderwijs;

    • g.

      een omschrijving van de eventuele financiële onzekerheden en risico’s;

    • h.

      de planning van de uitgaven, als sprake is van subsidiabele activiteiten die in twee of meer jaren plaatsvinden;

    • i.

      overige informatie die in het aanvraagformulier wordt gevraagd die nodig is om te toetsen of de aanvraag voldoet aan de subsidieregeling.

  • 2. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 3. In de begroting en het dekkingsplan staan de kosten van de subsidiabele activiteiten en hoe deze betaald of financieel gedekt worden.

  • 4. In het dekkingsplan wordt opgenomen: de eigen inbreng van de aanvrager en de bijdrage van derden. Als sprake is van een bijdrage van medeoverheden, wordt dat vermeld.

  • 5. Als sprake is van een Asv-aanvraag of subsidieregeling waarvoor de AGVV of LVV als staatssteunoplossing geldt, bevat de subsidieaanvraag aanvullend de volgende informatie:

    • a.

      hoeveel medewerkers de aanvrager in dienst heeft en wat de jaarlijkse omzet bedraagt. Deze informatie is bedoeld om te beoordelen of sprake is van een Mkb-onderneming;

    • b.

      of de aanvrager voor deze activiteit en kosten al een financiële bijdrage van een medeoverheid heeft of zal ontvangen;

    • c.

      een verklaring waaruit blijkt dat de onderneming of aanvrager niet in moeilijkheden verkeert.

  • 6. Als sprake is van een subsidieregeling waarvoor de De-minimisverordening geldt, bevat de aanvraag aanvullend de volgende informatie: het totaal aan ontvangen De-minimissteun in de afgelopen 2 jaar en het jaar van indiening van de aanvraag. In de betreffende subsidieverlening of regeling van de verlenende medeoverheid is opgenomen of sprake is van De-minimissteun.

  • 7. Als sprake is van een samenwerkingsverband levert de aanvrager aanvullend:

    • a.

      een samenwerkingsovereenkomst, en

    • b.

      een staatssteunverklaring van alle partners in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format Staatssteunverklaring partners te gebruiken.

Artikel 1.2.14 Compleetheid van een subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag is compleet als:

    • a.

      het digitale aanvraagformulier volledig ingevuld is;

    • b.

      de informatie en stukken zoals genoemd in artikel 1.2.13 zijn ontvangen, en

    • c.

      de aanvullende stukken die gevraagd zijn in de subsidieregeling zijn ontvangen.

  • 2. Als het nodig is voor de inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag, kan om een toelichting op de ingediende informatie gevraagd worden. Dit heeft geen gevolgen voor de datum van compleetheid van de subsidieaanvraag.

Hoogte subsidiebudget en wijze van verdeling

Artikel 1.2.15 Beschikbaar budget voor een Asv-aanvraag

Een Asv-subsidie kan worden verleend als in een vastgestelde provinciale begroting geld beschikbaar is voor de subsidiabele activiteiten van de aanvrager.

Artikel 1.2.16 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Voor elke subsidieregeling wordt een subsidieplafond vastgesteld. Dit is het beschikbare geld voor de subsidieregeling. In de subsidieregeling is opgenomen voor welke jaren het subsidieplafond geldt.

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de complete aanvraag. De compleetheid wordt bepaald op datum en tijdstip van de ontvangst ervan.

  • 3. Als bij het bereiken van het subsidieplafond de volgorde van ontvangst niet met zekerheid kan worden vastgesteld, wordt er geloot. De loting wordt uitgevoerd onder de aanvragen die compleet zijn op de dag dat het subsidieplafond bereikt is. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Hoogte van de subsidie en betaling

Artikel 1.2.17 Berekening subsidiebedrag

  • 1. De subsidie is een percentage van de begrote subsidiabele kosten of een vast bedrag als dat in de subsidieregeling of de Asv-subsidieverlening staat.

  • 2. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 1.000,-. De maximale subsidie staat in de subsidieregeling of in de Asv-subsidieverlening.

  • 3. Als de subsidie een percentage van de begrote subsidiabele kosten is, dan geldt hetzelfde percentage ook bij de subsidievaststelling.

Artikel 1.2.18 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Het voorschot is maximaal 100% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt in één keer of in termijnen uitbetaald. Het aantal termijnen hangt af van de looptijd van de activiteiten en de verwachte uitgaven per jaar. In de subsidieverlening is de hoogte en manier van bevoorschotting opgenomen.

  • 3. Bij een subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening wordt de subsidie in één keer uitbetaald. Dit geldt niet als het een voorwaarde is dat eerst de benodigde vergunningen zijn ontvangen. In dat geval wordt de subsidie uitbetaald nadat de subsidieontvanger gemeld heeft dat de benodigde vergunningen is ontvangen.

Subsidieverlening en subsidievaststelling

Artikel 1.2.19 Subsidie tot € 25.000,-

  • 1. Een subsidie van minder dan € 25.000,- wordt direct vastgesteld. Dat wil zeggen dat de subsidie gelijk wordt vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening Dit geldt ook als de subsidiabele activiteiten nog moeten plaatsvinden.

  • 2. De subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening geldt niet voor:

    • a.

      subsidies waarop de AGVV of LVV van toepassing is;

    • b.

      subsidies waarvoor SiSa-verantwoording van toepassing is;

  • De subsidie wordt in die gevallen op dezelfde manier verleend en vastgesteld als subsidies vanaf € 125.000,-. Artikel 1.2.21 is dan van toepassing.

Artikel 1.2.20 Subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,-

  • 1. Een subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- wordt eerst verleend en achteraf, nadat de subsidiabele activiteiten uitgevoerd zijn, vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger levert uiterlijk 13 weken na het einde van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in. Als bij de subsidieverlening een andere termijn is genoemd dan 13 weken, dan geldt die andere termijn.

  • 3. Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt het formulier beschikbaar gestelde digitale formulier ‘Aanvraag tot subsidievaststelling’ gebruikt.

  • 4. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zit een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      aan de voorwaarden die bij de subsidie horen is voldaan;

    • c.

      als sprake is van subsidieverlening waarop de AGVV of LVV van toepassing is, een opgave van welke kosten werkelijk gemaakt zijn voor de gesubsidieerde activiteiten en wat de werkelijk ontvangen bijdragen van medeoverheden zijn.

  • 5. De subsidie wordt vastgesteld op het verleende bedrag als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle voorwaarden is voldaan.

  • 6. Als sprake is van subsidieverlening waarop de AGVV, LVV of SiSa-verantwoording van toepassing is, wordt de subsidie vastgesteld op de werkelijke kosten. De artikelen 1.1.21 en 1.1.22 zijn van toepassing.

  • 7. Een subsidie wordt nooit hoger vastgesteld dan het verleende bedrag.

  • 8. Op basis van een risicoanalyse kunnen Gedeputeerde Staten een Asv-subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- vaststellen zonder voorafgaande subsidieverlening. Artikel 1.2.19 is dan van toepassing.

Artikel 1.2.21 Subsidies vanaf € 125.000,-

  • 1. Een subsidie van € 125.000,- of meer wordt eerst verleend en achteraf, nadat de subsidiabele activiteiten uitgevoerd moeten zijn, vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger levert uiterlijk 13 weken na het einde van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in. Als bij de subsidieverlening een andere termijn is genoemd dan 13 weken, dan geldt die andere termijn.

  • 3. Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt het beschikbaar gestelde digitale formulier Aanvraag tot subsidievaststelling ingediend. Hierin is staan:

    • a.

      de werkelijk gemaakte kosten voor de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      hoe deze kosten zijn betaald en financieel zijn gedekt;

    • c.

      wat de werkelijk ontvangen bijdragen van medeoverheden zijn.

  • 4. Om de werkelijk gemaakte kosten te bewijzen kan aanvullend om een accountantsverklaring of factuur, betaalbewijs en een urenverantwoording gevraagd worden. In welk geval een accountantsverklaring wordt gevraagd staat in artikel 1.2.24.

  • 5. Als sprake is van een subsidies waarvan de middelen beschikbaar gesteld zijn door de Rijksoverheid via een Specifieke uitkering, hierna SPUK, dan geldt de SiSa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is dan van toepassing.

  • 6. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zit aanvullend een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      aan de voorwaarden en verplichtingen die bij de subsidie horen is voldaan.

  • 7. De subsidie wordt vastgesteld op de werkelijke kosten als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan. Als de subsidie een percentage van de begrote subsidiabele kosten is, dan wordt de subsidie vastgesteld op hetzelfde percentage van de werkelijke subsidiabel kosten ook voor de subsidievaststelling. De subsidie wordt nooit hoger vastgesteld dan het verleende bedrag.

  • 8. Op basis van een risicoanalyse kunnen Gedeputeerde Staten een Asv-subsidie vanaf € 125.000,- vaststellen zonder voorafgaande subsidieverlening. Artikel 1.2.19 is dan van toepassing.

Artikel 1.2.22 SiSa-verantwoording

  • 1. SiSa staat voor Single information, Single audit. Het is een manier van subsidie verantwoorden die geldt voor subsidies waarvan de middelen beschikbaar gesteld zijn door de Rijksoverheid via een SPUK, Specifieke uitkering.

  • 2. Als een gemeente of een provincie subsidie ontvangt die afkomstig is van een SPUK, dan verloopt de financiële verantwoording van de subsidie via de SiSa-verantwoording. Artikel 17a van de Financiële verhoudingswet is van toepasing. Bij sommige SPUK’s geldt de SiSa-verantwoording ook voor een waterschap.

  • 3. De medeoverheid dient ieder jaar vóór 15 juli de SiSa-verantwoording in bij de Rijksoverheid.

  • 4. De provincie ontvangt de betreffende SiSa-verantwoording van de Rijksoverheid en gebruikt deze bij vaststelling van de subsidie. Deze verantwoording kan ook gebruikt worden bij het bepalen of een aanvullend voorschot verleend wordt.

  • 5. Als sprake is van een provinciebijdrage die als cofinanciering geldt voor de SPUK-bijdrage van de Rijksoverheid, dan wordt de provinciebijdrage ook verantwoord via de SiSa-verantwoording. De provinciebijdrage wordt in de SiSa-verantwoording verantwoord onder: cofinanciering.

  • 6. Als de subsidieperiode langer is dan een jaar, dan wordt de aanvraag tot subsidievaststelling bij de provincie ingediend uiterlijk op 15 juli van het jaar waarin de laatste SiSa-verantwoording is ingediend bij het Rijk.

Artikel 1.2.23 Beslistermijn op een aanvraag

De beslistermijn op een subsidieaanvraag, wijziging van een subsidieverlening of een aanvraag voor subsidievaststelling is 13 weken vanaf de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.2.24 Accountantsverklaring

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen als controlemaatregel een accountantsverklaring over de financiële verantwoording van de subsidie vragen. In de subsidieverlening staat dan dat een accountantsverklaring ingediend wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. In de accountantsverklaring staat een overzicht van de kosten en baten van de gesubsidieerde activiteiten en een oordeel van een accountant daarover.

Artikel 1.2.25 Beoordeling integriteit van de subsidieontvanger

  • 1. Met de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) kunnen Gedeputeerde Staten onderzoeken of de aanvrager aan wie zij een subsidie wil verlenen betrouwbaar en integer is. De door Gedeputeerde Staten vastgestelde Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob 2024 is van toepassing.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij een aanvraag om een subsidie of bij wijziging van de subsidieontvanger een volledig in te vullen Bibob-formulier subsidies verplicht stellen. In dat geval worden geen voorschotten verleend totdat de beoordeling van het ingezonden Bibob-formulier subsidies is afgerond.

  • 3. Als het Bibob-formulier subsidies niet dan wel niet compleet wordt ingediend, wordt de subsidie afgewezen of ingetrokken. Voordat de subsidie wordt afgewezen of ingetrokken, krijgt de aanvrager de gelegenheid om zijn Bibob-formulier subsidies alsnog in te dienen dan wel aan te vullen.

1.3 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.3.1 Goed controleerbare administratie

  • 1. De subsidieontvanger zorgt voor een goede administratie. Bij een eventuele controle van de subsidieadministratie kan worden aangetoond:

    • a.

      dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      wat de begrote en werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten zijn en hoe deze gefinancierd zijn.

  • 2. De subsidieadministratie bestaat tenminste uit facturen, betaalbewijzen, subsidiebesluiten en financiële bijdragen van derden en, voor zover van toepassing, een overzicht van de gewerkte uren.

  • 3. De subsidieontvanger bewaart de subsidieadministratie 12 maanden na de subsidievaststelling. Als de subsidie direct is vastgesteld, zonder voorafgaande subsidieverlening dan is de bewaarperiode 12 maanden na het einde van de subsidieperiode.

Artikel 1.3.2 Op tijd uitvoeren van de activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger verplichten om vóór een bepaalde datum met de activiteiten te beginnen. Die datum ligt na de start, maar voor het einde van de subsidieperiode.

Artikel 1.3.3 Melding van wijzigingen in de uitvoering

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de volgende wijzigingen te melden:

    • a.

      een gesubsidieerde activiteit die niet, niet helemaal of op een andere manier uitgevoerd gaat worden;

    • b.

      een gesubsidieerde activiteit die niet op tijd wordt uitgevoerd;

    • c.

      als er niet meer aan de aan subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen kan worden voldaan, of

    • d.

      als de wens bestaat om de subsidie over te mogen dragen aan een ander.

  • 2. Voor het melden van wijzigingen wordt het formulier ‘Indienen wijzigingsverzoek’ gebruikt. De subsidieontvanger meldt de wijziging binnen 4 weken nadat deze bekend is of had kunnen zijn.

  • 3. Bij een verleende meerjarige subsidie van € 1,5 miljoen of meer doet de subsidieontvanger uiterlijk 1 december van ieder jaar een melding als de jaarlijkse uitgaven van de subsidiabele activiteiten 10% of meer afwijken van de planning voor de uitgaven dat bij de subsidieaanvraag was opgenomen.

  • 4. Als gevolg van een melding kan de verleende of direct vastgestelde subsidie verlaagd worden, kunnen aanvullende afspraken over de gesubsidieerde activiteiten gemaakt worden of kunnen de verplichtingen die bij de subsidie horen, gewijzigd worden.

  • 5. Als de gesubsidieerde activiteit niet op tijd wordt uitgevoerd en de aanvrager heeft daar op tijd een melding van gemaakt, dan kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om uitstel te verlenen.

Artikel 1.3.4 Indienen tussenrapportage

  • 1. De subsidieontvanger levert een tussenrapportage in bij meerjarige subsidies die hoger zijn dan € 25.000,-. Bij een subsidieperiode van een jaar of langer wordt maximaal één keer per jaar een tussenrapportage gevraagd.

  • 2. In de tussenrapportage staat minimaal:

    • a.

      hoever de uitvoering van de activiteiten is;

    • b.

      hoeveel kosten er al zijn gemaakt;

    • c.

      de eventuele ontvangen bijdragen van derden;

    • d.

      wijzigingen in de uitvoering van de activiteiten of de ingediende begroting.

Artikel 1.3.5 Meewerken aan evaluatieonderzoek

De subsidieontvanger werkt mee aan een eventueel evaluatieonderzoek. Het onderzoek meet of de subsidie bijdraagt aan de maatschappelijke doelen waarvoor de subsidie bedoeld is.

1.4 Overige bepalingen

Artikel 1.4.1 Beheersmaatregelen misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidie

Om misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan kunnen Gedeputeerde Staten aanvullende voorwaarden of verplichtingen opleggen dan wel andere maatregelen nemen. Deze aanvullende voorwaarden, verplichtingen of andere maatregelen worden beheersmaatregelen genoemd.

Artikel 1.4.2 Adviescommissie

Bij sommige subsidieregelingen is er een adviescommissie. De adviescommissie geeft advies over de beoordeling van aanvragen.

Artikel 1.4.3 Afronding bedragen

Subsidiebedragen worden naar boven afgerond op hele Euro’s.

Artikel 1.4.4 Verwachtingen vervolgsubsidie

Aan verleende subsidies kunnen geen rechten worden ontleend voor subsidies in de toekomst.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ordening en waterbeheer

2.1 Gereserveerd

2.2 Leefbaar Platteland 3.0

[Vervallen]

2.3 Klimaatadaptatie

[Vervallen]

2.4 Flexpools versnellen woningbouw

Artikel 2.4.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het toekomstbestendig maken van de woningvoorraad. Dit door de voorbereiding van woningbouwprojecten te helpen versnellen.

Artikel 2.4.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor inhuur van extra tijdelijk personeel of inhuur van deskundigen:

    • a.

      om woningbouwprojecten van gemeenten in Overijssel te ondersteunen en te versnellen;

    • b.

      voor het opstellen van een lokale of regionale integrale woonzorgvisie.

  • 2. Het woningbouwproject voldoet aan de volgende voorwaarde: het is een woningbouwproject dat in de Regionale woondeals West-Overijssel en Twente is opgenomen als een sleutelproject of een woningbouwproject binnen Overijssel waarbij de provinciale subsidie nodig is, aangetoond met een acceptabele onderbouwing. De Regionale Woonagenda’s en Woondeals zijn te raadplegen via www.overijsselsewoonaanpak.nl. Sleutelprojecten zijn projecten met een betekenisvol effect op de betreffende stad of kern. Een sleutelproject draagt bij aan de doelen uit de woonagenda’s en aan de versnelling van de woningbouw.

  • 3. Het in te huren tijdelijke personeel of de in te huren deskundige wordt ingezet voor één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      de vergunningverlening van een woningbouwproject;

    • b.

      het voorbereiden van een woningbouwproject of herstructureringsproject. Hierbij kan ook rekening gehouden worden met onder andere de geldende regels voor de stikstofuitstoot;

    • c.

      het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en marktpartijen. In de anterieure overeenkomst staan afspraken over de grond, de kosten voor het wijzigen van een bestemmingsplan en de kosten die gemaakt worden om het bouwproject in de bestaande situatie in te passen. In de overeenkomst staat ook wie de kosten betaalt;

    • d.

      het opstellen van een bestemmingsplan en het doorlopen van de procedures die erbij horen;

    • e.

      het ondersteunen van de gemeente om lokale of regionale integrale woonzorgvisies te realiseren. De woonzorgvisies gaan over betaalbare woningen met passende zorg en ondersteuning voor aandachtgroepen. De aandachtgroepen zijn statushouders, arbeidsmigranten, dak- en thuislozen, mensen met sociale of medische urgentie, mensen die uitstromen uit een intramurale zorginstelling, uitwonende studenten, woonwagenbewoners en ouderen.

Artikel 2.4.3 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 2.4.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 2.4.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 65.000,- per aanvraag.

  • 3. De gemeente mag in de periode 2 januari 2025 tot 1 oktober 2026 maximaal 2 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 2.4.6 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 2.4.7 Aanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Flexpools versnellen woningbouw.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

Artikel 2.4.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2026.

Artikel 2.4.9 Bevoorschotting

Het voorschot is maximaal 90% van de verleende subsidie. Dit is een afwijking op 1.2.18 lid 1.

Artikel 2.4.10 Sisa-verantwoording

  • 1. De financiële verantwoording loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code C210.

  • 2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zit een opgave van het aantal woningen dat met het woningbouwproject gerealiseerd wordt.

Artikel 2.4.11 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 2.4.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2026 om 17:00 uur.

2.5 Deltaprogramma zoetwater regio Oost 2022-2027

Artikel 2.5.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bestuursovereenkomst: de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland, tussen partijen die betrokken zijn bij het programma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 2e fase. De bestuursovereenkomst is te vinden op: www.zoetwatervoorzieningoostnederland.nl.

  • -

    Rijksbijdrage: specifieke uitkering op grond van de rijksregeling Tijdelijke regeling stimuleren maatregelen tweede fase Deltaprogramma zoetwater. 

  • -

    Werkprogramma: het door de partijen opgestelde Werkprogramma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 2022-2027 met als titel ‘Wel goed water vasthouden; werken aan een nieuwe balans’. Het werkprogramma is bestuurlijk vastgesteld op 18 juni 2021 en herzien op 1 oktober 2021. In het werkprogramma zijn het regionale bod en het bijbehorende maatregelenpakket uitgewerkt. Het werkprogramma vormt de basis voor de Bestuursovereenkomst. Het werkprogramma is te vinden op: Werkprogramma-ZON-oktober-2021.pdf (zoetwatervoorzieningoostnederland.nl).

Artikel 2.5.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling willen provincies, waterschappen, gemeenten, drinkwaterbedrijven, terreinbeheerders en de land- en tuinbouworganisatie bijdragen aan het vergroten van grondwatervoorraden, het optimaliseren van watersystemen en zorgen voor een efficiënt gebruik van water.

Artikel 2.5.3 ctiviteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de volgende in het Werkprogramma genoemde en uitgelegde maatregelen:

    Robuust watersysteem:

    • a.

      Flexibel peilbeheer in hoofdwatersysteem regionale waterbeheerders;

    • b.

      Beekherstel en herprofilering leggerwaterlopen;

    • c.

      Regelbare drainage en onderwaterdrainage;

    • d.

      Verminderen lokale waterafvoer en ontwatering;

    • e.

      Afkoppelen verhard oppervlak naar bergings- of infiltratievoorziening;

    Efficiënt watergebruik:

    • f.

      Verbeteren bodemstructuur;

    • g.

      Gerichte watergeef-systemen;

    • h.

      Bedrijfsgerichte stimuleringsplannen;

    Ruimtelijke adaptatie:

    • i.

      Grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water;

    • j.

      Naaldbos omzetten in heide of loofbos.

  • 2. De uitvoering van de maatregelen mag gestart zijn na 1 januari 2022. Artikel 1.2.3 is niet van toepassing.

  • 3. Lid 2 is niet van toepassing op de uitvoering van maatregelen door landbouwondernemingen. De uitvoering van deze maatregelen mag pas starten nadat de subsidieaanvraag is ingediend door LTO Noord.

  • 4. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie: Regulier beheer of onderhoud.

Artikel 2.5.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is één van de partijen die genoemd zijn in bijlage 2 van de Bestuursovereenkomst. 

  • 2. LTO Noord kan ook een gezamenlijke aanvraag indienen voor maatregelen van landbouwondernemers.

Artikel 2.5.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      toerekenbaar. Dit betekent dat de kosten direct verband houden met de subsidiabele activiteit;

    • b.

      aantoonbaar. Dit betekent dat de aanvrager de kosten kan uitleggen en bewijzen met facturen en offertes;

    • c.

      acceptabel. Dit betekent dat de kosten redelijk zijn.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

  • 3. De kosten van de activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de aanvraag is ingediend zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit uitgevoerd is na 1 januari 2022. Dit geldt niet voor maatregelen of een gezamenlijke aanvraag van LTO Noord.

  • 4. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      kosten waarvoor een bijdrage is verleend uit het Deltafonds;

    • b.

      personeelskosten van de eigen organisatie;

    • c.

      compensabele en verrekenbare Btw;

    • d.

      boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar;

    • e.

      vergoedingen voor de inzet van uren van vrijwilligers.

Artikel 2.5.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag zoals opgenomen in de kolom ‘Aan te vragen netto bijdrage na aftrek Btw-compensatie’ als vermeld in bijlage 2, pagina 26 en 27 van de Bestuursovereenkomst.

Artikel 2.5.7 Eigen bijdrage

  • 1. De aanvrager is verplicht minimaal 75% van de subsidiabele kosten te dekken met:

    • a.

      een eigen bijdrage of bijdrage van derden, niet zijnde een bijdrage in de vorm van eigen arbeid;

    • b.

      gewaardeerde goederen of gronden, als de waarde is bepaald door een onafhankelijke deskundige of instantie, zoals een taxateur.

  • 2. De eigen bijdrage of de bijdrage van derden mag niet afkomstig zijn van Deltafondsmiddelen van het Rijk.

Artikel 2.5.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag moet uiterlijk 31 december 2023 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Deltaprogramma zoetwater regio Oost 2022-2027.

  • 3. De aanvrager levert een overzicht in van de uit te voeren maatregelen en de begrote kosten. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format te gebruiken. Dit is een afwijking van artikel 1.2.1 lid 2 onderdeel c.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. De aanvrager mag voor de jaren 2022 tot en met 2027 maximaal 1 keer een aanvraag indienen.

Artikel 2.5.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2027.

Artikel 2.5.10 Voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder het voorbehoud dat het Rijk de volledige rijksbijdrage beschikbaar stelt.

  • 2. Als het Rijk de rijksbijdrage niet beschikbaar stelt, of verlaagt, dan kan dit gevolgen hebben voor de verleende subsidie.

Artikel 2.5.11 Bevoorschotting

  • 1. Bij een subsidie van € 1,5 miljoen of minder, bedraagt het voorschot 80% van de verleende subsidie.

  • 2. Bij een subsidie van meer dan € 1,5 miljoen, bedraagt het voorschot maximaal 80% en is de bevoorschotting als volgt:

    • a.

      voor 2022 10% van de verleende subsidie;

    • b.

      voor 2023 15% van de verleende subsidie;

    • c.

      voor 2024 15% van de verleende subsidie;

    • d.

      voor 2025 20% van de verleende subsidie;

    • e.

      voor 2026 20% van de verleende subsidie.

  • 3. Als uit de jaarlijkse voortgangsrapportage blijkt dat de besteding van het verleende voorschot 10% of meer afwijkt, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de bevoorschotting aan te passen.

Artikel 2.5.12 Voortgangsrapportage

  • 1. De subsidieontvanger dient jaarlijks voor 1 februari een voortgangsrapportage in bij het programmabureau. Het programmabureau is ondergebracht bij de provincie Overijssel en wordt aangestuurd door Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost. Het programmabureau heeft de leiding over de uitvoering van het Werkprogramma.

  • 2. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format Voortgangsrapportage te gebruiken. In de voorgangsrapportage staan minimaal:

    • a.

      de uitgevoerde maatregelen en het aantallen hectares waarop de maatregelen gerealiseerd zijn. Het is verplicht om een kaart mee te sturen waarop de locatie van de maatregelen duidelijk is aangegeven;

    • b.

      de gemaakte kosten en gerealiseerde eigen bijdrage en bijdrage van derden;

    • c.

      de geplande maatregelen;

    • d.

      de geplande kosten;

    • e.

      de eventuele risico’s.

    Met uitzondering van de voortgang over het jaar 2022. Over 2022 zal een beperkte voortgang worden gevraagd door het programmabureau.

Artikel 2.5.13 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen uiterlijk 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.5.14 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van gemeenten en provincies loopt via de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code E87-B.

Artikel 2.5.15 Staatssteun gemeenten, provincies, waterschappen en drinkwaterbedrijven

  • 1. Bij besteding van de subsidie zijn gemeenten, provincies en waterschappen verplicht zich te houden aan de Europese regels op het gebied van aanbesteding en staatssteun.

  • 2. De subsidie levert geen staatssteun op, als deze voor de uitvoering van deze maatregelen is verleend aan drinkwaterbedrijven die als een overheidsbedrijf zijn aangemerkt.

Artikel 2.5.16 Staatssteun landbouwondernemingen

  • 1. De subsidie aan LTO Noord voldoet aan artikel 14 van de LVV, voor de volgende investeringen bij landbouwondernemingen:

    • a.

      regelbare drainage en onderwaterdrainage;

    • b.

      verminderen lokale waterafvoer en ontwatering;

    • c.

      verbeteren bodemstructuur;

    • d.

      gerichte watergeef-systemen;

    • e.

      bedrijfsgerichte stimuleringsplannen.

  • 2. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de subsidiabele kosten is:

    • a.

      van de productieve investering per landbouwbedrijf niet meer dan 80% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      van de niet productieve investeringen per landbouwbedrijf niet meer dan 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie voor productieve investering per landbouwonderneming is maximaal € 600.000,- per onderneming.

  • 4. De kosten van grond komen alleen in aanmerking voor subsidie als de kosten niet hoger zijn dan 10% van de totale investeringskosten van de maatregel.

Artikel 2.5.17 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

2.6 Gereserveerd

2.7 Flexibele huisvesting

[Vervallen]

2.8 Vitaliteit van dorpen en steden (stads- en dorpsarrangementen)

Artikel 2.8.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie Overijssel bijdragen aan de leefbaarheid en vitaliteit van kleine steden en dorpen. Dit door bij te dragen aan ruimtelijke ontwikkelingen die het centrum van een drop of stad levendig houden.

Artikel 2.8.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit, leefbaarheid en vitaliteit van stad of dorp.

  • 2. De activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, zijn de activiteiten die opgenomen zijn in het stads- of dorpsarrangement. Een stads-of dorpsarrangement (A) is een overzicht van de activiteiten en afspraken die in overleg met de gemeente, de provincie en andere organisaties in het centrum is opgesteld.

  • 3. Het stads- of dorpsarrangement (A) voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het stads- of dorpsarrangement (A) is opgesteld voor centrum van een kern met tussen de 10.000 en 50.000 inwoners;

    • b.

      in het stads- of dorpsarrangement staat:

      • 1.

        welke activiteiten of aanpassingen worden uitgevoerd;

      • 2.

        de kostenverdeling per activiteit;

      • 3.

        de maximale provinciale bijdrage;

      • 4.

        wie de subsidieaanvrager is;

      • 5.

        waar het project uitgevoerd wordt.

  • 3. De activiteiten die niet in aanmerking komen voor de subsidie zijn de activiteiten die bij de taak of de bedrijfsvoering van de gemeente horen.

Artikel 2.8.3 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente of een andere organisatie in het centrum die genoemd is in het stads- of dorpsarrangement.

Artikel 2.8.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per aanvrager. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 2.8.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie is het bedrag dat opgenomen in het stads- of dorpsarrangement van de betreffende gemeente.

Artikel 2.8.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Vitaliteit van dorpen en steden (stads- en dorpsarrangementen).

  • 3. De aanvrager levert opgestelde stads- en dorpsarrangementen (A) in.

  • 4. Het is niet nodig om een begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 2.8.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025.

Artikel 2.8.8 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de opgedane kennis en ervaring te delen met geïnteresseerden;

  • b.

    de activiteiten die opgenomen zijn in het stads- of dorpsarrangement binnen 3 jaar na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.8.9 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 2.8.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt 30 november 2025.

2.9 Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Overijssel 2024-2027

Artikel 2.9.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Landbouworganisatie: organisatie in de agrarische sector, die zowel de economische als de sociale belangen van de ondernemers in de agrarische sector behartigt.

  • -

    Maatregelen: activiteiten en investeringen van landbouwondernemers zoals opgenomen in bijlage 1.

  • -

    Productieve investering: investering die leidt tot een stijging van de waarde, winst of omzet van de onderneming.

Artikel 2.9.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie samen met de Overijsselse waterschappen bijdragen aan de verbetering van de bodem- en de waterkwaliteit en de waterkwantiteit. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan de cofinancieringsafspraken die voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid gelden. (Bestuursovereenkomst cofinanciering NSP-GLB 2023-2027 provincie Overijssel, Overijsselse waterschappen en LTO Noord).

Artikel 2.9.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      de uitvoering van maatregelen die in bijlage 1 zijn opgenomen. Ook maatregelen die niet in bijlage 1 zijn opgenomen, maar wel een vergelijkbaar resultaat hebben komen voor de subsidie in aanmerking maar alleen als sprake is van doorontwikkeling van bestaande technieken of nieuwe technieken (innovatie).

    • b.

      samenwerkingsproject waarbij een landbouworganisatie samenwerkt met deelnemende landbouwondernemingen, eigenaren van gronden met bestemming landbouw of loonwerkbedrijven voor de uitvoering van minimaal 25 maatregelen.

  • 2. De maatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de maatregelen hebben een directe link met de landbouw en worden uitgevoerd op landbouwgrond binnen de grenzen van de provincie Overijssel;

    • b.

      de maatregelen dragen bij aan de realisatie van minimaal een van de volgende doelen:

      • 1.

        de doelen van de Kaderrichtlijn water;

        • -

          zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Overijssel en de daaronder vallende factsheets van de waterlichamen;

        • -

          zoals vastgesteld per drinkwaterwinning in de gebiedsdossiers voor de drinkwaterwinningen in Overijssel;

      • 2.

        de vermindering van nitraat in grond- en oppervlaktewater conform de EU-Nitraatrichtlijn op basis van de KRW-factsheets voor grond- en oppervlaktewaterlichamen, en de daarin opgenomen toestandsbeoordeling die zijn opgenomen in de Omgevingsvisie Overijssel.

      • 3.

        de realisatie van de doelen van het programma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 2022-2027, zoals opgenomen in het werkprogramma 'Wel goed water vasthouden!';

      • 4.

        doelen van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, zoals opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Waterschap Drents Overijsselse Delta of Waterschap Vechtstromen. Deze zijn te vinden op Deltaplan Agrarisch Waterbeheer - Samen werken aan schoon en voldoende water en een gezonde bodem.

  • 3. Maatregelen die wettelijk verplicht zijn komen niet in aanmerking voor de subsidie. Artikel 1.2.1 lid 5 is van toepassing.

Artikel 2.9.4 Aanvrager

  • 1. De subsidie voor de uitvoering van de maatregelen kan aangevraagd worden door:

    • a.

      een landbouwonderneming;

    • b.

      eigenaren van gronden met bestemming landbouw;

    • c.

      loonwerkbedrijven.

  • 2. De subsidie voor een samenwerkingsproject zoals genoemd onder artikel 2.9.3 lid 1 sub b kan aangevraagd worden door een landbouworganisatie die aantoonbare kennis en ervaring heeft op het gebied van advies aan en ondersteuning van landbouwondernemers op het gebied van natuur-, milieu- of klimaatdoelen.

Artikel 2.9.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor de uitvoering van de maatregelen geldt dat de volgende kosten van derden die de aanvragers en deelnemers maken subsidiabel zijn:

    • a.

      de kosten voor aanleg, inrichting en installatie;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa. Alleen investeringen in machines en apparatuur die voldoen aan bovenwettelijke doelstellingen zijn subsidiabel. Voor investeringen in combinatie met gangbare machines en apparatuur geldt dat alleen de additionele kosten ten opzichte van de basismachines om aan de bovenwettelijke doelstellingen te voldoen subsidiabel zijn;

    • c.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • d.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • 2. Arbeidskosten van de landbouwonderneming zijn niet subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 3. Voor de subsidie voor een samenwerkingsproject geldt dat:

    • a.

      de kosten genoemd in artikel 2.9.5 lid 1 subsidiabel zijn;

    • b.

      de advieskosten subsidiabel zijn;

    • c.

      de organisatiekosten subsidiabel zijn. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing. Onder organisatiekosten vallen de kosten die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van het samenwerkingsproject (voorbereidingskosten), inclusief de afstemming met de deelnemers en de penvoerderskosten.

Artikel 2.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor de uitvoering van maatregelen is maximaal het percentage dat genoemd is in bijlage 1.

  • 2. De subsidie is maximaal € 12.500,- per maatregel.

  • 3. De subsidie voor een samenwerkingsproject zoals genoemd in artikel 2.9.3 lid 1 sub b is minimaal € 250.000,-.

  • 4. De subsidie voor de organisatiekosten bij een samenwerkingsproject is maximaal 15% van de totale subsidie. De subsidie voor de penvoerderskosten is maximaal 5% van de totale subsidie.

  • 5. Een aanvrager en een deelnemer mag maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling. Dit geldt niet voor een landbouworganisatie die subsidie aanvraagt voor een samenwerkingsproject.

Artikel 2.9.7 Eigen bijdrage

Voor de uitvoering van de maatregelen zoals opgenomen onder artikel 2.9.3 lid 1 sub a, geldt dat de eigen bijdrage bestaat uit een geldbijdrage van de landbouwonderneming. De geldbijdrage mag van een andere overheid afkomstig zijn, als de percentages zoals genoemd onder artikel 2.9.13 niet worden overschreden.

Artikel 2.9.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 2 december 2024 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Overijssel 2024-2027.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. In de begroting is onderscheid gemaakt naar de verschillende subsidiabele kosten zoals genoemd in artikel 2.9.5.

  • 4. Als sprake is van een aanvraag voor een samenwerkingsproject dan levert de aanvrager aanvullend een plan in waarin is opgenomen:

    • a.

      hoeveel ondernemers deelnemen of naar verwachting deel zullen nemen;

    • b.

      welke maatregelen uitgevoerd zullen worden in welk waterschapsgebied;

    • c.

      de wijze waarop het advies aan de deelnemers wordt gegeven;

    • d.

      de wijze van selectie van en de samenwerking met de deelnemers.

Artikel 2.9.9 Beoordeling

Gedeputeerde Staten beoordelen samen met de betreffende waterschappen of voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2.9.3.

Artikel 2.9.10 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2027.

Er geldt een deelplafond per waterschap gebied:

  • a.

    Waterschap Drents Overijsselse Delta;

  • b.

    Waterschap Vechtstromen.

Artikel 2.9.11 Voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder het voorbehoud dat Waterschap Drents Overijsselse Delta en Waterschap Vechtstromen de in het Bestuursovereenkomst cofinanciering NSP-GLB 2023-2027 provincie Overijssel, Overijsselse waterschappen & LTO, het toegezegde bedrag beschikbaar stellen aan de provincie.

Artikel 2.9.12 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten voor 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

  • 2. Als de subsidieontvanger een landbouworganisatie is, is de subsidieontvanger verplicht de subsidie voor de uitvoering van de maatregelen door te betalen aan de deelnemende landbouwonderneming(en).

Artikel 2.9.13 Staatssteun

  • 1. De subsidie voor de uitvoering van de maatregelen voldoet aan artikel 14 lid 3 punten e, f of g van de LVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage is bij productieve investeringen maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfswaterplan is geen staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 4. Bij een samenwerkingsproject voldoet het advies verstrekt aan de deelnemers aan artikel 21 van de LVV.

  • 5. Bij een samenwerkingsproject leveren de subsidie voor de voorbereidingswerkzaamheden geen staatssteun op. De overige activiteiten van de penvoerder leveren geen staatssteun op als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 2.9.14 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

Bijlage 1: Maatregelen DAW 2024-2027

BOOT-lijst: maatregelentabel opgesteld door het Bestuurlijk Overleg Openteelten en Veehouderij.

Maatregel (volgens nummering BOOT-lijst)

Heeft relatie met BOOT-lijst versie 2022, maatregel nr:

Productief?

Maximale subsidie

a. Opstellen (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: erfafspoeling, waterkwantiteit (droog, nat) en/of waterkwaliteit mogelijk in combinatie met milieupuntensysteem, inclusief (gebiedsgerichte) bedrijfsstimuleringsplannen voor klimaatadaptatie, en bodembedrijfswaterplannen.

BOOTlijst maatregel 6

ja

80% en maximaal 2.000,- per deelnemende landbouwonderneming

c. Gebruik beslissingsondersteunende systemen voor het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.

BOOT-lijst maatregel 8

ja

40%

f. Meteo en grondwater gestuurd bemesten (managementsysteem).

BOOT-lijst maatregel 8

ja

40%

e. Gebruik van beslissingsondersteunende systemen op basis van bodemonderzoek aangevuld met beschikbare meetresultaten.

BOOT-lijst maatregel 8

ja

40%

j. Gerichte bemesting via druppelsystemen en dergelijke.

BOOT-lijst maatregel 64

ja

40%

g. (Gebiedsgericht) zuivering van drainagewater (stikstof/fosfor, in sloot/slootkant/bodem).

BOOT-lijst maatregel 69/84

ja

40%

h. Aanleg en beheer infiltratiegreppel (afspoeling tegengaan).

BOOT-lijst maatregel 75

ja

40%

m. Koppeling drainage met zuivering (bijvoorbeeld ijzerzand voorziening).

BOOT-lijst maatregel 69

ja

40%

n. Mechanische onkruidbestrijding.

BOOT-lijst maatregel 33

ja

40%

q. Spuittechnieken die drift boven de wettelijke norm vergaand reduceren zoals bijvoorbeeld wingsprayer en luchtondersteuning.

BOOT-lijst maatregel 36

ja

40%

t. Toepassen precisiebemesting (GPS, taakkaarten, rijenbemesting en dergelijke).

BOOT-lijst maatregel 66

ja

40%

u. Toepassen rijenbemesting dierlijke mest bij gewassen die in rijen worden geteeld.

BOOT-lijst maatregel 66

ja

40%

w. Gebruik van sensor gestuurde of andere voorzieningen voor selectieve en/of gerichte spuitapparatuur.

BOOT-lijst maatregel 36

ja

40%

ggg. Het toepassen van groenbemesters na aardappelteelten in grondwaterbeschermingsgebieden zonder gebruik van chemische middelen.

BOOT-lijst maatregel 32

ja

40%

l. Herinrichting erf en aanleg opvangvoorziening voor tegengaan erfafspoeling.

BOOT-lijst maatregel 4

ja

40%

v. Zuiveringssystemen voor afvalwater voor verwijdering van nutriënten en/of gewasbeschermingsmiddelen (bijvoorbeeld voor reiniging spuitapparatuur).

BOOT-lijst maatregel 27

ja

40%

y. Aanleg en beheer droge bufferstroken (breder dan wettelijk voorgeschreven/mest- en spuitvrij) langs water.

BOOT-lijst maatregel 81/38

ja

40%

z. Aanleg en beheer helofytenfilters in nabijheid watergang.

BOOT-lijst maatregel 83

ja

40%

i. Afvoer nitraatrijke en/of fosforrijke groenresten direct na oogst en stimulering compostering daarvan (gericht op compostering of milieuverliezen).

BOOT-lijst maatregel 26

ja

40%

o. Nuttig toepassen op bedrijf van sloot- en bermmaaisel.

BOOT-lijst maatregel 26/50

ja

40%

p. Organische stofgehalte verhogen door toepassen stikstofarme en/of fosforarme gewasresten niet zijnde mest (onder andere compost, bokashi of andere OS verhogende bronnen); Bokashi kan alleen op eigen gronden worden toegepast en dient afkomstig te zijn van eigen organische reststromen.

BOOT-lijst maatregel 26

ja

40%

pp. Toepassen niet-kerende bodembewerking.

BOOT-lijst maatregel 18

ja

40%

qq. Opheffen van storende/verdichte bodemlagen, echter beperkt tot kunstmatig verdichte lagen, Het opheffen van keileemlagen en natuurlijke profielen is niet toegestaan. Dit dient vooraf getoetst te worden aan de Provinciale Omgevingsverordening.

BOOT-lijst maatregel 26

ja

40%

ss. Vaste rijpaden op perceel.

BOOT-lijst maatregel 15

ja

40%

vv. Verbeteren bodemstructuur.

BOOT-lijst maatregel 26

ja

40%

fff. Robotisering teneinde bodemverdichting te voorkomen zoals geautomatiseerde mechanische onkruidverwijdering.

BOOT-lijst maatregel

ja

40%

b. Gebruik beslissingsondersteunende systemen beregening.

BOOT-lijst maatregel 8

ja

40%

aa. Aanleg en beheer natuurvriendelijke oevers en/of waterbergingsoever.

BOOT-lijst maatregel 82

ja

40%

bb. Aanleg natte bufferstroken.

BOOT-lijst maatregel 81

ja

40%

cc. Aanleg regelbare/peil gestuurde drainage eventueel in combinatie met klimaat adaptieve regelbare drainage.

BOOT-lijst maatregel 71

ja

40%

dd. Beschikbaar stellen van landbouwgrond voor bovenwettelijke waterberging op perceel.

BOOT-lijst maatregel 77

ja

40%

ee. Egaliseren lokale en geïsoleerde laagtes in percelen (natte delen opheffen). Dit dient vooraf getoetst te worden aan de Provinciale Omgevingsverordening in verband met landschappelijke, aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden.

BOOT-lijst maatregel 23

ja

40%

ff. Gerichte watergeefsystemen bijvoorbeeld druppelirrigatie, ondergrondse druppelirrigatie.

BOOT-lijst maatregel 72

ja

40%

gg. Inrichtingskosten voor het gebruik van (rest)water van derden dat anders via het oppervlaktewatersysteem wordt afgevoerd.

BOOT-lijst maatregel 78

ja

40%

hh. Investeringen in voorzieningen zodat drainagewater niet wegstroomt maar opnieuw benut wordt binnen eigen bedrijf of door omliggende bedrijven.

BOOT-lijst maatregel 69

ja

40%

ii. Investeringen met betrekking tot infiltratie via onderwaterdrainage of subirrigatie (bijvoorbeeld veenweidegebied).

BOOT-lijst maatregel 71

ja

40%

jj. Investeringen ten behoeve van opslag van hemelwater in een bassin, vijver en/of plas dat op eigen terrein ligt of in samenspraak met de betreffende grondeigenaar.

BOOT-lijst maatregel 70

ja

40%

kk. Kunstmatige infiltratie of vasthouden van gebiedseigen wateroverschotten ter aanvulling van het grondwater.

BOOT-lijst maatregel 76

ja

40%

ll. Maatregelen met als doel minder waterafvoer ten behoeve van erosiepreventie.

BOOT-lijst maatregel 20

ja

40%

mm. Ondiepe drainage op bijvoorbeeld 0,8 m onder maaiveld.

BOOT-lijst maatregel 74

ja

40%

nn. Peil opzetten.

BOOT-lijst maatregel 68

ja

40%

oo. Plaatsen stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in detailwaterlopen (door het plaatsen van (LOP-)stuwen of het verhogen of verkleinen van bestaande duikers of deze volledig te dempen, sloten dempen sloten verondiepen of afdammen, greppels afsluitbaar maken).

BOOT-lijst maatregel 68

ja

40%

rr. Uitplaatsen van beregeningsputten uit bufferzones rondom natuurgebieden.

 

ja

40%

t. Beperken of sturen oppervlakkige afstroming.

BOOT-lijst maatregel 16

ja

40%

uu. Aanbrengen verholen goten regenwater.

 

ja

40%

ww. Water (lokaal) opvangen en opslaan als voorraad voor droge perioden en opvangen van piekafvoeren (bijvoorbeeld bassins).

BOOT-lijst maatregel 70

ja

40%

xx. Besparen drinkwater.

 

ja

40%

yy. Hergebruik water.

BOOT-lijst maatregel 69

ja

40%

zz. Hergebruik regenwater.

BOOT-lijst maatregel 69

ja

40%

aaa. Hergebruik proceswater.

BOOT-lijst maatregel 78

ja

40%

bbb. Hergebruik RWZI-effluent.

BOOT-lijst maatregel 78

ja

40%

ccc. Grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water.

BOOT-lijst maatregel 77

ja

40%

ddd. Grondgebruik permanent aanpassen gericht op vergroten waterbeschikbaarheid: naaldbos omzetten in heide of loofbos.

 

ja

40%

fff. Robotisering teneinde bodemverdichting te voorkomen zoals geautomatiseerde mechanische onkruidverwijdering.

BOOT-lijst maatregel 19

ja

40%

2.10 Klimaatadaptatiemaatregelen werkregio RIVUS

Artikel 2.10.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Programma Klimaatadaptatie 2019-2023: programma van de provincie Overijssel waarmee invulling wordt gegeven aan de opgaven die opgenomen zijn in het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan Overijssel (2019)’ voorhitte, droogte en wateroverlast.

  • -

    Projectenlijst: een overzicht van projecten en maatregelen waarvoor het Rijk bij besluit van 15 maart 2022 een rijksbijdrage heeft verleend voor projecten van de werkregio RIVUS voor de periode 2021-2027. Provincie Overijssel is de kassier voor deze rijksbijdrage. Een overzicht van de projecten is te vinden op www.regelen.overijssel.nl.

  • -

    Rijksbijdrage: bijdrage van het Rijk op basis van de Rijksregeling.

  • -

    Rijksregeling: de Tijdelijke Impulsregeling klimaatadaptatie 2021-2027 van 16 oktober 2020 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Deze regeling heeft als doel om maatregelen voorklimaatadaptatie 2021-2027 te versnellen. De Tijdelijke Impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027 is te vinden op www.overheid.nl.

  • -

    werkregio RIVUS: samenwerkingsverband voor de afvalwaterketen en voor klimaatadaptatie in West Overijssel. Het samenwerkingsverband bestaat uit de volgende partners: de gemeenten Dalfsen, Deventer, Kampen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Zwartewaterland, Zwolle, provincie Overijssel en Waterschap Drents Overijsselse Delta. Bij de afvalwaterketen gaat het om alle activiteiten tussen drinkwaterwinning en rioolwaterzuivering.

Artikel 2.10.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het voorbereiden van Overijssel op de gevolgen van het veranderende klimaat door een klimaatadaptieve inrichting van de provincie in 2050. Dit door via deze regeling de rijksbijdrage in te zetten om plannen van gemeenten en waterschappen te ondersteunen voor de opgaven van het werkgebied RIVUS.

Artikel 2.10.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor projecten die opgenomen zijn in de projectenlijst.

  • 2. Een project komt niet in aanmerking voor de subsidie als in de projectenlijst geen rijksbijdrage is opgenomen voor het betreffende project.

  • 3. Het project mag gestart zijn na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 2.10.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is één van de volgende partners van de werkregio RIVUS:

    • a.

      Gemeente Staphorst;

    • b.

      Gemeente Olst-Wijhe;

    • c.

      Gemeente Zwolle;

    • d.

      Gemeente Zwartewaterland;

    • e.

      Gemeente Kampen;

    • f.

      Gemeente Raalte;

    • g.

      Gemeente Deventer;

    • h.

      Gemeente Dalfsen;

    • i.

      Waterschap Drents Overijsselse Delta.

  • 2. De aanvrager is de verantwoordelijke voor het betreffende project zoals dat is opgenomen in de projectenlijst.

Artikel 2.10.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ontvangen, zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteiten zijn uitgevoerd na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel a.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      gebruikelijk en achterstallig onderhoud;

    • b.

      maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van hittestress;

    • c.

      subsidies aan burgers en bedrijven;

    • d.

      grondverwerving;

    • e.

      een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen binnen de werkregio;

    • f.

      het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 4, lid 2 en lid 3 van de rijksregeling.

Artikel 2.10.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 33% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de projectenlijst in de kolom ‘Rijksbijdrage netto’.

Artikel 2.10.7 Eigen bijdrage

  • 1. De aanvrager is verplicht minimaal 67% van de subsidiabele kosten te dekken met een eigen bijdrage of bijdrage van derden

  • 2. De eigen bijdrage is geen bijdrage in de vorm van eigen arbeid.

  • 3. De eigen bijdrage of de bijdrage van derden mag niet direct of indirect afkomstig zijn van het Rijk.

Artikel 2.10.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Klimaatadaptatiemaatregelen werkregio RIVUS.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook een projectplan in. Dit mag dezelfde plan zijn zoals die ook is ingeleverd voor de Rijksbijdrage.

Artikel 2.10.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2027.

Artikel 2.10.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten vóór 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.10.11 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van de gemeente loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code E44B.

Artikel 2.10.12 Staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente of waterschap levert geen staatssteun op.

Artikel 2.10.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

2.11 Klimaatadaptatiemaatregelen 2021-2027

Artikel 2.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Programma Klimaatadaptatie 2019-2023: programma van de provincie waarmee invulling wordt gegeven aan de opgaven die opgenomen zijn in het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan Overijssel (2019)’ voor hitte, droogte en wateroverlast.

  • -

    Projectenlijst: een overzicht van projecten waarvoor het Rijk bij besluit van 15 maart 2022 een rijksbijdrage heeft verleend voor projecten van de werkregio RIVUS voor de periode 2021-2027. Provincie Overijssel is penvoerder voor deze rijksbijdrage. Een overzicht van de projecten is te vinden op www.regelen.overijssel.nl.

  • -

    Rijksbijdrage: de bijdrage op basis van de Rijksregeling. De Rijksbijdrage is aan te vragen bij de werkregio’s. Voor de werkregio RIVUS kan de Rijksbijdrage aangevraagd worden bij de provincie Overijssel op basis van paragraaf 2.10 van dit Ubs.

  • -

    Rijksregeling: de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie 2021-2027 van 16 oktober 2020 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Deze regeling heeft als doel om maatregelen voor klimaatadaptatie 2021-2027 te versnellen. De Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027 is te vinden op overheid.nl.

  • -

    Werkregio’s: samenwerkingsverband van gemeenten en waterschappen, op basis van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie onderverdeeld in de regio’s Twents Waternet, Noordelijke Vechtstromen, RIVUS en FLUVIUS.

Artikel 2.11.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het voorbereiden van Overijssel op de gevolgen van het veranderende klimaat door een klimaatadaptieve inrichting van de provincie in 2050. Dit door subsidie te verlenen aan projecten van gemeenten en waterschappen, waarvoor ook een Rijksbijdrage is verleend. Het gaat om de provinciebijdrage die is opgenomen in de aanvraag voor de Rijksbijdrage.

Artikel 2.11.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor projecten die zijn opgenomen in de projectenlijst.

  • 2. Een project komt niet in aanmerking voor de subsidie als in de projectenlijst geen provinciebijdrage is opgenomen voor het betreffende project.

  • 3. Het project mag gestart zijn na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 2.11.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is één van de Overijsselse partners van de werkregio’s FLUVIUS, RIVUS, Twents Waternet of Noordelijke Vechtstromen.

  • 2. De aanvrager is de verantwoordelijke voor het betreffende project zoals dat is opgenomen in de projectenlijst.

Artikel 2.11.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ontvangen, zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteiten zijn uitgevoerd na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel a.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      regulier en achterstallig onderhoud;

    • b.

      maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van hittestress;

    • c.

      subsidies aan burgers en bedrijven;

    • d.

      grond verwerving;

    • e.

      een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen binnen de werkregio;

    • f.

      het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 4, lid 2 en lid 3 van de rijksregeling.

Artikel 2.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is 20% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de projectenlijst in de kolom ‘Bijdrage provincie Overijssel’.

Artikel 2.11.7 Eigen bijdrage

  • 1. De aanvrager is verplicht minimaal 66% van de subsidiabele kosten te dekken met een eigen bijdrage, een bijdrage van de provincie Overijssel of bijdrage van derden.

  • 2. De eigen bijdrage is geen bijdrage in de vorm van eigen arbeid.

  • 3. De eigen bijdrage of de bijdrage van derden mag niet direct of indirect afkomstig zijn van het Rijk.

Artikel 2.11.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Klimaatadaptatiemaatregelen 2021-2027.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook een projectplan in. Dit mag hetzelfde plan zijn zoals die ook is ingeleverd voor de Rijksbijdrage.

Artikel 2.11.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2027.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor de volgende werkregio’s:

    • a.

      werkregio Twents Waternet;

    • b.

      werkregio Noordelijke Vechtstromen;

    • c.

      werkregio FLUVIUS;

    • d.

      werkregio RIVUS.

Artikel 2.11.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten vóór 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.11.11 Staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente of waterschap levert geen staatssteun op.

Artikel 2.11.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

2.12 Advies bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

[Vervallen]

2.13 Langer zelfstandig wonen

Artikel 2.13.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Betaalbare koopwoning: koopwoningen met een vrij op naam prijs van ten hoogste de landelijk geldende betaalbaarheidsgrens (prijspeil 2025 is € 405.000. Bron: Beslisnota bij Kamerbrief Aanpassingen Nationale Hypotheek Garantie (NHG) per 2025.pdf);

  • -

    DAEB: dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • -

    DAEB-de-minimisverordening: Verordening (EU) 2023/2832 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (C/2023/9701), PB L, 2023/2832, 15.12.2023;

  • -

    DAEB-vrijstellingsbesluit: Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (2012/21/EU), PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3–10;

  • -

    Geclusterde woonvorm: woningen in het segment sociale huur, midden huur en betaalbare koop in een geclusterde woonvorm. Het gaat om tenminste twaalf zelfstandige woningen die aan elkaar geschakeld zijn met een inpandige of nabijgelegen en gedeelde ontmoetingsruimte. De geclusterde woonvorm wordt bewoond overwegend door ouderen, maar is ook geschikt voor andere doelgroepen. Bron: Handreiking-Geclusterde-woonvormen-voor-senioren.pdf;

  • -

    Gemengde woonvorm: een woonvorm waarbij verschillende doelgroepen zoals bijvoorbeeld senioren, jongeren, statushouders of kwetsbare groepen met elkaar in één gebouw wonen;

  • -

    Meergeneratiewoning: woning waar mensen van verschillende leeftijden bij elkaar wonen;

  • -

    Middenhuurwoning: huurwoning met een gereguleerde huurprijs in het middensegment als bedoeld in de Wet betaalbare huur. Het puntensysteem bepaalt de waarde van een woning.

  • -

    Ontmoetingsruimte: ruimte die tot doel heeft als ontmoetingsplek te dienen voor bewoners van een geclusterde woonvorm en bewoners uit de omgeving van de geclusterde woonvorm;

  • -

    Pilot: een kleinschalige implementatie van een nieuw product, concept of idee om de levensvatbaarheid aan te tonen. Het doel is om te beoordelen of het geteste succesvol zou kunnen zijn bij een grootschalige implementatie of productlancering. Ook wordt het idee getest of de geboden oplossing(en) daadwerkelijk als een verbetering wordt gezien. Mogelijke tekortkomingen worden tijdens de pilot geïdentificeerd en vervolgens kan daar actie op worden ondernomen. Van de pilot wordt een evaluatieverslag gemaakt;

  • -

    Woonzorgvisies: in 2026 moeten alle gemeenten en provincies in Nederland een woonzorgvisie hebben. Een regionale woonzorgvisie vormt voor gemeenten de basis om regionale en lokale afspraken te maken met woningcorporaties, verhuurders, zorgaanbieders en zorgkantoren over de huisvesting, zorg en ondersteuning voor aandachtsgroepen en ouderen. In het wetsvoorstel Wet Versterking regie op de volkshuisvesting is opgenomen dat deze verplichting wettelijk wordt vastgelegd, en dat de woonzorgvisie samen met de woonvisie zal opgaan in het volkshuisvestingsprogramma;

  • -

    Sociale huurwoning: woning waarvan de kale huurprijs op de ingangsdatum van het huurcontract niet hoger was dan de toenmalige liberalisatiegrens conform het woningwaarderingsstelsel (WWS). De liberalisatiegrens is het bedrag dat bij het ingaan van de huur de grens aangeeft tussen een sociale huurwoning en middenhuurwoning of een vrijesectorwoning;

  • -

    Vernieuwend woonconcept: een woonvorm waar gemengde doelgroepen, waaronder ouderen, kunnen wonen en waarbij het uitgangspunt is dat gemeenschapszin onder de bewoners gestimuleerd wordt. Denk bijvoorbeeld aan meergeneratiewoningen, een thuisplusflat of friendswoningen;

  • -

    Zorggeschikte woning: zelfstandige nultredenwoning waarin Wlz-zorg geleverd kan worden voor bewoner(s) en die onderdeel is van een geclusterde woonvorm. Om alle vormen van zorg te kunnen leveren, dienen deze wooneenheden en de woonvorm rolstoelgeschikt te zijn, met voldoende ruimte om verpleegzorg te verlenen. De zorggeschikte woningen zijn bedoeld voor mensen met een zorgindicatie vanuit de Wet langdurige zorg. Zorggeschikte woningen zijn geschikt voor mensen met een zorgprofiel VV4 t/m VV10.

Artikel 2.13.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het versnellen van de realisatie van zelfstandige, betaalbare zorggeschikte woningen, door te bouwen of te transformeren. Daarnaast heeft de subsidieregeling tot doel een bijdrage te leveren aan langer zelfstandig wonen voor ouderen door ontmoetingsruimtes bij de de geclusterde woonvormen en vernieuwende woonconcepten te stimuleren. Gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders en marktpartijen kunnen een bijdrage aanvragen zodat het financieel tekort op het woningbouwproject kleiner wordt en het project gerealiseerd kan worden. De realisatie van een zorggeschikte woningen en ontmoetingsruimtes bij de geclusterde woonvorm worden gezien als een activiteit in het kader van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB).

Artikel 2.13.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor één van de volgende activiteiten:

    • a.

      het realiseren van een zorggeschikte woning in een geclusterde woonvorm;

    • b.

      het realiseren van een ontmoetingsruimte bij een geclusterde woonvorm;

    • c.

      het uitvoeren van een pilot voor een vernieuwend woonconcept.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      de activiteiten voldoen aan het geldende Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl);

    • c.

      de activiteiten zijn afgestemd met de gemeente waarin het project gerealiseerd wordt en passen binnen het gemeentelijk beleid;

    • d.

      als de aanvrager een projectontwikkelaar of een zorgaanbieder of een woningcorporatie is, is de Wet Bibob van toepassing. Artikel 1.2.25 is van toepassing. Wij kunnen vragen om een Bibobformulier in te vullen;

    • e.

      het project maakt onderdeel uit van de vastgestelde opgaven uit het afsprakenkader ouderenhuisvesting en bijbehorende Regionale Woonzorgvisie. De Regionale Woonvisies en afsprakenkaders ouderenhuisvesting zijn te raadplegen via https://overijsselsewoonaanpak.nl;

    • f.

      aannemelijk is gemaakt dat binnen 3 jaar na het indienen van de subsidieaanvraag gestart kan worden met de bouw. Daar geldt dat het omgevingsplan definitief is en u de omgevingsvergunning gaat aanvragen of heeft aangevraagd.

  • 3. De activiteit realiseren van een zorggeschikte woning in een geclusterde woonvorm voldoet aan de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      de te realiseren woningen betreffen een woning in het segment sociale huur, middenhuur of betaalbare koop;

    • b.

      er mag een subsidie zijn ontvangen voor de woning op grond van de Rijksregelingen met een vergelijkbare doelstelling.

  • 4. De activiteit realiseren van een ontmoetingsruimte voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ontmoetingsruimte is op een open, transparante en niet-discriminerende basis te gebruiken door de bewoners en buurtbewoners;

    • b.

      in geval een ontmoetingsruimte niet fysiek is verbonden aan een geclusterde woonvorm, dan bevindt deze zich in de directe nabijheid van de geclusterde woonvorm.

  • 5. Het uitvoeren van een pilot voor een vernieuwend woonconcept voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er heeft voorafgaand aan het indienen van de aanvraag afstemming plaatsgevonden met de provinciale medewerker wonen;

    • b.

      de pilot betreft realisatie van een vernieuwende woonvorm in het segement sociale huur, middenhuur of betaalbare koop of een combinatie hiervan;

    • c.

      het woonconcept is nog niet eerder in dezelfde vorm toegepast in de betreffende gemeente.

  • 6. Activiteiten in het kader van intramurale zorg komen niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 2.13.4 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een woningcorporatie, een projectontwikkelaar of een zorgaanbieder.

Artikel 2.13.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. Voor de realisatie van een ontmoetingsruimte geldt aanvullend dat alleen de kosten voor realisatie van het gebouw, afbouw en aard- en nagelvaste inventaris subsidiabel zijn.

  • 3. Voor een pilot voor een vernieuwend woonconcept geldt aanvullend dat maximaal 20% van de begrote kosten mag bestaan uit kosten voor het proces om binnen 3 jaar tot realisatie te komen zoals juridisch of financieel advies gericht op samenwerkingsafspraken.

Artikel 2.13.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor de realisatie van een zorggeschikte woning in een geclusterde woonvorm is een vast bedrag van € 5.000,- per zorggeschikte woning. Met een maximum van € 500.000,-.

  • 2. De subsidie voor de realisatie van een ontmoetingsruimte is maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-.

  • 3. De subsidie voor een pilot voor een vernieuwend woonconcept is maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-.

  • 4. De aanvrager of het project mag maximaal 2 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 2.13.7 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage voor realisatie van een ontmoetingsruimte bedraagt minimaal 75% van de subsidiabele kosten en bestaat voor minimaal 50% uit een geldbijdrage van de aanvrager of derden. Als de eigen bijdrage deels bestaat uit inzet van vrijwilligersuren dan mogen deze op de dekkingskant van de begroting opgenomen worden voor een bedrag van € 15,- per uur.

Artikel 2.13.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan worden ingediend vanaf 2 januari 2025 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Langer zelfstandig wonen.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook de volgende stukken in:

    • a.

      een plattegrond van het perceel of de percelen waar de activiteiten plaats gaan vinden. Dit mag ook een digitaal bestand zijn in de vorm van een shapefile (.shp) of ESRI-file geodatabase (.gdb);

    • b.

      de conceptaanvraag omgevingsvergunning inclusief tenminste:

      • 1.

        een bestek/bouwtekening

      • 2.

        een offerte voor de bouwkosten en eventueel voor inventaris.

  • 5. In geval van realisatie van een zorggeschikte woning in een geclusterde woonvorm en als de aanvrager een woningcorporatie of een projectontwikkelaar is:

    • a.

      een verklaring waaruit blijkt of de subsidieaanvrager andere subsidies voor dezelfde subsidiabele kosten heeft ontvangen, bijvoorbeeld een subsidie op basis van de Stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting (SOO) van het Rijk;

    • b.

      een verklaring over de vergoedingen die hij in de afgelopen drie jaren op basis van de DAEB-De- minimisverordening en de reguliere De-minimisverordening samen heeft ontvangen;

    • c.

      als de gevraagde DAEB-De-minimissteun en reguliere De-minimissteun aan alle overheden, inclusief de gevraagde provinciale subsidie, meer dan € 750.000,- bedraagt: een begroting van de kosten en inkomsten van de activiteiten.

  • 6. In geval van een aanvraag voor realisatie van een ontmoetingsruimte levert de aanvrager aanvullend ook de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan. In het projectplan staat minimaal uitgewerkt:

      • 1.

        door wie de ontmoetingsruimte wordt geëxploiteerd en hoe deze verbonden is met de geclusterde woonvorm;

      • 2.

        hoe de exploitatie van de ontmoetingsruimte is geregeld voor een periode van minimaal 5 jaar na realisatie, in de vorm van een exploitatiebegroting. Daarbij geldt dat iemand anders de ruimte ook mag gebruiken.

    • b.

      als de aanvrager een woningcorporatie of een projectontwikkelaar is:

      • 1.

        een verklaring waaruit blijkt of de subsidieaanvrager andere subsidies voor dezelfde subsidiabele kosten heeft ontvangen, bijvoorbeeld een subsidie op basis van de Stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting (SOO) van het Rijk.

      • 2.

        een verklaring over de vergoedingen die hij in de afgelopen drie jaren op basis van een de- minimisverordening heeft ontvangen.

    • c.

      als de gevraagde DAEB-De-minimissteun en reguliere De-minimissteun aan alle overheden, inclusief de gevraagde provinciale subsidie, meer dan € 750.000,- bedraagt: een begroting van de kosten en inkomsten van de activiteiten.

  • 7. De aanvrager voor een pilot voor een vernieuwend woonconcept levert aanvullend een beschrijving van het concept in, waarin wordt ingegaan op de doelgroepen en waarin een toelichting wordt gegeven op het vernieuwende aspect van het concept.

Artikel 2.13.9 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 en 2026;

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      het realiseren van een zorggeschikte woning in een geclusterde woonvorm;

    • b.

      het realiseren van een ontmoetingsruimte bij een geclusterde woonvorm;

    • c.

      het uitvoeren van een pilot voor een vernieuwend woonconcept.

Artikel 2.13.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 36 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten met de bouw van de woningen, de ontmoetingsruimte of het vernieuwende woonconcept;

  • b.

    in geval van een subsidie voor realisatie van een ontmoetingsruimte: de ontmoetingsruimte minimaal de eerste 5 jaar na oplevering te gebruiken hoofdzakelijk voor ontmoeting en niet voor een ander doel.

Artikel 2.13.11 Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB)

  • 1. De realisatie van zorggeschikte woningen in geclusterde woonvormen onder de voorwaarden van deze regeling wordt aangewezen als DAEB.

  • 2. De realisatie van ontmoetingsruimten bij geclusterde woonvormen onder de voorwaarden van deze regeling wordt aangewezen als DAEB.

  • 3. De subsidieontvanger, voor zover het gaat om een woningcorporatie of een marktpartij volgens de definitie van artikel 2.13.4 van deze regeling, wordt in de beschikking tot subsidieverlening door Gedeputeerde Staten belast met het verrichten van de DAEB, bedoeld in het eerste lid en/of tweede lid.

Artikel 2.13.12 Staatssteun

  • 1. De subsidie voor de realisatie van zorggeschikte woningen in een geclusterde woonvorm moet voldoen aan de voorwaarden van de DAEB-de-minimisverordening.

  • 2. De subsidie voor de realisatie van ontmoetingsruimten bij geclusterde woonvormen moet voldoen aan de voorwaarden van de DAEB-de-minimisverordening.

  • 3. Als de aanvrager al een subsidie op basis van de Stimuleringsregeling zorggeschikte woningen (Stcrt. 2023, 25360) heeft ontvangen, dan moet de subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit.

  • 4. Als de aanvrager meer dan € 750.000,- subsidie aanvraagt voor realisatie van zorggeschikte woningen of een ontmoetingsruimte, dan moet de subsidieverlening voldoen aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit. Dit betekent dat bij de aanvraag een begroting van de kosten en inkomsten van de activiteiten moet worden meegestuurd. Het subsidiebedrag, zijnde het compensatiebedrag voor het uitvoeren van de DAEB, is niet hoger dan hetgeen noodzakelijk is om de netto-kosten van het uitvoeren van de DAEB te dekken.

  • 5. Als de aanvrager in de afgelopen drie jaar reeds overheidsvergoedingen heeft ontvangen op basis van de DAEB-de-minimisverordening en de reguliere de-minimisverordening en deze vergoedingen en de gevraagde provinciale subsidie samen meer dan € 750.000,- bedragen, dan moet de subsidieverlening eveneens voldoen aan de voorwaarden van het DAEB-vrijstellingsbesluit. Dit betekent dat bij de aanvraag een begroting van de kosten en inkomsten van de activiteiten moet worden meegestuurd. Het subsidiebedrag, zijnde het compensatiebedrag voor het uitvoeren van de DAEB, is niet hoger dan hetgeen noodzakelijk is om de netto-kosten van het uitvoeren van de DAEB te dekken.

Artikel 2.13.13 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2026 om 17.00 uur.

Hoofdstuk 3 Milieu en energie

3.1 Energiebesparing Overijssel 2.0

[Vervallen]

3.2 Haalbaarheidsonderzoek Energie-Innovatie

[Vervallen]

3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Artikel 3.3.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Energiebesparende maatregelen: technische aanpassingen in gebouwen en industriële processen die leiden tot minder verbruik van energie.

  • -

    Energieonderzoek: een uitgevoerd onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen en industriële processen. Het onderzoek richt zich zowel op bouwkundige, technische en organisatorische aspecten, cultuurhistorische waarden als het industriële gebruik.

Artikel 3.3.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen.

Artikel 3.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten:

    • a.

      uitgevoerde energiemaatregelen;

    • b.

      uitgevoerd energieonderzoek.

  • 2. De uitgevoerde energiebesparende maatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de energiebesparende maatregelen zijn genoemd in het energieonderzoek;

    • b.

      de energiebesparende maatregelen zijn toegepast aan het gebouw, bouwwerk of de installaties die met het gebouw te maken hebben, zoals de deuren of ramen. Als het gaat om sportverenigingen dan mogen de energiebesparende maatregelen ook uitgevoerd worden op het veld, zoals veldverlichting.

    • c.

      de energiebesparende maatregelen zijn toegepast op een gebouw dat fysiek in Overijssel is gevestigd;

    • d.

      de energiebesparende maatregelen zijn op het moment van de aanvraag maximaal 8 maanden geleden uitgevoerd. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.;

    • e.

      de uitgevoerde energiebesparende maatregelen hebben per aanvraag in totaal minimaal € 4.000,- gekost. Om aan de minimale kosten van € 4.000,- te kunnen voldoen, is het mogelijk om de energiebesparende maatregelen van meerdere vestigingen of aanvragers samen in één aanvraag op te nemen. Een van de aanvragers vraagt de subsidie aan en zorgt voor de onderlinge verdeling van de subsidie.

  • 3. De volgende energiebesparende maatregelen komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      energiebesparende maatregelen voor nieuwbouw;

    • b.

      energiebesparende maatregelen voor woningen, appartementen of andere voor bewoning bedoelde gebouwen;

    • c.

      energiebesparende maatregelen die verplicht zijn onder de Wet Mileubeheer. Hierin staat dat er bij een jaarverbruik van meer dan 50.000kWh elektriciteit of 25.000m3 gas maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder wettelijk verplicht zijn. Hieronder vallen in ieder geval de erkende maatregelen.

  • 4. Het energieonderzoek voldoet aan volgende voorwaarden:

    • a.

      het onderzoek is op het moment van de aanvraag niet ouder dan 3 jaar;

    • b.

      het onderzoek is uitgevoerd:

      • 1.

        door een gecertificeerd energie-adviseur met aantoonbare ervaring in het Mkb. De ervaring van de energie-adviseur kan aangetoond worden door verwijzing naar referentieprojecten. Voorbeelden van certificatie zijn EPA of EPA-U. EPA-U staat voor Energie Prestatie Advies voor bestaande utiliteitsgebouwen. Voorbeeld van een certificerende instantie is FeDec;

      • 2.

        door een branchespecialist; of

      • 3.

        in opdracht van of met subsidie van de provincie Overijssel.

    • c.

      het onderzoek is uitgevoerd voordat energiebesparende maatregelen zijn uitgevoerd. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3;

    • d.

      het onderzoek is niet gesubsidieerd vanuit een andere regeling;

    • e.

      in het onderzoek staan:

      • 1.

        energiebesparende maatregelen die zijn gebaseerd op de erkende maatregelen voor energiebesparing en de aanvullingen daarop van Infomil;

      • 2.

        energiebesparende maatregelen die voldoen aan de definitie in het protocol Monitoring energiebesparing;

      • 3.

        energiebesparende maatregelen die staan op de energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale Energie Investering Aftrekregeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd en is te vinden op de website van de RVO.

Artikel 3.3.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een stichting, een vereniging, een BV, een NV, en maatschap, een vennootschap onder firma, Coöperatie, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap.

  • 2. De energiekosten van de aanvrager waren in 2020, 2021 of 2022 minder dan € 30.000,- per jaar. Dit geldt niet voor aanvragers uit de cultuursector met SBI-code 90 en 91, omdat deze instellingen hoge energiekosten per jaar hebben.

    Voor alle aanvragers die in 2022 zijn opgericht geldt dat de energiekosten voor 2022 naar verwachting niet meer dan € 60.000,- zijn.

Artikel 3.3.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit is uitgevoerd maximaal 8 maanden voordat de aanvraag is ontvangen. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor energiebesparende maatregelen is maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor energiebesparende maatregelen is:

    • a.

      maximaal € 5.000,- per aanvraag voor Mkb-ondernemingen in de horeca, detailhandel en dienstverlening die direct geheel of gedeeltelijk zijn getroffen door de verplichte lockdowns; en

    • b.

      maximaal € 2.500 per aanvraag voor overige aanvragers.

  • 3. De subsidie per uitgevoerd energieonderzoek is een vast bedrag van € 400,- per aanvraag.

  • 4. De aanvrager mag per vestigingsadres maximaal 1 keer per 3 jaar subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling. Hierbij gaat het om de afgelopen 2 boekjaren en het jaar van de aanvraag.

Artikel 3.3.7 Eigen bijdrage

Minimaal 75% van de subsidiabele kosten van de uitgevoerde energiebesparende maatregelen worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 3.3.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Energiebesparende maatregelen.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      Een energieonderzoek. In het energieonderzoek staat minimaal:

      • 1.

        het energieverbruik over 2021, 2022, 2023 of 2024;

      • 2.

        de energiebalans waarin minimaal 90% van het energiegebruik is toebedeeld aan de energiegebruikers;

      • 3.

        omschrijving van de energiebesparende maatregelen, inclusief de verwachte investering en de verwachte energiereductie en de terugverdientijd van de investering;

      • 4.

        een plan van aanpak voor de uitvoering;

      • 5.

        de quick wins;

    • b.

      kopieën van alle facturen en betaalbewijzen van de betaalde subsidiabele kosten.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. Er mag geen aanvraag voor subsidie ingediend worden voor alleen het energieonderzoek.

Artikel 3.3.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    de jaren 2024 en 2025.

Artikel 3.3.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.3.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.4 Asbest eraf, zon erop

Vervallen op 1 december 2024

3.5 Opruiming drugsafval Overijssel 2025

Artikel 3.5.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen en ook de bodem en oevers van een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in bijlage A van de Omgevingswet.

  • -

    Drugsafval: afval dat ontstaat bij de productie van synthetische drugs.

  • -

    Dumping van drugsafval: het in strijd met wet- en regelgeving achterlaten van drugsafval in of op de bodem, dan wel het lozen of storten van drugsafval in oppervlaktewater.

  • -

    Oppervlaktewater: vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen.

  • -

    Sanering van de bodem: het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden vereist om verontreiniging van de bodem en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken als bedoeld in afdelingen 1.3, 19.1, en 19.2a van de Omgevingswet.

  • -

    Synthetische drugs: uit chemische grondstoffen geproduceerde verdovende middelen.

  • -

    Verwijdering: verwijdering als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 3.5.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het beschermen van de biodiversiteit door vervuilde bodem en vervuild oppervlaktewater in geval van dumping van drugsafval te saneren.

Artikel 3.5.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      verwijdering en afvoer van gedumpt drugsafval;

    • b.

      verwijdering en afvoer van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater; of

    • c.

      sanering van de bodem die is verontreinigd als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid van gedumpt drugsafval.

  • 2. Het gedumpte drugsafval voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het drugsafval is gedumpt in de provincie Overijssel;

    • b.

      het drugsafval is gedumpt op een locatie:

      • 1.

        die binnen de grenzen van de gemeenten, waterschappen en omgevingsdiensten valt; of

      • 2.

        waar de aanvrager eigenaar van is of erfpacht voor betaalt.

    • c.

      het drugsafval is niet aangetroffen binnen een ruimte waar de productie van de synthetische drugs plaatsvond;

    • d.

      het drugsafval is niet gedumpt via het rioolstelsel;

    • e.

      van het gedumpte drugafval is:

      • 1.

        een melding of aangifte bij de politie gedaan. Het meldingsnummer of proces-verbaalnummer is aanwezig;

      • 2.

        een beschrijving en foto’s van het gedumpte drugsafval en ook een kaart met de locatie waar het drugsafval is aangetroffen aanwezig; en

      • 3.

        een bewijs van de gemaakte kosten voor de afvoer en verwijdering van het drugsafval of het oppervlaktewater dan wel de sanering van de bodem aanwezig.

  • 3. De verwijdering en afvoer van het drugsafval voldoet aan de voorwaarde dat deze heeft plaatsgevonden in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2025.

  • 4. De sanering van de bodem voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de sanering is uitgevoerd volgens de daarvoor geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      van de sanering is een saneringsverslag aanwezig.

Artikel 3.5.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is:

    • a.

      een gemeente, een omgevingsdienst of een waterschap die de territoriale bevoegdheid heeft van de locatie waar drugsafval is gedumpt;

    • b.

      een natuurlijke persoon of een stichting, een vereniging, een BV, een NV of Staatsbosbeheer die eigenaar of erfpachter is van een locatie waar drugsafval is gedumpt;

  • 2. De aanvrager is niet verantwoordelijk of medeverantwoordelijk voor de productie of dumping van het drugsafval.

Artikel 3.5.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alle daadwerkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel als deze betrekking hebben op:

    • a.

      het afvoeren en verwijderen van gedumpt drugsafval;

    • b.

      het afvoeren en verwijderen van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater;

    • c.

      het saneren van de door de dumping verontreinigde bodem.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 3.5.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie aan een gemeente, omgevingsdienst of waterschap is:

    • a.

      maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999,-;

    • b.

      maximaal 100% van de subsidiabele kosten, als de kosten meer bedragen dan € 50.000,-.

    In dit geval is de subsidie nooit meer dan € 200.000,-

  • 2. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,- voor overige aanvragers.

  • 3. De minimum subsidie van € 1.000,- die in artikel 1.2.17 lid 2 staat is niet van toepassing.

  • 4. De aanvrager mag voor dezelfde dumping maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.5.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend bij BIJ12, die namens de provincie de subsidieregeling uitvoert.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Opruiming drugsafval 2025. Het formulier is te vinden op https://www.bij12.nl/onderwerpen/subsidieregeling-opruiming-drugsafval/aanvragen-subsidie.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een bewijs van melding of aangifte bij de politie van de dumping van het drugsafval in de vorm van een meldingsnummer of proces-verbaalnummer;

    • b.

      een beschrijving en foto’s van het gedumpte drugsafval en ook een kaart met de locatie waar het drugsafval is aangetroffen; en

    • c.

      de afvoerbon of het saneringsverslag als bewijs van de gemaakte kosten voor de afvoer en verwijdering van het drugsafval of het oppervlaktewater of van de sanering van de bodem.

  • 5. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 3.5.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2. Als de te verlenen subsidie hoger is dan het resterende budget van het subsidieplafond, dan wordt het overgebleven budget verdeeld door middel van loting. Artikel 1.2.16 lid 2 is niet van toepassing. De loting wordt uitgevoerd onder de op die dag ingediende complete aanvragen. De aanvragen worden van hoog naar laag geplaats in de volgorde van de trekking. De loting wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een notaris en minimaal twee onafhankelijke waarnemers.

Artikel 3.5.9 Geen staatssteun

De subsidie levert geen staatssteun op.

Artikel 3.5.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2025 om 17.00 uur.

3.6 Lokale energie-initiatieven 4.0

Artikel 3.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Energiebesparende maatregelen: maatregelen die leiden tot minder gebruik van energie bij huishoudens. Het gaat om kleine maatregelen die door het huishouden, de energiecoach of de energiefixer binnen uiterlijk 4 weken, na het gesprek met de betreffende energiebespaarcoach of energiefixer, uitgevoerd kunnen worden.

  • -

    Energiebespaarcoach: een vrijwilliger die huishoudens informeert over energiebesparing door gedragsaanpassing en die een algemeen beeld geeft welke energiebespaar- en energieopwekmogelijkheden er in de woning zijn door isolatie, gebruik van bestaande installaties en apparaten, en opwekking van energie.

  • -

    Energiefixer: een energiefixer biedt huishoudens informatie over gedragsaanpassing en eenvoudige energiebesparingsmaatregelen en voert de maatregelen meteen uit.

  • -

    Energieopwekproject: een project waarbij energie wordt gemaakt uit bronnen zoals wind, zon en waterkracht.

  • -

    Lokaal energie-initiatief (LEI): een collectief van inwoners en eventueel lokale organisaties of lokale bedrijven met als doel een energieopwekproject of een energiebesparingsproject uit te voeren.

  • -

    Nominaal vermogen: maximale vermogen van een productie-installatie voor hernieuwbare energie dat onder normale omstandigheden of voorwaarden benut kan worden voor de productie van hernieuwbare energie en dat door de leverancier wordt gegarandeerd bij continu gebruik.

Artikel 3.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie. Dit door Lokale energie-initiatieven te ondersteunen.

Artikel 3.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      het inrichten en oprichten van een LEI;

    • b.

      door een LEI:

      • 1.

        uit te voeren energiebesparende maatregelen bij huishoudens in Overijssel. Dit door met minimaal 100 huishoudens actief contact te zoeken en ze te bewegen om energiebesparende maatregelen te treffen. Als hierbij vrijwilligers worden ingezet dan moeten die deskundig zijn en kennis hebben over het realiseren van eenvoudige energiebesparende maatregelen bij huishoudens;

      • 2.

        op te leiden vrijwilligers tot energiefixer of energiebespaarcoach;

    • c.

      een door een LEI voor te bereiden energieopwekproject om tot een realiseerbaar energieopwekproject in Overijssel te komen. Na uitvoering van de activiteiten is duidelijk of het opwekproject kan worden gerealiseerd.

    • d.

      een door een LEI voor te bereiden grootschalig energieopwekproject om tot een ontwikkelbaar project te komen. Na uitvoering van de activiteiten is duidelijk of succesvolle ontwikkeling van het grootschalige opwekproject mogelijk is.

  • 2. Een LEI voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de LEI heeft binding met de lokale omgeving;

    • b.

      de LEI heeft een bestuur van minimaal twee personen;

    • c.

      iedereen die wil, kan deelnemen aan de LEI;

    • d.

      de LEI laat de lokale omgeving waar het project wordt uitgevoerd, meebeslissen over de ontwikkeling van het project

    • e.

      de opbrengsten die door realisatie van het project worden gehaald komen ten goede aan leden, klanten of maatschappelijke bestemmingen in de lokale omgeving van het project.

  • 3. Het energieopwekproject voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

    • a.

      er wordt een productie-installatie voor zonne-energie gerealiseerd met een nominaal vermogen van minimaal 15 Wp en maximaal 1.000 kWp. Het gaat om realisatie van zonne-energie:

      • 1.

        daken in bebouwd gebied;

      • 2.

        op te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte: ongebruikte gronden, bedrijventerreinen, boven parkeerterreinen en geluidswallen;

      • 3.

        als kleine, goed ingepaste velden op agrarische erven (tot ca. 2 ha) en kleine, goed ingepaste zonnevelden van lokale initiatieven in stads- en dorpsranden (tot ca. 2 ha).;

      • 4.

        langs hoofdinfrastructuur;

      • 5.

        boven bestaande verhardingen (parkeerterreinen);

      • 6.

        op water;

    • b.

      er wordt een productie-installatie voor windenergie met één of meer windturbines met een nominaal vermogen van minimaal 15 kW en maximaal 1.000 kW gerealiseerd;

    • c.

      er wordt een productie-installatie voor elektriciteitsproductie door waterkracht met een nominaal vermogen van minimaal 15 kW gerealiseerd.

  • 4. Het grootschalig energieopwekproject voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

    • a.

      er wordt een productie-installatie voor zonne-energie met een nominaal vermogen van minimaal 1.000 kWp gerealiseerd. Het gaat om realisatie van zonne-energie:

      • 1.

        op daken in bebouwd gebied;

    • 2. op te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte: ongebruikte gronden, bedrijventerreinen, boven parkeerterreinen en geluidswallen;

      3. langs hoofdinfrastructuur;

      4. boven bestaande verhardingen (parkeerterreinen);

      5. op water.

    • b.

      er wordt een productie-installatie voor windenergie met één of meer windturbines met een nominaal vermogen van minimaal 1.000 kW gerealiseerd.

  • 5. Er mag voor de voorbereiding van een grootschalig energieopwekkingsproject geen financiering door het Energiefonds Overijssel zijn toegekend. In dat geval is namelijk al duidelijk dat succesvolle ontwikkeling van het project mogelijk is.

  • 6. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn de aanschaf- en installatie van technische voorzieningen voor energieopwekking.

  • 7. Een LEI mag al opgericht zijn voordat de aanvraag is ontvangen. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 3.6.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een LEI die de volgende juridische vorm heeft of krijgt: een coöperatie, een stichting, een vereniging of een BV.

  • 2. Als de coöperatie, stichting, vereniging of BV nog opgericht moet worden, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager de beoogde rechtsvorm verkrijgt.

Artikel 3.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. Lid 1 geldt niet voor het oprichten van een LEI, het opleiden van vrijwilligers tot energiebespaarcoach of energiefixer. Voor deze activiteiten zijn de artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 niet van toepassing. Voor het opleiden van vrijwilligers tot energiebespaarcoach of energiefixer geldt een vast bedrag per vrijwilliger. Voor het oprichten van een LEI geldt een vast bedrag per LEI.

  • 3. De kosten voor leges zijn wel subsidiabel. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel c.

Artikel 3.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het oprichten van een LEI is een vast bedrag van € 2.500,- per LEI.

  • 2. De subsidie voor:

    • a.

      het uitvoeren van een energiebesparende maatregelen bij huishoudens is 100% van de subsidiabele kosten en maximaal € 10.000,- per aanvraag. Hiervan mag maximaal € 2.000,- worden gebruikt voor organisatiekosten. Het overige deel wordt besteed aan de energiebesparende maatregelen bij huishoudens. Hierbij kan uitgegaan worden van een vast bedrag van € 100,- per huishouden. Bij geringe aantal deelnemende huishoudens, kan een LEI hiervan afwijken;

    • b.

      het opleiden van vrijwilligers tot energiefixer of energiebespaarcoach is een vast bedrag van € 500,- per vrijwilliger die opgeleid wordt tot energiebesparingscoach of energiefixer met een maximum van € 2.500,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor het voorbereiden van een energieopwekproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en maximaal € 5.000,- per aanvraag.

  • 4. De subsidie voor het voorbereiden van een grootschalig energieopwekproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en is maximaal € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 3.6.7 Eigen bijdrage

Minimaal 20% van de subsidiabele kosten van een energieopwekproject wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden. Dit geldt niet voor het oprichten en inrichten van de LEI.

Artikel 3.6.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Lokale energie-initiatieven.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de door een LEI-coach ondertekende LEI-verklaring in. Een LEI-coach is een persoon die in opdracht van de provincie Overijssel een lokaal energie-initiatief ondersteund.

Artikel 3.6.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    de jaren 2024 en 2025.

Artikel 3.6.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • b.

    de inwoners binnen een specifiek gebied in Overijssel actief uit te nodigen om lid of klant van de LEI te worden;

  • c.

    de opgebouwde kennis en ervaring vrij beschikbaar te stellen aan anderen die daarom vragen.

Artikel 3.6.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.7 Energiezuinige voedselbanken

[Vervallen]

3.8 Geschakelde asbestleidaken

[Vervallen]

3.9 Stimuleringslening verduurzaming maatschappelijk vastgoed

Artikel 3.9.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Maatschappelijk vastgoed: gebouwde onroerende zaak met een publieksfunctie in eigendom van een rechtspersoon. Het gaat om uitsluitend een buurthuis, dorpshuis, wijkcentrum, gemeenschapscentrum of een culturele instelling met een ANBI-status.

  • -

    Stimuleringslening: een lening voor de financiering van de werkelijke kosten van verduurzamingsmaatregelen.

  • -

    SVn: Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, statutair gevestigd te Hoevelaken en kantoorhoudende te Amersfoort, financiële dienstverlener, geregistreerd onder AFM–vergunningnummer 12013647.

  • -

    Verduurzamingsmaatregel: maatregel die aantoonbaar direct leidt tot energiebesparing of reductie van koolstofdioxide-emissies. Het mag geen gedragsmaatregel zijn. Gedragsmaatregelen zijn maatregelen die betrekking hebben op het veranderen van gedrag van personen.

Artikel 3.9.2 Stimuleringslening

  • 1. Als de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van deze subsidieregeling dan geven Gedeputeerde Staten een toewijzingsbesluit. Met een toewijzingsbesluit van de provincie kan de aanvrager een aanvraag doen voor de Stimuleringslening bij SVn.

  • 2. Het rentepercentage voor de Stimuleringslening bedraagt 2,5%.

  • 3. De looptijd van de Stimuleringslening bedraagt maximaal 15 jaar.

  • 4. De Stimuleringslening is annuïtair. De lening wordt maandelijks afgelost met een automatische incasso.

  • 5. De Stimuleringslening wordt verstrekt via een bouwdepot.

  • 6. De Stimuleringslening wordt onderhands verstrekt.

  • 7. De hoofdsom van de Stimuleringslening is minimaal € 5.000,- en maximaal € 200.000,-.

  • 8. Voor een Stimuleringslening van minder dan € 50.000,- geldt een beknopte toets.

  • 9. De Stimuleringslening wordt verstrekt voor maximaal 100% van de kosten van de verduurzamingsmaatregelen, de kosten van het energieadvies, de kosten die gepaard gaan met het afsluiten van de Stimuleringslening en de eventuele kosten die nodig zijn om natuurvriendelijk te isoleren. Meer informatie is te vinden op www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren.

Artikel 3.9.3 Doel van de subsidieregeling

Met deze stimuleringslening, die juridisch gezien een subsidieregeling is, wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en het opwekken van hernieuwbare energie. Dit door leningen te laten verstrekken voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed.

Artikel 3.9.4 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De Stimuleringslening wordt verleend voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.

  • 2. De verduurzamingssmaatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen in de geldende Maatregelenlijst Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA). Deze lijst is te vinden op Maatregelenlijst Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) (rvo.nl);

    • b.

      de aanschaf en installatie van de duurzaamheidsmaatregelen kosten in totaal minimaal € 5.000,-;

    • c.

      de verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen of aanbevolen in het energieadvies dat uitgevoerd is voor het gebouw.

  • 3. Het te verduurzamen gebouw voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het is maatschappelijk vastgoed;

    • b.

      het staat in Overijssel en is gebouwd vóór 2013.

  • 4. Het energieadvies voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het is op moment van aanvraag niet ouder dan 36 maanden;

    • b.

      het is uitgevoerd door een gecertificeerd energieadviseur.

Artikel 3.9.5 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is:

    • a.

      een stichting, een vereniging of coöperatie, zonder winstoogmerk, met een doelstelling die zoveel mogelijk zich richt op maatschappelijke behoeften en vraagstukken uit de buurt of gemeente; én

    • b.

      de eigenaar of huurder van het maatschappelijk vastgoed; én

    • c.

      de gebruiker van het maatschappelijk vastgoed.

  • 2. Als de aanvrager de huurder van het gebouw is dan heeft de eigenaar van het gebouw:

    • a.

      toestemming gegeven om de verduurzamingsmaatregelen uit te voeren; en

    • b.

      de intentie uitgesproken dat het gebouw voor minimaal 15 jaar maatschappelijk vastgoed blijft of aan organisaties beschikbaar gesteld wordt met doelstelling die zich richt op maatschappelijke behoeften.

  • 3. Als de aanvrager de huurder is dan heeft die een gebruiksovereenkomst voor onbepaalde tijd of de intentie om minimaal 15 jaar het gebouw te gebruiken voor een doelstelling die zich richt op maatschappelijke behoeften.

  • 4. Als de aanvrager de eigenaar is van het gebouw dan mag die maximaal tien gebouwde onroerende zaken in eigendom hebben.

  • 5. De aanvrager is geen gemeente.

  • 6. De aanvrager is geen sportvereniging.

Artikel 3.9.6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. Alleen de kosten van de aanschaf en installatie van de verduurzamingsmaatregelen, de kosten van het energieadvies en het afsluiten van de Stimuleringslening zijn subsidiabel.

  • 3. Voor de kosten van het energieadvies geldt aanvullend dat deze subsidiabel zijn tot maximaal € 5.000,- en dat deze, in afwijking van artikel 1.2.8 lid a subsidiabel zijn vanaf 1 januari 2022.

Artikel 3.9.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoofdsom van de Stimuleringslening bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De hoofdsom van de Stimuleringslening is niet minder dan € 5.000,- en niet meer dan € 200.000,-.

Artikel 3.9.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag voor een toekenningsbesluit kan ingediend worden vanaf 1 augustus 2023 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleringslening maatschappelijk vastgoed.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een overzicht van de duurzaamheidsmaatregelen;

    • b.

      een planning van de uitvoering van de duurzaamheidsmaatregelen;

    • c.

      als de aanvrager de huurder is een schriftelijke bevestiging van de eigenaar van het gebouw waaruit blijkt dat die akkoord is met het uitvoeren van de duurzaamheidsmaatregelen.

  • 5. De aanvrager kan tijdens de looptijd van deze subsidieregeling maximaal 1 keer een aanvraag indienen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.9.9 Beschikbaar budget

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023, 2024 en 2025.

Artikel 3.9.10 Financiële toets, verstrekken en beheer Stimuleringslening door SVn

  • 1. Het toewijzingsbesluit door Gedeputeerde Staten is een reservering voor een Stimuleringslening uit het beschikbaar budget. De toewijzing voor het aanvragen van een Stimuleringslening vormt het startpunt voor een autonome financiële toetsing door SVn.

  • 2. Deze subsidieregeling is in overeenstemming met de productspecificaties Stimuleringslening van SVn en de samenwerking tussen de provincie en SVn.

  • 3. SVn stelt de definitieve hoogte van de Stimuleringslening vast en bij een positieve (financiële) toets brengt SVn een offerte uit. Bij een negatieve financiële toets, wijst SVn de lening af en brengt de aanvrager en provincie hiervan op de hoogte.

  • 4. SVn verstrekt en beheert een geoffreerde Stimuleringslening. Indien de aanvrager het niet eens is met de financiële toets van SVn, kan er een klachtenprocedure worden gestart bij SVn en/of kan de aanvrager zich wenden tot de bevoegde burgerlijke rechter.

Artikel 3.9.11 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 8 weken na het toewijzingsbesluit van Gedeputeerde Staten een Stimuleringslening aan te vragen bij SVn;

  • b.

    binnen 4 weken een melding te doen aan de provincie als:

    • 1.

      de verduurzamingsmaatregelen niet uitgevoerd worden;

    • 2.

      de Stimuleringslening niet wordt aangevraagd;

    • 3.

      de Stimuleringslening niet is verstrekt door SVn.

  • c.

    de activiteiten binnen 24 maanden na de datum waarop de Stimuleringslening is verleend te hebben uitgevoerd;

  • d.

    de met de Stimuleringslening aangeschafte apparatuur en materialen niet door te verkopen;

  • e.

    als sprake is van isolatie van gevels en daken spant aanvrager zich in om dit op natuurvriendelijke wijze te doen. Meer informatie is te vinden op www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren;

  • f.

    bij de verduurzaming rekening te houden met de Omgevingswet. Meer informatie is te vinden op: Natuurvriendelijk isoleren - Provincie Overijssel

Artikel 3.9.12 Directe vaststelling

Er hoeft geen verantwoording over de uitgevoerde activiteiten en de kosten daarvan ingediend te worden bij de provincie. Voor een Stimuleringslening van € 25.000,- en hoger is daarom artikel 1.2.19 van toepassing.

Artikel 3.9.13 Staatssteun

Als het gaat om het verduurzamen van een buurthuis, dorpshuis, wijkcentrumgemeenschapscentrum of of een culturele instelling met een ANBI-status én er worden activiteiten aangeboden uitsluitend voor die inwoners uit de buurt of gemeente dan is geen sprake van staatssteun. In alle andere gevallen is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.9.14 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.10 Uitvoering Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023

[Vervallen]

3.11 Kleine mestvergister op boerderijen

Artikel 3.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt vaker een voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Mestvergister: een installatie waarmee organische stof van uitsluitend dierlijke mest wordt omgezet in biogas voor warmte.

Artikel 3.11.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het vergroten van de productie van biogas of groen gas afkomstig uit mestvergisters.

Artikel 3.11.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten die nodig zijn om biogas of groen gas te produceren met mestvergisters:

    • a.

      aanpassing van de stalvloer voor dagverse mest in de mestvergister;

    • b.

      aanleg van een groengasleiding of biogasleiding vanaf 1000 meter;

    • c.

      aanleg van een nabewerkingsinstallatie voor vergiste mest (digestaat), anders dan een navergister of opslagsilo.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de mestvergister wordt gerealiseerd in Overijssel;

    • b.

      de verwerkingscapaciteit van de mestvergister bedraagt maximaal 25.000 kuub mest per jaar;

    • c.

      het totale energieverbruik voor het in werking hebben van de mestvergister bedraagt maximaal 1/3 van de energielevering van de mestvergister, inclusief de eventuele aanvoer van mest van derden;

    • d.

      het biogas uit de mestvergister dient:

      • 1.

        opgewaardeerd te worden op de boerderij tot groen gas en in het openbare aardgasnet ingevoed te worden; of

      • 2.

        in een centrale installatie opgewaardeerd te worden tot groen gas en in het openbare aardgasnet ingevoed te worden; of

      • 3.

        rechtstreeks als biogas aan een afnemer geleverd te worden ten behoeve van warmte- of stoomproductie;

    • e.

      de aanvrager heeft de benodigde vergunningen en akkoord op de verplichte meldingen verkregen.

Artikel 3.11.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is of wordt een BV, een NV, een maatschap, een commanditaire vennootschap (CV), een v.o.f., Coöperatie of een eenmanszaak.

  • 2. Een landbouwonderneming kan geen aanvraag indienen. De landbouwonderneming die de mestvergister in eigendom heeft mag geen aanvraag indienen. Er moet een aparte onderneming worden opgericht voor de productie en levering van biogas of groen gas. Deze onderneming heeft geen juridische en financiële verbondenheid met een landbouwonderneming en voert een gescheiden financiële administratie.

  • 3. Als een BV, een NV, een maatschap, commanditaire vennootschap (CV), een v.o.f., Coöperatie of een eenmanszaak nog opgericht moet worden, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager de beoogde rechtsvorm verkrijgt.

Artikel 3.11.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten voor de aanschaf en installatie van de mestvergister zijn niet subsidiabel.

Artikel 3.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 100.000,- per aanvraag en per mestvergister.

  • 3. De aanvrager mag maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.11.7 Eigen bijdrage

Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of van derden.

Artikel 3.11.8 Aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Kleine mestvergister op boerderijen.

  • 2. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken en gegevens in:

    • a.

      een begroting en dekkingsplan. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken;

    • b.

      de energiebalans, opgesteld door de leverancier van de mestvergister. Dit is een opgave van de hoeveelheid geproduceerd biogas in m3 per jaar en van de warmte- en elektriciteitsvraag van de installatie;

    • c.

      hoeveel ton mest wordt aangevoerd van buiten het eigen bedrijf en hoeveel vervoerskilometers dat betreft;

    • d.

      offerte(s).

Artikel 3.11.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    de jaren 2024 en 2025.

Artikel 3.11.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • b.

    voor de monitoring van de energiebalans van de mestvergister, een jaar na volledige in bedrijfstelling de volgende informatie in te leveren:

    • 1.

      de geproduceerde hoeveelheid biogas en ook het warmte- en elektriciteitsverbruik van de installatie;

    • 2.

      de hoeveelheid aangevoerde mest in ton en het aantal vervoerskilometers dat daarvoor is afgelegd.

Artikel 3.11.11 Beoordeling integriteit van de subsidieontvanger

De aanvrager levert een volledig ingevuld Bibob-formulier subsidies in. Artikel 1.2.25 is van toepassing.

Artikel 3.11.12 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.11.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025.

3.12 Zonne-energie op bedrijfsdaken

[vervallen]

3.13 Zonne-energieleverende parkeerterreinen Overijssel

Artikel 3.13.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Energieleverend parkeerterrein: een parkeerruimte waar zonnepanelen geïnstalleerd worden met oplaadfaciliteiten voor elektrische voertuigen.

Artikel 3.13.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie energie-opwekkende maatregelen stimuleren. Dit door de ontwikkeling van zonne-energie op parkeerterreinen te ondersteunen.

Artikel 3.13.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten die voor het realiseren van een energieleverend parkeerterrein nodig zijn:

    • a.

      het realiseren van een draagconstructie;

    • b.

      de vervanging of versteviging van de fundering van het parkeerterrein, benodigd voor de draagconstructie;

    • c.

      het realiseren van een batterij voor lokale tijdelijke opslag als onderdeel van het energieleverend parkeerterrein.

  • 2. Het beoogde energieleverende parkeerterrein voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het wordt gerealiseerd in Overijssel;

    • b.

      er wordt minimaal 420 kWp vermogen geïnstalleerd;

    • c.

      de realisatie van het energieleverende parkeerterrein is financieel haalbaar;

    • d.

      de gemeente is positief over de realisatie.

  • 3. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      het gebruikelijke beheer en onderhoud van het energieleverende parkeerterrein;

    • b.

      installatie van het zonne-energiesysteem zelf, zoals de zonnepanelen en de omvormer;

    • c.

      de benodigde aansluiting op het elektriciteitsnetwerk;

    • d.

      de realisatie van laadpalen;

    • e.

      beveiligingsmaatregelen;

    • f.

      het plaatsen van hekwerk om het parkeerterrein.

Artikel 3.13.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een Overijsselse gemeente, een energiecoöperatie, een parkmanagementorganisatie, een onderneming of een maatschappelijke instelling.

  • 2. De aanvrager is geen particulier, eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.) of een zzp-er.

Artikel 3.13.5 Kosten die in aanmerking komen voor de subsidie

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 3.13.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het realiseren van een energieleverend parkeerterrein is maximaal 45% van de subsidiabele kosten en maximaal € 200.000,- per aanvraag.

  • 2. De aanvrager mag in de jaren 2024 en 2025 maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.13.7 Eigen bijdrage

Minimaal 55% van de subsidiabele kosten van de realisatie van het energieleverende parkeerterrein worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 3.13.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 17 juli 2024 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Zonne-energieleverende parkeerterreinen Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een haalbaarheidsonderzoek met een kosten-batenanalyse voor de exploitatietermijn waaruit blijkt dat de realisatie van het energieleverende parkeerterrein financieel haalbaar is;

    • b.

      een offerte, een opdrachtverlening of overeenkomst van de beoogde partij die het energieleverende parkeerterrein gaat realiseren. De opdrachtverlening of overeenkomst mag ook onder voorbehoud van subsidieverlening op basis van deze subsidieregeling ondertekend zijn;

    • c.

      een berekening van de te installeren vermogen aan zonnepanelen en geschatte jaarlijkse energieopwekking van het zonne-energieleverende parkeerterrein;

    • d.

      ontwerpschetsen van het zonne-energieleverende parkeerterrein;

    • e.

      als de aanvrager niet de eigenaar van het zonne-energieleverende parkeerterrein is, een getekende instemmingsverklaring van de eigenaar van het parkeerterrein;

    • f.

      als de aanvrager geen gemeente is, een bewijsstuk waaruit blijkt dat de gemeente positief is over de realisering van een energieleverend parkeerterrein.

Artikel 3.13.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2025.

Artikel 3.13.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht de zonnepanelen binnen 24 maanden na subsidieverlening te installeren en in gebruik te nemen.

Artikel 3.13.11 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Bij de aanvraag voor subsidievaststelling levert de aanvrager aanvullend ook een berekening in waaruit de werkelijk gerealiseerde kWp aan capaciteit van de zonnepanelen blijkt die geïnstalleerd zijn op het aangepaste dak.

  • 2. Wij stellen de subsidie vast op de werkelijk geïnstalleerde kWp aan capaciteit van de zonnepanelen. Als de geïnstalleerde zonnepanelen een totale capaciteit hebben van minder dan 420 kWp, wordt de subsidie op nihil vastgesteld.

Artikel 3.13.12 Staatssteun

  • 1. Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 2. Als de aanvrager geen De-minimisruimte meer heeft, dan kan de subsidie voor het realiseren van een batterij voor lokale tijdelijke opslag verleend worden als het voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 41 van de AGVV. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten van de realisering van de batterij voor lokale tijdelijke opslag is niet meer dan:

    • a.

      30% als de aanvrager een grote onderneming is;

    • b.

      40% als de aanvrager een middelgrote onderneming is;

    • c.

      50% als de aanvrager een kleine onderneming is.

Artikel 3.13.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.14 Sprinten naar een duurzaam bedrijventerrein

Artikel 3.14.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bedrijventerrein: het geheel aan gebouwen en terreinen voor bedrijven en industrie, inclusief toevoerwegen en tussengelegen water.

  • -

    Sprintsessie: een bijeenkomst over verduurzaming van een bedrijventerrein die door de provincie is georganiseerd. Ondernemers, parkmanagement, gemeente, de netbeheerders en andere relevante partijen komen bij elkaar om de situatie op een bedrijventerrein te bepalen, belemmeringen in kaart te brengen en mogelijke oplossingen te bedenken. De meest kansrijke ideeën zullen verder uitgewerkt worden door de deelnemende partijen.

  • -

    Verduurzamen: het maximaal benutten van lokale opwek, opslag en verbruik van hernieuwbare energie om tot een betere, rendabele en duurzame energiehuishouding te komen. Met als doel het afbouwen van fossiele brandstoffen en technieken.

Artikel 3.14.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en het opwekken van hernieuwbare energie. Dit door bedrijven te stimuleren om in de fase van de planuitwerking (vroege ontwikkelfase) samen te werken aan het verduurzamen van een bedrijventerrein. De netbeheerders op midden- en hoogspanningsniveau worden hiermee ook ontlast.

Artikel 3.14.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitwerken van een idee voor het verduurzamen van een bedrijventerrein in Overijssel. Het resultaat is een uitgewerkt plan. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de externe begeleiding van de samenwerkende partijen om tot een uitgewerkt plan te komen. De begeleider is niet in dienst bij een van de deelnemende partijen;

    • b.

      onderzoek en advies om het idee uit te werken tot een plan.

  • 2. Het uit te werken idee voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er wordt samengewerkt met meerdere ondernemers, de gemeenten en waar nodig de parkmanager en de netbeheerder;

    • b.

      de samenwerkende ondernemers zijn bereid om tijd vrij te maken om het idee verder uit te werken en daarna ook financieel bij te dragen aan de uitvoering van de haalbare ideeën of oplossingen;

    • c.

      de gemeente doet actief mee door kennis of middelen in te brengen om het idee uit te werken en eventueel ook te realiseren;

    • d.

      met het uitwerken van het idee mag al begonnen zijn nadat deelgenomen is aan de sprintsessie. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

  • 3. Het uitgewerkte plan bevat minimaal de volgende onderdelen:

    • a.

      de uitgewerkte oplossingsrichtingen die geformuleerd zijn in de sprintsessie. De oplossingsrichtingen zijn getoetst op inhoudelijke-, juridische-, financiële- en organisatorische onderdelen. Ook is onderzocht waaraan behoefte is en of er lokaal draagvlak voor is;

    • b.

      welke partijen nodig zijn om het idee te realiseren en op welke manier de benodigde partijen worden geworven en betrokken;

    • c.

      welke financiering nodig is om de kosten van de realisatie van het idee te kunnen dekken en welke voorwaarden de financiers stellen om de financiering te kunnen krijgen (de contouren financial close).

Artikel 3.14.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een van de volgende partijen die deelgenomen hebben aan de sprintsessie een ondernemersvereniging, een coöperatie, een stichting van ondernemingen; of

  • 2. Als er geen actieve ondernemersvereniging is, dan is de aanvrager een onderneming die namens de samenwerkende partijen de aanvraag indient. Er wordt samengewerkt met meerdere ondernemers, gemeenten en waar nodig de parkmanager en de netbeheerder.

Artikel 3.14.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing. Het gaat hierbij om de kosten van de leiding, begeleiding, advies en ondersteuning.

  • 2. De kosten van de activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de subsidieaanvraag is ingediend zijn wel subsidiabel, maar alleen vanaf de datum van de sprintsessie waaraan is deelgenomen. De kosten die gemaakt zijn voor het verzamelen van informatie voor de sprintsessie zijn subsidiabel als ze gemaakt zijn voor de start van de sprintsessie. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 3.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 33% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 24.999,- per bedrijventerrein.

Artikel 3.14.7 Eigen bijdrage

  • 1. Maximaal 33% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de gemeente.

  • 2. Minimaal 34% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 3.14.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend, maar moet uiterlijk binnen 6 maanden na de sprintsessie ontvangen zijn door de provincie.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Sprinten naar een duurzaam bedrijventerrein.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. Per bedrijventerrein mag maximaal één keer een subsidieaanvraag ingediend worden op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.14.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    het jaar 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 3.14.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht het idee binnen 12 maanden na de datum van de subsidievaststelling uit te werken tot een plan.

Artikel 3.14.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.14.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur

[In het besluit 'Wijzigingen Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022' van 28 november 2023 (bekendgemaakt in Provinciaal blad 2023, 14052) heeft Gedeputeerde Staten artikel 3.14.12 gewijzigd. Het was echter de intentie om artikel 3.13.13 te wijzigen. Op grond van de Regeling elektronische publicaties is de wijziging doorgevoerd zoals deze is bedoeld.]

3.15 Intensivering energietoezicht

[Vervallen]

3.16 Stimuleren energie-innovatie

Artikel 3.16.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Duurzame energieopwekking: energie opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;

  • -

    Duurzaam energieproject: een project waarbij energiebesparing of energieopwekking gerealiseerd wordt en dat bijdraagt aan vergroting van het aandeel duurzame energie.

  • -

    Energie-innovatie: een idee voor een nieuw product of nieuwe productieprocessen. Het gaat hierbij om het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten of productieprocessen op het gebied van energiebesparing en energieopwekking met als doel bijdragen aan vergroting van het aandeel duurzame energie of CO2-reductie.

  • -

    Energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie.

  • -

    Ideefase: de beginfase van het ontwikkelen van een nieuw product of productieproces. Het geeft antwoord op een vooraf gestelde hulpvraag. In deze fase wordt een idee nader onderzocht en uitgewerkt. Het doel van deze fase is om het idee uit te werken in een projectplan. Verder wordt er gekeken wie het project zou kunnen uitvoeren, welke partij(en) betrokken zouden moeten zijn bij het project en of er voldoende draagvlak is voor het project bij betrokkenen.

  • -

    Supportteam energie-innovatie: een groep van deskundigen, met ervaring op het gebied van energie-innovatie die beschikt over een netwerk, waar initiatiefnemers een beroep op kunnen doen.

Artikel 3.16.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie aanmoedigen. Dit door Overijsselse Mkb-ondernemers te helpen met een idee voor een energie-innovatie, zodat innovaties op het gebied van energie op gang komen en de regionale economie gestimuleerd wordt.

Artikel 3.16.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten in de ideefase van een energie-innovatie initiatief:

    • a.

      ondersteuning bij het uitwerken van ideeën tot een energieprojectplan;

    • b.

      technisch, juridisch of financieel advies.

  • 2. De ondersteuning en het advies voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat over duurzame energieopwekking of energiebesparing die plaatsvindt in Overijssel;

    • b.

      het wordt gegeven door een onafhankelijke deskundige. De deskundige heeft aantoonbaar ervaring;

    • c.

      het beoogde resultaat is een energieprojectplan voor de energie-innovatie met zicht op eventuele vervolgstappen.

  • 3. De energie-innovatie voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het draagt bij aan minimaal één doelstelling en ambitie van het Programma Nieuwe Energie;

    • b.

      het draagt bij aan minimaal één van de prioritaire thema’s van het Supportteam energie innovatie, te weten bestaande gebouwde omgeving of Mkb;

    • c.

      het is naar het oordeel van het Supportteam energie innovatie realistisch;

    • d.

      het is nog niet zo ver uitgewerkt dat niet meer gesproken kan worden van een ideefase. In een ideefase is de technische, juridische en financiële haalbaarheid nog niet onderzocht.

  • 4. Een haalbaarheidsstudie komt niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 3.16.4 Aanvrager

De aanvrager is een Mkb-onderneming.

Artikel 3.16.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 3.16.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 5.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie is maximaal € 10.000,- per aanvraag als er sprake is van een energie-innovatie-initiatief, dat mogelijk in aanmerking kan komen voor een bijdrage op basis van de subsidieregeling 6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten, EFRO of REACT.

Artikel 3.16.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleren Energie Innovatie.

  • 3. De aanvrager levert een offerte in waaruit blijkt:

    • a.

      wat de kosten zijn;

    • b.

      in welke periode het advies of de ondersteuning wordt gegeven.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. Als er sprake is van een aanvraag voor subsidie van € 5.000,- of meer, dan wordt het energie-innovatie-initiatief voorafgaand aan het indienen van de aanvraag, besproken met het Supportteam energie-innovatie. Naar het oordeel van het Supportteam energie-innovatie is er sprake van energie-innovatie-initiatief dat mogelijk in aanmerking kan komen voor een bijdrage op basis de subsidieregeling 6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten, EFRO of REACT.

Artikel 3.16.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 3.16.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 3.16.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening en de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.16.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.17 Energiezuinige terrasverwarming via kussens

[Vervallen]

3.18 Investeringssubsidie warmtenetprojecten

Vervallen per 1 juli 2023

3.19 Inkoopacties energiemaatregelen Overijssel

[Vervallen]

Hoofdstuk 4 Vitaal platteland

4.1 Faunabeheereenheden

Artikel 4.1.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan faunabeheer.

Artikel 4.1.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      onderzoeken die nodig zijn voor het opstellen van het faunabeheerplan;

    • b.

      het opstellen en uitvoeren van het faunabeheerplan;

    • c.

      andere directe of indirecte vormen van faunabeheer dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, waaronder valwild.

  • 2. Het faunabeheerplan is of wordt nadat het is opgesteld, op basis van artikel 8.1 lid 2 van de Omgevingswet, goedgekeurd door gedeputeerde staten.

  • 3. In geval van faunabeheer dat niet in het Faunabeheerplan omschreven staat, is subsidie alleen mogelijk als voor dat faunabeheer toestemming is gegeven door de provincie.

Artikel 4.1.3 Aanvrager

De aanvrager is Stichting Faunabeheereenheid Overijssel. Dit is een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers van agrariërs, jachthouders, terrein beherende organisaties en maatschappelijke organisaties met als doelstelling uitvoering te geven aan een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd faunabeheerplan.

Artikel 4.1.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. Leges zijn wel subsidiabel. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel c.

  • 3. Exploitatiekosten bestaande uit de vaste kosten van personeel, gebouwen en inventaris zijn subsidiabel. De exploitatiekosten kunnen niet afzonderlijk opgevoerd worden, als deze kosten ook al meegenomen zijn bij de berekening van de personeelskosten.

Artikel 4.1.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.1.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Faunabeheereenheden.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

Artikel 4.1.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 tot en met 2029.

Artikel 4.1.8 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet als staatssteun gezien.

Artikel 4.1.9 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2029 om 17.00 uur.

4.2 Meer bos in Overijssel

Artikel 4.2.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bos: een vlakvormig en aaneengesloten element met een opgaande begroeiing van minimaal 60% inheemse bomen, struiken en kruiden. Een bos is minimaal 0,5 hectare groot met een minimale breedte van 30 meter.

  • -

    Bossenstrategie: strategische beleidsuitwerking van het Overijssels aandeel van de 10% bosuitbreiding die landelijk is afgesproken. De bossenstrategie is 21 juni 2022 vastgesteld door Gedeputeerde Staten.

  • -

    Catalogus Groenblauwe Diensten (CGBD): set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend.

  • -

    Functieverandering: verandering van de huidige functie van grond naar functie bos, natuur of indien mogelijk houtwal.

  • -

    Houtwal: een zelfstandig liggend, lijnvormig landschapselement bestaande uit een beplanting van streekeigen en inheemse bomen en struiken, eventueel met hakhout. Een houtwal/singel kan een aarden wal hebben en kan aan één- of beide kanten begrensd worden door een greppel. Een houtwal is minimaal 25 meter lang en maximaal 20 meter breed.

  • -

    Inheemse soorten: boomsoorten die van nature in het wild in Nederland voorkomen. Op de website www.nederlandsesoorten.nl is te raadplegen welke boomsoorten in Nederland inheems zijn.

  • -

    Kaart: zoekgebiedenkaart behorende bij de bossenstrategie. De kaart is te vinden op Bossenstrategie Overijssel (arcgis.com)

  • -

    Landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204).

  • -

    Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in het nabijgelegen Natura 2000-gebieden te beschermen. Het gebied is als een gebiedscategorie of deelgebied NNN aangegeven op de kaarten die bij de Omgevingsverordening Overijssel 2017 tot en met de Tussentijdse Actualisatie Omgevingsverordening 2020/2021 horen. De kaarten zijn te vinden op: viewer (tercera-ro.nl).

Artikel 4.2.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan 10% meer bos in Overijssel zoals bedoeld in de Bossenstrategie.

Artikel 4.2.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de realisatie van bos, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan. Categorie IV.5 van de Catalogus Groenblauwe diensten is van toepassing;

    • b

      de realisatie van houtwallen, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan. Categorie II.1 en III.4 van de Catalogus groenblauwe diensten zijn van toepassing;

    • c.

      functieverandering, waarbij bos of houtwal gerealiseerd wordt op grond die de functie natuur, houtwal of bos krijgt. Functieverandering is niet subsidiabel als sprake is van gronden gelegen binnen Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland.

  • 2. Realisatie van een voedselbos komt niet in aanmerking voor de subsidie. Een voedselbos is een vitaal ecosysteem dat door mensen is ontworpen naar het voorbeeld van een natuurlijk bos met het doel voedsel te produceren.

  • 3. Het inrichtingsplan en het beplantingsplan voldoen aan de volgende voorwaarden

    • a.

      de plannen worden opgesteld door een deskundige, bijvoorbeeld een ecoloog;

    • b.

      de plannen voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in bijlage 1. Bijlage 1 is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie;

    • c.

      de plannen bevatten minimaal de volgende informatie:

      • 1.

        aanleiding en onderbouwing;

      • 2.

        locatie, soortkeuze en ontwerp;

      • 3.

        eisen aan plantmateriaal, inclusief keuring en controle;

      • 4.

        terreinvoorbereiding en aanplant;

      • 5.

        bescherming, onderhoud en beheer;

      • 6.

        oplevering;

      • 7.

        kostenraming.

  • 4. Het te realiseren bos of de houtwal voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het bos bestaat uit minimaal 60% inheemse soorten;

    • b.

      de houtwal bestaat volledig uit inheemse soorten;

    • c.

      het bos of de houtwal wordt gerealiseerd volgens een inrichtings- en beplantingsplan die voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in lid 3;

    • d.

      het bos of de houtwal wordt gerealiseerd in Overijssel in een gebied dat op de Kaart is aangemerkt als:

      • 1.

        ’bosaanleg wenselijk of mogelijk’; of

      • 2.

        ’landschapsversterking wenselijk of mogelijk’; of

      • 3.

        onderbouwingsgebied. Realisatie in dit gebied kan alleen als Gedeputeerde Staten hiervoor de subsidieaanvraag afzonderlijk een besluit over hebben genomen, omdat zij vinden dat realisatie van bos in dit gebied een toegevoegde waarde heeft.

    • e.

      het bos is:

      • 1.

        minimaal 1 hectare als het wordt aangelegd op een locatie grenzend aan het Natuurnetwerk Nederland; of

      • 2.

        minimaal 5 hectare als het wordt gerealiseerd op een andere locatie; of

      • 3.

        minimaal 0,5 hectare maar alleen als Gedeputeerde Staten dit voor de subsidieaanvraag specifiek hebben besloten; en

      • 4.

        minimaal 30 meter breed;

    • f.

      de houtwal wordt robuust aangelegd zoals bedoeld in de Catalogus Groenblauwe Diensten;

    • g.

      het gemeentebestuur wil de wijziging van het omgevingsplan regelen. Het gaat hierbij vooral om de landschappelijke inpassing;

    • h.

      de realisatie past binnen de geldende Omgevingsverordening Overijssel;

    • i.

      de huidige functie van de grond verandert naar functie natuur, bos of houtwal;

    • j.

      het wordt gerealiseerd buiten de bebouwingscontour houtkap zoals opgenomen in het omgevingsplan;

    • k.

      voor de realisatie is geen andere subsidie of bijdrage door een overheid verleend;

    • l.

      op de grond mogen in het kader van agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer geen verplichtingen meer rusten op grond van deze of een andere regeling.

  • 5. Als sprake is van functieverandering dan gelden de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      de functie landbouwgrond wordt veranderd naar bos, houtwal of natuur. Dit betekent dat op de grond geen productie van landbouwproducten meer plaats vindt. De grond wordt afgewaardeerd;

    • b.

      betreffende landbouwgrond is de afgelopen 5 jaar onafgebroken landbouwkundig gebruikt;

    • c.

      de realisatie van bos of houtwal vindt plaats op de landbouwgrond die afgewaardeerd wordt;

    • d.

      de landbouwproductie op de betreffende landbouwgrond wordt onherroepelijk gestopt en de grond wordt niet meer opnieuw voor landbouwproductie gebruikt.

  • 6. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen 12 weken na subsidieverlening met provincie een uitvoeringsovereenkomst zoals genoemd in artikel 4.2.10 lid 1 onderdeel g wordt gesloten.

Artikel 4.2.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is de eigenaar van de grond waarop de realisatie van bos of houtwal plaats vindt.

  • 2. De aanvrager is geen bedrijf uit de houtsector, die als doel commercieel levensvatbare houtwinning, het vervoer van hout of de verwerking van hout of andere bosrijkdommen tot producten of energiebronnen heeft.

  • 3. [vervallen]

  • 4. De aanvrager is geen onderneming die op basis van de geldende Unienormen of nationale wet- en regelgeving de productie van landbouwproducten hoe dan ook moet stopzetten.

Artikel 4.2.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor de realisatie van bos of houtwal inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan zijn de werkelijke personeelskosten, kosten van derden, gebruik van machines en aanschafkosten van materiaal subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing. Paragraaf 4.3 van het hoofddocument van de Catalogus Groenblauwe Diensten is van toepassing. Dit hoofddocument is te vinden op Catalogus raadplegen - BIJ12

  • 2. Bij functieverandering is de waardedaling van de grond subsidiabel. De provincie laat de waardedaling bepalen door een taxateur. De taxatie is gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      kosten voor natuurbeheer;

    • b.

      kosten voor grondaankoop;

    • c.

      kosten voor pachtafkoop;

  • 4. De voorbereidingskosten zoals het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan zijn niet subsidiabel, als na de aanvraag voor subsidie blijkt dat de aanvraag wordt ingetrokken of het bos of de houtwal niet gerealiseerd wordt of kan worden.

Artikel 4.2.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor realisatie van bos of houtwal is maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Hierbij geldt dat:

    • a.

      de subsidie voor de afwaardering van grond bij functieverandering maximaal € 70.000,- per hectare is; en

    • b.

      de subsidie voor plantmateriaal, inboet en inplanten en het opstellen van een inrichtings- en beplantingsplan, maximaal € 20.000,- per hectare is.

Artikel 4.2.7. Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Meer bos in Overijssel. 

  • 3. De aanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      naam van de aanvrager;

    • b.

      de grootte van de onderneming;

    • c.

      een verklaring dat de aanvrager voor de activiteit geen andere subsidie ontvangt of heeft ontvangen;

    • d.

      een verklaring dat de aanvrager geen onderneming in moeilijkheden is;

    • e.

      de kadastrale nummers van het in te planten perceel of de percelen;

    • f.

      een globale omschrijving van het type aan te planten bos;

    • g.

      een eigen schatting van de waardedaling van de grond; 

    • h.

      het eigen nummer van de kaart zoals genoemd in lid 6 onderdeel a.

  • 4. De aanvrager levert een sluitende begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 5. Als de kosten voor plantmateriaal, inboet en inplanten en het opstellen van een inrichtings- en beplantingsplan gezamenlijk meer bedragen dan € 15.000,- dan stuurt de aanvrager 3 offertes mee, die zijn uitgebracht door daartoe geschikt geachte ondernemingen.

  • 6. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      kaartinformatie over de locatie van het in te planten perceel of de percelen. Dit wordt als volgt ingeleverd:

      • 1.

        een kaartbeeld (.pdf, .jpg of .txt) met daarop duidelijk herkenbaar de begrenzingen van de aangevraagde objecten en bijbehorende oppervlaktes weergegeven, de kadastrale perceelsgrenzen en ten minste een actuele topografische of luchtfoto als ondergrond of;

      • 2.

        een shapefile (.shp) of ESRI file geodatabase (.gdb) waarin de kaartbegrenzing digitaal is ingetekend;

    • b.

      een intentieverklaring van de gemeente waarin staat dat het gemeente de wijziging van het omgevingsplan wil regelen;

    • c.

      als op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, een verklaring van geen bezwaar van degene aan wie het recht van hypotheek toekomt.

  • 7. Er mag geen subsidieaanvraag ingediend worden voor alleen het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan of een beheerplan of voor alleen de functieverandering.

Artikel 4.2.8. Pretoets en taxatie

  • 1. De aanvrager legt het plan om bos of houtwal te realiseren voor aan de provincie zodat die vooraf kan toetsen of de realisatie op de betreffende grond past binnen de Bossenstrategie en de geldende Omgevingsverordening Overijssel. Een verzoek voor een pretoets bevat de gegevens van aanvrager, kadastrale percelen waar ingeplant wordt, totale oppervlakte van in te planten bos, type bos wat gerealiseerd wordt. Op www.overijssel.nl staat hoe een verzoek voor een pretoets ingediend kan worden.

  • 2. Als de subsidieaanvraag is ingediend laat de provincie de waarde van de grond taxeren door een onafhankelijke taxateur. De provincie meldt de aanvrager wat het getaxeerde waarde van de grond is. De aanvrager kan dan besluiten de aanvraag in te trekken. De al gemaakt kosten komen niet voor de subsidie in aanmerking. Artikel 4.2.5 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.2.9 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      realisatie van bos;

    • b.

      realisatie van houtwallen;

    • c.

      [vervallen]

  • 3. Het subsidieplafond wordt verdeeld in volgorde van de datum en het tijdstip van ontvangst van de aanvragen waarbij de stukken als genoemd in artikel 4.2.7 lid 2, lid 3 en lid 6 ingediend zijn. Dit is een afwijking van artikel 1.2.16 lid 2.

Artikel 4.2.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      voordat gestart wordt met de realisatie van het bos of de houtwal:

      • 1.

        het inrichtingsplan, beplantingsplan en beheerplan in te leveren bij de provincie;

      • 2.

        het omgevingsplan van het aan te planten gebied te laten wijzigen in functie bos, houtwal of natuur;

    • b.

      bij aanplant gebruik te maken van soorten genoemd op de Nederlandse Rassenlijst Bomen of inheemse boomsoorten;

    • c.

      het bos of de houtwal in de periode tussen 1 september en 1 april aan te planten;

    • d.

      alle noodzakelijke maatregelen te nemen om te zorgen dat het plantmateriaal aanslaat, en het bos of de houtwal optimaal kan groeien;

    • e.

      het bos of de houtwal zover nodig te beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden;

    • f.

      binnen 4 weken na realisatie van het bos of de houtwal dit te melden bij de provincie;

    • g.

      binnen 12 weken na subsidieverlening met provincie een uitvoeringsovereenkomst te sluiten zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb. In de uitvoeringsovereenkomst staat dat de subsidieontvanger:

      • 1.

        het bos of de houtwal beheert;

      • 2.

        geen dingen doet die een veiligheidsrisico voor het bos of de houtwal kan zijn;

      • 3.

        de verplichtingen als bedoeld in deze regeling en de uitvoeringsovereenkomst door te legen aan allen die het recht hebben of krijgen om het terrein te gebruiken;

      • 4.

        de verplichtingen uit de uitvoeringsovereenkomst als kwalitatieve verplichting voor het terrein inschrijft in de openbare register kadaster;

    • h.

      een kopie van de kwalitatieve verplichting binnen 4 weken na inschrijving in het openbare register van het kadaster in te leveren bij de provincie;

    • i.

      het definitieve besluit van de gemeente tot wijziging van het omgevingsplan binnen vier weken na besluit van de gemeente in te leveren bij de provincie;

    • j.

      het bos of de houtwal binnen 2 jaar na subsidieverlening gerealiseerd te hebben;

    • k.

      het bos of de houtwal voor onbepaalde tijd in stand te houden.

  • 2. Als sprake is van functieverandering dan is de subsidieontvanger ook verplicht:

    • a.

      de grond niet meer te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      bij de verandering van landbouwgrond in bos of houtwal nadelige milieueffecten te voorkomen. Tot dan moeten de landbouwgronden voldoen aan de normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van de grond. Deze normen staan in Titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de toepasselijke uitvoeringsbepalingen.

  • 3. De subsidieontvanger kan geen rechten ontlenen aan de opslag van koolstofdioxide door het aangelegde bos of de houtwallen.

Artikel 4.2.11 Bevoorschotting

Een voorschot wordt pas verleend nadat het inrichtingsplan, beplantingsplan en beheerplan zijn ingeleverd en goedgekeurd door de provincie.

Artikel 4.2.12 Het bekend maken van gegevens

  • 1. Voor deze subsidieregeling geldt deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128 van het landbouwsteunkader. Dit betekent dat de provincie na subsidieverlening binnen 6 maanden na subsidieverlening gegevens bekend maakt voor:

    • a.

      subsidies vanaf € 10.000,- als sprake is van een landbouwondernemer als eindbegustigde; of

    • b.

      subsidies vanaf € 100.000,- voor alle andere eindbegustigden.

  • 2. De volgende gegevens worden bekend gemaakt: naam van de subsidieontvanger, de verleende subsidie, de vorm en het bedrag per eindbegunstigde, de datum waarop de subsidie is verleend, of sprake is van een Mkb-onderneming of grote ondernememing, de regio waarin de subsidieontvager is gevestigd, en de voornaamste economische sector waarin de subsidieontvanger actief is.

Artikel 4.2.13 Sisa-verantwoording

Als sprake is van een subsidie aan een gemeente dan loopt de financiële verantwoording volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code L16B.

Artikel 4.2.14 Staatssteun

De subsidie is staatssteun en kan verleend worden omdat het is gebaseerd op en getoetst aan de Catalogus Groenblauwe Diensten. 

Artikel 4.2.15 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2025 om 17.00 uur.

4.3 Natuur en Samenleving 2.0

Vervallen op 1 december 2024

4.4 Advies en ondersteuning Agro&food in Overijssel

Artikel 4.4.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Agro&food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, waarbij de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal staan, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een aanvrager onder de Agro&food sector valt, wordt gekeken naar de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS.

Artikel 4.4.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan vernieuwing en verduurzaming van de Agro&food sector.

Artikel 4.4.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      advies en ondersteuning bij het beantwoorden van een vraagstuk ten behoeve van innovatie in de Agro&food sector;

    • b.

      het uitvoeren van een onderzoek ten behoeve van innovatie in de Agro&food sector.

    • c.

      het opstellen van een bedrijfsplan voor de overgang naar kringlooplandbouw. Het bedrijfsplan beschrijft in ieder geval:

      • 1.

        welke veranderingen worden doorgevoerd in het bedrijf;

      • 2.

        hoe emissiereductie van stikstof wordt gerealiseerd;

      • 3.

        welke positieve effecten worden bereikt op de omgeving van het bedrijf, zoals natuur, bodem en water, landschap en samenleving;

      • 4.

        de marktkansen en verdienmodel van de landbouwonderneming nadat de overgang heeft plaatsgevonden;

      • 5.

        een begroting voor de realisatie van de overgang.

  • 2. De activiteiten advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de innovatie is voor de Agro&food sector in Overijssel;

    • b.

      de activiteiten gaan over een van de volgende thema’s:

      • 1.

        Regionaal voedselsysteem. Het gaat hierbij om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek om lokaal consumeren van regionaal geproduceerd voedsel mogelijk te maken. Denk hierbij aan: Eten uit de Regio, agrodiversiteit, voedselzekerheid, samenwerking akkerbouw & veehouderij, regionale ketens.

      • 2.

        Emissiearme landbouw. Het gaat hierbij om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek om emissie van NH3, methaan, gewasbescherming, te verminderen. Bijvoorbeeld door technische innovatie en managementmaatregelen, landgebruik of aandacht voor borging.

      • 3.

        Natuurlijke ecosystemen. Hierbij gaat het om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek op het gebied van bijvoorbeeld: vitale bodem, regeneratieve landbouw, ecosysteemdiensten, agrarische natuurontwikkeling.

      • 4.

        Nieuwe teelten. Hierbij gaat het om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek op het gebied van teelt en ketenverwaarding van nieuwe teelten, specifiek voor biobased materialen, plantaardig eiwit en agroforestry.

    • c.

      de innovatie draagt bij aan het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarisch ondernemer in de keten.

    • d.

      [vervallen]

    • e.

      de bijdrage aan een van de doelen die genoemd zijn bij onderdeel d, mag niet betekenen dat er een negatief effect is op een van de andere doelen die genoemd zijn bij onderdeel d.

Artikel 4.4.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een stichting, een vereniging, een BV, een NV, CV of een maatschap, een ZZP’er, een v.o.f. of een eenmanszaak, in de Agro&food sector.

  • 2. De aanvrager heeft een aantoonbaar belang bij de uitkomsten van de activiteiten.

  • 3. De aanvrager voor de subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan is een landbouwonderneming.

Artikel 4.4.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek is

    • a.

      maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

    • b.

      maximaal € 10.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan is:

    • a.

      maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

    • b.

      maximaal € 4.000,- per aanvraag.

Artikel 4.4.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten van advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. Minimaal 20% van de kosten van het opstellen van een bedrijfsplan wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

  • 3. De bijdrage van de aanvrager of van derden mag niet afkomstig zijn van de provincie Overijssel.

Artikel 4.4.8 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Advies en ondersteuning Agro&food in Overijssel 2024.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een ondertekende offerte in. De offerte is ondertekend door de aanvrager en door de persoon of organisatie die wordt ingezet voor de beantwoording van het vraagstuk, die het onderzoek uitvoert of het bedrijfsplan opstelt. De offerte mag ondertekend zijn onder voorbehoud van het verkrijgen van de subsidie. De aanvrager hoeft geen begroting in te dienen.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.4.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2028.

Artikel 4.4.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten;

  • b.

    de activiteiten binnen 15 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 4.4.11 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan artikel 28 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage om de subsidiabele kosten te dekken is maximaal 50% inclusief de subsidie van de provincie.

  • 3. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan voor de overgang naar kringlooplandbouw voldoet aan de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.4.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 5.0

[Vervallen]

4.6 Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&food sector

Artikel 4.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Agro&food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, waarbij de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal staan, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een aanvrager onder de Agro&food sector valt, wordt gekeken naar de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS.

  • -

    Praktijknetwerk: platform om kennis, ervaringen, knelpunten en oplossingen te delen (netwerk), met aandacht voor het proces en vanuit vragen en wensen vanuit de praktijk (maatwerk). Het doel van een praktijknetwerk is om kennis ontwikkelen door kennis uitwisselen, het bevorderen van de (keten)samenwerking en leren van goede voorbeelden. Praktijknetwerken worden ook wel lerende netwerken genoemd.

Artikel 4.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bevordering van de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige Agro&Food sector. Dit door de totstandkoming en borging van praktijknetwerken te ondersteunen.

Artikel 4.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten van een praktijknetwerk: onderzoek, voorlichting en demonstratieactiviteiten, praktijkleertrajecten, trainingen, coaching en kennis- ontwikkeling en -deling.

  • 2. Het praktijknetwerk voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten van het praktijknetwerk gaan over een van de volgende thema’s:

      • 1.

        Regionaal voedselsysteem. Het gaat hierbij om het lokaal consumeren van regionaal geproduceerd voedsel mogelijk te maken. Denk hierbij aan: eten uit de regio, agrodiversiteit, voedselzekerheid, samenwerking akkerbouw & veehouderij en regionale ketens.

      • 2.

        Emissiearme landbouw. Het gaat hierbij om het verminderen van emissie van NH3, methaan en gewasbescherming. Bijvoorbeeld door technische innovatie, managementmaatregelen, landgebruik of aandacht voor borging.

      • 3.

        Natuurlijke ecosystemen. Hierbij gaat het om vitale bodem, regeneratieve landbouw, ecosysteemdiensten en agrarische natuurontwikkeling.

      • 4.

        Nieuwe teelten. Hierbij gaat het om teelt en ketenverwaarding van nieuwe teelten specifiek voor biobased materialen, plantaardig eiwit en agroforestry.

    • b.

      de activiteiten dragen naar het oordeel van de Adviescommissie Agro&food voldoende bij aan een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering en het versterken van de sociaaleconomische positie van de Agro&food keten in Overijssel.

    • c.

      er is aantoonbaar een kennisvraag vanuit de sector, aangetoond aan de hand van een verklaring van minimaal 3 deelnemende ondernemingen uit de Agro&food sector;

    • d.

      de activiteiten worden uitgevoerd door voldoende gekwalificeerde partijen;

    • e.

      de activiteiten die het praktijkleernetwerk uitvoert hebben betrekking op innovatie in de Agro&food sector. Deze innovatie is technisch, economisch, juridisch en maatschappelijk haalbaar;

    • f.

      het praktijknetwerk is naar het oordeel van de Adviescommissie goed georganiseerd en zowel inhoudelijk en financieel haalbaar;

    • g.

      er is sprake van een nieuw praktijknetwerk of een bestaand praktijknetwerk die een nieuwe activiteit start.

Artikel 4.6.4 Aanvrager

De aanvrager is:

  • a.

    een stichting, een vereniging, een BV, een NV, en maatschap, een vennootschap onder firma, coöperatie, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak; of

  • b.

    een samenwerkingsverband dat het praktijknetwerk organiseert.

Artikel 4.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 4.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 200.000,- per praktijknetwerk.

  • 3. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie per aanvraag minder dan € 5.000,- is. Artikel 1.2.17 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.6.7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&food sector 2024.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan waaruit in ieder geval blijkt op welke wijze aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.6.3 lid 2 wordt voldaan;

    • b.

      als sprake is van een samenwerkingsverband: een samenwerkingsovereenkomst en een staatssteunverklaring van de samenwerkingspartners. Artikel 1.2.13 lid 7 is van toepassing.

Artikel 4.6.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2028.

Artikel 4.6.9 Adviescommissie

Een aanvraag voor subsidie van € 10.000,- of meer kan worden voorgelegd aan de Adviescommissie Agro&Food. De commissie geeft advies of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden zoals die genoemd zijn in artikel 4.6.3 lid 2.

Artikel 4.6.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen drie jaar na subsidieverlening te hebben uitgevoerd;

  • b.

    de resultaten van of kennis over de activiteiten te delen met de sector in een vorm naar keuze.

Artikel 4.6.11 Staatssteun

De subsidie voldoet aan artikel 32 van de LVV. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de subsidiabele kosten inclusief de subsidie van de provincie is maximaal 100%.

Artikel 4.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

4.7 Samenwerking Provinciaal Programma Landelijk gebied Overijssel

Artikel 4.7.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Gebiedsgerichte aanpak: een samenwerkingsproces in het kader van het PPLG waarin de gebiedspartners samen op zoek gaan naar een aanpak van de opgaven in het PPLG-deelgebied die past bij de kenmerken van het gebied.

  • -

    Gebiedspartners: terrein beherende organisaties, vertegenwoordigende organisaties van ondernemers, natuur- en milieuorganisaties en overheden die als partner betrokken zijn, omdat ze een belang hebben bij het realiseren van de doelen van het PPLG.

  • -

    Gebiedsprojecten: projecten die het initiatief zijn van één of meerdere gebiedspartners, die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het PPLG. Dit kan gaan om koploperprojecten, ondersteuning van (deel-)gebiedsprocessen, het ontwikkelen van instrumentarium en incidentele uitvoeringsmaatregelen.

  • -

    Gebiedsteams: de werkorganisatie van de gebiedsgerichte aanpak voor het PPLG. Het gebiedsteam verzamelt onder andere de benodigde informatie en analyseert deze, bereidt de gebiedstafels voor, verzorgt de communicatie, organiseert participatie en ondersteunt bij de uitvoering van gebiedsprojecten. Een gebiedsteam bestaat uit:

    • a.

      enkele medewerkers van de provincie Overijssel en

    • b.

      enkele medewerkers afkomstig van andere gebiedspartners die in het gebiedsteam werkzaam zijn.

      De betrokken partijen, brengen hun kennis en ervaring in voor aanpak van de opgaven het algemeen belang en niet voor een specifiek belang of als belangenbehartiger van hun organisatie.

  • -

    Gebiedstafel: het overleg van overheden en organisaties met een belang bij het gebied als geheel als het gaat om het komen tot (gebiedsgerichte) oplossingen voor de transitie van het landelijk gebied.

  • -

    PPLG-deelgebied: één van de zes deelgebieden waarin de provincie in het kader van het PPLG is onderverdeeld.

Artikel 4.7.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie samen met inwoners, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties op zoek gaan naar oplossingen voor de transitie van het landelijk gebied die passen bij de PPLG-deelgebieden.

Artikel 4.7.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van gebiedspartners in een gebiedsteam voor de GGA.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de inzet van gebiedspartners is ten behoeve van een gebiedsteam van één van de volgende GGA-gebieden:

      • 1.

        Noordwest-Overijssel;

      • 2.

        Vechtdal;

      • 3.

        Salland;

      • 4.

        West-Twente;

      • 5.

        Noordoost-Twente;

      • 6.

        Zuidoost-Twente.

    • b.

      de inzet van uren is afgestemd met de overige gebiedspartners die als aanvrager zijn genoemd. De betrokken gebiedspartners hebben overeenstemming bereikt over de inzet van het per gebied beschikbaar gestelde maximale bedrag.

Artikel 4.7.4 Aanvrager

De aanvrager is:

  • a.

    Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Natuur en Milieu Overijssel, Landschap Overijssel, Overijssels Particulier Grondbezit, LTO Noord afdeling Overijssel, Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Midden Overijssel, Coöperatie Gebiedscollectief Noordoost-Twente U.A., Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Noordwest Overijssel U.A.;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    VNO-NCW Midden, Bouwend Nederland, Transport en Logistiek Nederland, MKB Nederland regio Zwolle;

  • d.

    een Overijsselse gemeente.

Artikel 4.7.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De eigen personeelskosten en de personeelskosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit na 1 juli is uitgevoerd. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

  • 3. Indien het Rijk een regeling openstelt voor financiële tegemoetkoming voor de ureninzet van gemeenten in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, dan komen die uren vanaf de datum van inwerkingtreding van de Rijksregeling niet meer in aanmerking voor subsidie op grond van deze subsidieregeling.

Artikel 4.7.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie geldt voor:

    • a.

      de subsidieperiode van 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024; of

    • b.

      de subsidieperiode van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.

  • 2. De subsidie per gebied is maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 120.000,- exclusief Btw voor de subsidieperiode 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024;

    • b.

      € 100.000,- exclusief Btw voor de subsidieperiode 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.

Artikel 4.7.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier ‘Samenwerking Provinciaal Programma Landelijk Gebied Overijssel’

Artikel 4.7.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024;

  • b.

    1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.

Artikel 4.7.9 Bevoorschotting

[vervallen]

Artikel 4.7.10 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 4.7.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 31 december 2024 om 17.00 uur.

4.8 Groene schoolpleinen

Artikel 4.8.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Groen schoolplein: een natuurlijke speel- en leeromgeving. Een groen schoolplein voldoet aan minimaal 8 van de 11 doelen zoals opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 4.8.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het versterken van de relatie tussen natuur en mensen. Dit door basisscholen te ondersteunen bij het aanleggen van groene schoolpleinen.

Artikel 4.8.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten om groene schoolpleinen te ontwerpen en te realiseren:

    • a.

      deskundige procesbegeleiding;

    • b.

      het ontwerpen van een groen schoolplein; of

    • c.

      de gehele of gedeeltelijke aanleg van een groen schoolplein.

  • 2. Het groene schoolplein wordt gerealiseerd op basis van een ontwerp. Het ontwerp is of wordt opgesteld door of in samenwerking met:

    • a.

      een deskundige zoals opgenomen op www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl;

    • b.

      een deskundige op het gebied van speelnatuur. De deskundigheid wordt aangetoond door minimaal twee referentieprojecten op het gebied van speelnatuur;

    • c.

      een deskundige, waarbij de deskundigheid wordt aangetoond door middel van het ingediende ontwerp.

  • 3. Het ontwerp en het aanleggen van een groen schoolplein heeft een minimale begroting van € 17.500,-. De begroting voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      in de begroting wordt minimaal €7.500,- begroot voor de aankoop en aanleg van groen, inclusief voorbereidende grondwerkzaamheden;

    • b.

      alleen kosten die nog gemaakt moeten worden, mogen worden opgevoerd.

    • c.

      kosten van speeltoestellen zoals een houten klimrek of wipkip, worden niet opgevoerd;

    • d.

      eventuele kosten voor een speelaanleiding, zoals een klimboom of waterpomp, mogen worden opgevoerd;

    • e.

      niet groene onderdelen, zoals het plaatsen van tegels, worden alleen opgevoerd als deze nodig zijn voor het groene schoolplein.

  • 4. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn: reguliere herstel of onderhoudswerkzaamheden van het betreffende schoolplein.

Artikel 4.8.4 Aanvrager

De aanvrager is een basisschool in Overijssel of een koepelorganisatie in Overijssel die aanvraagt voor een basisschool.

Artikel 4.8.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per schoolplein en een vast bedrag per aangeplante boom. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.8.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is een vast bedrag van € 10.000,- per schoolplein en per schoollocatie.

  • 2. De aanvullende subsidie is een vast bedrag van € 100,- per aangeplante boom. Alleen bomen die op moment van aanplanten een minimale stamomtrek, op 1 meter hoogte, van minimaal 8-10 centimeter hebben komen voor de subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8.7 Eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage van de school of van derden aan het ontwerp of de realisatie van het groene schoolplein is minimaal € 7.500,-.

  • 2. Inzet van uren door vrijwilligers is subsidiabel. In de begroting en het dekkingsplan mag die inzet opgenomen worden voor maximaal € 15,- per uur tot een maximum bedrag van € 3.500,-.

Artikel 4.8.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Groene schoolpleinen.

  • 3. [vervallen]

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      foto’s van het schoolplein voor de vergroening;

    • b.

      als dat beschikbaar is, het ontwerp van het groene schoolplein;

    • c.

      twee referentieprojecten van speelnatuur, als de deskundige niet is opgenomen in de lijst van groene ondersteuners op de site www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl

    • d.

      een offerte van de aanleg van het groene schoolplein als deze beschikbaar is of een kostenraming;

  • 5. Als een basisschool meerdere pleinen op 1 locatie heeft, kan er maximaal 1 aanvraag worden ingediend.

  • 6. Als een basisschool meerdere locaties heeft met elk een eigen plein, kan er per locatie maximaal 1 aanvraag worden ingediend.

  • 7. Als meerdere basisscholen van verschillende koepelorganisaties een plein delen, kan per basisschool maximaal 1 aanvraag worden ingediend. Voor elke basisschool geldt de voorwaarde voor de eigen bijdrage zoals genoemd in artikel 4.8.8. Per basisschool wordt een aparte begroting ingediend.

  • 8. Er mag geen aanvraag worden ingediend voor alleen deskundige procesbegeleiding of voor alleen het ontwerp van een groen schoolplein.

  • 9. Voor het betreffende schoolplein of schoollocatie kan maximaal 1 keer subsidie aangevraagd worden op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 4.8.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregelging

Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

Artikel 4.8.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    kennis te delen met andere scholen als daar om wordt gevraagd;

  • b.

    het groene schoolplein na aanleg minimaal 5 jaar in stand te houden;

  • c.

    met de aanleg van het groene schoolplein binnen 12 maanden na subsidieverlening te starten.

Artikel 4.8.11 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 4.8.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

Bijlage 1 Omschrijving van een groen schoolplein, bij 4.8 Groene schoolpleinen:

Een groen schoolplein is een natuurlijke speel- en leeromgeving met veelal de volgende kenmerken:

  • a.

    Een groen schoolplein biedt een rijk speel- en leerlandschap waar zowel ruimte is voor kinderen om vrij te spelen als voor natuur om zich te ontwikkelen.

  • b.

    Minimaal 50% van de bespeelbare oppervlakte van de schoolomgeving heeft een natuurlijk karakter. We maken onderscheid tussen groen oppervlak (gras, struiken en bomen), onthard oppervlak (boomsnippers, zand) en verhard oppervlak (tegels).

  • c.

    Er zijn verschillende vormen van groen te onderscheiden, zoals: speelgroen (spelen in en met groen), educatief groen, eet- en ruikgroen.

  • d.

    Een groen schoolplein is ingericht met (vooral) natuurlijke duurzame materialen, waarbij hergebruik van materialen voorop staat.

  • e.

    De beplanting op een groen schoolplein is bij voorkeur inheems, geschikt bij de natuurlijke omstandigheden van die plek en biedt seizoensvariatie. Waar mogelijk biedt de beplanting en inrichting mogelijkheden voor verbeteren van condities voor aandachtsoorten van Overijssel. Overzicht van de aandachtsoorten is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • f.

    De inrichting van het plein draagt bij aan biodiversiteit en aan het voorkomen van wateroverlast en hittestress (groene gevels, groene daken, schaduwbomen).

  • g.

    Er is voor kinderen uitdagende en dynamische natuur te vinden en ze kunnen de natuur van top tot teen ervaren; kinderen van alle leeftijden kunnen grenzen verkennen en aanvaardbare risico’s nemen.

  • h.

    De speelomgeving biedt plek voor rust, natuurbeleving, creatieve vormen van spel en avontuurlijk bewegen. De basis hiervoor ligt in de diversiteit en verscheidenheid van het plein met kenmerken als hoog/laag, nat/droog, schaduw/zon.

  • i.

    Kinderen kunnen zowel met abiotische natuur (zoals zand en water) als met levende natuur spelen. Hierdoor ontstaan er mogelijkheden om in het spel te exploreren, te vernieuwen, te verbeelden en te creëren. De aanwezigheid van los natuurlijk materiaal is hiervoor een voorwaarde (denk aan zand, takken, stenen, en dergelijke).

  • j.

    Het gebruik van de buitenruimte is geïntegreerd in het lesprogramma. Naast de mogelijkheden om bijvoorbeeld taal- en rekenlessen te geven op het plein kunnen kinderen ook leren over planten, dieren, weersverschijnselen en natuurlijke materialen.

  • k.

    Bij het ontwerp, de aanleg én het onderhoud zijn kinderen, docententeam ouders en buren zo veel mogelijk actief betrokken.

4.9 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen

Artikel 4.9.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Natuurnetwerk Nederland (NNN): een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het doel is om natuurgebieden met elkaar te verbinden.

  • -

    Ontwikkelopgave Natura 2000: het uitvoeren van maatregelen voor de bescherming van de natuurwaarden in de Natura 2000 gebieden als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

  • -

    Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in het nabijgelegen Natura 2000-gebieden te beschermen. Het gebied is als een gebiedscategorie of deelgebied NNN aangegeven op de kaarten die bij de geldende Omgevingsverordening horen.

  • -

    Verplaatsing: het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen eventueel gecombineerd met de modernisering van deze voorzieningen dan wel verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 4.9.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bescherming van de natuurwaarden in de Natura 2000 gebieden.

Artikel 4.9.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie wordt verleend voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw in het belang van de Ontwikkelopgave Natura 2000.

  • 2. De activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      de verhuizing van bestaande voorzieningen, zoals de bedrijfsmiddelen en dieren naar de nieuwe locatie;

    • b.

      de opbouw van de bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie;

    • c.

      het demonteren van de bestaande landbouwbedrijfsgebouwen, alleen als dit in de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst met de provincie is opgenomen;

    • d.

      extern advies voor de verplaatsing. Het gaat dan om advies voor de voorbereiding van de verplaatsing, advies over het demonteren, de verhuizing en het weer opbouwen en advies over de haalbaarheid van de verplaatsing.

  • 3. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De landbouwonderneming heeft grond in gebruik voor akkerbouw of veeteelt, dat voor een deel gelegen is binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000. Ook landbouwondernemingen die buiten het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 liggen, kunnen verplaatst worden als de verplaatsing een essentiële bijdrage levert aan de Ontwikkelopgave Natura 2000 en in die zin een sleutelpositie inneemt in het kader van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000;

    • b.

      er is een verplaatsingsovereenkomst gesloten met de provincie Overijssel;

    • c.

      de op te bouwen landbouwonderneming moet een levensvatbaar bedrijf betreffen;

    • d.

      de opbouw van de landbouwonderneming vindt plaats op een locatie waar de onderneming zonder juridische en feitelijke obstakels kan blijven bestaan in de toekomst;

    • e.

      de opbouw vindt plaats binnen 24 maanden na het sluiten van de verplaatsingsovereenkomst met de provincie.

Artikel 4.9.4 Aanvrager

De aanvrager is degene die, op het moment van het sluiten van de verplaatsingsovereenkomst met de provincie, het eigendom, regulier pachtrecht of erfpachtrecht heeft van grond behorend bij een landbouwonderneming.

Artikel 4.9.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing en aanvullend daarop geldt:

    • a.

      als sprake is van interne loonkosten van de aanvrager dan geldt een uurtarief van € 40,-. Artikel 1.2.6 lid 1 onderdeel a is van toepassing.

    • b.

      voor de advieskosten geldt een maximaal uurtarief van € 90,-. Dit is een afwijking van artikel 1.2.7 lid 6.

    • c.

      de overdrachtsbelasting die in verband met opbouw eventueel is verschuldigd is subsidiabel;

    • d.

      de onvoorziene kosten voor de opbouw zijn wel subsidiabel tot een maximum van 15% van de totale opbouwkosten. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel f.

  • 2. De kosten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      kosten voor het saneren van de bodem;

    • b.

      fiscale claims, met uitzondering van de hiervoor genoemde overdrachtsbelasting;

    • c.

      kosten die gefinancierd zijn op grond van een Rood voor Rood-regeling.

Artikel 4.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het advies en de verhuizing is maximaal 100% van de subsidiabele kosten

  • 2. De subsidie voor het advies en de verhuizing is maximaal € 100.000,- per landbouwonderneming.

  • 3. De subsidie voor de opbouw is maximaal 100% van het verschil tussen:

    • a.

      de waarde en eventuele investeringskosten van installaties en bedrijfsgebouwen op de nieuwe locatie exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond en inclusief de sloop van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de nieuwe locatie, en

    • b.

      de waarde van installaties en bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond op de te verlaten locatie.

  • Beide waarden worden vastgesteld door middel van een in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie. Sloopkosten van de niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de nieuwe locatie zullen tegen maximaal € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw opgevoerd kunnen worden.

  • 4. De subsidie voor de opbouw is maximaal € 400.000,-.

  • 5. De subsidie voor de demontage is € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw tot een maximum van € 100.000,-.

  • 6. De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf kan nooit meer bedragen dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling op grond van de Omgevingswet als het fictieve uitgangspunt gehanteerd zou worden dat het landbouwbedrijf in reconstructie zou worden gebracht.

Artikel 4.9.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de ligging en oppervlakte van de te verplaatsen onderneming en de bijbehorende gronden, en ook de plaats van hervestiging zijn aangegeven. Als deze plaats ten tijde van de aanvraag nog niet bekend is, stuurt de aanvrager de provincie Overijssel per ommegaande een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de plaats van hervestiging is aangegeven

    • b.

      een investeringsbegroting van de nieuwe bedrijfslocatie opgesteld door een onafhankelijk deskundige, waaruit ook de financiële haalbaarheid van de investering blijkt;

    • c.

      een plan van uitvoering van de werkzaamheden met een daaraan gekoppelde tijdsplanning;

    • d.

      kopieën van de al aanwezige vergunningen voor de opbouw van het nieuw te vestigen landbouwbedrijf;

    • e.

      als gebruik is gemaakt van een Rood voor Rood regeling: de stukken waaruit blijkt dat de Rood voor Rood aanvraag niet betrekking had op dezelfde kosten als waarvoor nu subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4.9.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2026.

Artikel 4.9.9 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht binnen 24 maanden na het sluiten van de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst met de provincie, het landbouwbedrijf op de nieuwe locatie op te bouwen.

  • 2. Als door aantoonbare overmacht de opbouw van een volwaardig bedrijf op de nieuwe locatie binnen de in de verleningsbeschikking opgenomen termijn niet mogelijk is kan de termijn voor opbouw verlengd worden met maximaal 24 maanden. De opbouw zal na verlenging nooit later zijn dan 16 maanden na het krijgen van de benodigde vergunningen voor de opbouw van het landbouwbedrijf. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de situatie waarbij aantoonbaar meerdere serieuze onderhandelingen over een nieuwe locatie niet succesvol zijn geweest; ofwel

    • b.

      de situatie waarbij het traject voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen door onvoorziene en niet verwijtbare omstandigheden langere tijd in beslag neemt dan voorzien bij het afsluiten van de overeenkomst.

Artikel 4.9.10 Staatssteun

  • 1. De subsidie voldoet aan artikel 16 van de LVV.

  • 2. Als de verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw bestaat uit het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen, mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan 100% van de reële kosten van die werkzaamheden. Wanneer de verplaatsing naast het bedoelde demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen leidt tot een modernisering van deze voorzieningen of een verhoging van de productiecapaciteit, gelden voor de kosten van de modernisering van de voorzieningen of de verhoging van de productiecapaciteit de steunintensiteiten voor investeringen als bedoeld in artikel 14, leden 12 tot en met 15, van de LVV. Dit is maximaal 65% van de subsidiabele kosten, met eventueel een ophoging tot 80%. Voor de toepassing van dit lid geldt dat alleen de vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie of technologie in de basis niet wordt gewijzigd, niet wordt gezien als modernisering.

Artikel 4.9.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2026 om 17.00 uur.

4.10 Opstellen plan voor Streekeigen Landschapsbeheer

[vervallen]

4.11 Stimuleren kleinschalig Streekeigen Landschapsbeheer

[Vervallen]

4.12 Ecologisch bermbeheer gemeenten

[Vervallen]

4.13 Iedereen een boom- grootschalige boomaanplant

[Vervallen]

4.14 Gemeentelijk soortenmanagementplan voor natuurvriendelijk isoleren

Artikel 4.14.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Beschermde soorten: vogels en in het wild levende dieren die op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g van de Omgevingswet in samenhang met de artikelen 11.37, 11.46 en 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving beschermd zijn.

  • -

    Gebiedsvergunning: door Gedeputeerde Staten te verstrekken vergunning voor de verboden, die genoemd zijn in de artikelen 11.37, 11.39 lid 1, 11.46, 11.47, lid 1 aanhef en onder sub b en 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat om een vergunning voor overtredingen in een (groter) plangebied, waarbij maatregelen worden getroffen om het functioneel leefgebied van de beschermde soorten te versterken.

  • -

    Natuurvriendelijk isoleren: het energiebesparend isoleren van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving, met inbegrip van het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen.

  • -

    Pré-SMP-methodiek: een werkwijze die voorziet in de bescherming van groepen gebouw-bewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren van gebouwen gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP). Een pre-SMP kan gebruikt worden als ecologische onderbouwing voor een tijdelijke gebiedsvergunning. De methodiek is uitgewerkt in het provinciaal Beleidskader Natuurvriendelijk isoleren onder het pré-soortenmanagementplan. Dit beleidskader is te vinden op Externe link:www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren.

  • -

    Soortenmanagementplan (hierna: SMP): een beleidsplan gericht op het versterken van de staat van instandhouding van beschermde soorten binnen een gemeente of enkele gemeenten. Het berust op ecologisch onderzoek, dat wordt opgesteld met als doel het dienen als onderbouwing voor het aanvragen van een vergunning van een verbod ten aanzien van beschermde soorten of hun voorplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren en voor het versnellen van de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving. Het betreft een plan voor ten minste de hele bebouwde kom in een gemeente.

Artikel 4.14.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie de leefomgeving van bedreigde diersoorten herstellen. Dit door gemeenten een soortenmanagementplan (SMP) op te laten stellen en tot dit plan klaar is, gemeenten te stimuleren gebruik te maken van de pré-SMP-methodiek.

Artikel 4.14.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het deelnemen aan de pré-SMP-methodiek en het voorbereiden, opstellen, implementeren, uitvoeren en monitoren van een SMP; of

    • b.

      het voorbereiden, opstellen, implementeren, uitvoeren en monitoren van een SMP.

  • 2. Het SMP voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het SMP dient als ecologische onderbouwing voor een gebiedsvergunning.

    • b.

      het SMP is erop gericht dat in ieder geval alle eigenaren van bestaande gebouwen, in minimaal de hele bebouwde kom van de betreffende gemeente gedurende 10 jaar gebruik kunnen maken van de beoogde gebiedsvergunning bij het isoleren van hun woning.

    • c.

      het SMP mag opgesteld zijn na 1 januari 2022. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3;

    • d.

      het SMP bevat in elk geval de volgende informatie:

      • 1.

        beschrijving van de geplande activiteiten en de gebruikers van de gebiedsvergunning;

      • 2.

        uitleg om welke verbodsbepalingen en om welke beschermde soorten het SMP gaat;

      • 3.

        onderbouwing van het wettelijk belang;

      • 4.

        onderbouwing van de alternatieve afweging;

      • 5.

        resultaten van een gebied dekkend (ecologisch) onderzoek;

      • 6.

        kansen- en knelpuntenanalyse voor voorkomende soorten;

      • 7.

        effectbepaling;

      • 8.

        mitigatie- en compensatieplan met beperkingen om soorten te beschermen en leefgebieden te versterken;

      • 9.

        monitoringsplan en bijsturing;

      • 10.

        managementplan voor beheersing en administratie.

    Deze punten worden in de Handreiking soortenbescherming Overijssel toegelicht. Deze is op te vragen bij het Overijssel Loket: Externe link:Loket - Loket provincie Overijssel.

Artikel 4.14.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente of een Overijsselse gemeente die optreedt als aanvrager namens meerdere Overijsselse gemeenten.

Artikel 4.14.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. [vervallen]

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit is uitgevoerd na 1 januari 2022. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 4.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor het deelnemen aan de pré-SMP-methodiek is maximaal € 70.000,-.

  • 3. De subsidie voor het opstellen van een SMP is maximaal het bedrag dat voor de betreffende gemeente is opgenomen in de Projectenlijst SMP, bijlage 1bij deze regeling. Dit bedrag is exclusief btw.

Artikel 4.14.7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier ‘Gemeentelijke soortenmanagementplannen voor natuurvriendelijk isoleren’

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      de offerte-uitvraag van de gemeente aan het ecologisch adviesbureau;

    • c.

      een kaart van het gebied waar het SMP betrekking op heeft. Als het een digitale kaart is dan moet het bestand voldoen aan de voorwaarden als opgenomen in de Eisen van Levering Geografische Informatie die te vinden is op regelen.overijssel.nl: Loket - Loket provincie Overijssel

  • 4. [vervallen]

  • 5. De gemeente kan vaker een aanvraag indienen, tot maximaal € 70.000,- voor het pré-SMP en maximaal het bedrag uit de projectenlijst voor het SMP voor de betreffende gemeente.

Artikel 4.14.8 Beschikbaar budget

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2025.

Artikel 4.14.9a Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening, maar voor 31 december 2027, het SMP vast te stellen en op basis daarvan een aanvraag in te dienen voor een gebiedsvergunning voor ten minste de bebouwde kom van de betreffende gemeente. Bij deelname aan de pré-SMP methodiek is de termijn die is gesteld in de gebiedsvergunning die is verleend op grond van de pré-SMP leidend en dit kan dus leiden tot een kortere periode dan 2 jaar;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    in geval van subsidie voor pré-SMP een aanvraag voor een tijdelijke vergunning op basis van een pre-SMP in te dienen, uiterlijk binnen 1 week na het indienen van de aanvraag voor subsidieverlening op basis van deze subsidieregeling;

  • d.

    de voor het SMP verzamelde ecologische gegevens in te voeren in de Nationale Databank Flora en Fauna. Deze is te vinden op Nationale Databank Flora en Fauna (ndff.nl).

Artikel 4.14.9b Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van de gemeente loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code C117 en C117B.

Artikel 4.14.10 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 4.14.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

Bijlage 1 Projectenlijst SMP

  • a.

    Gemeente Almelo: € 256.847;

  • b.

    Gemeente Borne: € 123.857;

  • c.

    Gemeente Dalfsen: € 146.217;

  • d.

    Gemeente Deventer: € 318.083;

  • e.

    Gemeente Enschede: € 465.175;

  • f.

    Gemeente Haaksbergen: € 129.856;

  • g.

    Gemeente Hardenberg: € 240.720;

  • h.

    Gemeente Hellendoorn: € 177.692;

  • i.

    Gemeente Hengelo: € 311.383;

  • j.

    Gemeente Kampen: € 199.507;

  • k.

    Gemeente Losser: € 129.077;

  • l.

    Gemeente Oldenzaal: € 157.981;

  • m.

    Gemeente Ommen: € 109.756;

  • n.

    Gemeente Raalte: € 169.823;

  • o.

    Gemeente Staphorst: € 100.017;

  • p.

    Gemeente Tubbergen: € 112.483;

  • q.

    Gemeente Wierden: € 131.882;

  • r.

    Gemeente Zwolle: € 363.037;

  • s.

    Gemeente Twenterand: € 149.022;

  • t.

    Gemeente Steenwijkerland: € 190.625;

  • u.

    Gemeente Hof van Twente: € 173.875;

  • v.

    Gemeente Rijssen-Holten: € 160.241;

  • w.

    Gemeente Olst-Wijhe: € 112.639;

  • x.

    Gemeente Dinkelland: € 142.711;

  • y.

    Gemeente Zwartewaterland: € 117.391.

4.15 Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland

Artikel 4.15.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP): samenwerkingsafspraken ‘Naar een Vitaal Platteland’ die in juli 2018 getekend zijn door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen (Kamerstukken II 2018/19, 33 576, NR. 137) en de activiteiten op grond van die afspraken;

  • -

    IBP-VP gebiedsplan: een plan waarin staat aangegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak in een van de gebieden, waar het Interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal platteland’ zich op richt;

  • -

    Project: een project dat is opgenomen in de projectenlijst en dat bijdraagt aan de opgaven van het betreffende gebied;

  • -

    Projectenlijst: de Projectenlijst zoals opgenomen in het IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland Twente, deelgebied Twente dan wel het IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijssel.

Artikel 4.15.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het welzijn en de welvaart in het landelijk gebied.

Artikel 4.15.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die zijn opgenomen in de Projectenlijst.

  • 2. De activiteiten mogen gestart zijn na 1 maart 2019. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 4.15.4 Aanvrager

De aanvrager is de aanvrager van het desbetreffende project zoals dat is opgenomen in de Projectenlijst.

Artikel 4.15.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie is een vast bedrag per project. Artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit zijn uitgevoerd na 1 maart 2019 en voor 31 december 2023 voor het IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente, dan wel 31 december 2025 voor het IB-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest-Overijssel. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassingDe.

  • 3. Lid 2 geldt niet als sprake is van staatssteun.

Artikel 4.15.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de Projectenlijst.

  • 2. Als de aanvrager een gemeente is, dan wordt het bedrag zoals genoemd in lid 1 verminderd met de vooraf geraamde compensabele Btw zoals is opgenomen in de projectenlijst.

Artikel 4.15.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waarin de activiteiten, planning en begroting van de kosten is opgenomen.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingplan in te leveren volgens het format van de provincie. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.15.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2025.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      projecten Veenweide Noordwest Overijssel (Weerribben-Wieden);

    • b.

      projecten Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente.

Artikel 4.15.9 Bevoorschotting

Het voorschot is maximaal 80% van de verleende subsidie. Dit is een afwijking van artikel 1.2.18 lid 1.

Artikel 4.15.10 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van gemeenten en openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code L7B als het gaat om IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijssel en L7-2B als het gaat om Veedicht gebied Salland-Twente.

Artikel 4.15.11 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om in het geval een project gaat wijzigen ten opzichte van de Projectenlijst dit vooraf ter advisering voor te leggenaan het Programmateam van het IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijssel, of het Ambtelijk Kernteam van het IVP-VP-gebeidsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente.

Artikel 4.15.12 Staatssteun

  • 1. Rekening houdend met de in artikel 4.15.6 genoemde maximale overheidsbijdragen kan de totale subsidie maximaal 100% van de kosten zijn. Dat zal alleen het geval zijn als sprake is van subsidie die voldoet aan artikel 38 LVV, fundamenteel onderzoek of een combinatie met een subsidiabele activiteit die geen staatssteun oplevert

  • 2. De subsidie voor een onderzoek of pilotproject wordt verleend onder artikel 25 van de AGVV of artikel 22 of 38 van de LVV.

  • 3. Een pilotproject kan bestaan uit fundamenteel of industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, een haalbaarheidsonderzoek of een combinatie ervan.

  • 4. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten is op grond van artikel 25 AGVV lid 5, 6 en 7 maximaal:

    • a.

      100% voor fundamenteel onderzoek;

    • b.

      80% voor industrieel onderzoek;

    • c.

      60% voor experimentele ontwikkeling;

    • d.

      70% voor een haalbaarheidsstudie

  • 5. Op grond van artikel 22 LVV geldt dat voor advies dat door dienstverleners wordt verstrekt aan een enkele begunstigde die actief is in de primaire landbouwproductie, het totale steunbedrag van de overheid beperkt is tot 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximumbedrag van € 25.000,- per drie jaar. Dit geldt niet als sprake is van advies zoals genoemd in artikel 22 lid 4 van de LVV. Bij advies aan een enkele begunstigde die actief is in de verwerking en de afzet van landbouwproducten, is het steunbedrag beperkt tot 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximumbedrag van € 200.000,- per drie jaar. Dit geldt niet voor kosten op grond van artikel 22 lid 4 van de LVV.

  • 6. Als de subsidie rechtstreeks aan een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding wordt toegekend dan is de maximale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten 100% op basis van artikel 38 LVV en alleen als de onderzoeksresultaten kosteloos beschikbaar worden gesteld op het internet.

  • 7. Als de subsidie niet voldoet aan artikel 25 AGVV of artikel 22 of 38 van de LVV, dan wordt de subsidie alleen verleend als de subsidie voldoet aan de Algemene de-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 4.15.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2025 om 17.00 uur.

4.16 Iedereen een boom - kleinschalige aanplant

[Vervallen]

4.17 Aanpak van invasieve exoten 2.0

Artikel 4.17.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Aanvoerende watergangen: watergangen die met Natura 2000-gebieden in verbinding staan.

  • -

    Hybriden: vruchtbare kruisingen van invasieve exoten met inheemse soorten, waardoor oorspronkelijke eigenschappen van inheemse soorten verdwijnen. Enkele voorbeelden zijn kruisingen tussen een Edelhert en een Sikahert, een kruising tussen een Witkopeend en een Rosse stekelstaart en een kruising tussen een Italiaanse kamsalamander en een Kamsalamander.

  • -

    Invasieve exoten: planten of dieren die niet zelfstandig, maar enkel door menselijk handelen, Nederland hebben kunnen bereiken en die grote schade toebrengen aan inheemse soorten of risico’s opleveren voor humane of veterinaire gezondheid, hoogwaterveiligheid, hydrologie of economie.

  • -

    Invloedsgebieden van N2000: aanvoerende watergangen of direct naastgelegen percelen buiten Natura 2000-gebieden, als vanuit deze plekken infectiebronnen van invasieve exoten richting een N2000-gebied bestaan;

  • -

    Natura 2000-gebieden (hierna: N2000-gebieden): de in bijlage 2 opgenomen gebieden in Overijssel.

  • -

    Natuurnetwerk Nederland (NNN): een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuurvoorrang heeft. Het doel is om natuurgebieden met elkaar te verbinden.

  • -

    Verwijderen: het volledig bestrijden of zo goed mogelijk terugdringen (beheersen) van invasieve exoten.

Artikel 4.17.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie Overijssel de verwijdering van aangewezen invasieve exoten stimuleren.

Artikel 4.17.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden daarvan:

    • a.

      die opgenomen zijn in bijlage 1A en die worden verwijderd buiten de begrenzing van N2000-gebieden, buiten de invloedsgebieden van N2000 en buiten het NNN;

    • b.

      die opgenomen zijn in bijlage 1B en die worden verwijderd binnen het NNN, maar niet binnen N2000-gebieden en niet in de invloedsgebieden van N2000;

    • c.

      die opgenomen zijn in bijlage 1B en die worden verwijderd binnen de begrenzing van N2000-gebieden of de invloedsgebieden van N2000, waarvan de aanpak niet past binnen het reguliere beheer, zoals weergegeven in de beheerplannen van het betreffende N2000-gebied.

  • 2. De volgende activiteiten die met de verwijdering van de aangewezen soorten te maken hebben komen in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      de coördinatie van vrijwilligers en de coördinatie van extern in te huren bestrijders;

    • b.

      het inventariseren van het plangebied, zodat een goede kostenraming gemaakt kan worden;

    • c.

      het opstellen van een uitvoeringsplan voor de aanpak van de invasieve exoot of exoten;

    • d.

      het feitelijk verwijderen van de invasieve exoot of exoten, vervoer en vernietiging, verbranding of vergisting en de schoonmaak van apparatuur als dat nodig is om verdere verspreiding van de invasieve exoot te voorkomen;

    • e.

      het voorbereiden, opstellen of uitvoeren van communicatieve activiteiten of communicatieve producten.

  • 3. De verwijdering van een invasieve exoot of hybride daarvan voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het vindt plaats in Overijssel;

    • b.

      het gebeurt zonder biologische of chemische bestrijdingsmiddelen, tenzij Gedeputeerde Staten vinden dat er geen andere verwijderingsmethoden kunnen worden toegepast. Daarbij moet de aanvrager aantonen dat de inzet van deze biologische of chemische middelen binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders valt;

    • c.

      de toegepaste verwijderingsmethoden zijn verantwoord en aantoonbaar effectief. Dit houdt in dat er geen goedkopere en even verantwoorde en effectieve alternatieve verwijderingsmethode bekend en beschikbaar is en dat een eventuele ecologische schade zo klein mogelijk is.

  • 4. Met het opstellen van een uitvoeringsplan mag voor ontvangst van de subsidieaanvraag al gestart zijn. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 4.17.4 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een waterschap, een Terreinbeherende Organisatie, een stichting of een vereniging, een BV, een NV, maatschap, vof of een particuliere grondeigenaar.

Artikel 4.17.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. Voor personeelskosten geldt een uurtarief van € 40,-. Artikel 1.2.6 lid 1 onderdeel a is van toepassing.;

  • 3. Alleen reiskosten van vrijwilligers zijn subsidiabel met een maximum van € 0,19 per km.

  • 4. De kosten van het inventariseren van het plangebied zijn maximaal 20% van de totale subsidiabele kosten per subsidieaanvraag.

  • 5. De kosten voor het opstellen van een uitvoeringsplan zijn wel subsidiabel, maar alleen als deze kosten toe te rekenen zijn aan de uitvoering van de verwijdering binnen 6 maanden na subsidieverlening. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

  • 6. Voor de feitelijke verwijdering geldt dat alleen de kosten van derden subsidiabel zijn. Artikel 1.2.7 is van toepassing.

Artikel 4.17.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden van invasieve exoten die worden verwijderd binnen of buiten het NNN, maar buiten de begrenzing van de N2000-gebieden en invloedsgebieden van N2000. Het gaat hier dus om de activiteiten die zijn opgenomen in artikel 4.17.3 lid 1 onderdelen a en b. Daarvoor bedraagt de subsidie:

    • a.

      maximaal 75% van de subsidiabele kosten; en

    • b.

      maximaal € 50.000,- per subsidieaanvraag.

  • 2. De subsidie voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden van invasieve exoten die worden verwijderd binnen de begrenzing van de N2000-gebieden en binnen de invloedsgebieden van N2000. Het gaat hierbij om de activiteiten als genoemd in