Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Geldend van 08-11-2024 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Gedeputeerde Staten van Overijssel delen het volgende mee:

Artikel I

  • a.

    Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 wordt met ingang van 11 juli 2022 ingetrokken met uitzondering van hoofdstuk 1 in combinatie met de paragrafen 6.3 en 7.10.

  • b.

    Paragraaf 7.10 wordt met ingang van 16 augustus 2022 ingetrokken;

  • c.

    Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 inclusief Hoofdstuk 1 en paragraaf 6.3 worden met ingang van 14 september 2022 ingetrokken.

Artikel II

De subsidieregelingen van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 zijn, voor zover ze doorlopen, ondergebracht in het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022.

Artikel III

Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022 is vastgesteld, dat als volgt luidt:

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inhoud, geldigheid en begrippen

Artikel 1.1.1 Wat in het Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2022 geregeld is

  • 1. Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022, hierna het Uitvoeringsbesluit genoemd, bevat de voorwaarden die voor subsidies gelden.

  • 2. Het Uitvoeringsbesluit bestaat uit:

    • a.

      Hoofdstuk 1: algemene voorwaarden die gelden voor subsidies;

    • b.

      Hoofdstuk 2 tot en met 8: de subsidieregelingen. In de subsidieregeling zijn de subsidiabele activiteiten en de aanvullende of afwijkende voorwaarden van Hoofdstuk 1 opgenomen. De aanvraag wordt getoetst aan de voorwaarden van Hoofdstuk 1 en aan alle artikelen en onderdelen van de subsidieregeling.

Artikel 1.1.2 Geldigheid van de regels in het Uitvoeringsbesluit

  • 1. Het Uitvoeringsbesluit geldt niet voor subsidies die worden verleend volgens één van de volgende regelingen:

    • -

      Regeling aanpak schades panden langs Kanaal Almelo-De Haandrik;

    • -

      Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Overijssel

    • -

      Regeling POP 3 subsidies provincie Overijssel;

    • -

      Samenwerkingsovereenkomst Asbestbodemsaneringsopgave 2016-2022;

    • -

      Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel;

    • -

      Subsidieregeling Energiefonds Overijssel 2024

    • -

      Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel 2024;

    • -

      Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer 2024;

    • -

      Subsidieregeling rivierdijken;

    • -

      Subsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen Overijssel;

    • -

      Subsidieverordening Innovatiefonds Overijssel II B.V.;

    • -

      Subsidieverordening Innovatiekrediet Overijssel;

    • -

      Wet personenvervoer 2000.

  • 2. Voor alle overige provinciale subsidies gelden de voorwaarden uit Hoofdstuk 1 en de aanvullende of afwijkende voorwaarden die in de betreffende subsidieregeling zijn genoemd. Daarnaast gelden ook de voorwaarden uit de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005 en Europese regels op het gebied van staatssteun.

  • 3. Een aanvraag wordt behandeld op basis van het Uitvoeringsbesluit subsidies dat geldig is op de ontvangstdatum van de subsidieaanvraag.

  • 4. Voor subsidies die verleend zijn volgens het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007, 2011 en 2017 blijft de versie gelden op de datum van de subsidieaanvraag. Voor de MIT-R&D-samenwerkingsprojecten 2022 en de Productieregeling cultuur Overijssel blijft het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 (Ubs 2017) in combinatie met hoofdstuk 1 van dat Ubs 2017 tijdens de indieningstermijn 2022 nog gelden.

Artikel 1.1.3 Betekenis van begrippen

In dit artikel zijn veel voorkomende begrippen in dit Uitvoeringsbesluit uitgelegd. Als een begrip niet is uitgelegd, geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.

Algemene begrippen

  • -

    Asv-aanvraag: een aanvraag voor een subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening 2005 (Asv).

  • -

    Asv-subsidie: een eenmalige subsidie die verleend wordt voor activiteiten waar geen subsidieregeling in dit Uitvoeringsbesluit voor is.

  • -

    Derde: iemand anders dan de aanvrager. Zuster-, dochter-, moeder- en vergelijkbare ondernemingen zijn geen derden als sprake is van onderlinge economische of juridische afhankelijkheid.

  • -

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel.

  • -

    Medeoverheden: gemeenten, waterschappen, andere provincies en de Rijksoverheid.

  • -

    Provinciaal Programma Landelijk gebied (PPLG): de provinciale uitwerking van het hoofddoel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In het PPLG Overijssel zal de provincie uiterlijk 1 juli 2023 aan het Rijk aangeven hoe zij samen met haar partners invulling geeft aan het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied.

  • -

    Subsidieperiode: de periode waarbinnen de gesubsidieerde activiteiten uitgevoerd worden. De startdatum van de subsidieperiode is de ontvangstdatum van de aanvraag. Als de aanvrager een latere startdatum invult op het aanvraagformulier dan is dat de geldige startdatum. De einddatum staat in het subsidiebesluit: op deze dag moeten alle gesubsidieerde activiteiten uitgevoerd zijn.

  • -

    Subsidievaststelling: een besluit waarin is opgenomen op welk bedrag de aanvrager definitief recht heeft.

  • -

    Subsidieverlening: een besluit waarin is opgenomen op welk bedrag de aanvrager voorlopig recht heeft.

Wet- en regelgeving

  • -

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening, hierna AGVV: de verordening van de Europese Commissie waarmee het mogelijk wordt om subsidie als toegestane staatssteun te verlenen. Het is de Verordening (EG) van 17 juni 2014 met nummer 651/2014 en publicatienummer L187/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    Algemene subsidieverordening Overijssel 2005, hierna Asv: de verordening op basis waarvan Gedeputeerde Staten subsidies kunnen verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan provinciale doelen of die passen binnen de programmabegroting. De Asv is de wettelijke basis van alle door of namens Gedeputeerde Staten verleende subsidies.

  • -

    Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb: deze wet geeft algemene regels voor het verkeer tussen bestuursorganen en burgers. Subsidieregels staan in Titel 4.2 van de Awb.

  • -

    Algemene De-minimisverordening: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 24 december 2013, met nummer 1407/2013 en publicatienummer L 352/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    De-minimisverordening Landbouw: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen aan landbouwondernemingen, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 18 december 2013, met nummer 1408/2013 en publicatienummer L 352/9 en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    De-minimisverordening Visserij: de verordening van de Europese Commissie, waarmee het mogelijk wordt om subsidie te verlenen aan ondernemingen in de Visserij, zonder dat het staatssteun oplevert. Het is de Verordening (EU) van 27 juni 2014 met nummer nr. 717/2014 en publicatienummer L 190/45 en alle daaropvolgende wijzigingen.

  • -

    Landbouwvrijstellingsverordening, hierna LVV: de verordening van de Europese Commissie waarmee het mogelijk wordt om subsidie als toegestane staatssteun te verlenen aan landbouwondernemingen. Het is de Verordening (EU) van 14 december 2022 met nummer 2022/2472 en publicatienummer Pb L 327/1, en alle daaropvolgende wijzigingen.

De aanvrager

  • -

    Aanvrager: een persoon, bedrijf of organisatie die de subsidie aanvraagt en ontvangt. De aanvrager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • -

    Gemachtigde: een persoon of organisatie die namens de aanvrager subsidie aanvraagt en de aanvrager vertegenwoordigt.

  • -

    Penvoerder: een persoon of een organisatie die subsidie aanvraagt en verantwoordt namens een samenwerkingsverband. Betaling aan de penvoerder geldt als betaling aan alle medeaanvragers van het samenwerkingsverband.

  • -

    Samenwerkingsovereenkomst: een schriftelijke afspraak van de deelnemers van een samenwerkingsverband. In de overeenkomst staan in ieder geval de taken, verantwoordelijkheden, financiële bijdragen van iedere deelnemer en wie van de deelnemers in het samenwerkingsverband penvoerder is.

  • -

    Samenwerkingsverband: een groep zonder rechtspersoonlijkheid waarin meerdere aanvragers samenwerken bij de uitvoering van subsidiabele activiteiten. Een samenwerkingsverband bestaat uit minimaal 2 aanvragers die juridisch en financieel onafhankelijk zijn van elkaar. Bij een samenwerkingsverband zijn alle deelnemers aanvrager. Alle deelnemers zijn voor het eigen deel verantwoordelijk voor de subsidie.

Ondernemingen

  • -

    Grote onderneming: een onderneming die 250 of meer werknemers heeft. De jaarlijkse omzet is € 50 miljoen of meer en het jaarlijks balanstotaal is € 43 miljoen of meer. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een onderneming een grote onderneming is, wordt gebruik gemaakt van de definitie die in bijlage 1 van de AGVV of de LVV staat.

  • -

    Landbouwonderneming: een onderneming die actief is in de primaire productie van landbouwproducten.

  • -

    Mkb-onderneming: een micro-, kleine of middelgrote onderneming:

    • a.

      een micro-onderneming heeft minder dan 10 werknemers. De jaarlijkse omzet of balanstotaal is minder dan € 2 miljoen;

    • b.

      een kleine onderneming heeft 10 of meer en minder dan 50 werknemers. De jaarlijkse omzet of balanstotaal is minder dan € 10 miljoen;

    • c.

      een middelgrote onderneming heeft 50 of meer en minder dan 250 werknemers. De jaarlijkse omzet is minder dan € 50 miljoen of het balanstotaal is minder dan € 43 miljoen.

  • Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een onderneming een Mkb-onderneming is, dan wordt gebruik gemaakt van de definitie van Mkb-onderneming die in bijlage 1 van de AGVV of de LVV staat.

  • -

    Onderneming: een particulier, een bedrijf of een organisatie die een product of dienst op een markt brengt. Een onderneming staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • -

    Onderneming in moeilijkheden: een onderneming die financiële problemen heeft. Bij een Mkb-onderneming is dat het geval als de onderneming te maken heeft met één van de volgende situaties:

    • a.

      als de onderneming in betalingsmoeilijkheden verkeert, zoals surseance van betaling of faillissement;

    • b.

      als de verliezen in mindering worden gebracht op de reserves en dit een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft het aandelenkapitaal;

    • c.

      als meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming, zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door verliezen is verdwenen;

    • d.

      als de onderneming financiële hulp in de vorm van reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, of in een herstructureringsplan zit.

  • Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een onderneming in moeilijkheden verkeert, wordt gekeken naar de definitie zoals opgenomen in artikel 2 lid 18 van de AGVV of in artikel 2 lid 14 van de LVV.

  • -

    Startende onderneming: een onderneming die op het moment van de subsidieaanvraag maximaal 5 jaar geregistreerd staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Onderzoek en innovatie

  • -

    Experiment: het verzamelen, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke kennis en vaardigheden, om nieuwe of flink verbeterde producten, processen of diensten te ontwikkelen. Een experiment wordt ook wel een pilot of proefproject genoemd. Een gebruikelijke, beperktere wijziging van bestaande producten, productieprocessen of diensten is geen experiment.

  • -

    Haalbaarheidsonderzoek: een onderzoek om te kijken of en hoe een activiteit uitvoerbaar is. Het doel is om een betrouwbaar beeld te krijgen van de risico's in wat er nodig is om de activiteit inhoudelijk, juridisch, organisatorisch en financieel te laten slagen.

  • -

    Innovatie: een nieuw of verbeterd product, proces of dienst.

1.2 De algemene voorwaarden

Artikel 1.2.1 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. In de subsidieregeling staat welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en welke voorwaarden daarbij gelden.

  • 2. Voor subsidies op basis van de Asv staat in de subsidieverlening welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en welke voorwaarden daarbij gelden.

  • 3. De subsidiabele activiteiten passen binnen het provinciale beleid.

  • 4. De activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen vinden plaats in Overijssel. Als dat niet het geval is, zijn de effecten van de activiteit helemaal of voor het grootste deel merkbaar in Overijssel.

  • 5. Activiteiten die wettelijk verplicht zijn, komen niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 1.2.2 Incidentele activiteitensubsidie

De subsidie heeft de vorm van een incidentele activiteitensubsidie. Een incidentele activiteitensubsidie is een subsidie om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren.

Artikel 1.2.3 Subsidie heeft een stimulerend effect

  • 1. De subsidie heeft een stimulerend effect op het gaan uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Dit betekent dat de activiteiten op het moment van de ontvangst van de subsidieaanvraag nog niet zijn gestart.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing als sprake is van een subsidie waarbij Gedeputeerde Staten de subsidie verlenen uit financiële middelen die afkomstig zijn van de Rijksoverheid én op basis van de Rijksbeschikking de activiteit al gestart mag zijn vanaf een datum genoemd in de Rijksbeschikking. Deze uitzondering geldt niet als sprake is van subsidieverlening onder de AGVV of LVV, dan geldt artikel 1.2.3 lid 1 wel.

Artikel 1.2.4 Stapeling van provinciale subsidies is niet toegestaan

Voor dezelfde activiteiten of kosten wordt niet meer dan één keer subsidie verleend. Dit geldt niet bij:

  • a.

    subsidies uit Europese Fondsen of op grond van andere Europese regelgeving;

  • b.

    subsidies waarbij Gedeputeerde Staten de subsidie verlenen uit financiële middelen die afkomstig zijn van de Rijksoverheid én voor dezelfde activiteiten ook de subsidie verlenen uit eigen, provinciale middelen;

  • c.

    een geldlening door of namens Gedeputeerde Staten.

Subsidiabele kosten, begroting en dekking

Artikel 1.2.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Kosten zijn subsidiabel en worden meegenomen bij het berekenen van de hoogte van de subsidie als deze:

    • a.

      toerekenbaar zijn: de kosten houden direct verband met de subsidiabele activiteit;

    • b.

      aantoonbaar zijn: de aanvrager kan de kosten uitleggen en bewijzen met bijvoorbeeld offertes, facturen of betaalbewijzen;

    • c.

      acceptabel zijn: de verhouding tussen de activiteiten en de kosten daarvan is redelijk.

  • 2. Personeelskosten zijn subsidiabel als deze daarnaast ook voldoen aan artikel 1.2.6.

  • 3. Kosten van derden zijn subsidiabel als deze daarnaast ook voldoen aan artikel 1.2.7.

Artikel 1.2.6 Personeelskosten

  • 1. Personeelskosten van de aanvrager en samenwerkingsverband worden berekend door het aantal uren die besteed worden aan de activiteit te vermenigvuldigen met één van de volgende uurtarieven:

    • a.

      een vast uurtarief van € 40,-. Een onderbouwing van het uurtarief is dan niet nodig. Een vast uurtarief kan worden gebruikt voor:

      • 1.

        ureninzet van personen die in loondienst zijn;

      • 2.

        ureninzet van personen die niet op de loonlijst staan zoals bij een zelfstandig ondernemer, eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.), maatschap of een directeur-grootaandeelhouder;

      • 3.

        ureninzet van samenwerkingspartners die geen medeaanvrager zijn;

    • b.

      een uurtarief tot maximaal € 130,- dat als volgt is berekend: bruto jaarloon, gedeeld door 1650 uur, vermeerderd met een opslag van 50% voor indirecte kosten. Dit is een uurtarief dat wordt gebruikt voor ureninzet van personen die in loondienst zijn. Indirecte kosten zijn de overheadskosten inclusief huisvestingskosten. Bij een parttime dienstverband worden de personeelskosten naar verhouding berekend;

    • c.

      het Integraal Kostprijstarief (IKT). Dit is een uurtarief dat wordt gebruikt voor ureninzet personen die in loondienst zijn. Het IKT-tarief voldoet aan de volgende voorwaarden:

      • 1.

        er is bij de aanvrager sprake van een stelselmatig en volgens een vast patroon gehanteerde berekening van het uurtarief;

      • 2.

        het uurtarief is gebaseerd op bedrijfseconomische toegestane berekening, waarin directe personeelskosten en algemeen indirecte kosten inclusief huisvesting opgenomen kunnen worden;

      • 3.

        het uurtarief is op een transparante en begrijpelijke wijze vooraf berekend;

      • 4.

        het uurtarief bevat geen debetrente, boetes, provisies, financiële sancties, winstopslagen, gerechtskosten, voorzieningen voor mogelijke toekomstige verliezen of lasten, wisselverliezen, terugvorderbare indirecte belastingen, schulden en onvoorziene kosten;

      • 5.

        [vervallen]

  • 2. Personeelskosten van medeoverheden zijn alleen subsidiabel als sprake is van minimaal één van de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van ureninzet van personeel in vaste dienst dat tijdens de subsidieperiode aantoonbaar werktijduitbreiding krijgt of wordt vervangen door tijdelijke inhuur;

    • b.

      er is sprake van ureninzet van personeel in vaste dienst dat niet gedekt op de begroting van de medeoverheid staat en ureninzet van de eigen uren moet terugverdienen.

  • 3. Als de personeelskosten van medeoverheden subsidiabel zijn, dan geldt naar keuze het uurtarief zoals opgenomen onder lid 1 onderdeel a, b of c.

  • 4. Het uurtarief dat bij subsidieverlening geldt, wordt ook gebruikt bij de subsidievaststelling. Het uurtarief kan bij de subsidievaststelling niet hoger worden dan bij de subsidieverlening.

Artikel 1.2.7 Kosten van derden

  • 1. Kosten van derden zijn de kosten van:

    • a.

      de geleverde diensten;

    • b.

      de geleverde materialen;

    • c.

      de aankoopkosten van machines en apparatuur. Daaronder vallen ook bijkomende kosten zoals licenties voor software en de onderhoudskosten van een machine of apparatuur;

    • d.

      de bestedingen van een medeoverheid door middel van subsidieverlening aan derden;

    • e.

      de verzekeringspremies, lunches en andere vergelijkbare kosten die door de aanvrager gemaakt worden om inzet van vrijwilligers te faciliteren.

  • 2. De aanvrager kan de gemaakte kosten van derden bewijzen met facturen, betaalbewijzen of een subsidiebesluit.

  • 3. Kosten van arbeid van derden zijn subsidiabel tot een maximum van € 130,- per uur exclusief Btw.

  • 4. Btw is alleen subsidiabel als de aanvrager de Btw over de te subsidiëren activiteiten niet met de Belastingdienst kan verrekenen of bij het Btw-compensatiefonds kan compenseren.

Artikel 1.2.8 Kosten die niet voor de subsidie in aanmerking komen

De volgende kosten zijn niet subsidiabel, behalve als dat in de subsidieregeling anders is geregeld:

  • a.

    de kosten die gemaakt zijn vóór het indienen van de subsidieaanvraag. Dit geldt niet als sprake is van een subsidie uit financiële middelen die afkomstig zijn van de Rijksoverheid én op basis van de Rijksbeschikking de activiteit al gestart mag zijn vanaf een datum genoemd in de Rijksbeschikking. Deze uitzondering geldt niet als sprake is van subsidieverlening onder de AGVV of LVV;

  • b.

    de kosten van de voorbereiding en het indienen van de subsidieaanvraag;

  • c.

    boetes, kosten van juridische bijstand voor rechtszaken, bankdiensten, financieringen, debetrente en leges;

  • d.

    vergoedingen die vrijwilligers, stagiaires en meewerkende studenten ontvangen voor de hun ureninzet;

  • e.

    kosten van het aankopen, gebruiken of waardevermindering van grond;

  • f.

    kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaars;

  • g.

    in de begroting opgenomen onvoorziene kosten. Voor deze kosten zijn op het moment van de aanvraag namelijk geen duidelijk aanwijsbare activiteiten bekend en is onzeker of deze kosten gemaakt gaan worden.

Artikel 1.2.9 Begroting en dekking

De subsidie wordt verleend als de kosten van de subsidiabele activiteiten naar verwachting betaald en financieel gedekt kunnen worden.

Staatssteunregels

Artikel 1.2.10 Staatssteun

  • 1. Staatssteun is overheidssteun, zoals subsidie, die mogelijk voor verstoring van de concurrentie op de Europese markt kan zorgen. Om te bepalen of sprake is van staatssteun, wordt een aanvraag getoetst aan de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) met publicatienummer PbEU 2010, C 83/47.

  • 2. Als sprake is van staatssteun wordt de subsidie alleen verleend als de aanvraag voldoet aan de AGVV, LVV, of een ander Europees steunkader.

  • 3. Als sprake is van staatssteun kan subsidie worden verleend als:

    • a.

      er geen sprake is van een onderneming in moeilijkheden;

    • b.

      een aanvrager niet op grond van een besluit van de Europese Commissie staatssteun moet terugbetalen;

    • c.

      steunpercentages en steundrempels uit de AGVV, LVV of een ander Europees steunkader niet worden overschreden;

    • d.

      is voldaan aan andere geldende voorwaarden uit de AGVV, LVV of een ander steunkader.

  • 4. Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of De-minimisverordening Landbouw of De-minimisverordening Visserij. De aanvrager en zijn moeder-, zuster- en dochterondernemingen mag dan samen in de afgelopen 2 jaar en het jaar van indiening van de aanvraag maximaal de volgende financiële bijdrage van medeoverheden ontvangen:

    • a.

      € 20.000,- voor een landbouwonderneming;

    • b.

      € 300.000,- voor een andere onderneming;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      € 30.000,- voor een onderneming in de sector Visserij.

  • 5. Als sprake is van subsidieverlening op basis van de AGVV of LVV dan maakt de provincie binnen 6 maanden na subsidieverlening de volgende gegevens bekend: de naam van de subsidieontvanger, de verleende subsidie, de vorm en het bedrag per eindbegunstigde, de datum waarop de subsidie is verleend, of het gaat om een Mkb-onderneming of grote onderneming, de regio waarin de subsidieontvanger is gevestigd en de voornaamste economische sector waarin de subsidieontvanger actief is.

  • 6. De in lid 5 genoemde gegevens worden bekend gemaakt voor:

    • a.

      de AGVV subsidies van € 60.000,- of meer, als de subsidieontvanger een landbouwonderneming is;

    • b.

      de AGVV subsidies van € 30.000,- of meer, als de subsidieontvanger een onderneming uit de visserij is;

    • c.

      de AGVV en LVV subsidies van € 100.000,- of meer voor overige subsidieontvangers;

    • d.

      de LVV subsidies van € 10.000,- of meer als de subsidieontvanger een landbouwonderneming is;

De aanvraag

Artikel 1.2.11 Indieningstermijn aanvraag voor subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. In de subsidieregeling kan een afwijkende indieningstermijn geregeld zijn. Aanvragen die na het einde van de indieningstermijn zijn ontvangen worden afgewezen.

Artikel 1.2.12 Verplicht gebruik van het aanvraagformulier

De aanvrager maakt gebruik van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier dat bij de Asv-aanvraag of de betreffende subsidieregeling hoort.

Artikel 1.2.13 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Een subsidieaanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een omschrijving van het doel en het resultaat van de activiteiten. Het doel en resultaat wordt zo veel mogelijk specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden omschreven;

    • c.

      een omschrijving van de bijdrage aan het provinciale beleid;

    • d.

      de start- en einddatum van de activiteiten;

    • e.

      een omschrijving van de financiële en juridische haalbaarheid van de activiteiten;

    • f.

      een omschrijving van de betrokkenheid van andere organisaties, overheden of onderwijs;

    • g.

      een omschrijving van de eventuele financiële onzekerheden en risico’s;

    • h.

      de planning van de uitgaven, als sprake is van subsidiabele activiteiten die in twee of meer jaren plaatsvinden;

    • i.

      overige informatie die in het aanvraagformulier wordt gevraagd die nodig is om te toetsen of de aanvraag voldoet aan de subsidieregeling.

  • 2. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 3. In de begroting en het dekkingsplan staan de kosten van de subsidiabele activiteiten en hoe deze betaald of financieel gedekt worden.

  • 4. In het dekkingsplan wordt opgenomen: de eigen inbreng van de aanvrager en de bijdrage van derden. Als sprake is van een bijdrage van medeoverheden, wordt dat vermeld.

  • 5. Als sprake is van een Asv-aanvraag of subsidieregeling waarvoor de AGVV of LVV als staatssteunoplossing geldt, bevat de subsidieaanvraag aanvullend de volgende informatie:

    • a.

      hoeveel medewerkers de aanvrager in dienst heeft en wat de jaarlijkse omzet bedraagt. Deze informatie is bedoeld om te beoordelen of sprake is van een Mkb-onderneming;

    • b.

      of de aanvrager voor deze activiteit en kosten al een financiële bijdrage van een medeoverheid heeft of zal ontvangen;

    • c.

      een verklaring waaruit blijkt dat de onderneming of aanvrager niet in moeilijkheden verkeert.

  • 6. Als sprake is van een subsidieregeling waarvoor de De-minimisverordening geldt, bevat de aanvraag aanvullend de volgende informatie: het totaal aan ontvangen De-minimissteun in de afgelopen 2 jaar en het jaar van indiening van de aanvraag. In de betreffende subsidieverlening of regeling van de verlenende medeoverheid is opgenomen of sprake is van De-minimissteun.

  • 7. Als sprake is van een samenwerkingsverband levert de aanvrager aanvullend:

    • a.

      een samenwerkingsovereenkomst, en

    • b.

      een staatssteunverklaring van alle partners in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format Staatssteunverklaring partners te gebruiken.

Artikel 1.2.14 Compleetheid van een subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag is compleet als:

    • a.

      het digitale aanvraagformulier volledig ingevuld is;

    • b.

      de informatie en stukken zoals genoemd in artikel 1.2.13 zijn ontvangen, en

    • c.

      de aanvullende stukken die gevraagd zijn in de subsidieregeling zijn ontvangen.

  • 2. Als het nodig is voor de inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag, kan om een toelichting op de ingediende informatie gevraagd worden. Dit heeft geen gevolgen voor de datum van compleetheid van de subsidieaanvraag.

Hoogte subsidiebudget en wijze van verdeling

Artikel 1.2.15 Beschikbaar budget voor een Asv-aanvraag

Een Asv-subsidie kan worden verleend als in een vastgestelde provinciale begroting geld beschikbaar is voor de subsidiabele activiteiten van de aanvrager.

Artikel 1.2.16 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Voor elke subsidieregeling wordt een subsidieplafond vastgesteld. Dit is het beschikbare geld voor de subsidieregeling. In de subsidieregeling is opgenomen voor welke jaren het subsidieplafond geldt.

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de complete aanvraag. De compleetheid wordt bepaald op datum en tijdstip van de ontvangst ervan.

  • 3. Als bij het bereiken van het subsidieplafond de volgorde van ontvangst niet met zekerheid kan worden vastgesteld, wordt er geloot. De loting wordt uitgevoerd onder de aanvragen die compleet zijn op de dag dat het subsidieplafond bereikt is. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Hoogte van de subsidie en betaling

Artikel 1.2.17 Berekening subsidiebedrag

  • 1. De subsidie is een percentage van de begrote subsidiabele kosten of een vast bedrag als dat in de subsidieregeling of de Asv-subsidieverlening staat.

  • 2. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 1.000,-. De maximale subsidie staat in de subsidieregeling of in de Asv-subsidieverlening.

  • 3. Als de subsidie een percentage van de begrote subsidiabele kosten is, dan geldt hetzelfde percentage ook bij de subsidievaststelling.

Artikel 1.2.18 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Het voorschot is maximaal 100% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt in één keer of in termijnen uitbetaald. Het aantal termijnen hangt af van de looptijd van de activiteiten en de verwachte uitgaven per jaar. In de subsidieverlening is de hoogte en manier van bevoorschotting opgenomen.

  • 3. Bij een subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening wordt de subsidie in één keer uitbetaald. Dit geldt niet als het een voorwaarde is dat eerst de benodigde vergunningen zijn ontvangen. In dat geval wordt de subsidie uitbetaald nadat de subsidieontvanger gemeld heeft dat de benodigde vergunningen is ontvangen.

Subsidieverlening en subsidievaststelling

Artikel 1.2.19 Subsidie tot € 25.000,-

  • 1. Een subsidie van minder dan € 25.000,- wordt direct vastgesteld. Dat wil zeggen dat de subsidie gelijk wordt vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening Dit geldt ook als de subsidiabele activiteiten nog moeten plaatsvinden.

  • 2. De subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening geldt niet voor:

    • a.

      subsidies waarop de AGVV of LVV van toepassing is;

    • b.

      subsidies waarvoor SiSa-verantwoording van toepassing is;

  • De subsidie wordt in die gevallen op dezelfde manier verleend en vastgesteld als subsidies vanaf € 125.000,-. Artikel 1.2.21 is dan van toepassing.

Artikel 1.2.20 Subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,-

  • 1. Een subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- wordt eerst verleend en achteraf, nadat de subsidiabele activiteiten uitgevoerd zijn, vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger levert uiterlijk 13 weken na het einde van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in. Als bij de subsidieverlening een andere termijn is genoemd dan 13 weken, dan geldt die andere termijn.

  • 3. Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt het formulier beschikbaar gestelde digitale formulier ‘Aanvraag tot subsidievaststelling’ gebruikt.

  • 4. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zit een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      aan de voorwaarden die bij de subsidie horen is voldaan;

    • c.

      als sprake is van subsidieverlening waarop de AGVV of LVV van toepassing is, een opgave van welke kosten werkelijk gemaakt zijn voor de gesubsidieerde activiteiten en wat de werkelijk ontvangen bijdragen van medeoverheden zijn.

  • 5. De subsidie wordt vastgesteld op het verleende bedrag als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle voorwaarden is voldaan.

  • 6. Als sprake is van subsidieverlening waarop de AGVV, LVV of SiSa-verantwoording van toepassing is, wordt de subsidie vastgesteld op de werkelijke kosten. De artikelen 1.1.21 en 1.1.22 zijn van toepassing.

  • 7. Een subsidie wordt nooit hoger vastgesteld dan het verleende bedrag.

  • 8. Op basis van een risicoanalyse kunnen Gedeputeerde Staten een Asv-subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- vaststellen zonder voorafgaande subsidieverlening. Artikel 1.2.19 is dan van toepassing.

Artikel 1.2.21 Subsidies vanaf € 125.000,-

  • 1. Een subsidie van € 125.000,- of meer wordt eerst verleend en achteraf, nadat de subsidiabele activiteiten uitgevoerd moeten zijn, vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger levert uiterlijk 13 weken na het einde van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in. Als bij de subsidieverlening een andere termijn is genoemd dan 13 weken, dan geldt die andere termijn.

  • 3. Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt het beschikbaar gestelde digitale formulier Aanvraag tot subsidievaststelling ingediend. Hierin is staan:

    • a.

      de werkelijk gemaakte kosten voor de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      hoe deze kosten zijn betaald en financieel zijn gedekt;

    • c.

      wat de werkelijk ontvangen bijdragen van medeoverheden zijn.

  • 4. Om de werkelijk gemaakte kosten te bewijzen kan aanvullend om een accountantsverklaring of factuur, betaalbewijs en een urenverantwoording gevraagd worden. In welk geval een accountantsverklaring wordt gevraagd staat in artikel 1.2.24.

  • 5. Als sprake is van een subsidies waarvan de middelen beschikbaar gesteld zijn door de Rijksoverheid via een Specifieke uitkering, hierna SPUK, dan geldt de SiSa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is dan van toepassing.

  • 6. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zit aanvullend een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      aan de voorwaarden en verplichtingen die bij de subsidie horen is voldaan.

  • 7. De subsidie wordt vastgesteld op de werkelijke kosten als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan. Als de subsidie een percentage van de begrote subsidiabele kosten is, dan wordt de subsidie vastgesteld op hetzelfde percentage van de werkelijke subsidiabel kosten ook voor de subsidievaststelling. De subsidie wordt nooit hoger vastgesteld dan het verleende bedrag.

  • 8. Op basis van een risicoanalyse kunnen Gedeputeerde Staten een Asv-subsidie vanaf € 125.000,- vaststellen zonder voorafgaande subsidieverlening. Artikel 1.2.19 is dan van toepassing.

Artikel 1.2.22 SiSa-verantwoording

  • 1. SiSa staat voor Single information, Single audit. Het is een manier van subsidie verantwoorden die geldt voor subsidies waarvan de middelen beschikbaar gesteld zijn door de Rijksoverheid via een SPUK, Specifieke uitkering.

  • 2. Als een gemeente of een provincie subsidie ontvangt die afkomstig is van een SPUK, dan verloopt de financiële verantwoording van de subsidie via de SiSa-verantwoording. Artikel 17a van de Financiële verhoudingswet is van toepasing. Bij sommige SPUK’s geldt de SiSa-verantwoording ook voor een waterschap.

  • 3. De medeoverheid dient ieder jaar vóór 15 juli de SiSa-verantwoording in bij de Rijksoverheid.

  • 4. De provincie ontvangt de betreffende SiSa-verantwoording van de Rijksoverheid en gebruikt deze bij vaststelling van de subsidie. Deze verantwoording kan ook gebruikt worden bij het bepalen of een aanvullend voorschot verleend wordt.

  • 5. Als sprake is van een provinciebijdrage die als cofinanciering geldt voor de SPUK-bijdrage van de Rijksoverheid, dan wordt de provinciebijdrage ook verantwoord via de SiSa-verantwoording. De provinciebijdrage wordt in de SiSa-verantwoording verantwoord onder: cofinanciering.

  • 6. Als de subsidieperiode langer is dan een jaar, dan wordt de aanvraag tot subsidievaststelling bij de provincie ingediend uiterlijk op 15 juli van het jaar waarin de laatste SiSa-verantwoording is ingediend bij het Rijk.

Artikel 1.2.23 Beslistermijn op een aanvraag

De beslistermijn op een subsidieaanvraag, wijziging van een subsidieverlening of een aanvraag voor subsidievaststelling is 13 weken vanaf de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.2.24 Accountantsverklaring

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen als controlemaatregel een accountantsverklaring over de financiële verantwoording van de subsidie vragen. In de subsidieverlening staat dan dat een accountantsverklaring ingediend wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. In de accountantsverklaring staat een overzicht van de kosten en baten van de gesubsidieerde activiteiten en een oordeel van een accountant daarover.

Artikel 1.2.25 Beoordeling integriteit van de subsidieontvanger

  • 1. Met de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) kunnen Gedeputeerde Staten onderzoeken of de aanvrager aan wie zij een subsidie wil verlenen betrouwbaar en integer is. De door Gedeputeerde Staten vastgestelde Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob 2024 is van toepassing.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij een aanvraag om een subsidie of bij wijziging van de subsidieontvanger een volledig in te vullen Bibob-formulier subsidies verplicht stellen. In dat geval worden geen voorschotten verleend totdat de beoordeling van het ingezonden Bibob-formulier subsidies is afgerond.

  • 3. Als het Bibob-formulier subsidies niet dan wel niet compleet wordt ingediend, wordt de subsidie afgewezen of ingetrokken. Voordat de subsidie wordt afgewezen of ingetrokken, krijgt de aanvrager de gelegenheid om zijn Bibob-formulier subsidies alsnog in te dienen dan wel aan te vullen.

1.3 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.3.1 Goed controleerbare administratie

  • 1. De subsidieontvanger zorgt voor een goede administratie. Bij een eventuele controle van de subsidieadministratie kan worden aangetoond:

    • a.

      dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      wat de begrote en werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten zijn en hoe deze gefinancierd zijn.

  • 2. De subsidieadministratie bestaat tenminste uit facturen, betaalbewijzen, subsidiebesluiten en financiële bijdragen van derden en, voor zover van toepassing, een overzicht van de gewerkte uren.

  • 3. De subsidieontvanger bewaart de subsidieadministratie 12 maanden na de subsidievaststelling. Als de subsidie direct is vastgesteld, zonder voorafgaande subsidieverlening dan is de bewaarperiode 12 maanden na het einde van de subsidieperiode.

Artikel 1.3.2 Op tijd uitvoeren van de activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger verplichten om vóór een bepaalde datum met de activiteiten te beginnen. Die datum ligt na de start, maar voor het einde van de subsidieperiode.

Artikel 1.3.3 Melding van wijzigingen in de uitvoering

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de volgende wijzigingen te melden:

    • a.

      een gesubsidieerde activiteit die niet, niet helemaal of op een andere manier uitgevoerd gaat worden;

    • b.

      een gesubsidieerde activiteit die niet op tijd wordt uitgevoerd;

    • c.

      als er niet meer aan de aan subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen kan worden voldaan, of

    • d.

      als de wens bestaat om de subsidie over te mogen dragen aan een ander.

  • 2. Voor het melden van wijzigingen wordt het formulier ‘Indienen wijzigingsverzoek’ gebruikt. De subsidieontvanger meldt de wijziging binnen 4 weken nadat deze bekend is of had kunnen zijn.

  • 3. Bij een verleende meerjarige subsidie van € 1,5 miljoen of meer doet de subsidieontvanger uiterlijk 1 december van ieder jaar een melding als de jaarlijkse uitgaven van de subsidiabele activiteiten 10% of meer afwijken van de planning voor de uitgaven dat bij de subsidieaanvraag was opgenomen.

  • 4. Als gevolg van een melding kan de verleende of direct vastgestelde subsidie verlaagd worden, kunnen aanvullende afspraken over de gesubsidieerde activiteiten gemaakt worden of kunnen de verplichtingen die bij de subsidie horen, gewijzigd worden.

  • 5. Als de gesubsidieerde activiteit niet op tijd wordt uitgevoerd en de aanvrager heeft daar op tijd een melding van gemaakt, dan kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om uitstel te verlenen.

Artikel 1.3.4 Indienen tussenrapportage

  • 1. De subsidieontvanger levert een tussenrapportage in bij meerjarige subsidies die hoger zijn dan € 25.000,-. Bij een subsidieperiode van een jaar of langer wordt maximaal één keer per jaar een tussenrapportage gevraagd.

  • 2. In de tussenrapportage staat minimaal:

    • a.

      hoever de uitvoering van de activiteiten is;

    • b.

      hoeveel kosten er al zijn gemaakt;

    • c.

      de eventuele ontvangen bijdragen van derden;

    • d.

      wijzigingen in de uitvoering van de activiteiten of de ingediende begroting.

Artikel 1.3.5 Meewerken aan evaluatieonderzoek

De subsidieontvanger werkt mee aan een eventueel evaluatieonderzoek. Het onderzoek meet of de subsidie bijdraagt aan de maatschappelijke doelen waarvoor de subsidie bedoeld is.

1.4 Overige bepalingen

Artikel 1.4.1 Beheersmaatregelen misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidie

Om misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan kunnen Gedeputeerde Staten aanvullende voorwaarden of verplichtingen opleggen dan wel andere maatregelen nemen. Deze aanvullende voorwaarden, verplichtingen of andere maatregelen worden beheersmaatregelen genoemd.

Artikel 1.4.2 Adviescommissie

Bij sommige subsidieregelingen is er een adviescommissie. De adviescommissie geeft advies over de beoordeling van aanvragen.

Artikel 1.4.3 Afronding bedragen

Subsidiebedragen worden naar boven afgerond op hele Euro’s.

Artikel 1.4.4 Verwachtingen vervolgsubsidie

Aan verleende subsidies kunnen geen rechten worden ontleend voor subsidies in de toekomst.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ordening en waterbeheer

2.1 Gereserveerd

2.2 Leefbaar Platteland 3.0

[Vervallen]

2.3 Klimaatadaptatie

[Vervallen]

2.4 Flexpools versnellen woningbouw

Artikel 2.4.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het toekomstbestendig maken van de woningvoorraad. Dit door de voorbereiding van woningbouwprojecten te helpen versnellen.

Artikel 2.4.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor inhuur van extra tijdelijk personeel of inhuur van deskundigen:

    • a.

      om woningbouwprojecten van gemeenten in Overijssel te ondersteunen en te versnellen;

    • b.

      voor het opstellen van een lokale of regionale integrale woonzorgvisie.

  • 2. Het woningbouwproject voldoet aan de volgende voorwaarde: het is een woningbouwproject dat in de Regionale woondeals West-Overijssel en Twente is opgenomen als een sleutelproject of een woningbouwproject binnen Overijssel waarbij de provinciale subsidie nodig is, aangetoond met een acceptabele onderbouwing. De Regionale Woonagenda’s en Woondeals zijn te raadplegen via www.aanjaagteamwoningbouwoverijssel.nl. Sleutelprojecten zijn projecten met een betekenisvol effect op de betreffende stad of kern. Een sleutelproject draagt bij aan de doelen uit de woonagenda’s en aan de versnelling van de woningbouw door te starten met de bouw voor 2026.

  • 3. Het in te huren tijdelijke personeel of de in te huren deskundige wordt ingezet voor één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      de vergunningverlening van een woningbouwproject;

    • b.

      het voorbereiden van een woningbouwproject of herstructureringsproject. Hierbij kan ook rekening gehouden worden met onder andere de geldende regels voor de stikstofuitstoot;

    • c.

      het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en marktpartijen. In de anterieure overeenkomst staan afspraken over de grond, de kosten voor het wijzigen van een bestemmingsplan en de kosten die gemaakt worden om het bouwproject in de bestaande situatie in te passen. In de overeenkomst staat ook wie de kosten betaalt;

    • d.

      het opstellen van een bestemmingsplan en het doorlopen van de procedures die erbij horen;

    • e.

      het ondersteunen van de gemeente om lokale of regionale integrale woonzorgvisies te realiseren. De woonzorgvisies gaan over betaalbare woningen met passende zorg en ondersteuning voor aandachtgroepen. De aandachtgroepen zijn statushouders, arbeidsmigranten, dak- en thuislozen, mensen met sociale of medische urgentie, mensen die uitstromen uit een intramurale zorginstelling, uitwonende studenten, woonwagenbewoners en ouderen.

Artikel 2.4.3 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 2.4.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 2.4.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 65.000,- per aanvraag.

  • 3. De gemeente mag per indieningsperiode 2 januari 2023 tot 1 oktober 2024 maximaal 2 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 2.4.6 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 2.4.7 Aanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 2 januari 2023 en moet uiterlijk 1 oktober 2024 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Flexpools versnellen woningbouw.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

Artikel 2.4.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 en 2024.

Artikel 2.4.9 Bevoorschotting

Het voorschot is maximaal 90% van de verleende subsidie. Dit is een afwijking op 1.2.18 lid 1.

Artikel 2.4.10 Sisa-verantwoording

  • 1. De financiële verantwoording loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code C210.

  • 2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zit een opgave van het aantal woningen dat met het woningbouwproject gerealiseerd wordt.

Artikel 2.4.11 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 2.4.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17:00 uur.

2.5 Deltaprogramma zoetwater regio Oost 2022-2027

Artikel 2.5.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bestuursovereenkomst: de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland, tussen partijen die betrokken zijn bij het programma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 2e fase. De bestuursovereenkomst is te vinden op: www.zoetwatervoorzieningoostnederland.nl.

  • -

    Rijksbijdrage: specifieke uitkering op grond van de rijksregeling Tijdelijke regeling stimuleren maatregelen tweede fase Deltaprogramma zoetwater. 

  • -

    Werkprogramma: het door de partijen opgestelde Werkprogramma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 2022-2027 met als titel ‘Wel goed water vasthouden; werken aan een nieuwe balans’. Het werkprogramma is bestuurlijk vastgesteld op 18 juni 2021 en herzien op 1 oktober 2021. In het werkprogramma zijn het regionale bod en het bijbehorende maatregelenpakket uitgewerkt. Het werkprogramma vormt de basis voor de Bestuursovereenkomst. Het werkprogramma is te vinden op: Werkprogramma-ZON-oktober-2021.pdf (zoetwatervoorzieningoostnederland.nl).

Artikel 2.5.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling willen provincies, waterschappen, gemeenten, drinkwaterbedrijven, terreinbeheerders en de land- en tuinbouworganisatie bijdragen aan het vergroten van grondwatervoorraden, het optimaliseren van watersystemen en zorgen voor een efficiënt gebruik van water.

Artikel 2.5.3 ctiviteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de volgende in het Werkprogramma genoemde en uitgelegde maatregelen:

    Robuust watersysteem:

    • a.

      Flexibel peilbeheer in hoofdwatersysteem regionale waterbeheerders;

    • b.

      Beekherstel en herprofilering leggerwaterlopen;

    • c.

      Regelbare drainage en onderwaterdrainage;

    • d.

      Verminderen lokale waterafvoer en ontwatering;

    • e.

      Afkoppelen verhard oppervlak naar bergings- of infiltratievoorziening;

    Efficiënt watergebruik:

    • f.

      Verbeteren bodemstructuur;

    • g.

      Gerichte watergeef-systemen;

    • h.

      Bedrijfsgerichte stimuleringsplannen;

    Ruimtelijke adaptatie:

    • i.

      Grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water;

    • j.

      Naaldbos omzetten in heide of loofbos.

  • 2. De uitvoering van de maatregelen mag gestart zijn na 1 januari 2022. Artikel 1.2.3 is niet van toepassing.

  • 3. Lid 2 is niet van toepassing op de uitvoering van maatregelen door landbouwondernemingen. De uitvoering van deze maatregelen mag pas starten nadat de subsidieaanvraag is ingediend door LTO Noord.

  • 4. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie: Regulier beheer of onderhoud.

Artikel 2.5.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is één van de partijen die genoemd zijn in bijlage 2 van de Bestuursovereenkomst. 

  • 2. LTO Noord kan ook een gezamenlijke aanvraag indienen voor maatregelen van landbouwondernemers.

Artikel 2.5.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      toerekenbaar. Dit betekent dat de kosten direct verband houden met de subsidiabele activiteit;

    • b.

      aantoonbaar. Dit betekent dat de aanvrager de kosten kan uitleggen en bewijzen met facturen en offertes;

    • c.

      acceptabel. Dit betekent dat de kosten redelijk zijn.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

  • 3. De kosten van de activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de aanvraag is ingediend zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit uitgevoerd is na 1 januari 2022. Dit geldt niet voor maatregelen of een gezamenlijke aanvraag van LTO Noord.

  • 4. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      kosten waarvoor een bijdrage is verleend uit het Deltafonds;

    • b.

      personeelskosten van de eigen organisatie;

    • c.

      compensabele en verrekenbare Btw;

    • d.

      boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar;

    • e.

      vergoedingen voor de inzet van uren van vrijwilligers.

Artikel 2.5.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag zoals opgenomen in de kolom ‘Aan te vragen netto bijdrage na aftrek Btw-compensatie’ als vermeld in bijlage 2, pagina 26 en 27 van de Bestuursovereenkomst.

Artikel 2.5.7 Eigen bijdrage

  • 1. De aanvrager is verplicht minimaal 75% van de subsidiabele kosten te dekken met:

    • a.

      een eigen bijdrage of bijdrage van derden, niet zijnde een bijdrage in de vorm van eigen arbeid;

    • b.

      gewaardeerde goederen of gronden, als de waarde is bepaald door een onafhankelijke deskundige of instantie, zoals een taxateur.

  • 2. De eigen bijdrage of de bijdrage van derden mag niet afkomstig zijn van Deltafondsmiddelen van het Rijk.

Artikel 2.5.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag moet uiterlijk 31 december 2023 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Deltaprogramma zoetwater regio Oost 2022-2027.

  • 3. De aanvrager levert een overzicht in van de uit te voeren maatregelen en de begrote kosten. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format te gebruiken. Dit is een afwijking van artikel 1.2.1 lid 2 onderdeel c.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. De aanvrager mag voor de jaren 2022 tot en met 2027 maximaal 1 keer een aanvraag indienen.

Artikel 2.5.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2027.

Artikel 2.5.10 Voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder het voorbehoud dat het Rijk de volledige rijksbijdrage beschikbaar stelt.

  • 2. Als het Rijk de rijksbijdrage niet beschikbaar stelt, of verlaagt, dan kan dit gevolgen hebben voor de verleende subsidie.

Artikel 2.5.11 Bevoorschotting

  • 1. Bij een subsidie van € 1,5 miljoen of minder, bedraagt het voorschot 80% van de verleende subsidie.

  • 2. Bij een subsidie van meer dan € 1,5 miljoen, bedraagt het voorschot maximaal 80% en is de bevoorschotting als volgt:

    • a.

      voor 2022 10% van de verleende subsidie;

    • b.

      voor 2023 15% van de verleende subsidie;

    • c.

      voor 2024 15% van de verleende subsidie;

    • d.

      voor 2025 20% van de verleende subsidie;

    • e.

      voor 2026 20% van de verleende subsidie.

  • 3. Als uit de jaarlijkse voortgangsrapportage blijkt dat de besteding van het verleende voorschot 10% of meer afwijkt, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de bevoorschotting aan te passen.

Artikel 2.5.12 Voortgangsrapportage

  • 1. De subsidieontvanger dient jaarlijks voor 1 februari een voortgangsrapportage in bij het programmabureau. Het programmabureau is ondergebracht bij de provincie Overijssel en wordt aangestuurd door Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost. Het programmabureau heeft de leiding over de uitvoering van het Werkprogramma.

  • 2. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format Voortgangsrapportage te gebruiken. In de voorgangsrapportage staan minimaal:

    • a.

      de uitgevoerde maatregelen en het aantallen hectares waarop de maatregelen gerealiseerd zijn. Het is verplicht om een kaart mee te sturen waarop de locatie van de maatregelen duidelijk is aangegeven;

    • b.

      de gemaakte kosten en gerealiseerde eigen bijdrage en bijdrage van derden;

    • c.

      de geplande maatregelen;

    • d.

      de geplande kosten;

    • e.

      de eventuele risico’s.

    Met uitzondering van de voortgang over het jaar 2022. Over 2022 zal een beperkte voortgang worden gevraagd door het programmabureau.

Artikel 2.5.13 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen uiterlijk 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.5.14 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van gemeenten en provincies loopt via de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code E87-B.

Artikel 2.5.15 Staatssteun gemeenten, provincies, waterschappen en drinkwaterbedrijven

  • 1. Bij besteding van de subsidie zijn gemeenten, provincies en waterschappen verplicht zich te houden aan de Europese regels op het gebied van aanbesteding en staatssteun.

  • 2. De subsidie levert geen staatssteun op, als deze voor de uitvoering van deze maatregelen is verleend aan drinkwaterbedrijven die als een overheidsbedrijf zijn aangemerkt.

Artikel 2.5.16 Staatssteun landbouwondernemingen

  • 1. De subsidie aan LTO Noord voldoet aan artikel 14 van de LVV, voor de volgende investeringen bij landbouwondernemingen:

    • a.

      regelbare drainage en onderwaterdrainage;

    • b.

      verminderen lokale waterafvoer en ontwatering;

    • c.

      verbeteren bodemstructuur;

    • d.

      gerichte watergeef-systemen;

    • e.

      bedrijfsgerichte stimuleringsplannen.

  • 2. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de subsidiabele kosten is:

    • a.

      van de productieve investering per landbouwbedrijf niet meer dan 80% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      van de niet productieve investeringen per landbouwbedrijf niet meer dan 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie voor productieve investering per landbouwonderneming is maximaal € 600.000,- per onderneming.

  • 4. De kosten van grond komen alleen in aanmerking voor subsidie als de kosten niet hoger zijn dan 10% van de totale investeringskosten van de maatregel.

Artikel 2.5.17 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

2.6 Gereserveerd

2.7 Flexibele huisvesting

[Vervallen]

2.8 Vitaliteit van dorpen en steden (stads- en dorpsarrangementen)

Artikel 2.8.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie Overijssel bijdragen aan de leefbaarheid en vitaliteit van kleine steden en dorpen. Dit door bij te dragen aan ruimtelijke ontwikkelingen die het centrum van een drop of stad levendig houden.

Artikel 2.8.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit, leefbaarheid en vitaliteit van stad of dorp.

  • 2. De activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen zijn de activiteiten die opgenomen zijn in het stads- of dorpsarrangement. Een stads-of dorpsarrangement (A) is een overzicht van de activiteiten en afspraken wordt die overleg met de gemeente, de provincie en andere organisaties in het centrum is opgesteld; , die bijdragen aan de samenwerking in en vitaliteit van het centrum van een kern met tussen de 10.000 en 50.000 inwoners.

  • 3. Het stads- of dorpsarrangement (A) voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het stads- of dorpsarrangement (A) is opgesteld voor centrum van een kern met tussen de 10.000 en 50.000 inwoners;

    • b.

      in het stads- of dorpsarrangement staat:

      • 1.

        welke activiteiten of aanpassingen worden uitgevoerd;

      • 2.

        de kostenverdeling per activiteit;

      • 3.

        de maximale provinciale bijdrage;

      • 4.

        wie de subsidieaanvrager is;

      • 5.

        waar het project uitgevoerd wordt.

  • 3. De activiteiten die niet in aanmerking komen voor de subsidie zijn de activiteiten die bij de taak of de bedrijfsvoering van de gemeente horen.

Artikel 2.8.3 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente of een andere organisatie in het centrum die genoemd is in het stads- of dorpsarrangement.

Artikel 2.8.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per aanvrager. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 2.8.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie is het bedrag dat opgenomen in het stads- of dorpsarrangement van de betreffende gemeente.

Artikel 2.8.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Vitaliteit van dorpen en steden (stads- en dorpsarrangementen).

  • 3. De aanvrager levert opgestelde stads- en dorpsarrangementen (A) in.

  • 4. Het is niet nodig om een begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 2.8.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025.

Artikel 2.8.8 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de opgedane kennis en ervaring te delen met geïnteresseerden;

  • b.

    de activiteiten die opgenomen zijn in het stads- of dorpsarrangement binnen 3 jaar na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.8.9 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 2.8.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt 30 november 2025.

2.9 Gereserveerd

2.10 Klimaatadaptatiemaatregelen werkregio RIVUS

Artikel 2.10.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Programma Klimaatadaptatie 2019-2023: programma van de provincie Overijssel waarmee invulling wordt gegeven aan de opgaven die opgenomen zijn in het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan Overijssel (2019)’ voorhitte, droogte en wateroverlast.

  • -

    Projectenlijst: een overzicht van projecten en maatregelen waarvoor het Rijk bij besluit van 15 maart 2022 een rijksbijdrage heeft verleend voor projecten van de werkregio RIVUS voor de periode 2021-2027. Provincie Overijssel is de kassier voor deze rijksbijdrage. Een overzicht van de projecten is te vinden op www.regelen.overijssel.nl.

  • -

    Rijksbijdrage: bijdrage van het Rijk op basis van de Rijksregeling.

  • -

    Rijksregeling: de Tijdelijke Impulsregeling klimaatadaptatie 2021-2027 van 16 oktober 2020 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Deze regeling heeft als doel om maatregelen voorklimaatadaptatie 2021-2027 te versnellen. De Tijdelijke Impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027 is te vinden op www.overheid.nl.

  • -

    werkregio RIVUS: samenwerkingsverband voor de afvalwaterketen en voor klimaatadaptatie in West Overijssel. Het samenwerkingsverband bestaat uit de volgende partners: de gemeenten Dalfsen, Deventer, Kampen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Zwartewaterland, Zwolle, provincie Overijssel en Waterschap Drents Overijsselse Delta. Bij de afvalwaterketen gaat het om alle activiteiten tussen drinkwaterwinning en rioolwaterzuivering.

Artikel 2.10.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het voorbereiden van Overijssel op de gevolgen van het veranderende klimaat door een klimaatadaptieve inrichting van de provincie in 2050. Dit door via deze regeling de rijksbijdrage in te zetten om plannen van gemeenten en waterschappen te ondersteunen voor de opgaven van het werkgebied RIVUS.

Artikel 2.10.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor projecten die opgenomen zijn in de projectenlijst.

  • 2. Een project komt niet in aanmerking voor de subsidie als in de projectenlijst geen rijksbijdrage is opgenomen voor het betreffende project.

  • 3. Het project mag gestart zijn na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 2.10.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is één van de volgende partners van de werkregio RIVUS:

    • a.

      Gemeente Staphorst;

    • b.

      Gemeente Olst-Wijhe;

    • c.

      Gemeente Zwolle;

    • d.

      Gemeente Zwartewaterland;

    • e.

      Gemeente Kampen;

    • f.

      Gemeente Raalte;

    • g.

      Gemeente Deventer;

    • h.

      Gemeente Dalfsen;

    • i.

      Waterschap Drents Overijsselse Delta.

  • 2. De aanvrager is de verantwoordelijke voor het betreffende project zoals dat is opgenomen in de projectenlijst.

Artikel 2.10.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ontvangen, zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteiten zijn uitgevoerd na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel a.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      gebruikelijk en achterstallig onderhoud;

    • b.

      maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van hittestress;

    • c.

      subsidies aan burgers en bedrijven;

    • d.

      grondverwerving;

    • e.

      een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen binnen de werkregio;

    • f.

      het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 4, lid 2 en lid 3 van de rijksregeling.

Artikel 2.10.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 33% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de projectenlijst in de kolom ‘Rijksbijdrage netto’.

Artikel 2.10.7 Eigen bijdrage

  • 1. De aanvrager is verplicht minimaal 67% van de subsidiabele kosten te dekken met een eigen bijdrage of bijdrage van derden

  • 2. De eigen bijdrage is geen bijdrage in de vorm van eigen arbeid.

  • 3. De eigen bijdrage of de bijdrage van derden mag niet direct of indirect afkomstig zijn van het Rijk.

Artikel 2.10.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Klimaatadaptatiemaatregelen werkregio RIVUS.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook een projectplan in. Dit mag dezelfde plan zijn zoals die ook is ingeleverd voor de Rijksbijdrage.

Artikel 2.10.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2027.

Artikel 2.10.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten vóór 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.10.11 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van de gemeente loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code E44B.

Artikel 2.10.12 Staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente of waterschap levert geen staatssteun op.

Artikel 2.10.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

2.11 Klimaatadaptatiemaatregelen 2021-2027

Artikel 2.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Programma Klimaatadaptatie 2019-2023: programma van de provincie waarmee invulling wordt gegeven aan de opgaven die opgenomen zijn in het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan Overijssel (2019)’ voor hitte, droogte en wateroverlast.

  • -

    Projectenlijst: een overzicht van projecten waarvoor het Rijk bij besluit van 15 maart 2022 een rijksbijdrage heeft verleend voor projecten van de werkregio RIVUS voor de periode 2021-2027. Provincie Overijssel is penvoerder voor deze rijksbijdrage. Een overzicht van de projecten is te vinden op www.regelen.overijssel.nl.

  • -

    Rijksbijdrage: de bijdrage op basis van de Rijksregeling. De Rijksbijdrage is aan te vragen bij de werkregio’s. Voor de werkregio RIVUS kan de Rijksbijdrage aangevraagd worden bij de provincie Overijssel op basis van paragraaf 2.10 van dit Ubs.

  • -

    Rijksregeling: de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie 2021-2027 van 16 oktober 2020 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Deze regeling heeft als doel om maatregelen voor klimaatadaptatie 2021-2027 te versnellen. De Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027 is te vinden op overheid.nl.

  • -

    Werkregio’s: samenwerkingsverband van gemeenten en waterschappen, op basis van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie onderverdeeld in de regio’s Twents Waternet, Noordelijke Vechtstromen, RIVUS en FLUVIUS.

Artikel 2.11.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het voorbereiden van Overijssel op de gevolgen van het veranderende klimaat door een klimaatadaptieve inrichting van de provincie in 2050. Dit door subsidie te verlenen aan projecten van gemeenten en waterschappen, waarvoor ook een Rijksbijdrage is verleend. Het gaat om de provinciebijdrage die is opgenomen in de aanvraag voor de Rijksbijdrage.

Artikel 2.11.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor projecten die zijn opgenomen in de projectenlijst.

  • 2. Een project komt niet in aanmerking voor de subsidie als in de projectenlijst geen provinciebijdrage is opgenomen voor het betreffende project.

  • 3. Het project mag gestart zijn na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 2.11.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is één van de Overijsselse partners van de werkregio’s FLUVIUS, RIVUS, Twents Waternet of Noordelijke Vechtstromen.

  • 2. De aanvrager is de verantwoordelijke voor het betreffende project zoals dat is opgenomen in de projectenlijst.

Artikel 2.11.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ontvangen, zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteiten zijn uitgevoerd na 1 januari 2021. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel a.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      regulier en achterstallig onderhoud;

    • b.

      maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van hittestress;

    • c.

      subsidies aan burgers en bedrijven;

    • d.

      grond verwerving;

    • e.

      een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen binnen de werkregio;

    • f.

      het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 4, lid 2 en lid 3 van de rijksregeling.

Artikel 2.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is 20% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de projectenlijst in de kolom ‘Bijdrage provincie Overijssel’.

Artikel 2.11.7 Eigen bijdrage

  • 1. De aanvrager is verplicht minimaal 66% van de subsidiabele kosten te dekken met een eigen bijdrage, een bijdrage van de provincie Overijssel of bijdrage van derden.

  • 2. De eigen bijdrage is geen bijdrage in de vorm van eigen arbeid.

  • 3. De eigen bijdrage of de bijdrage van derden mag niet direct of indirect afkomstig zijn van het Rijk.

Artikel 2.11.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Klimaatadaptatiemaatregelen 2021-2027.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook een projectplan in. Dit mag hetzelfde plan zijn zoals die ook is ingeleverd voor de Rijksbijdrage.

Artikel 2.11.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2027.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor de volgende werkregio’s:

    • a.

      werkregio Twents Waternet;

    • b.

      werkregio Noordelijke Vechtstromen;

    • c.

      werkregio FLUVIUS;

    • d.

      werkregio RIVUS.

Artikel 2.11.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten vóór 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 2.11.11 Staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente of waterschap levert geen staatssteun op.

Artikel 2.11.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

2.12 Advies bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

[Vervallen]

Hoofdstuk 3 Milieu en energie

3.1 Energiebesparing Overijssel 2.0

[Vervallen]

3.2 Haalbaarheidsonderzoek Energie-Innovatie

[Vervallen]

3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Artikel 3.3.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Energiebesparende maatregelen: technische aanpassingen in gebouwen en industriële processen die leiden tot minder verbruik van energie.

  • -

    Energieonderzoek: een uitgevoerd onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen en industriële processen. Het onderzoek richt zich zowel op bouwkundige, technische en organisatorische aspecten, cultuurhistorische waarden als het industriële gebruik.

Artikel 3.3.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen.

Artikel 3.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten:

    • a.

      uitgevoerde energiemaatregelen;

    • b.

      uitgevoerd energieonderzoek.

  • 2. De uitgevoerde energiebesparende maatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de energiebesparende maatregelen zijn genoemd in het energieonderzoek;

    • b.

      de energiebesparende maatregelen zijn toegepast aan het gebouw, bouwwerk of de installaties die met het gebouw te maken hebben, zoals de deuren of ramen. Als het gaat om sportverenigingen dan mogen de energiebesparende maatregelen ook uitgevoerd worden op het veld, zoals veldverlichting.

    • c.

      de energiebesparende maatregelen zijn toegepast op een gebouw dat fysiek in Overijssel is gevestigd;

    • d.

      de energiebesparende maatregelen zijn op het moment van de aanvraag maximaal 8 maanden geleden uitgevoerd. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.;

    • e.

      de uitgevoerde energiebesparende maatregelen hebben per aanvraag in totaal minimaal € 4.000,- gekost. Om aan de minimale kosten van € 4.000,- te kunnen voldoen, is het mogelijk om de energiebesparende maatregelen van meerdere vestigingen of aanvragers samen in één aanvraag op te nemen. Een van de aanvragers vraagt de subsidie aan en zorgt voor de onderlinge verdeling van de subsidie.

  • 3. De volgende energiebesparende maatregelen komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      energiebesparende maatregelen voor nieuwbouw;

    • b.

      energiebesparende maatregelen voor woningen, appartementen of andere voor bewoning bedoelde gebouwen;

    • c.

      energiebesparende maatregelen die verplicht zijn onder de Wet Mileubeheer. Hierin staat dat er bij een jaarverbruik van meer dan 50.000kWh elektriciteit of 25.000m3 gas maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder wettelijk verplicht zijn. Hieronder vallen in ieder geval de erkende maatregelen.

  • 4. Het energieonderzoek voldoet aan volgende voorwaarden:

    • a.

      het onderzoek is op het moment van de aanvraag niet ouder dan 3 jaar;

    • b.

      het onderzoek is uitgevoerd:

      • 1.

        door een gecertificeerd energie-adviseur met aantoonbare ervaring in het Mkb. De ervaring van de energie-adviseur kan aangetoond worden door verwijzing naar referentieprojecten. Voorbeelden van certificatie zijn EPA of EPA-U. EPA-U staat voor Energie Prestatie Advies voor bestaande utiliteitsgebouwen. Voorbeeld van een certificerende instantie is FeDec;

      • 2.

        door een branchespecialist; of

      • 3.

        in opdracht van of met subsidie van de provincie Overijssel.

    • c.

      het onderzoek is uitgevoerd voordat energiebesparende maatregelen zijn uitgevoerd. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3;

    • d.

      het onderzoek is niet gesubsidieerd vanuit een andere regeling;

    • e.

      in het onderzoek staan:

      • 1.

        energiebesparende maatregelen die zijn gebaseerd op de erkende maatregelen voor energiebesparing en de aanvullingen daarop van Infomil;

      • 2.

        energiebesparende maatregelen die voldoen aan de definitie in het protocol Monitoring energiebesparing;

      • 3.

        energiebesparende maatregelen die staan op de energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale Energie Investering Aftrekregeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd en is te vinden op de website van de RVO.

Artikel 3.3.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een stichting, een vereniging, een BV, een NV, en maatschap, een vennootschap onder firma, Coöperatie, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap.

  • 2. De energiekosten van de aanvrager waren in 2020, 2021 of 2022 minder dan € 30.000,- per jaar. Dit geldt niet voor aanvragers uit de cultuursector met SBI-code 90 en 91, omdat deze instellingen hoge energiekosten per jaar hebben.

    Voor alle aanvragers die in 2022 zijn opgericht geldt dat de energiekosten voor 2022 naar verwachting niet meer dan € 60.000,- zijn.

Artikel 3.3.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit is uitgevoerd maximaal 8 maanden voordat de aanvraag is ontvangen. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor energiebesparende maatregelen is maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor energiebesparende maatregelen is:

    • a.

      maximaal € 5.000,- per aanvraag voor Mkb-ondernemingen in de horeca, detailhandel en dienstverlening die direct geheel of gedeeltelijk zijn getroffen door de verplichte lockdowns; en

    • b.

      maximaal € 2.500 per aanvraag voor overige aanvragers.

  • 3. De subsidie per uitgevoerd energieonderzoek is een vast bedrag van € 400,- per aanvraag.

  • 4. De aanvrager mag per vestigingsadres maximaal 1 keer per 3 jaar subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling. Hierbij gaat het om de afgelopen 2 boekjaren en het jaar van de aanvraag.

Artikel 3.3.7 Eigen bijdrage

Minimaal 75% van de subsidiabele kosten van de uitgevoerde energiebesparende maatregelen worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 3.3.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Energiebesparende maatregelen.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      Een energieonderzoek. In het energieonderzoek staat minimaal:

      • 1.

        het energieverbruik over 2021, 2022, 2023 of 2024;

      • 2.

        de energiebalans waarin minimaal 90% van het energiegebruik is toebedeeld aan de energiegebruikers;

      • 3.

        omschrijving van de energiebesparende maatregelen, inclusief de verwachte investering en de verwachte energiereductie en de terugverdientijd van de investering;

      • 4.

        een plan van aanpak voor de uitvoering;

      • 5.

        de quick wins;

    • b.

      kopieën van alle facturen en betaalbewijzen van de betaalde subsidiabele kosten.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. Er mag geen aanvraag voor subsidie ingediend worden voor alleen het energieonderzoek.

Artikel 3.3.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    de jaren 2024 en 2025.

Artikel 3.3.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.3.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.4 Asbest eraf, zon erop

Artikel 3.4.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie het verwijderen van asbestdaken en het opwekken van eigen energie stimuleren.

Artikel 3.4.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het verwijderen en afvoeren van een dak dat asbestplaten of asbestleien bevat. Dakbeschotten vallen hier niet onder.

  • 2. De subsidie wordt alleen verleend als er op het asbestvrije dak zonnepanelen worden geplaatst.

  • 3. Het asbestdak voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het asbestdak is gelegen in Overijssel;

    • b.

      het asbestdak heeft een oppervlakte van minimaal 35 m2;

  • 4. Het verwijderen en afvoeren van het asbestdak wordt uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf. Dit houdt in dat het bedrijf de volgende certificering heeft voor het inventariseren of verwijderen van asbest:

    • a.

      SC 530: Asbestverwijdering;

    • b.

      SC 540: Asbestinventarisatie.

  • 5. De te plaatsen zonnepanelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het zijn fotovoltaïsche panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit;

    • b.

      de zonnepanelen worden geplaatst op het gesaneerde asbestdak. Als het gesaneerde asbestdak geheel of gedeeltelijk ongeschikt is voor het plaatsen van zonnepanelen, dan mogen de zonnepanelen ook geplaatst worden op het perceel van het gesaneerde asbestdak;

    • c.

      het aantal zonnepanelen dat wordt geplaatst moet in minimaal 95% voorzien van het eigen elektriciteitsverbruik. Dit is het verbruik in kWh dat jaarlijks nodig is voor de elektriciteitsbehoefte van het adres van het asbestdak.

Artikel 3.4.3 Aanvrager 45

  • 1. De aanvrager is de eigenaar van het asbestdak dat wordt verwijderd en afgevoerd.

  • 2. De aanvrager is geen gemeente, waterschap of provincie.

Artikel 3.4.4 Kosten die in aanmerking komen voor de subsidie

De subsidie is een vast bedrag per aanvrager. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 3.4.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is een vast bedrag van € 1.000,- per aanvrager.

  • 2. Als het asbestdak een oppervlakte heeft van 200 m2 of meer dan is er € 5,- subsidie per m2 extra. Deze extra subsidie is maximaal € 4.000,- per aanvrager.

  • 3. De subsidie is in totaal maximaal € 5.000,-.

Artikel 3.4.6 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Asbest eraf, zon erop.

  • 3. De aanvrager levert de volgende stukken in:

    • a.

      een offerte voor het verwijderen van asbest, waaruit in ieder geval blijkt hoeveel m2 asbestdak wordt verwijderd en door welk gecertificeerd bedrijf het asbest wordt verwijderd. De offerte is niet ouder dan 3 maanden op het moment van de subsidieaanvraag;

    • b.

      een jaarafrekening energieverbruik van de eigenaar van het asbestdak, waaruit het eigen elektriciteitsverbruik blijkt. Als de eigenaar geen jaarafrekening heeft, dan levert de eigenaar een onderbouwde inschatting in van het te verwachten jaarverbruik;

    • c.

      een offerte voor de aankoop en aansluiting van de zonnepanelen waaruit in ieder geval blijkt hoeveel kWh elektriciteit wordt opgewekt. De offerte is niet ouder dan 3 maanden op het moment van de subsidieaanvraag.

    • d.

      als de zonnepanelen niet worden geplaatst op het gesaneerde asbestdak, een bewijs waaruit blijkt dat de zonnepanelen niet geplaatst kunnen worden op het gesaneerde asbestdak.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 3.4.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 3.4.8 Aanvullende verplichtingen subsidieontvanger

De aanvrager is verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 3.4.9 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of aan de De-minimisverordening landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.4.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

3.5 Opruiming drugsafval Overijssel 2021-2024

Artikel 3.5.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen en ook de bodem en oevers van een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in bijlage A van de Omgevingswet.

  • -

    Drugsafval: afval dat ontstaat bij de productie van synthetische drugs.

  • -

    Dumping van drugsafval: het in strijd met wet- en regelgeving achterlaten van drugsafval in of op de bodem, dan wel het lozen of storten van drugsafval in oppervlaktewater.

  • -

    Oppervlaktewater: vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen.

  • -

    Sanering van de bodem: het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden vereist om verontreiniging van de bodem en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken als bedoeld in afdelingen 1.3, 19.1, en 19.2a van de Omgevingswet.

  • -

    Synthetische drugs: uit chemische grondstoffen geproduceerde verdovende middelen.

  • -

    Verwijdering: verwijdering als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 3.5.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het beschermen van de biodiversiteit door vervuilde bodem en vervuild oppervlaktewater in geval van dumping van drugsafval te saneren.

Artikel 3.5.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      verwijdering en afvoer van gedumpt drugsafval;

    • b.

      verwijdering en afvoer van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater; of

    • c.

      sanering van de bodem die is verontreinigd als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid van gedumpt drugsafval.

  • 2. Het gedumpte drugsafval voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het drugsafval is gedumpt in de provincie Overijssel;

    • b.

      het drugsafval is gedumpt op een locatie:

      • 1.

        die binnen de grenzen van de gemeenten, waterschappen en omgevingsdiensten valt; of

      • 2.

        waar de aanvrager eigenaar van is of erfpacht voor betaalt.

    • c.

      het drugsafval is niet aangetroffen binnen een ruimte waar de productie van de synthetische drugs plaatsvond;

    • d.

      het drugsafval is niet gedumpt via het rioolstelsel;

    • e.

      van het gedumpte drugafval is:

      • 1.

        een melding of aangifte bij de politie gedaan. Het meldingsnummer of proces-verbaalnummer is aanwezig;

      • 2.

        een beschrijving en foto’s van het gedumpte drugsafval en ook een kaart met de locatie waar het drugsafval is aangetroffen aanwezig; en

      • 3.

        een bewijs van de gemaakte kosten voor de afvoer en verwijdering van het drugsafval of het oppervlaktewater dan wel de sanering van de bodem aanwezig.

  • 3. De verwijdering en afvoer van het drugsafval voldoet aan de voorwaarde dat deze heeft plaatsgevonden in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2024.

  • 4. De sanering van de bodem voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de sanering is uitgevoerd volgens de daarvoor geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      van de sanering is een saneringsverslag aanwezig.

Artikel 3.5.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is:

    • a.

      een gemeente, een omgevingsdienst of een waterschap die de territoriale bevoegdheid heeft van de locatie waar drugsafval is gedumpt;

    • b.

      een natuurlijke persoon of een stichting, een vereniging, een BV, een NV of Staatsbosbeheer die eigenaar of erfpachter is van een locatie waar drugsafval is gedumpt;

  • 2. De aanvrager is niet verantwoordelijk of medeverantwoordelijk voor de productie of dumping van het drugsafval.

Artikel 3.5.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alle daadwerkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel als deze betrekking hebben op:

    • a.

      het afvoeren en verwijderen van gedumpt drugsafval;

    • b.

      het afvoeren en verwijderen van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater;

    • c.

      het saneren van de door de dumping verontreinigde bodem.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 3.5.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie aan een gemeente, omgevingsdienst of waterschap is:

    • a.

      maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999,-;

    • b.

      maximaal 100% van de subsidiabele kosten, als de kosten meer bedragen dan € 50.000,-.

    In dit geval is de subsidie nooit meer dan € 200.000,-

  • 2. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,- voor overige aanvragers.

  • 3. De minimum subsidie van € 1.000,- die in artikel 1.2.17 lid 2 staat is niet van toepassing.

  • 4. De aanvrager mag voor dezelfde dumping maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling. Dit geldt niet voor subsidieontvangers die in 2021 of 2022 een subsidie hebben ontvangen op basis van deze subsidieregeling en de subsidiabele kosten van het gedumpte drugsafval meer bedroegen dan € 24.999,-. Deze subsidieontvangers mogen in 2023 een aanvraag indienen voor de nog niet gesubsidieerde kosten van het in 2021 of 2022 gedumpte drugsafval. De in 2021 of 2022 ontvangen subsidie wordt dan in mindering gebracht op de te verlenen subsidie in 2023.

Artikel 3.5.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend bij BIJ12, die namens de provincie de subsidieregeling uitvoert.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Opruiming drugsafval 2021-2024. Het formulier is te vinden op https://www.bij12.nl/onderwerpen/subsidieregeling-opruiming-drugsafval/aanvragen-subsidie.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een bewijs van melding of aangifte bij de politie van de dumping van het drugsafval in de vorm van een meldingsnummer of proces-verbaalnummer;

    • b.

      een beschrijving en foto’s van het gedumpte drugsafval en ook een kaart met de locatie waar het drugsafval is aangetroffen; en

    • c.

      de afvoerbon of het saneringsverslag als bewijs van de gemaakte kosten voor de afvoer en verwijdering van het drugsafval of het oppervlaktewater of van de sanering van de bodem.

  • 5. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 3.5.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2. Als de te verlenen subsidie hoger is dan het resterende budget van het subsidieplafond, dan wordt het overgebleven budget verdeeld door middel van loting. Artikel 1.2.16 lid 2 is niet van toepassing. De loting wordt uitgevoerd onder de op die dag ingediende complete aanvragen. De aanvragen worden van hoog naar laag geplaats in de volgorde van de trekking. De loting wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een notaris en minimaal twee onafhankelijke waarnemers.

Artikel 3.5.9 Geen staatssteun

De subsidie levert geen staatssteun op.

Artikel 3.5.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2025 om 17.00 uur.

3.6 Lokale energie-initiatieven 4.0

Artikel 3.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Energiebesparende maatregelen: maatregelen die leiden tot minder gebruik van energie bij huishoudens. Het gaat om kleine maatregelen die door het huishouden, de energiecoach of de energiefixer binnen uiterlijk 4 weken, na het gesprek met de betreffende energiebespaarcoach of energiefixer, uitgevoerd kunnen worden.

  • -

    Energiebespaarcoach: een vrijwilliger die huishoudens informeert over energiebesparing door gedragsaanpassing en die een algemeen beeld geeft welke energiebespaar- en energieopwekmogelijkheden er in de woning zijn door isolatie, gebruik van bestaande installaties en apparaten, en opwekking van energie.

  • -

    Energiefixer: een energiefixer biedt huishoudens informatie over gedragsaanpassing en eenvoudige energiebesparingsmaatregelen en voert de maatregelen meteen uit.

  • -

    Energieopwekproject: een project waarbij energie wordt gemaakt uit bronnen zoals wind, zon en waterkracht.

  • -

    Lokaal energie-initiatief (LEI): een collectief van inwoners en eventueel lokale organisaties of lokale bedrijven met als doel een energieopwekproject of een energiebesparingsproject uit te voeren.

  • -

    Nominaal vermogen: maximale vermogen van een productie-installatie voor hernieuwbare energie dat onder normale omstandigheden of voorwaarden benut kan worden voor de productie van hernieuwbare energie en dat door de leverancier wordt gegarandeerd bij continu gebruik.

Artikel 3.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie. Dit door Lokale energie-initiatieven te ondersteunen.

Artikel 3.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      het inrichten en oprichten van een LEI;

    • b.

      door een LEI:

      • 1.

        uit te voeren energiebesparende maatregelen bij huishoudens in Overijssel. Dit door met minimaal 100 huishoudens actief contact te zoeken en ze te bewegen om energiebesparende maatregelen te treffen. Als hierbij vrijwilligers worden ingezet dan moeten die deskundig zijn en kennis hebben over het realiseren van eenvoudige energiebesparende maatregelen bij huishoudens;

      • 2.

        op te leiden vrijwilligers tot energiefixer of energiebespaarcoach;

    • c.

      een door een LEI voor te bereiden energieopwekproject om tot een realiseerbaar energieopwekproject in Overijssel te komen. Na uitvoering van de activiteiten is duidelijk of het opwekproject kan worden gerealiseerd.

    • d.

      een door een LEI voor te bereiden grootschalig energieopwekproject om tot een ontwikkelbaar project te komen. Na uitvoering van de activiteiten is duidelijk of succesvolle ontwikkeling van het grootschalige opwekproject mogelijk is.

  • 2. Een LEI voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de LEI heeft binding met de lokale omgeving;

    • b.

      de LEI heeft een bestuur van minimaal twee personen;

    • c.

      iedereen die wil, kan deelnemen aan de LEI;

    • d.

      de LEI laat de lokale omgeving waar het project wordt uitgevoerd, meebeslissen over de ontwikkeling van het project

    • e.

      de opbrengsten die door realisatie van het project worden gehaald komen ten goede aan leden, klanten of maatschappelijke bestemmingen in de lokale omgeving van het project.

  • 3. Het energieopwekproject voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

    • a.

      er wordt een productie-installatie voor zonne-energie gerealiseerd met een nominaal vermogen van minimaal 15 Wp en maximaal 1.000 kWp. Het gaat om realisatie van zonne-energie:

      • 1.

        daken in bebouwd gebied;

      • 2.

        op te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte: ongebruikte gronden, bedrijventerreinen, boven parkeerterreinen en geluidswallen;

      • 3.

        als kleine, goed ingepaste velden op agrarische erven (tot ca. 2 ha) en kleine, goed ingepaste zonnevelden van lokale initiatieven in stads- en dorpsranden (tot ca. 2 ha).;

      • 4.

        langs hoofdinfrastructuur;

      • 5.

        boven bestaande verhardingen (parkeerterreinen);

      • 6.

        op water;

    • b.

      er wordt een productie-installatie voor windenergie met één of meer windturbines met een nominaal vermogen van minimaal 15 kW en maximaal 1.000 kW gerealiseerd;

    • c.

      er wordt een productie-installatie voor elektriciteitsproductie door waterkracht met een nominaal vermogen van minimaal 15 kW gerealiseerd.

  • 4. Het grootschalig energieopwekproject voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

    • a.

      er wordt een productie-installatie voor zonne-energie met een nominaal vermogen van minimaal 1.000 kWp gerealiseerd. Het gaat om realisatie van zonne-energie:

      • 1.

        op daken in bebouwd gebied;

    • 2. op te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte: ongebruikte gronden, bedrijventerreinen, boven parkeerterreinen en geluidswallen;

      3. langs hoofdinfrastructuur;

      4. boven bestaande verhardingen (parkeerterreinen);

      5. op water.

    • b.

      er wordt een productie-installatie voor windenergie met één of meer windturbines met een nominaal vermogen van minimaal 1.000 kW gerealiseerd.

  • 5. Er mag voor de voorbereiding van een grootschalig energieopwekkingsproject geen financiering door het Energiefonds Overijssel zijn toegekend. In dat geval is namelijk al duidelijk dat succesvolle ontwikkeling van het project mogelijk is.

  • 6. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn de aanschaf- en installatie van technische voorzieningen voor energieopwekking.

  • 7. Een LEI mag al opgericht zijn voordat de aanvraag is ontvangen. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 3.6.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een LEI die de volgende juridische vorm heeft of krijgt: een coöperatie, een stichting, een vereniging of een BV.

  • 2. Als de coöperatie, stichting, vereniging of BV nog opgericht moet worden, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager de beoogde rechtsvorm verkrijgt.

Artikel 3.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. Lid 1 geldt niet voor het oprichten van een LEI, het opleiden van vrijwilligers tot energiebespaarcoach of energiefixer. Voor deze activiteiten zijn de artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 niet van toepassing. Voor het opleiden van vrijwilligers tot energiebespaarcoach of energiefixer geldt een vast bedrag per vrijwilliger. Voor het oprichten van een LEI geldt een vast bedrag per LEI.

  • 3. De kosten voor leges zijn wel subsidiabel. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel c.

Artikel 3.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het oprichten van een LEI is een vast bedrag van € 2.500,- per LEI.

  • 2. De subsidie voor:

    • a.

      het uitvoeren van een energiebesparende maatregelen bij huishoudens is 100% van de subsidiabele kosten en maximaal € 10.000,- per aanvraag. Hiervan mag maximaal € 2.000,- worden gebruikt voor organisatiekosten. Het overige deel wordt besteed aan de energiebesparende maatregelen bij huishoudens. Hierbij kan uitgegaan worden van een vast bedrag van € 100,- per huishouden. Bij geringe aantal deelnemende huishoudens, kan een LEI hiervan afwijken;

    • b.

      het opleiden van vrijwilligers tot energiefixer of energiebespaarcoach is een vast bedrag van € 500,- per vrijwilliger die opgeleid wordt tot energiebesparingscoach of energiefixer met een maximum van € 2.500,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor het voorbereiden van een energieopwekproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en maximaal € 5.000,- per aanvraag.

  • 4. De subsidie voor het voorbereiden van een grootschalig energieopwekproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en is maximaal € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 3.6.7 Eigen bijdrage

Minimaal 20% van de subsidiabele kosten van een energieopwekproject wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden. Dit geldt niet voor het oprichten en inrichten van de LEI.

Artikel 3.6.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Lokale energie-initiatieven.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de door een LEI-coach ondertekende LEI-verklaring in. Een LEI-coach is een persoon die in opdracht van de provincie Overijssel een lokaal energie-initiatief ondersteund.

Artikel 3.6.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    de jaren 2024 en 2025.

Artikel 3.6.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • b.

    de inwoners binnen een specifiek gebied in Overijssel actief uit te nodigen om lid of klant van de LEI te worden;

  • c.

    de opgebouwde kennis en ervaring vrij beschikbaar te stellen aan anderen die daarom vragen.

Artikel 3.6.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.7 Energiezuinige voedselbanken

[Vervallen]

3.8 Geschakelde asbestleidaken

[Vervallen]

3.9 Stimuleringslening verduurzaming maatschappelijk vastgoed

Artikel 3.9.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Maatschappelijk vastgoed: gebouwde onroerende zaak met een publieksfunctie in eigendom van een rechtspersoon. Het gaat om uitsluitend een buurthuis, dorpshuis, wijkcentrum, gemeenschapscentrum of een culturele instelling met een ANBI-status.

  • -

    Stimuleringslening: een lening voor de financiering van de werkelijke kosten van verduurzamingsmaatregelen.

  • -

    SVn: Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, statutair gevestigd te Hoevelaken en kantoorhoudende te Amersfoort, financiële dienstverlener, geregistreerd onder AFM–vergunningnummer 12013647.

  • -

    Verduurzamingsmaatregel: maatregel die aantoonbaar direct leidt tot energiebesparing of reductie van koolstofdioxide-emissies. Het mag geen gedragsmaatregel zijn. Gedragsmaatregelen zijn maatregelen die betrekking hebben op het veranderen van gedrag van personen.

Artikel 3.9.2 Stimuleringslening

  • 1. Als de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van deze subsidieregeling dan geven Gedeputeerde Staten een toewijzingsbesluit. Met een toewijzingsbesluit van de provincie kan de aanvrager een aanvraag doen voor de Stimuleringslening bij SVn.

  • 2. Het rentepercentage voor de Stimuleringslening bedraagt 2,5%.

  • 3. De looptijd van de Stimuleringslening bedraagt maximaal 15 jaar.

  • 4. De Stimuleringslening is annuïtair. De lening wordt maandelijks afgelost met een automatische incasso.

  • 5. De Stimuleringslening wordt verstrekt via een bouwdepot.

  • 6. De Stimuleringslening wordt onderhands verstrekt.

  • 7. De hoofdsom van de Stimuleringslening is minimaal € 5.000,- en maximaal € 200.000,-.

  • 8. Voor een Stimuleringslening van minder dan € 50.000,- geldt een beknopte toets.

  • 9. De Stimuleringslening wordt verstrekt voor maximaal 100% van de kosten van de verduurzamingsmaatregelen, de kosten van het energieadvies, de kosten die gepaard gaan met het afsluiten van de Stimuleringslening en de eventuele kosten die nodig zijn om natuurvriendelijk te isoleren. Meer informatie is te vinden op www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren.

Artikel 3.9.3 Doel van de subsidieregeling

Met deze stimuleringslening, die juridisch gezien een subsidieregeling is, wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en het opwekken van hernieuwbare energie. Dit door leningen te laten verstrekken voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed.

Artikel 3.9.4 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De Stimuleringslening wordt verleend voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.

  • 2. De verduurzamingssmaatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen in de geldende Maatregelenlijst Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA). Deze lijst is te vinden op Maatregelenlijst Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) (rvo.nl);

    • b.

      de aanschaf en installatie van de duurzaamheidsmaatregelen kosten in totaal minimaal € 5.000,-;

    • c.

      de verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen of aanbevolen in het energieadvies dat uitgevoerd is voor het gebouw.

  • 3. Het te verduurzamen gebouw voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het is maatschappelijk vastgoed;

    • b.

      het staat in Overijssel en is gebouwd vóór 2013.

  • 4. Het energieadvies voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het is op moment van aanvraag niet ouder dan 36 maanden;

    • b.

      het is uitgevoerd door een gecertificeerd energieadviseur.

Artikel 3.9.5 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is:

    • a.

      een stichting, een vereniging of coöperatie, zonder winstoogmerk, met een doelstelling die zoveel mogelijk zich richt op maatschappelijke behoeften en vraagstukken uit de buurt of gemeente; én

    • b.

      de eigenaar of huurder van het maatschappelijk vastgoed; én

    • c.

      de gebruiker van het maatschappelijk vastgoed.

  • 2. Als de aanvrager de huurder van het gebouw is dan heeft de eigenaar van het gebouw:

    • a.

      toestemming gegeven om de verduurzamingsmaatregelen uit te voeren; en

    • b.

      de intentie uitgesproken dat het gebouw voor minimaal 15 jaar maatschappelijk vastgoed blijft of aan organisaties beschikbaar gesteld wordt met doelstelling die zich richt op maatschappelijke behoeften.

  • 3. Als de aanvrager de huurder is dan heeft die een gebruiksovereenkomst voor onbepaalde tijd of de intentie om minimaal 15 jaar het gebouw te gebruiken voor een doelstelling die zich richt op maatschappelijke behoeften.

  • 4. Als de aanvrager de eigenaar is van het gebouw dan mag die maximaal tien gebouwde onroerende zaken in eigendom hebben.

  • 5. De aanvrager is geen gemeente.

  • 6. De aanvrager is geen sportvereniging.

Artikel 3.9.6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. Alleen de kosten van de aanschaf en installatie van de verduurzamingsmaatregelen, de kosten van het energieadvies en het afsluiten van de Stimuleringslening zijn subsidiabel.

  • 3. Voor de kosten van het energieadvies geldt aanvullend dat deze subsidiabel zijn tot maximaal € 5.000,- en dat deze, in afwijking van artikel 1.2.8 lid a subsidiabel zijn vanaf 1 januari 2022.

Artikel 3.9.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoofdsom van de Stimuleringslening bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De hoofdsom van de Stimuleringslening is niet minder dan € 5.000,- en niet meer dan € 200.000,-.

Artikel 3.9.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag voor een toekenningsbesluit kan ingediend worden vanaf 1 augustus 2023 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleringslening maatschappelijk vastgoed.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een overzicht van de duurzaamheidsmaatregelen;

    • b.

      een planning van de uitvoering van de duurzaamheidsmaatregelen;

    • c.

      als de aanvrager de huurder is een schriftelijke bevestiging van de eigenaar van het gebouw waaruit blijkt dat die akkoord is met het uitvoeren van de duurzaamheidsmaatregelen.

  • 5. De aanvrager kan tijdens de looptijd van deze subsidieregeling maximaal 1 keer een aanvraag indienen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.9.9 Beschikbaar budget

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023, 2024 en 2025.

Artikel 3.9.10 Financiële toets, verstrekken en beheer Stimuleringslening door SVn

  • 1. Het toewijzingsbesluit door Gedeputeerde Staten is een reservering voor een Stimuleringslening uit het beschikbaar budget. De toewijzing voor het aanvragen van een Stimuleringslening vormt het startpunt voor een autonome financiële toetsing door SVn.

  • 2. Deze subsidieregeling is in overeenstemming met de productspecificaties Stimuleringslening van SVn en de samenwerking tussen de provincie en SVn.

  • 3. SVn stelt de definitieve hoogte van de Stimuleringslening vast en bij een positieve (financiële) toets brengt SVn een offerte uit. Bij een negatieve financiële toets, wijst SVn de lening af en brengt de aanvrager en provincie hiervan op de hoogte.

  • 4. SVn verstrekt en beheert een geoffreerde Stimuleringslening. Indien de aanvrager het niet eens is met de financiële toets van SVn, kan er een klachtenprocedure worden gestart bij SVn en/of kan de aanvrager zich wenden tot de bevoegde burgerlijke rechter.

Artikel 3.9.11 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 8 weken na het toewijzingsbesluit van Gedeputeerde Staten een Stimuleringslening aan te vragen bij SVn;

  • b.

    binnen 4 weken een melding te doen aan de provincie als:

    • 1.

      de verduurzamingsmaatregelen niet uitgevoerd worden;

    • 2.

      de Stimuleringslening niet wordt aangevraagd;

    • 3.

      de Stimuleringslening niet is verstrekt door SVn.

  • c.

    de activiteiten binnen 24 maanden na de datum waarop de Stimuleringslening is verleend te hebben uitgevoerd;

  • d.

    de met de Stimuleringslening aangeschafte apparatuur en materialen niet door te verkopen;

  • e.

    als sprake is van isolatie van gevels en daken spant aanvrager zich in om dit op natuurvriendelijke wijze te doen. Meer informatie is te vinden op www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren;

  • f.

    bij de verduurzaming rekening te houden met de Omgevingswet. Meer informatie is te vinden op: Natuurvriendelijk isoleren - Provincie Overijssel

Artikel 3.9.12 Directe vaststelling

Er hoeft geen verantwoording over de uitgevoerde activiteiten en de kosten daarvan ingediend te worden bij de provincie. Voor een Stimuleringslening van € 25.000,- en hoger is daarom artikel 1.2.19 van toepassing.

Artikel 3.9.13 Staatssteun

Als het gaat om het verduurzamen van een buurthuis, dorpshuis, wijkcentrumgemeenschapscentrum of of een culturele instelling met een ANBI-status én er worden activiteiten aangeboden uitsluitend voor die inwoners uit de buurt of gemeente dan is geen sprake van staatssteun. In alle andere gevallen is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.9.14 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.10 Uitvoering Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023

[Vervallen]

3.11 Kleine mestvergister op boerderijen

Artikel 3.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt vaker een voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Mestvergister: een installatie waarmee organische stof van uitsluitend dierlijke mest wordt omgezet in biogas voor warmte.

Artikel 3.11.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het vergroten van de productie van biogas of groen gas afkomstig uit mestvergisters.

Artikel 3.11.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten die nodig zijn om biogas of groen gas te produceren met mestvergisters:

    • a.

      aanpassing van de stalvloer voor dagverse mest in de mestvergister;

    • b.

      aanleg van een groengasleiding of biogasleiding vanaf 1000 meter;

    • c.

      aanleg van een nabewerkingsinstallatie voor vergiste mest (digestaat), anders dan een navergister of opslagsilo.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de mestvergister wordt gerealiseerd in Overijssel;

    • b.

      de verwerkingscapaciteit van de mestvergister bedraagt maximaal 25.000 kuub mest per jaar;

    • c.

      het totale energieverbruik voor het in werking hebben van de mestvergister bedraagt maximaal 1/3 van de energielevering van de mestvergister, inclusief de eventuele aanvoer van mest van derden;

    • d.

      het biogas uit de mestvergister dient:

      • 1.

        opgewaardeerd te worden op de boerderij tot groen gas en in het openbare aardgasnet ingevoed te worden; of

      • 2.

        in een centrale installatie opgewaardeerd te worden tot groen gas en in het openbare aardgasnet ingevoed te worden; of

      • 3.

        rechtstreeks als biogas aan een afnemer geleverd te worden ten behoeve van warmte- of stoomproductie;

    • e.

      de aanvrager heeft de benodigde vergunningen en akkoord op de verplichte meldingen verkregen.

Artikel 3.11.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is of wordt een BV, een NV, een maatschap, een commanditaire vennootschap (CV), een v.o.f., Coöperatie of een eenmanszaak.

  • 2. Een landbouwonderneming kan geen aanvraag indienen. De landbouwonderneming die de mestvergister in eigendom heeft mag geen aanvraag indienen. Er moet een aparte onderneming worden opgericht voor de productie en levering van biogas of groen gas. Deze onderneming heeft geen juridische en financiële verbondenheid met een landbouwonderneming en voert een gescheiden financiële administratie.

  • 3. Als een BV, een NV, een maatschap, commanditaire vennootschap (CV), een v.o.f., Coöperatie of een eenmanszaak nog opgericht moet worden, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager de beoogde rechtsvorm verkrijgt.

Artikel 3.11.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten voor de aanschaf en installatie van de mestvergister zijn niet subsidiabel.

Artikel 3.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 100.000,- per aanvraag en per mestvergister.

  • 3. De aanvrager mag maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.11.7 Eigen bijdrage

Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of van derden.

Artikel 3.11.8 Aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Kleine mestvergister op boerderijen.

  • 2. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken en gegevens in:

    • a.

      een begroting en dekkingsplan. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken;

    • b.

      de energiebalans, opgesteld door de leverancier van de mestvergister. Dit is een opgave van de hoeveelheid geproduceerd biogas in m3 per jaar en van de warmte- en elektriciteitsvraag van de installatie;

    • c.

      hoeveel ton mest wordt aangevoerd van buiten het eigen bedrijf en hoeveel vervoerskilometers dat betreft;

    • d.

      offerte(s).

Artikel 3.11.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 3.11.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • b.

    voor de monitoring van de energiebalans van de mestvergister, een jaar na volledige in bedrijfstelling de volgende informatie in te leveren:

    • 1.

      de geproduceerde hoeveelheid biogas en ook het warmte- en elektriciteitsverbruik van de installatie;

    • 2.

      de hoeveelheid aangevoerde mest in ton en het aantal vervoerskilometers dat daarvoor is afgelegd.

Artikel 3.11.11 Beoordeling integriteit van de subsidieontvanger

De aanvrager levert een volledig ingevuld Bibob-formulier subsidies in. Artikel 1.2.25 is van toepassing.

Artikel 3.11.12 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.11.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025.

3.12 Zonne-energie op bedrijfsdaken

[vervallen]

3.13 Zonne-energieleverende parkeerterreinen Overijssel

Artikel 3.13.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Energieleverend parkeerterrein: een parkeerruimte waar zonnepanelen geïnstalleerd worden met oplaadfaciliteiten voor elektrische voertuigen.

Artikel 3.13.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie energie-opwekkende maatregelen stimuleren. Dit door de ontwikkeling van zonne-energie op parkeerterreinen te ondersteunen.

Artikel 3.13.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten die voor het realiseren van een energieleverend parkeerterrein nodig zijn:

    • a.

      het realiseren van een draagconstructie;

    • b.

      de vervanging of versteviging van de fundering van het parkeerterrein, benodigd voor de draagconstructie;

    • c.

      het realiseren van een batterij voor lokale tijdelijke opslag als onderdeel van het energieleverend parkeerterrein.

  • 2. Het beoogde energieleverende parkeerterrein voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het wordt gerealiseerd in Overijssel;

    • b.

      er wordt minimaal 420 kWp vermogen geïnstalleerd;

    • c.

      de realisatie van het energieleverende parkeerterrein is financieel haalbaar;

    • d.

      de gemeente is positief over de realisatie.

  • 3. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      het gebruikelijke beheer en onderhoud van het energieleverende parkeerterrein;

    • b.

      installatie van het zonne-energiesysteem zelf, zoals de zonnepanelen en de omvormer;

    • c.

      de benodigde aansluiting op het elektriciteitsnetwerk;

    • d.

      de realisatie van laadpalen;

    • e.

      beveiligingsmaatregelen;

    • f.

      het plaatsen van hekwerk om het parkeerterrein.

Artikel 3.13.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een Overijsselse gemeente, een energiecoöperatie, een parkmanagementorganisatie, een onderneming of een maatschappelijke instelling.

  • 2. De aanvrager is geen particulier, eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.) of een zzp-er.

Artikel 3.13.5 Kosten die in aanmerking komen voor de subsidie

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 3.13.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het realiseren van een energieleverend parkeerterrein is maximaal 45% van de subsidiabele kosten en maximaal € 200.000,- per aanvraag.

  • 2. De aanvrager mag in de jaren 2024 en 2025 maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.13.7 Eigen bijdrage

Minimaal 55% van de subsidiabele kosten van de realisatie van het energieleverende parkeerterrein worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 3.13.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 17 juli 2024 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Zonne-energieleverende parkeerterreinen Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een haalbaarheidsonderzoek met een kosten-batenanalyse voor de exploitatietermijn waaruit blijkt dat de realisatie van het energieleverende parkeerterrein financieel haalbaar is;

    • b.

      een offerte, een opdrachtverlening of overeenkomst van de beoogde partij die het energieleverende parkeerterrein gaat realiseren. De opdrachtverlening of overeenkomst mag ook onder voorbehoud van subsidieverlening op basis van deze subsidieregeling ondertekend zijn;

    • c.

      een berekening van de te installeren vermogen aan zonnepanelen en geschatte jaarlijkse energieopwekking van het zonne-energieleverende parkeerterrein;

    • d.

      ontwerpschetsen van het zonne-energieleverende parkeerterrein;

    • e.

      als de aanvrager niet de eigenaar van het zonne-energieleverende parkeerterrein is, een getekende instemmingsverklaring van de eigenaar van het parkeerterrein;

    • f.

      als de aanvrager geen gemeente is, een bewijsstuk waaruit blijkt dat de gemeente positief is over de realisering van een energieleverend parkeerterrein.

Artikel 3.13.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2025.

Artikel 3.13.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht de zonnepanelen binnen 24 maanden na subsidieverlening te installeren en in gebruik te nemen.

Artikel 3.13.11 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Bij de aanvraag voor subsidievaststelling levert de aanvrager aanvullend ook een berekening in waaruit de werkelijk gerealiseerde kWp aan capaciteit van de zonnepanelen blijkt die geïnstalleerd zijn op het aangepaste dak.

  • 2. Wij stellen de subsidie vast op de werkelijk geïnstalleerde kWp aan capaciteit van de zonnepanelen. Als de geïnstalleerde zonnepanelen een totale capaciteit hebben van minder dan 420 kWp, wordt de subsidie op nihil vastgesteld.

Artikel 3.13.12 Staatssteun

  • 1. Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 2. Als de aanvrager geen De-minimisruimte meer heeft, dan kan de subsidie voor het realiseren van een batterij voor lokale tijdelijke opslag verleend worden als het voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 41 van de AGVV. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten van de realisering van de batterij voor lokale tijdelijke opslag is niet meer dan:

    • a.

      30% als de aanvrager een grote onderneming is;

    • b.

      40% als de aanvrager een middelgrote onderneming is;

    • c.

      50% als de aanvrager een kleine onderneming is.

Artikel 3.13.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.14 Sprinten naar een duurzaam bedrijventerrein

Artikel 3.14.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bedrijventerrein: het geheel aan gebouwen en terreinen voor bedrijven en industrie, inclusief toevoerwegen en tussengelegen water.

  • -

    Sprintsessie: een bijeenkomst over verduurzaming van een bedrijventerrein die door de provincie is georganiseerd. Ondernemers, parkmanagement, gemeente, de netbeheerders en andere relevante partijen komen bij elkaar om de situatie op een bedrijventerrein te bepalen, belemmeringen in kaart te brengen en mogelijke oplossingen te bedenken. De meest kansrijke ideeën zullen verder uitgewerkt worden door de deelnemende partijen.

  • -

    Verduurzamen: het maximaal benutten van lokale opwek, opslag en verbruik van hernieuwbare energie om tot een betere, rendabele en duurzame energiehuishouding te komen. Met als doel het afbouwen van fossiele brandstoffen en technieken.

Artikel 3.14.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en het opwekken van hernieuwbare energie. Dit door bedrijven te stimuleren om in de fase van de planuitwerking (vroege ontwikkelfase) samen te werken aan het verduurzamen van een bedrijventerrein. De netbeheerders op midden- en hoogspanningsniveau worden hiermee ook ontlast.

Artikel 3.14.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitwerken van een idee voor het verduurzamen van een bedrijventerrein in Overijssel. Het resultaat is een uitgewerkt plan. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de externe begeleiding van de samenwerkende partijen om tot een uitgewerkt plan te komen. De begeleider is niet in dienst bij een van de deelnemende partijen;

    • b.

      onderzoek en advies om het idee uit te werken tot een plan.

  • 2. Het uit te werken idee voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er wordt samengewerkt met meerdere ondernemers, de gemeenten en waar nodig de parkmanager en de netbeheerder;

    • b.

      de samenwerkende ondernemers zijn bereid om tijd vrij te maken om het idee verder uit te werken en daarna ook financieel bij te dragen aan de uitvoering van de haalbare ideeën of oplossingen;

    • c.

      de gemeente doet actief mee door kennis of middelen in te brengen om het idee uit te werken en eventueel ook te realiseren;

    • d.

      met het uitwerken van het idee mag al begonnen zijn nadat deelgenomen is aan de sprintsessie. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

  • 3. Het uitgewerkte plan bevat minimaal de volgende onderdelen:

    • a.

      de uitgewerkte oplossingsrichtingen die geformuleerd zijn in de sprintsessie. De oplossingsrichtingen zijn getoetst op inhoudelijke-, juridische-, financiële- en organisatorische onderdelen. Ook is onderzocht waaraan behoefte is en of er lokaal draagvlak voor is;

    • b.

      welke partijen nodig zijn om het idee te realiseren en op welke manier de benodigde partijen worden geworven en betrokken;

    • c.

      welke financiering nodig is om de kosten van de realisatie van het idee te kunnen dekken en welke voorwaarden de financiers stellen om de financiering te kunnen krijgen (de contouren financial close).

Artikel 3.14.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een van de volgende partijen die deelgenomen hebben aan de sprintsessie een ondernemersvereniging, een coöperatie, een stichting van ondernemingen; of

  • 2. Als er geen actieve ondernemersvereniging is, dan is de aanvrager een onderneming die namens de samenwerkende partijen de aanvraag indient. Er wordt samengewerkt met meerdere ondernemers, gemeenten en waar nodig de parkmanager en de netbeheerder.

Artikel 3.14.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing. Het gaat hierbij om de kosten van de leiding, begeleiding, advies en ondersteuning.

  • 2. De kosten van de activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de subsidieaanvraag is ingediend zijn wel subsidiabel, maar alleen vanaf de datum van de sprintsessie waaraan is deelgenomen. De kosten die gemaakt zijn voor het verzamelen van informatie voor de sprintsessie zijn subsidiabel als ze gemaakt zijn voor de start van de sprintsessie. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 3.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 33% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 24.999,- per bedrijventerrein.

Artikel 3.14.7 Eigen bijdrage

  • 1. Maximaal 33% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de gemeente.

  • 2. Minimaal 34% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 3.14.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend, maar moet uiterlijk binnen 6 maanden na de sprintsessie ontvangen zijn door de provincie.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Sprinten naar een duurzaam bedrijventerrein.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. Per bedrijventerrein mag maximaal één keer een subsidieaanvraag ingediend worden op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.14.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    het jaar 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 3.14.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht het idee binnen 12 maanden na de datum van de subsidievaststelling uit te werken tot een plan.

Artikel 3.14.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.14.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur

[In het besluit 'Wijzigingen Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022' van 28 november 2023 (bekendgemaakt in Provinciaal blad 2023, 14052) heeft Gedeputeerde Staten artikel 3.14.12 gewijzigd. Het was echter de intentie om artikel 3.13.13 te wijzigen. Op grond van de Regeling elektronische publicaties is de wijziging doorgevoerd zoals deze is bedoeld.]

3.15 Intensivering energietoezicht

[Vervallen]

3.16 Stimuleren energie-innovatie

Artikel 3.16.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Duurzame energieopwekking: energie opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;

  • -

    Duurzaam energieproject: een project waarbij energiebesparing of energieopwekking gerealiseerd wordt en dat bijdraagt aan vergroting van het aandeel duurzame energie.

  • -

    Energie-innovatie: een idee voor een nieuw product of nieuwe productieprocessen. Het gaat hierbij om het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten of productieprocessen op het gebied van energiebesparing en energieopwekking met als doel bijdragen aan vergroting van het aandeel duurzame energie of CO2-reductie.

  • -

    Energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie.

  • -

    Ideefase: de beginfase van het ontwikkelen van een nieuw product of productieproces. Het geeft antwoord op een vooraf gestelde hulpvraag. In deze fase wordt een idee nader onderzocht en uitgewerkt. Het doel van deze fase is om het idee uit te werken in een projectplan. Verder wordt er gekeken wie het project zou kunnen uitvoeren, welke partij(en) betrokken zouden moeten zijn bij het project en of er voldoende draagvlak is voor het project bij betrokkenen.

  • -

    Supportteam energie-innovatie: een groep van deskundigen, met ervaring op het gebied van energie-innovatie die beschikt over een netwerk, waar initiatiefnemers een beroep op kunnen doen.

Artikel 3.16.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie aanmoedigen. Dit door Overijsselse Mkb-ondernemers te helpen met een idee voor een energie-innovatie, zodat innovaties op het gebied van energie op gang komen en de regionale economie gestimuleerd wordt.

Artikel 3.16.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten in de ideefase van een energie-innovatie initiatief:

    • a.

      ondersteuning bij het uitwerken van ideeën tot een energieprojectplan;

    • b.

      technisch, juridisch of financieel advies.

  • 2. De ondersteuning en het advies voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat over duurzame energieopwekking of energiebesparing die plaatsvindt in Overijssel;

    • b.

      het wordt gegeven door een onafhankelijke deskundige. De deskundige heeft aantoonbaar ervaring;

    • c.

      het beoogde resultaat is een energieprojectplan voor de energie-innovatie met zicht op eventuele vervolgstappen.

  • 3. De energie-innovatie voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het draagt bij aan minimaal één doelstelling en ambitie van het Programma Nieuwe Energie;

    • b.

      het draagt bij aan minimaal één van de prioritaire thema’s van het Supportteam energie innovatie, te weten bestaande gebouwde omgeving of Mkb;

    • c.

      het is naar het oordeel van het Supportteam energie innovatie realistisch;

    • d.

      het is nog niet zo ver uitgewerkt dat niet meer gesproken kan worden van een ideefase. In een ideefase is de technische, juridische en financiële haalbaarheid nog niet onderzocht.

  • 4. Een haalbaarheidsstudie komt niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 3.16.4 Aanvrager

De aanvrager is een Mkb-onderneming.

Artikel 3.16.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 3.16.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 5.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie is maximaal € 10.000,- per aanvraag als er sprake is van een energie-innovatie-initiatief, dat mogelijk in aanmerking kan komen voor een bijdrage op basis van de subsidieregeling 6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten, EFRO of REACT.

Artikel 3.16.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleren Energie Innovatie.

  • 3. De aanvrager levert een offerte in waaruit blijkt:

    • a.

      wat de kosten zijn;

    • b.

      in welke periode het advies of de ondersteuning wordt gegeven.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. Als er sprake is van een aanvraag voor subsidie van € 5.000,- of meer, dan wordt het energie-innovatie-initiatief voorafgaand aan het indienen van de aanvraag, besproken met het Supportteam energie-innovatie. Naar het oordeel van het Supportteam energie-innovatie is er sprake van energie-innovatie-initiatief dat mogelijk in aanmerking kan komen voor een bijdrage op basis de subsidieregeling 6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten, EFRO of REACT.

Artikel 3.16.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 3.16.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 3.16.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening en de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 3.16.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

3.17 Energiezuinige terrasverwarming via kussens

[Vervallen]

3.18 Investeringssubsidie warmtenetprojecten

Vervallen per 1 juli 2023

3.19 Inkoopacties energiemaatregelen Overijssel

[Vervallen]

Hoofdstuk 4 Vitaal platteland

4.1 Faunabeheereenheden

Artikel 4.1.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan faunabeheer.

Artikel 4.1.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      onderzoeken die nodig zijn voor het opstellen van het faunabeheerplan;

    • b.

      het opstellen en uitvoeren van het faunabeheerplan;

    • c.

      andere directe of indirecte vormen van faunabeheer dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, waaronder valwild.

  • 2. Het faunabeheerplan is of wordt nadat het is opgesteld, op basis van artikel 8.1 lid 2 van de Omgevingswet, goedgekeurd door gedeputeerde staten.

  • 3. In geval van faunabeheer dat niet in het Faunabeheerplan omschreven staat, is subsidie alleen mogelijk als voor dat faunabeheer toestemming is gegeven door de provincie.

Artikel 4.1.3 Aanvrager

De aanvrager is Stichting Faunabeheereenheid Overijssel. Dit is een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers van agrariërs, jachthouders, terrein beherende organisaties en maatschappelijke organisaties met als doelstelling uitvoering te geven aan een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd faunabeheerplan.

Artikel 4.1.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. Leges zijn wel subsidiabel. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel c.

  • 3. Exploitatiekosten bestaande uit de vaste kosten van personeel, gebouwen en inventaris zijn subsidiabel. De exploitatiekosten kunnen niet afzonderlijk opgevoerd worden, als deze kosten ook al meegenomen zijn bij de berekening van de personeelskosten.

Artikel 4.1.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.1.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Faunabeheereenheden.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

Artikel 4.1.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 tot en met 2029.

Artikel 4.1.8 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet als staatssteun gezien.

Artikel 4.1.9 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2029 om 17.00 uur.

4.2 Meer bos in Overijssel

Artikel 4.2.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bos: een vlakvormig en aaneengesloten element met een opgaande begroeiing van minimaal 60% inheemse bomen, struiken en kruiden. Een bos is minimaal 0,5 hectare groot met een minimale breedte van 30 meter.

  • -

    Bossenstrategie: strategische beleidsuitwerking van het Overijssels aandeel van de 10% bosuitbreiding die landelijk is afgesproken. De bossenstrategie is 21 juni 2022 vastgesteld door Gedeputeerde Staten.

  • -

    Catalogus Groenblauwe Diensten (CGBD): set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend.

  • -

    Functieverandering: verandering van de huidige functie van grond naar functie bos, natuur of indien mogelijk houtwal.

  • -

    Houtwal: een zelfstandig liggend, lijnvormig landschapselement bestaande uit een beplanting van streekeigen en inheemse bomen en struiken, eventueel met hakhout. Een houtwal/singel kan een aarden wal hebben en kan aan één- of beide kanten begrensd worden door een greppel. Een houtwal is minimaal 25 meter lang en maximaal 20 meter breed.

  • -

    Inheemse soorten: boomsoorten die van nature in het wild in Nederland voorkomen. Op de website www.nederlandsesoorten.nl is te raadplegen welke boomsoorten in Nederland inheems zijn.

  • -

    Kaart: zoekgebiedenkaart behorende bij de bossenstrategie. De kaart is te vinden op Bossenstrategie Overijssel (arcgis.com)

  • -

    Landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204).

  • -

    Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in het nabijgelegen Natura 2000-gebieden te beschermen. Het gebied is als een gebiedscategorie of deelgebied NNN aangegeven op de kaarten die bij de Omgevingsverordening Overijssel 2017 tot en met de Tussentijdse Actualisatie Omgevingsverordening 2020/2021 horen. De kaarten zijn te vinden op: viewer (tercera-ro.nl).

Artikel 4.2.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan 10% meer bos in Overijssel zoals bedoeld in de Bossenstrategie.

Artikel 4.2.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de realisatie van bos, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan. Categorie IV.5 van de Catalogus Groenblauwe diensten is van toepassing;

    • b

      de realisatie van houtwallen, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan. Categorie II.1 en III.4 van de Catalogus groenblauwe diensten zijn van toepassing;

    • c.

      functieverandering, waarbij bos of houtwal gerealiseerd wordt op grond die de functie natuur, houtwal of bos krijgt. Functieverandering is niet subsidiabel als sprake is van gronden gelegen binnen Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland.

  • 2. Realisatie van een voedselbos komt niet in aanmerking voor de subsidie. Een voedselbos is een vitaal ecosysteem dat door mensen is ontworpen naar het voorbeeld van een natuurlijk bos met het doel voedsel te produceren.

  • 3. Het inrichtingsplan en het beplantingsplan voldoen aan de volgende voorwaarden

    • a.

      de plannen worden opgesteld door een deskundige, bijvoorbeeld een ecoloog;

    • b.

      de plannen voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in bijlage 1. Bijlage 1 is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie;

    • c.

      de plannen bevatten minimaal de volgende informatie:

      • 1.

        aanleiding en onderbouwing;

      • 2.

        locatie, soortkeuze en ontwerp;

      • 3.

        eisen aan plantmateriaal, inclusief keuring en controle;

      • 4.

        terreinvoorbereiding en aanplant;

      • 5.

        bescherming, onderhoud en beheer;

      • 6.

        oplevering;

      • 7.

        kostenraming.

  • 4. Het te realiseren bos of de houtwal voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het bos bestaat uit minimaal 60% inheemse soorten;

    • b.

      de houtwal bestaat volledig uit inheemse soorten;

    • c.

      het bos of de houtwal wordt gerealiseerd volgens een inrichtings- en beplantingsplan die voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in lid 3;

    • d.

      het bos of de houtwal wordt gerealiseerd in Overijssel in een gebied dat op de Kaart is aangemerkt als:

      • 1.

        ’bosaanleg wenselijk of mogelijk’; of

      • 2.

        ’landschapsversterking wenselijk of mogelijk’; of

      • 3.

        onderbouwingsgebied. Realisatie in dit gebied kan alleen als Gedeputeerde Staten hiervoor de subsidieaanvraag afzonderlijk een besluit over hebben genomen, omdat zij vinden dat realisatie van bos in dit gebied een toegevoegde waarde heeft.

    • e.

      het bos is:

      • 1.

        minimaal 1 hectare als het wordt aangelegd op een locatie grenzend aan het Natuurnetwerk Nederland; of

      • 2.

        minimaal 5 hectare als het wordt gerealiseerd op een andere locatie; of

      • 3.

        minimaal 0,5 hectare maar alleen als Gedeputeerde Staten dit voor de subsidieaanvraag specifiek hebben besloten; en

      • 4.

        minimaal 30 meter breed;

    • f.

      de houtwal wordt robuust aangelegd zoals bedoeld in de Catalogus Groenblauwe Diensten;

    • g.

      het gemeentebestuur wil de wijziging van het omgevingsplan regelen. Het gaat hierbij vooral om de landschappelijke inpassing;

    • h.

      de realisatie past binnen de geldende Omgevingsverordening Overijssel;

    • i.

      de huidige functie van de grond verandert naar functie natuur, bos of houtwal;

    • j.

      het wordt gerealiseerd buiten de bebouwingscontour houtkap zoals opgenomen in het omgevingsplan;

    • k.

      voor de realisatie is geen andere subsidie of bijdrage door een overheid verleend;

    • l.

      op de grond mogen in het kader van agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer geen verplichtingen meer rusten op grond van deze of een andere regeling.

  • 5. Als sprake is van functieverandering dan gelden de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      de functie landbouwgrond wordt veranderd naar bos, houtwal of natuur. Dit betekent dat op de grond geen productie van landbouwproducten meer plaats vindt. De grond wordt afgewaardeerd;

    • b.

      betreffende landbouwgrond is de afgelopen 5 jaar onafgebroken landbouwkundig gebruikt;

    • c.

      de realisatie van bos of houtwal vindt plaats op de landbouwgrond die afgewaardeerd wordt;

    • d.

      de landbouwproductie op de betreffende landbouwgrond wordt onherroepelijk gestopt en de grond wordt niet meer opnieuw voor landbouwproductie gebruikt.

  • 6. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen 12 weken na subsidieverlening met provincie een uitvoeringsovereenkomst zoals genoemd in artikel 4.2.10 lid 1 onderdeel g wordt gesloten.

Artikel 4.2.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is de eigenaar van de grond waarop de realisatie van bos of houtwal plaats vindt.

  • 2. De aanvrager is geen bedrijf uit de houtsector, die als doel commercieel levensvatbare houtwinning, het vervoer van hout of de verwerking van hout of andere bosrijkdommen tot producten of energiebronnen heeft.

  • 3. [vervallen]

  • 4. De aanvrager is geen onderneming die op basis van de geldende Unienormen of nationale wet- en regelgeving de productie van landbouwproducten hoe dan ook moet stopzetten.

Artikel 4.2.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor de realisatie van bos of houtwal inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan zijn de werkelijke personeelskosten, kosten van derden, gebruik van machines en aanschafkosten van materiaal subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing. Paragraaf 4.3 van het hoofddocument van de Catalogus Groenblauwe Diensten is van toepassing. Dit hoofddocument is te vinden op Catalogus raadplegen - BIJ12

  • 2. Bij functieverandering is de waardedaling van de grond subsidiabel. De provincie laat de waardedaling bepalen door een taxateur. De taxatie is gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      kosten voor natuurbeheer;

    • b.

      kosten voor grondaankoop;

    • c.

      kosten voor pachtafkoop;

  • 4. De voorbereidingskosten zoals het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan zijn niet subsidiabel, als na de aanvraag voor subsidie blijkt dat de aanvraag wordt ingetrokken of het bos of de houtwal niet gerealiseerd wordt of kan worden.

Artikel 4.2.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor realisatie van bos of houtwal is maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Hierbij geldt dat:

    • a.

      de subsidie voor de afwaardering van grond bij functieverandering maximaal € 70.000,- per hectare is; en

    • b.

      de subsidie voor plantmateriaal, inboet en inplanten en het opstellen van een inrichtings- en beplantingsplan, maximaal € 20.000,- per hectare is.

Artikel 4.2.7. Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Meer bos in Overijssel. 

  • 3. De aanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      naam van de aanvrager;

    • b.

      de grootte van de onderneming;

    • c.

      een verklaring dat de aanvrager voor de activiteit geen andere subsidie ontvangt of heeft ontvangen;

    • d.

      een verklaring dat de aanvrager geen onderneming in moeilijkheden is;

    • e.

      de kadastrale nummers van het in te planten perceel of de percelen;

    • f.

      een globale omschrijving van het type aan te planten bos;

    • g.

      een eigen schatting van de waardedaling van de grond; 

    • h.

      het eigen nummer van de kaart zoals genoemd in lid 6 onderdeel a.

  • 4. De aanvrager levert een sluitende begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 5. Als de kosten voor plantmateriaal, inboet en inplanten en het opstellen van een inrichtings- en beplantingsplan gezamenlijk meer bedragen dan € 15.000,- dan stuurt de aanvrager 3 offertes mee, die zijn uitgebracht door daartoe geschikt geachte ondernemingen.

  • 6. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      kaartinformatie over de locatie van het in te planten perceel of de percelen. Dit wordt als volgt ingeleverd:

      • 1.

        een kaartbeeld (.pdf, .jpg of .txt) met daarop duidelijk herkenbaar de begrenzingen van de aangevraagde objecten en bijbehorende oppervlaktes weergegeven, de kadastrale perceelsgrenzen en ten minste een actuele topografische of luchtfoto als ondergrond of;

      • 2.

        een shapefile (.shp) of ESRI file geodatabase (.gdb) waarin de kaartbegrenzing digitaal is ingetekend;

    • b.

      een intentieverklaring van de gemeente waarin staat dat het gemeente de wijziging van het omgevingsplan wil regelen;

    • c.

      als op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, een verklaring van geen bezwaar van degene aan wie het recht van hypotheek toekomt.

  • 7. Er mag geen subsidieaanvraag ingediend worden voor alleen het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan of een beheerplan of voor alleen de functieverandering.

Artikel 4.2.8. Pretoets en taxatie

  • 1. De aanvrager legt het plan om bos of houtwal te realiseren voor aan de provincie zodat die vooraf kan toetsen of de realisatie op de betreffende grond past binnen de Bossenstrategie en de geldende Omgevingsverordening Overijssel. Een verzoek voor een pretoets bevat de gegevens van aanvrager, kadastrale percelen waar ingeplant wordt, totale oppervlakte van in te planten bos, type bos wat gerealiseerd wordt. Op www.overijssel.nl staat hoe een verzoek voor een pretoets ingediend kan worden.

  • 2. Als de subsidieaanvraag is ingediend laat de provincie de waarde van de grond taxeren door een onafhankelijke taxateur. De provincie meldt de aanvrager wat het getaxeerde waarde van de grond is. De aanvrager kan dan besluiten de aanvraag in te trekken. De al gemaakt kosten komen niet voor de subsidie in aanmerking. Artikel 4.2.5 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.2.9 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      realisatie van bos;

    • b.

      realisatie van houtwallen;

    • c.

      [vervallen]

  • 3. Het subsidieplafond wordt verdeeld in volgorde van de datum en het tijdstip van ontvangst van de aanvragen waarbij de stukken als genoemd in artikel 4.2.7 lid 2, lid 3 en lid 6 ingediend zijn. Dit is een afwijking van artikel 1.2.16 lid 2.

Artikel 4.2.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      voordat gestart wordt met de realisatie van het bos of de houtwal:

      • 1.

        het inrichtingsplan, beplantingsplan en beheerplan in te leveren bij de provincie;

      • 2.

        het omgevingsplan van het aan te planten gebied te laten wijzigen in functie bos, houtwal of natuur;

    • b.

      bij aanplant gebruik te maken van soorten genoemd op de Nederlandse Rassenlijst Bomen of inheemse boomsoorten;

    • c.

      het bos of de houtwal in de periode tussen 1 september en 1 april aan te planten;

    • d.

      alle noodzakelijke maatregelen te nemen om te zorgen dat het plantmateriaal aanslaat, en het bos of de houtwal optimaal kan groeien;

    • e.

      het bos of de houtwal zover nodig te beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden;

    • f.

      binnen 4 weken na realisatie van het bos of de houtwal dit te melden bij de provincie;

    • g.

      binnen 12 weken na subsidieverlening met provincie een uitvoeringsovereenkomst te sluiten zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb. In de uitvoeringsovereenkomst staat dat de subsidieontvanger:

      • 1.

        het bos of de houtwal beheert;

      • 2.

        geen dingen doet die een veiligheidsrisico voor het bos of de houtwal kan zijn;

      • 3.

        de verplichtingen als bedoeld in deze regeling en de uitvoeringsovereenkomst door te legen aan allen die het recht hebben of krijgen om het terrein te gebruiken;

      • 4.

        de verplichtingen uit de uitvoeringsovereenkomst als kwalitatieve verplichting voor het terrein inschrijft in de openbare register kadaster;

    • h.

      een kopie van de kwalitatieve verplichting binnen 4 weken na inschrijving in het openbare register van het kadaster in te leveren bij de provincie;

    • i.

      het definitieve besluit van de gemeente tot wijziging van het omgevingsplan binnen vier weken na besluit van de gemeente in te leveren bij de provincie;

    • j.

      het bos of de houtwal binnen 2 jaar na subsidieverlening gerealiseerd te hebben;

    • k.

      het bos of de houtwal voor onbepaalde tijd in stand te houden.

  • 2. Als sprake is van functieverandering dan is de subsidieontvanger ook verplicht:

    • a.

      de grond niet meer te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      bij de verandering van landbouwgrond in bos of houtwal nadelige milieueffecten te voorkomen. Tot dan moeten de landbouwgronden voldoen aan de normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van de grond. Deze normen staan in Titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de toepasselijke uitvoeringsbepalingen.

  • 3. De subsidieontvanger kan geen rechten ontlenen aan de opslag van koolstofdioxide door het aangelegde bos of de houtwallen.

Artikel 4.2.11 Bevoorschotting

Een voorschot wordt pas verleend nadat het inrichtingsplan, beplantingsplan en beheerplan zijn ingeleverd en goedgekeurd door de provincie.

Artikel 4.2.12 Het bekend maken van gegevens

  • 1. Voor deze subsidieregeling geldt deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128 van het landbouwsteunkader. Dit betekent dat de provincie na subsidieverlening binnen 6 maanden na subsidieverlening gegevens bekend maakt voor:

    • a.

      subsidies vanaf € 10.000,- als sprake is van een landbouwondernemer als eindbegustigde; of

    • b.

      subsidies vanaf € 100.000,- voor alle andere eindbegustigden.

  • 2. De volgende gegevens worden bekend gemaakt: naam van de subsidieontvanger, de verleende subsidie, de vorm en het bedrag per eindbegunstigde, de datum waarop de subsidie is verleend, of sprake is van een Mkb-onderneming of grote ondernememing, de regio waarin de subsidieontvager is gevestigd, en de voornaamste economische sector waarin de subsidieontvanger actief is.

Artikel 4.2.13 Sisa-verantwoording

Als sprake is van een subsidie aan een gemeente dan loopt de financiële verantwoording volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code L16B.

Artikel 4.2.14 Staatssteun

De subsidie is staatssteun en kan verleend worden omdat het is gebaseerd op en getoetst aan de Catalogus Groenblauwe Diensten. 

Artikel 4.2.15 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2025 om 17.00 uur.

4.3 Natuur en Samenleving 2.0

Artikel 4.3.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd:

  • -

    Groene Loper: een lokale, informele werkorganisatie die zoveel mogelijk mensen met natuur in de eigen leefomgeving wil verbinden. Dit door de onderlinge verbinding te leggen en gezamenlijke activiteiten te organiseren.

Artikel 4.3.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het versterken van de relatie tussen natuur en mensen. Het gaat daarbij om de betekenis van natuur als bedoeld in de Omgevingsvisie.

Artikel 4.3.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      activiteiten die de relatie tussen kinderen en natuur sterker maken of de betekenis van natuur voor kinderen vergroten;

    • b.

      activiteiten die de natuurwaarde vergroten in en van de bebouwde omgeving, of van randen van steden en dorpen;

    • c.

      activiteiten die bijdragen aan de beleving van natuur bij doelgroepen die bijzondere zorg of aandacht nodig hebben.

    • d.

      procesondersteuning bij het tot stand brengen van een bewonersplan, ook wel bekend als de Groene Lopers.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten vinden plaats in Overijssel of zijn voor inwoners van Overijssel;

    • b.

      onderdelen van de aanpak en uitgangspunten kunnen worden gebruikt bij andere projecten op het gebied van natuur en samenleving;

    • c.

      de aanleg van groen vindt plaats in de openbare ruimte of op een plek die vrij toegankelijk of beleefbaar is;

    • d.

      als sprake is van gebruik van een locatie of een openbare ruimte, dan dient de eigenaar daarvan toestemming te hebben gegeven;

    • e.

      er is sprake van een samenwerking met minimaal twee andere Overijsselse partijen die ook een rol hebben in de uitvoering;

    • f.

      de activiteiten dragen bij aan minimaal één van de andere provinciale doelen die te vinden zijn in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld;

    • g.

      de benodigde vergunningen zijn aangevraagd of verkregen;

    • h.

      dekking van de begroting is geregeld of zal binnen 3 maanden geregeld kunnen worden;

    • i.

      de activiteit draagt bij aan de versterking van de variatie van met name inheemse plant- en diersoorten;

    • j.

      met de activiteit wordt een kwaliteitsverbetering gerealiseerd op het gebied van beleefbaarheid en biodiversiteit.

  • 3. De activiteiten die genoemd zijn in lid 1 onderdeel a voldoen aan de volgende extra voorwaarden :

    • a.

      de kinderen uit de omgeving of kinderen die de voorziening gaan gebruiken worden actief betrokken bij het uitwerken van het idee en het uitvoeren van de activiteiten;

    • b.

      de buurtbewoners, gebruikers of betrokken vrijwilligers worden actief betrokken bij het uitwerken van het idee en de uitvoering van de activiteiten.

    • c.

      er worden extra planten, struiken, bomen of gras aangeplant zodat de ruimte groener wordt.

  • 4. De activiteiten die genoemd zijn in lid 1 onderdeel b voldoen aan de volgende extra voorwaarden :

    • a.

      er worden extra planten, struiken, bomen of gras aangeplant zodat de ruimte groener wordt;

    • b.

      er is sprake van een bewonersinitiatief. Dit betekent dat het idee vanuit de samenleving komt óf dat de inwoners van Overijssel intensief worden betrokken bij het uitwerken van het idee en de uitvoering van activiteiten;

    • c.

      minimaal één van de volgende partijen is actief betrokken bij de uitvoering:

      • 1.

        de betreffende gemeente;

      • 2.

        een lokale stichting, vereniging, bewonersgroep of onderneming;

      • 3.

        eigenaren van de gronden;

    • d.

      als het gaat om een vergroening van een bedrijventerrein dan worden werknemers en buurtbewoners betrokken het uitwerken van het idee en uitvoering van de activiteiten.

  • 5. De activiteiten die genoemd zijn in lid 1 onderdeel c voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      een zorginstelling is actief betrokken bij de uitvoering;

    • b.

      er worden extra planten, struiken, bomen of gras aangeplant zodat de ruimte groener wordt;

    • c.

      de fysieke vergroening vindt plaats in de buitenruimte;

    • d.

      de fysieke vergroening vindt zoveel mogelijk plaats op een plek die vrij toegankelijk of beleefbaar is. Er geldt een uitzondering voor zorginstellingen. Zorginstellingen kunnen de vergroening realiseren op een plek die niet vrij toegankelijk of beleefbaar is, als maximaal wordt ingezet op toegankelijkheid voor zoveel mogelijk gebruikers.

  • 6. De activiteiten die genoemd zijn in lid 1 onderdeel d voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      de Groene Loper heeft het doel om een grote afwisseling aan deelnemers te bereiken;

    • b.

      de Groene Loper spant zich in om jaarlijks minimaal € 10.000,- aan financiering voor uitvoeringsactiviteiten bij elkaar te krijgen;

    • c.

      de Groene Loper is minimaal 2 jaar actief.

  • 7. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      investering in gebouwen of schoolpleinen, speeltoestellen, beweegtoestellen, verharde wegen, paden en bruggen, boerderijdieren of verblijven voor boerderijdieren. Aanleg van natuurlijke spelaanleidingen zoals heuvels, wilgentenen speelhuisjes, klimbomen of waterelementen kunnen komen wel voor subsidie in aanmerking;

    • b.

      regulier onderhoud of beheer, tenzij sprake is van nazorg, zoals inboet, in het eerste jaar, dan zijn deze activiteiten wel subsidiabel;

Artikel 4.3.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een organisatie of bedrijf.

  • 2. De aanvrager is geen particulier.

Artikel 4.3.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. Inzet van uren van vrijwilligers voor coördinerende of organisatorische werkzaamheden zijn subsidiabel. In de begroting en het dekkingsplan mag die inzet opgenomen worden voor maximaal € 15,- per uur.

  • 3. Maximaal 20% van de in de begroting opgenomen subsidiabele kosten is voor aanleg van een half verhard pad voor natuurbeleving.

  • 4. Maximaal 10% van de in de begroting opgenomen subsidiabele kosten is voor de kosten voor communicatie en educatieve activiteiten, zoals drukkosten voor nieuwsbrieven, folders, flyers, informatieborden, websites.

  • 5. Maximaal 25% van de subsidiabele kosten is voor ontwerp- en proceskosten.

  • 6. De subsidiabele kosten zijn minimaal € 10.000,-.

  • 7. Als sprake is van een Groene Loper dan zijn alleen proceskosten subsidiabel.

  • 8. De kosten zijn vanaf 1 juli 2024 subsidiabel. Dit is in afwijking van artikel 1.2.8 lid a.

Artikel 4.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 30.000,- per aanvraag én € 30.000,- per Groene Loper die voor het eerst aanvraagt op basis van deze subsidieregeling.

  • 3. De subsidie is maximaal € 20.000,- voor de Groene Lopers die al eerder subsidie hebben ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

  • 4. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 5.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 4.3.7 Eigen bijdrage

Maximaal 25% van de eigen bijdrage bestaat uit uren van vrijwilligers.

Artikel 4.3.7a. Bevoorschotting

Voor subsidies van meer dan € 25.000,- waarbij alleen een schetsontwerp is ingediend wordt een eerste voorschot van maximaal 35% van de verleende subsidie verstrekt. Een volgend voorschot wordt verstrekt nadat het ingediende beplantingsplan positief is beoordeeld. Dit is in afwijking van artikel 1.2.18 lid 1.

Artikel 4.3.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Natuur en Samenleving 2.0.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      projectplan waarin is beschreven hoe en in welke mate wordt bijgedragen aan de voorwaarden van de subsidiabele activiteiten. In het projectplan is in ieder geval beschreven:

      • 1.

        de doelgroepen waarmee wordt gewerkt of samengewerkt;

      • 2.

        de manier waarop de samenleving wordt betrokken bij het project of hoe er steun uit de samenleving is of wordt gevonden;

      • 3.

        de activiteiten die worden verricht en de kosten per activiteit;

      • 4.

        de planning;

      • 5.

        de gewenste resultaten;

      • 6.

        een schetsontwerp voor de groene inrichting of een beplantingsplan dat is opgesteld door een deskundige;

      • 7.

        de manier waarop het beheer en onderhoud duurzaam is geregeld;

      • 8.

        hoe opgedane kennis en ervaring wordt gedeeld of beschikbaar wordt gesteld.

    • b.

      als de aanvrager niet de eigenaar van de gronden is: een door de eigenaar van de gronden ondertekende verklaring waaruit blijkt dat die toestemming heeft gegeven voor de realisatie of herinrichting van groen.

Artikel 4.3.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 4.3.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten;

    • b.

      de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben. Dit geldt niet voor de Groene Lopers. De activiteiten van de Groene Lopers worden binnen 24 maanden na subsidieverlening uitgevoerd.

  • 2. De subsidie ontvangende Groene Loper is aanvullend verplicht om:

    • a.

      deel te nemen aan de activiteiten van de provincie brede Groene Loper Overijssel;

    • b.

      actief verbinding te zoeken met andere thema’s uit het Programma Natuur voor Elkaar.

Artikel 4.3.11 Staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.3.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 1 december 2024 om 17.00 uur.

4.4 Advies en ondersteuning Agro&food in Overijssel

Artikel 4.4.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Agro&food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, waarbij de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal staan, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een aanvrager onder de Agro&food sector valt, wordt gekeken naar de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS.

Artikel 4.4.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan vernieuwing en verduurzaming van de Agro&food sector.

Artikel 4.4.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      advies en ondersteuning bij het beantwoorden van een vraagstuk ten behoeve van innovatie in de Agro&food sector;

    • b.

      het uitvoeren van een onderzoek ten behoeve van innovatie in de Agro&food sector.

    • c.

      het opstellen van een bedrijfsplan voor de overgang naar kringlooplandbouw. Het bedrijfsplan beschrijft in ieder geval:

      • 1.

        welke veranderingen worden doorgevoerd in het bedrijf;

      • 2.

        hoe emissiereductie van stikstof wordt gerealiseerd;

      • 3.

        welke positieve effecten worden bereikt op de omgeving van het bedrijf, zoals natuur, bodem en water, landschap en samenleving;

      • 4.

        de marktkansen en verdienmodel van de landbouwonderneming nadat de overgang heeft plaatsgevonden;

      • 5.

        een begroting voor de realisatie van de overgang.

  • 2. De activiteiten advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de innovatie is voor de Agro&food sector in Overijssel;

    • b.

      de activiteiten gaan over een van de volgende thema’s:

      • 1.

        Regionaal voedselsysteem. Het gaat hierbij om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek om lokaal consumeren van regionaal geproduceerd voedsel mogelijk te maken. Denk hierbij aan: Eten uit de Regio, agrodiversiteit, voedselzekerheid, samenwerking akkerbouw & veehouderij, regionale ketens.

      • 2.

        Emissiearme landbouw. Het gaat hierbij om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek om emissie van NH3, methaan, gewasbescherming, te verminderen. Bijvoorbeeld door technische innovatie en managementmaatregelen, landgebruik of aandacht voor borging.

      • 3.

        Natuurlijke ecosystemen. Hierbij gaat het om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek op het gebied van bijvoorbeeld: vitale bodem, regeneratieve landbouw, ecosysteemdiensten, agrarische natuurontwikkeling.

      • 4.

        Nieuwe teelten. Hierbij gaat het om advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek op het gebied van teelt en ketenverwaarding van nieuwe teelten, specifiek voor biobased materialen, plantaardig eiwit en agroforestry.

    • c.

      de innovatie draagt bij aan het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarisch ondernemer in de keten.

    • d.

      [vervallen]

    • e.

      de bijdrage aan een van de doelen die genoemd zijn bij onderdeel d, mag niet betekenen dat er een negatief effect is op een van de andere doelen die genoemd zijn bij onderdeel d.

Artikel 4.4.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een stichting, een vereniging, een BV, een NV, CV of een maatschap, een ZZP’er, een v.o.f. of een eenmanszaak, in de Agro&food sector.

  • 2. De aanvrager heeft een aantoonbaar belang bij de uitkomsten van de activiteiten.

  • 3. De aanvrager voor de subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan is een landbouwonderneming.

Artikel 4.4.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek is

    • a.

      maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

    • b.

      maximaal € 10.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan is:

    • a.

      maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

    • b.

      maximaal € 4.000,- per aanvraag.

Artikel 4.4.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten van advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. Minimaal 20% van de kosten van het opstellen van een bedrijfsplan wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

  • 3. De bijdrage van de aanvrager of van derden mag niet afkomstig zijn van de provincie Overijssel.

Artikel 4.4.8 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Advies en ondersteuning Agro&food in Overijssel 2024.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een ondertekende offerte in. De offerte is ondertekend door de aanvrager en door de persoon of organisatie die wordt ingezet voor de beantwoording van het vraagstuk, die het onderzoek uitvoert of het bedrijfsplan opstelt. De offerte mag ondertekend zijn onder voorbehoud van het verkrijgen van de subsidie. De aanvrager hoeft geen begroting in te dienen.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.4.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2028.

Artikel 4.4.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten;

  • b.

    de activiteiten binnen 15 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 4.4.11 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan artikel 28 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage om de subsidiabele kosten te dekken is maximaal 50% inclusief de subsidie van de provincie.

  • 3. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan voor de overgang naar kringlooplandbouw voldoet aan de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.4.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 5.0

[Vervallen]

4.6 Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&food sector

Artikel 4.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Agro&food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, waarbij de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal staan, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een aanvrager onder de Agro&food sector valt, wordt gekeken naar de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS.

  • -

    Praktijknetwerk: platform om kennis, ervaringen, knelpunten en oplossingen te delen (netwerk), met aandacht voor het proces en vanuit vragen en wensen vanuit de praktijk (maatwerk). Het doel van een praktijknetwerk is om kennis ontwikkelen door kennis uitwisselen, het bevorderen van de (keten)samenwerking en leren van goede voorbeelden. Praktijknetwerken worden ook wel lerende netwerken genoemd.

Artikel 4.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bevordering van de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige Agro&Food sector. Dit door de totstandkoming en borging van praktijknetwerken te ondersteunen.

Artikel 4.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten van een praktijknetwerk: onderzoek, voorlichting en demonstratieactiviteiten, praktijkleertrajecten, trainingen, coaching en kennis- ontwikkeling en -deling.

  • 2. Het praktijknetwerk voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten van het praktijknetwerk gaan over een van de volgende thema’s:

      • 1.

        Regionaal voedselsysteem. Het gaat hierbij om het lokaal consumeren van regionaal geproduceerd voedsel mogelijk te maken. Denk hierbij aan: eten uit de regio, agrodiversiteit, voedselzekerheid, samenwerking akkerbouw & veehouderij en regionale ketens.

      • 2.

        Emissiearme landbouw. Het gaat hierbij om het verminderen van emissie van NH3, methaan en gewasbescherming. Bijvoorbeeld door technische innovatie, managementmaatregelen, landgebruik of aandacht voor borging.

      • 3.

        Natuurlijke ecosystemen. Hierbij gaat het om vitale bodem, regeneratieve landbouw, ecosysteemdiensten en agrarische natuurontwikkeling.

      • 4.

        Nieuwe teelten. Hierbij gaat het om teelt en ketenverwaarding van nieuwe teelten specifiek voor biobased materialen, plantaardig eiwit en agroforestry.

    • b.

      de activiteiten dragen naar het oordeel van de Adviescommissie Agro&food voldoende bij aan een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering en het versterken van de sociaaleconomische positie van de Agro&food keten in Overijssel.

    • c.

      er is aantoonbaar een kennisvraag vanuit de sector, aangetoond aan de hand van een verklaring van minimaal 3 deelnemende ondernemingen uit de Agro&food sector;

    • d.

      de activiteiten worden uitgevoerd door voldoende gekwalificeerde partijen;

    • e.

      de activiteiten die het praktijkleernetwerk uitvoert hebben betrekking op innovatie in de Agro&food sector. Deze innovatie is technisch, economisch, juridisch en maatschappelijk haalbaar;

    • f.

      het praktijknetwerk is naar het oordeel van de Adviescommissie goed georganiseerd en zowel inhoudelijk en financieel haalbaar;

    • g.

      er is sprake van een nieuw praktijknetwerk of een bestaand praktijknetwerk die een nieuwe activiteit start.

Artikel 4.6.4 Aanvrager

De aanvrager is:

  • a.

    een stichting, een vereniging, een BV, een NV, en maatschap, een vennootschap onder firma, coöperatie, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak; of

  • b.

    een samenwerkingsverband dat het praktijknetwerk organiseert.

Artikel 4.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 4.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 200.000,- per praktijknetwerk.

  • 3. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie per aanvraag minder dan € 5.000,- is. Artikel 1.2.17 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.6.7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&food sector 2024.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan waaruit in ieder geval blijkt op welke wijze aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.6.3 lid 2 wordt voldaan;

    • b.

      als sprake is van een samenwerkingsverband: een samenwerkingsovereenkomst en een staatssteunverklaring van de samenwerkingspartners. Artikel 1.2.13 lid 7 is van toepassing.

Artikel 4.6.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2028.

Artikel 4.6.9 Adviescommissie

Een aanvraag voor subsidie van € 10.000,- of meer kan worden voorgelegd aan de Adviescommissie Agro&Food. De commissie geeft advies of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden zoals die genoemd zijn in artikel 4.6.3 lid 2.

Artikel 4.6.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen drie jaar na subsidieverlening te hebben uitgevoerd;

  • b.

    de resultaten van of kennis over de activiteiten te delen met de sector in een vorm naar keuze.

Artikel 4.6.11 Staatssteun

De subsidie voldoet aan artikel 32 van de LVV. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de subsidiabele kosten inclusief de subsidie van de provincie is maximaal 100%.

Artikel 4.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

4.7 Samenwerking Provinciaal Programma Landelijk gebied Overijssel

Artikel 4.7.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Gebiedsgerichte aanpak: een samenwerkingsproces in het kader van het PPLG waarin de gebiedspartners samen op zoek gaan naar een aanpak van de opgaven in het PPLG-deelgebied die past bij de kenmerken van het gebied.

  • -

    Gebiedspartners: terrein beherende organisaties, vertegenwoordigende organisaties van ondernemers, natuur- en milieuorganisaties en overheden die als partner betrokken zijn, omdat ze een belang hebben bij het realiseren van de doelen van het PPLG.

  • -

    Gebiedsprojecten: projecten die het initiatief zijn van één of meerdere gebiedspartners, die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het PPLG. Dit kan gaan om koploperprojecten, ondersteuning van (deel-)gebiedsprocessen, het ontwikkelen van instrumentarium en incidentele uitvoeringsmaatregelen.

  • -

    Gebiedsteams: de werkorganisatie van de gebiedsgerichte aanpak voor het PPLG. Het gebiedsteam verzamelt onder andere de benodigde informatie en analyseert deze, bereidt de gebiedstafels voor, verzorgt de communicatie, organiseert participatie en ondersteunt bij de uitvoering van gebiedsprojecten. Een gebiedsteam bestaat uit:

    • a.

      enkele medewerkers van de provincie Overijssel en

    • b.

      enkele medewerkers afkomstig van andere gebiedspartners die in het gebiedsteam werkzaam zijn.

      De betrokken partijen, brengen hun kennis en ervaring in voor aanpak van de opgaven het algemeen belang en niet voor een specifiek belang of als belangenbehartiger van hun organisatie.

  • -

    Gebiedstafel: het overleg van overheden en organisaties met een belang bij het gebied als geheel als het gaat om het komen tot (gebiedsgerichte) oplossingen voor de transitie van het landelijk gebied.

  • -

    PPLG-deelgebied: één van de zes deelgebieden waarin de provincie in het kader van het PPLG is onderverdeeld.

Artikel 4.7.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie samen met inwoners, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties op zoek gaan naar oplossingen voor de transitie van het landelijk gebied die passen bij de PPLG-deelgebieden.

Artikel 4.7.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van gebiedspartners in een gebiedsteam voor de GGA.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de inzet van gebiedspartners is ten behoeve van een gebiedsteam van één van de volgende GGA-gebieden:

      • 1.

        Noordwest-Overijssel;

      • 2.

        Vechtdal;

      • 3.

        Salland;

      • 4.

        West-Twente;

      • 5.

        Noordoost-Twente;

      • 6.

        Zuidoost-Twente.

    • b.

      de inzet van uren is afgestemd met de overige gebiedspartners die als aanvrager zijn genoemd. De betrokken gebiedspartners hebben overeenstemming bereikt over de inzet van het per gebied beschikbaar gestelde maximale bedrag.

Artikel 4.7.4 Aanvrager

De aanvrager is:

  • a.

    Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Natuur en Milieu Overijssel, Landschap Overijssel, Overijssels Particulier Grondbezit, LTO Noord afdeling Overijssel, Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Midden Overijssel, Coöperatie Gebiedscollectief Noordoost-Twente U.A., Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Noordwest Overijssel U.A.;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    VNO-NCW Midden, Bouwend Nederland, Transport en Logistiek Nederland, MKB Nederland regio Zwolle;

  • d.

    een Overijsselse gemeente.

Artikel 4.7.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De eigen personeelskosten en de personeelskosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit na 1 juli is uitgevoerd. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

  • 3. Indien het Rijk een regeling openstelt voor financiële tegemoetkoming voor de ureninzet van gemeenten in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, dan komen die uren vanaf de datum van inwerkingtreding van de Rijksregeling niet meer in aanmerking voor subsidie op grond van deze subsidieregeling.

Artikel 4.7.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie geldt voor:

    • a.

      de subsidieperiode van 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024; of

    • b.

      de subsidieperiode van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.

  • 2. De subsidie per gebied is maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 120.000,- exclusief Btw voor de subsidieperiode 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024;

    • b.

      € 100.000,- exclusief Btw voor de subsidieperiode 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.

Artikel 4.7.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier ‘Samenwerking Provinciaal Programma Landelijk Gebied Overijssel’

Artikel 4.7.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024;

  • b.

    1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.

Artikel 4.7.9 Bevoorschotting

[vervallen]

Artikel 4.7.10 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 4.7.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 31 december 2024 om 17.00 uur.

4.8 Groene schoolpleinen

Artikel 4.8.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Groen schoolplein: een natuurlijke speel- en leeromgeving. Een groen schoolplein voldoet aan minimaal 8 van de 11 doelen zoals opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 4.8.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het versterken van de relatie tussen natuur en mensen. Dit door basisscholen te ondersteunen bij het aanleggen van groene schoolpleinen.

Artikel 4.8.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten om groene schoolpleinen te ontwerpen en te realiseren:

    • a.

      deskundige procesbegeleiding;

    • b.

      het ontwerpen van een groen schoolplein; of

    • c.

      de gehele of gedeeltelijke aanleg van een groen schoolplein.

  • 2. Het groene schoolplein wordt gerealiseerd op basis van een ontwerp. Het ontwerp is of wordt opgesteld door of in samenwerking met:

    • a.

      een deskundige zoals opgenomen op www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl;

    • b.

      een deskundige op het gebied van speelnatuur. De deskundigheid wordt aangetoond door minimaal twee referentieprojecten op het gebied van speelnatuur;

    • c.

      een deskundige, waarbij de deskundigheid wordt aangetoond door middel van het ingediende ontwerp.

  • 3. Het ontwerp en het aanleggen van een groen schoolplein heeft een minimale begroting van € 17.500,-. De begroting voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      in de begroting wordt minimaal €7.500,- begroot voor de aankoop en aanleg van groen, inclusief voorbereidende grondwerkzaamheden;

    • b.

      alleen kosten die nog gemaakt moeten worden, mogen worden opgevoerd.

    • c.

      kosten van speeltoestellen zoals een houten klimrek of wipkip, worden niet opgevoerd;

    • d.

      eventuele kosten voor een speelaanleiding, zoals een klimboom of waterpomp, mogen worden opgevoerd;

    • e.

      niet groene onderdelen, zoals het plaatsen van tegels, worden alleen opgevoerd als deze nodig zijn voor het groene schoolplein.

  • 4. De activiteiten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn: reguliere herstel of onderhoudswerkzaamheden van het betreffende schoolplein.

Artikel 4.8.4 Aanvrager

De aanvrager is een basisschool in Overijssel of een koepelorganisatie in Overijssel die aanvraagt voor een basisschool.

Artikel 4.8.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per schoolplein en een vast bedrag per aangeplante boom. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.8.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is een vast bedrag van € 10.000,- per schoolplein en per schoollocatie.

  • 2. De aanvullende subsidie is een vast bedrag van € 100,- per aangeplante boom. Alleen bomen die op moment van aanplanten een minimale stamomtrek, op 1 meter hoogte, van minimaal 8-10 centimeter hebben komen voor de subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8.7 Eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage van de school of van derden aan het ontwerp of de realisatie van het groene schoolplein is minimaal € 7.500,-.

  • 2. Inzet van uren door vrijwilligers is subsidiabel. In de begroting en het dekkingsplan mag die inzet opgenomen worden voor maximaal € 15,- per uur tot een maximum bedrag van € 3.500,-.

Artikel 4.8.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Groene schoolpleinen.

  • 3. [vervallen]

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      foto’s van het schoolplein voor de vergroening;

    • b.

      als dat beschikbaar is, het ontwerp van het groene schoolplein;

    • c.

      twee referentieprojecten van speelnatuur, als de deskundige niet is opgenomen in de lijst van groene ondersteuners op de site www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl

    • d.

      een offerte van de aanleg van het groene schoolplein als deze beschikbaar is of een kostenraming;

  • 5. Als een basisschool meerdere pleinen op 1 locatie heeft, kan er maximaal 1 aanvraag worden ingediend.

  • 6. Als een basisschool meerdere locaties heeft met elk een eigen plein, kan er per locatie maximaal 1 aanvraag worden ingediend.

  • 7. Als meerdere basisscholen van verschillende koepelorganisaties een plein delen, kan per basisschool maximaal 1 aanvraag worden ingediend. Voor elke basisschool geldt de voorwaarde voor de eigen bijdrage zoals genoemd in artikel 4.8.8. Per basisschool wordt een aparte begroting ingediend.

  • 8. Er mag geen aanvraag worden ingediend voor alleen deskundige procesbegeleiding of voor alleen het ontwerp van een groen schoolplein.

  • 9. Voor het betreffende schoolplein of schoollocatie kan maximaal 1 keer subsidie aangevraagd worden op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 4.8.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregelging

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 4.8.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    kennis te delen met andere scholen als daar om wordt gevraagd;

  • b.

    het groene schoolplein na aanleg minimaal 5 jaar in stand te houden;

  • c.

    met de aanleg van het groene schoolplein binnen 12 maanden na subsidieverlening te starten.

Artikel 4.8.11 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 4.8.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

Bijlage 1 Omschrijving van een groen schoolplein, bij 4.8 Groene schoolpleinen:

Een groen schoolplein is een natuurlijke speel- en leeromgeving met veelal de volgende kenmerken:

  • a.

    Een groen schoolplein biedt een rijk speel- en leerlandschap waar zowel ruimte is voor kinderen om vrij te spelen als voor natuur om zich te ontwikkelen.

  • b.

    Minimaal 50% van de bespeelbare oppervlakte van de schoolomgeving heeft een natuurlijk karakter. We maken onderscheid tussen groen oppervlak (gras, struiken en bomen), onthard oppervlak (boomsnippers, zand) en verhard oppervlak (tegels).

  • c.

    Er zijn verschillende vormen van groen te onderscheiden, zoals: speelgroen (spelen in en met groen), educatief groen, eet- en ruikgroen.

  • d.

    Een groen schoolplein is ingericht met (vooral) natuurlijke duurzame materialen, waarbij hergebruik van materialen voorop staat.

  • e.

    De beplanting op een groen schoolplein is bij voorkeur inheems, geschikt bij de natuurlijke omstandigheden van die plek en biedt seizoensvariatie. Waar mogelijk biedt de beplanting en inrichting mogelijkheden voor verbeteren van condities voor aandachtsoorten van Overijssel. Overzicht van de aandachtsoorten is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • f.

    De inrichting van het plein draagt bij aan biodiversiteit en aan het voorkomen van wateroverlast en hittestress (groene gevels, groene daken, schaduwbomen).

  • g.

    Er is voor kinderen uitdagende en dynamische natuur te vinden en ze kunnen de natuur van top tot teen ervaren; kinderen van alle leeftijden kunnen grenzen verkennen en aanvaardbare risico’s nemen.

  • h.

    De speelomgeving biedt plek voor rust, natuurbeleving, creatieve vormen van spel en avontuurlijk bewegen. De basis hiervoor ligt in de diversiteit en verscheidenheid van het plein met kenmerken als hoog/laag, nat/droog, schaduw/zon.

  • i.

    Kinderen kunnen zowel met abiotische natuur (zoals zand en water) als met levende natuur spelen. Hierdoor ontstaan er mogelijkheden om in het spel te exploreren, te vernieuwen, te verbeelden en te creëren. De aanwezigheid van los natuurlijk materiaal is hiervoor een voorwaarde (denk aan zand, takken, stenen, en dergelijke).

  • j.

    Het gebruik van de buitenruimte is geïntegreerd in het lesprogramma. Naast de mogelijkheden om bijvoorbeeld taal- en rekenlessen te geven op het plein kunnen kinderen ook leren over planten, dieren, weersverschijnselen en natuurlijke materialen.

  • k.

    Bij het ontwerp, de aanleg én het onderhoud zijn kinderen, docententeam ouders en buren zo veel mogelijk actief betrokken.

4.9 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen

Artikel 4.9.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Natuurnetwerk Nederland (NNN): een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het doel is om natuurgebieden met elkaar te verbinden.

  • -

    Ontwikkelopgave Natura 2000: het uitvoeren van maatregelen voor de bescherming van de natuurwaarden in de Natura 2000 gebieden als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

  • -

    Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in het nabijgelegen Natura 2000-gebieden te beschermen. Het gebied is als een gebiedscategorie of deelgebied NNN aangegeven op de kaarten die bij de geldende Omgevingsverordening horen.

  • -

    Verplaatsing: het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen eventueel gecombineerd met de modernisering van deze voorzieningen dan wel verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 4.9.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bescherming van de natuurwaarden in de Natura 2000 gebieden.

Artikel 4.9.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie wordt verleend voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw in het belang van de Ontwikkelopgave Natura 2000.

  • 2. De activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      de verhuizing van bestaande voorzieningen, zoals de bedrijfsmiddelen en dieren naar de nieuwe locatie;

    • b.

      de opbouw van de bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie;

    • c.

      het demonteren van de bestaande landbouwbedrijfsgebouwen, alleen als dit in de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst met de provincie is opgenomen;

    • d.

      extern advies voor de verplaatsing. Het gaat dan om advies voor de voorbereiding van de verplaatsing, advies over het demonteren, de verhuizing en het weer opbouwen en advies over de haalbaarheid van de verplaatsing.

  • 3. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De landbouwonderneming heeft grond in gebruik voor akkerbouw of veeteelt, dat voor een deel gelegen is binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000. Ook landbouwondernemingen die buiten het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 liggen, kunnen verplaatst worden als de verplaatsing een essentiële bijdrage levert aan de Ontwikkelopgave Natura 2000 en in die zin een sleutelpositie inneemt in het kader van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000;

    • b.

      er is een verplaatsingsovereenkomst gesloten met de provincie Overijssel;

    • c.

      de op te bouwen landbouwonderneming moet een levensvatbaar bedrijf betreffen;

    • d.

      de opbouw van de landbouwonderneming vindt plaats op een locatie waar de onderneming zonder juridische en feitelijke obstakels kan blijven bestaan in de toekomst;

    • e.

      de opbouw vindt plaats binnen 24 maanden na het sluiten van de verplaatsingsovereenkomst met de provincie.

Artikel 4.9.4 Aanvrager

De aanvrager is degene die, op het moment van het sluiten van de verplaatsingsovereenkomst met de provincie, het eigendom, regulier pachtrecht of erfpachtrecht heeft van grond behorend bij een landbouwonderneming.

Artikel 4.9.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing en aanvullend daarop geldt:

    • a.

      als sprake is van interne loonkosten van de aanvrager dan geldt een uurtarief van € 40,-. Artikel 1.2.6 lid 1 onderdeel a is van toepassing.

    • b.

      voor de advieskosten geldt een maximaal uurtarief van € 90,-. Dit is een afwijking van artikel 1.2.7 lid 6.

    • c.

      de overdrachtsbelasting die in verband met opbouw eventueel is verschuldigd is subsidiabel;

    • d.

      de onvoorziene kosten voor de opbouw zijn wel subsidiabel tot een maximum van 15% van de totale opbouwkosten. Dit is een afwijking van artikel 1.2.8 onderdeel f.

  • 2. De kosten die niet voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      kosten voor het saneren van de bodem;

    • b.

      fiscale claims, met uitzondering van de hiervoor genoemde overdrachtsbelasting;

    • c.

      kosten die gefinancierd zijn op grond van een Rood voor Rood-regeling.

Artikel 4.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het advies en de verhuizing is maximaal 100% van de subsidiabele kosten

  • 2. De subsidie voor het advies en de verhuizing is maximaal € 100.000,- per landbouwonderneming.

  • 3. De subsidie voor de opbouw is maximaal 100% van het verschil tussen:

    • a.

      de waarde en eventuele investeringskosten van installaties en bedrijfsgebouwen op de nieuwe locatie exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond en inclusief de sloop van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de nieuwe locatie, en

    • b.

      de waarde van installaties en bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond op de te verlaten locatie.

  • Beide waarden worden vastgesteld door middel van een in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie. Sloopkosten van de niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de nieuwe locatie zullen tegen maximaal € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw opgevoerd kunnen worden.

  • 4. De subsidie voor de opbouw is maximaal € 400.000,-.

  • 5. De subsidie voor de demontage is € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw tot een maximum van € 100.000,-.

  • 6. De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf kan nooit meer bedragen dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling op grond van de Omgevingswet als het fictieve uitgangspunt gehanteerd zou worden dat het landbouwbedrijf in reconstructie zou worden gebracht.

Artikel 4.9.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de ligging en oppervlakte van de te verplaatsen onderneming en de bijbehorende gronden, en ook de plaats van hervestiging zijn aangegeven. Als deze plaats ten tijde van de aanvraag nog niet bekend is, stuurt de aanvrager de provincie Overijssel per ommegaande een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de plaats van hervestiging is aangegeven

    • b.

      een investeringsbegroting van de nieuwe bedrijfslocatie opgesteld door een onafhankelijk deskundige, waaruit ook de financiële haalbaarheid van de investering blijkt;

    • c.

      een plan van uitvoering van de werkzaamheden met een daaraan gekoppelde tijdsplanning;

    • d.

      kopieën van de al aanwezige vergunningen voor de opbouw van het nieuw te vestigen landbouwbedrijf;

    • e.

      als gebruik is gemaakt van een Rood voor Rood regeling: de stukken waaruit blijkt dat de Rood voor Rood aanvraag niet betrekking had op dezelfde kosten als waarvoor nu subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4.9.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2026.

Artikel 4.9.9 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht binnen 24 maanden na het sluiten van de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst met de provincie, het landbouwbedrijf op de nieuwe locatie op te bouwen.

  • 2. Als door aantoonbare overmacht de opbouw van een volwaardig bedrijf op de nieuwe locatie binnen de in de verleningsbeschikking opgenomen termijn niet mogelijk is kan de termijn voor opbouw verlengd worden met maximaal 24 maanden. De opbouw zal na verlenging nooit later zijn dan 16 maanden na het krijgen van de benodigde vergunningen voor de opbouw van het landbouwbedrijf. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de situatie waarbij aantoonbaar meerdere serieuze onderhandelingen over een nieuwe locatie niet succesvol zijn geweest; ofwel

    • b.

      de situatie waarbij het traject voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen door onvoorziene en niet verwijtbare omstandigheden langere tijd in beslag neemt dan voorzien bij het afsluiten van de overeenkomst.

Artikel 4.9.10 Staatssteun

  • 1. De subsidie voldoet aan artikel 16 van de LVV.

  • 2. Als de verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw bestaat uit het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen, mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan 100% van de reële kosten van die werkzaamheden. Wanneer de verplaatsing naast het bedoelde demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen leidt tot een modernisering van deze voorzieningen of een verhoging van de productiecapaciteit, gelden voor de kosten van de modernisering van de voorzieningen of de verhoging van de productiecapaciteit de steunintensiteiten voor investeringen als bedoeld in artikel 14, leden 12 tot en met 15, van de LVV. Dit is maximaal 65% van de subsidiabele kosten, met eventueel een ophoging tot 80%. Voor de toepassing van dit lid geldt dat alleen de vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie of technologie in de basis niet wordt gewijzigd, niet wordt gezien als modernisering.

Artikel 4.9.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2026 om 17.00 uur.

4.10 Opstellen plan voor Streekeigen Landschapsbeheer

[vervallen]

4.11 Stimuleren kleinschalig Streekeigen Landschapsbeheer

[Vervallen]

4.12 Ecologisch bermbeheer gemeenten

[Vervallen]

4.13 Iedereen een boom- grootschalige boomaanplant

[Vervallen]

4.14 Gemeentelijk soortenmanagementplan voor natuurvriendelijk isoleren

Artikel 4.14.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Beschermde soorten: vogels en in het wild levende dieren die op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g van de Omgevingswet in samenhang met de artikelen 11.37, 11.46 en 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving beschermd zijn.

  • -

    Gebiedsvergunning: door Gedeputeerde Staten te verstrekken vergunning voor de verboden, die genoemd zijn in de artikelen 11.37, 11.39 lid 1, 11.46, 11.47, lid 1 aanhef en onder sub b en 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat om een vergunning voor overtredingen in een (groter) plangebied, waarbij maatregelen worden getroffen om het functioneel leefgebied van de beschermde soorten te versterken.

  • -

    Natuurvriendelijk isoleren: het energiebesparend isoleren van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving, met inbegrip van het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen.

  • -

    Pré-SMP-methodiek: een werkwijze die voorziet in de bescherming van groepen gebouw-bewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren van gebouwen gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP). Een pre-SMP kan gebruikt worden als ecologische onderbouwing voor een tijdelijke gebiedsvergunning. De methodiek is uitgewerkt in het provinciaal Beleidskader Natuurvriendelijk isoleren onder het pré-soortenmanagementplan. Dit beleidskader is te vinden op Externe link:www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren.

  • -

    Soortenmanagementplan (hierna: SMP): een beleidsplan gericht op het versterken van de staat van instandhouding van beschermde soorten binnen een gemeente of enkele gemeenten. Het berust op ecologisch onderzoek, dat wordt opgesteld met als doel het dienen als onderbouwing voor het aanvragen van een vergunning van een verbod ten aanzien van beschermde soorten of hun voorplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren en voor het versnellen van de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving. Het betreft een plan voor ten minste de hele bebouwde kom in een gemeente.

Artikel 4.14.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie de leefomgeving van bedreigde diersoorten herstellen. Dit door gemeenten een soortenmanagementplan (SMP) op te laten stellen en tot dit plan klaar is, gemeenten te stimuleren gebruik te maken van de pré-SMP-methodiek.

Artikel 4.14.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het deelnemen aan de pré-SMP-methodiek en het voorbereiden, opstellen, implementeren, uitvoeren en monitoren van een SMP; of

    • b.

      het voorbereiden, opstellen, implementeren, uitvoeren en monitoren van een SMP.

  • 2. Het SMP voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het SMP dient als ecologische onderbouwing voor een gebiedsvergunning.

    • b.

      het SMP is erop gericht dat in ieder geval alle eigenaren van bestaande gebouwen, in minimaal de hele bebouwde kom van de betreffende gemeente gedurende 10 jaar gebruik kunnen maken van de beoogde gebiedsvergunning bij het isoleren van hun woning.

    • c.

      het SMP mag opgesteld zijn na 1 januari 2022. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3;

    • d.

      het SMP bevat in elk geval de volgende informatie:

      • 1.

        beschrijving van de geplande activiteiten en de gebruikers van de gebiedsvergunning;

      • 2.

        uitleg om welke verbodsbepalingen en om welke beschermde soorten het SMP gaat;

      • 3.

        onderbouwing van het wettelijk belang;

      • 4.

        onderbouwing van de alternatieve afweging;

      • 5.

        resultaten van een gebied dekkend (ecologisch) onderzoek;

      • 6.

        kansen- en knelpuntenanalyse voor voorkomende soorten;

      • 7.

        effectbepaling;

      • 8.

        mitigatie- en compensatieplan met beperkingen om soorten te beschermen en leefgebieden te versterken;

      • 9.

        monitoringsplan en bijsturing;

      • 10.

        managementplan voor beheersing en administratie.

    Deze punten worden in de Handreiking soortenbescherming Overijssel toegelicht. Deze is op te vragen bij het Overijssel Loket: Externe link:Loket - Loket provincie Overijssel.

Artikel 4.14.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente of een Overijsselse gemeente die optreedt als aanvrager namens meerdere Overijsselse gemeenten.

Artikel 4.14.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. [vervallen]

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit is uitgevoerd na 1 januari 2022. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 4.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor het deelnemen aan de pré-SMP-methodiek is maximaal € 70.000,-.

  • 3. De subsidie voor het opstellen van een SMP is maximaal het bedrag dat voor de betreffende gemeente is opgenomen in de Projectenlijst SMP, bijlage 1bij deze regeling. Dit bedrag is exclusief btw.

Artikel 4.14.7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier ‘Gemeentelijke soortenmanagementplannen voor natuurvriendelijk isoleren’

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      de offerte-uitvraag van de gemeente aan het ecologisch adviesbureau;

    • c.

      een kaart van het gebied waar het SMP betrekking op heeft. Als het een digitale kaart is dan moet het bestand voldoen aan de voorwaarden als opgenomen in de Eisen van Levering Geografische Informatie die te vinden is op regelen.overijssel.nl: Loket - Loket provincie Overijssel

  • 4. [vervallen]

  • 5. De gemeente kan vaker een aanvraag indienen, tot maximaal € 70.000,- voor het pré-SMP en maximaal het bedrag uit de projectenlijst voor het SMP voor de betreffende gemeente.

Artikel 4.14.8 Beschikbaar budget

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2025.

Artikel 4.14.9a Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening, maar voor 31 december 2027, het SMP vast te stellen en op basis daarvan een aanvraag in te dienen voor een gebiedsvergunning voor ten minste de bebouwde kom van de betreffende gemeente. Bij deelname aan de pré-SMP methodiek is de termijn die is gesteld in de gebiedsvergunning die is verleend op grond van de pré-SMP leidend en dit kan dus leiden tot een kortere periode dan 2 jaar;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    in geval van subsidie voor pré-SMP een aanvraag voor een tijdelijke vergunning op basis van een pre-SMP in te dienen, uiterlijk binnen 1 week na het indienen van de aanvraag voor subsidieverlening op basis van deze subsidieregeling;

  • d.

    de voor het SMP verzamelde ecologische gegevens in te voeren in de Nationale Databank Flora en Fauna. Deze is te vinden op Nationale Databank Flora en Fauna (ndff.nl).

Artikel 4.14.9b Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van de gemeente loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code C117 en C117B.

Artikel 4.14.10 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 4.14.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

Bijlage 1 Projectenlijst SMP

  • a.

    Gemeente Almelo: € 256.847;

  • b.

    Gemeente Borne: € 123.857;

  • c.

    Gemeente Dalfsen: € 146.217;

  • d.

    Gemeente Deventer: € 318.083;

  • e.

    Gemeente Enschede: € 465.175;

  • f.

    Gemeente Haaksbergen: € 129.856;

  • g.

    Gemeente Hardenberg: € 240.720;

  • h.

    Gemeente Hellendoorn: € 177.692;

  • i.

    Gemeente Hengelo: € 311.383;

  • j.

    Gemeente Kampen: € 199.507;

  • k.

    Gemeente Losser: € 129.077;

  • l.

    Gemeente Oldenzaal: € 157.981;

  • m.

    Gemeente Ommen: € 109.756;

  • n.

    Gemeente Raalte: € 169.823;

  • o.

    Gemeente Staphorst: € 100.017;

  • p.

    Gemeente Tubbergen: € 112.483;

  • q.

    Gemeente Wierden: € 131.882;

  • r.

    Gemeente Zwolle: € 363.037;

  • s.

    Gemeente Twenterand: € 149.022;

  • t.

    Gemeente Steenwijkerland: € 190.625;

  • u.

    Gemeente Hof van Twente: € 173.875;

  • v.

    Gemeente Rijssen-Holten: € 160.241;

  • w.

    Gemeente Olst-Wijhe: € 112.639;

  • x.

    Gemeente Dinkelland: € 142.711;

  • y.

    Gemeente Zwartewaterland: € 117.391.

4.15 Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland

Artikel 4.15.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP): samenwerkingsafspraken ‘Naar een Vitaal Platteland’ die in juli 2018 getekend zijn door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen (Kamerstukken II 2018/19, 33 576, NR. 137) en de activiteiten op grond van die afspraken;

  • -

    IBP-VP gebiedsplan: een plan waarin staat aangegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak in een van de gebieden, waar het Interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal platteland’ zich op richt;

  • -

    Project: een project dat is opgenomen in de projectenlijst en dat bijdraagt aan de opgaven van het betreffende gebied;

  • -

    Projectenlijst: de Projectenlijst zoals opgenomen in het IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland Twente, deelgebied Twente dan wel het IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijssel.

Artikel 4.15.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het welzijn en de welvaart in het landelijk gebied.

Artikel 4.15.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die zijn opgenomen in de Projectenlijst.

  • 2. De activiteiten mogen gestart zijn na 1 maart 2019. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 4.15.4 Aanvrager

De aanvrager is de aanvrager van het desbetreffende project zoals dat is opgenomen in de Projectenlijst.

Artikel 4.15.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie is een vast bedrag per project. Artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

  • 2. De kosten van de activiteiten die zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ontvangen zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit zijn uitgevoerd na 1 maart 2019 en voor 31 december 2023 voor het IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente, dan wel 31 december 2025 voor het IB-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest-Overijssel. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassingDe.

  • 3. Lid 2 geldt niet als sprake is van staatssteun.

Artikel 4.15.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de Projectenlijst.

  • 2. Als de aanvrager een gemeente is, dan wordt het bedrag zoals genoemd in lid 1 verminderd met de vooraf geraamde compensabele Btw zoals is opgenomen in de projectenlijst.

Artikel 4.15.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waarin de activiteiten, planning en begroting van de kosten is opgenomen.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingplan in te leveren volgens het format van de provincie. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.15.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2025.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      projecten Veenweide Noordwest Overijssel (Weerribben-Wieden);

    • b.

      projecten Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente.

Artikel 4.15.9 Bevoorschotting

Het voorschot is maximaal 80% van de verleende subsidie. Dit is een afwijking van artikel 1.2.18 lid 1.

Artikel 4.15.10 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van gemeenten en openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen loopt volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code L7B als het gaat om IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijssel en L7-2B als het gaat om Veedicht gebied Salland-Twente.

Artikel 4.15.11 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om in het geval een project gaat wijzigen ten opzichte van de Projectenlijst dit vooraf ter advisering voor te leggenaan het Programmateam van het IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijssel, of het Ambtelijk Kernteam van het IVP-VP-gebeidsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente.

Artikel 4.15.12 Staatssteun

  • 1. Rekening houdend met de in artikel 4.15.6 genoemde maximale overheidsbijdragen kan de totale subsidie maximaal 100% van de kosten zijn. Dat zal alleen het geval zijn als sprake is van subsidie die voldoet aan artikel 38 LVV, fundamenteel onderzoek of een combinatie met een subsidiabele activiteit die geen staatssteun oplevert

  • 2. De subsidie voor een onderzoek of pilotproject wordt verleend onder artikel 25 van de AGVV of artikel 22 of 38 van de LVV.

  • 3. Een pilotproject kan bestaan uit fundamenteel of industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, een haalbaarheidsonderzoek of een combinatie ervan.

  • 4. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten is op grond van artikel 25 AGVV lid 5, 6 en 7 maximaal:

    • a.

      100% voor fundamenteel onderzoek;

    • b.

      80% voor industrieel onderzoek;

    • c.

      60% voor experimentele ontwikkeling;

    • d.

      70% voor een haalbaarheidsstudie

  • 5. Op grond van artikel 22 LVV geldt dat voor advies dat door dienstverleners wordt verstrekt aan een enkele begunstigde die actief is in de primaire landbouwproductie, het totale steunbedrag van de overheid beperkt is tot 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximumbedrag van € 25.000,- per drie jaar. Dit geldt niet als sprake is van advies zoals genoemd in artikel 22 lid 4 van de LVV. Bij advies aan een enkele begunstigde die actief is in de verwerking en de afzet van landbouwproducten, is het steunbedrag beperkt tot 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximumbedrag van € 200.000,- per drie jaar. Dit geldt niet voor kosten op grond van artikel 22 lid 4 van de LVV.

  • 6. Als de subsidie rechtstreeks aan een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding wordt toegekend dan is de maximale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten 100% op basis van artikel 38 LVV en alleen als de onderzoeksresultaten kosteloos beschikbaar worden gesteld op het internet.

  • 7. Als de subsidie niet voldoet aan artikel 25 AGVV of artikel 22 of 38 van de LVV, dan wordt de subsidie alleen verleend als de subsidie voldoet aan de Algemene de-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 4.15.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2025 om 17.00 uur.

4.16 Iedereen een boom - kleinschalige aanplant

[Vervallen]

4.17 Aanpak van invasieve exoten 2.0

Artikel 4.17.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Aanvoerende watergangen: watergangen die met Natura 2000-gebieden in verbinding staan.

  • -

    Hybriden: vruchtbare kruisingen van invasieve exoten met inheemse soorten, waardoor oorspronkelijke eigenschappen van inheemse soorten verdwijnen. Enkele voorbeelden zijn kruisingen tussen een Edelhert en een Sikahert, een kruising tussen een Witkopeend en een Rosse stekelstaart en een kruising tussen een Italiaanse kamsalamander en een Kamsalamander.

  • -

    Invasieve exoten: planten of dieren die niet zelfstandig, maar enkel door menselijk handelen, Nederland hebben kunnen bereiken en die grote schade toebrengen aan inheemse soorten of risico’s opleveren voor humane of veterinaire gezondheid, hoogwaterveiligheid, hydrologie of economie.

  • -

    Invloedsgebieden van N2000: aanvoerende watergangen of direct naastgelegen percelen buiten Natura 2000-gebieden, als vanuit deze plekken infectiebronnen van invasieve exoten richting een N2000-gebied bestaan;

  • -

    Natura 2000-gebieden (hierna: N2000-gebieden): de in bijlage 2 opgenomen gebieden in Overijssel.

  • -

    Natuurnetwerk Nederland (NNN): een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuurvoorrang heeft. Het doel is om natuurgebieden met elkaar te verbinden.

  • -

    Verwijderen: het volledig bestrijden of zo goed mogelijk terugdringen (beheersen) van invasieve exoten.

Artikel 4.17.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie Overijssel de verwijdering van aangewezen invasieve exoten stimuleren.

Artikel 4.17.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden daarvan:

    • a.

      die opgenomen zijn in bijlage 1A en die worden verwijderd buiten de begrenzing van N2000-gebieden, buiten de invloedsgebieden van N2000 en buiten het NNN;

    • b.

      die opgenomen zijn in bijlage 1B en die worden verwijderd binnen het NNN, maar niet binnen N2000-gebieden en niet in de invloedsgebieden van N2000;

    • c.

      die opgenomen zijn in bijlage 1B en die worden verwijderd binnen de begrenzing van N2000-gebieden of de invloedsgebieden van N2000, waarvan de aanpak niet past binnen het reguliere beheer, zoals weergegeven in de beheerplannen van het betreffende N2000-gebied.

  • 2. De volgende activiteiten die met de verwijdering van de aangewezen soorten te maken hebben komen in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      de coördinatie van vrijwilligers en de coördinatie van extern in te huren bestrijders;

    • b.

      het inventariseren van het plangebied, zodat een goede kostenraming gemaakt kan worden;

    • c.

      het opstellen van een uitvoeringsplan voor de aanpak van de invasieve exoot of exoten;

    • d.

      het feitelijk verwijderen van de invasieve exoot of exoten, vervoer en vernietiging, verbranding of vergisting en de schoonmaak van apparatuur als dat nodig is om verdere verspreiding van de invasieve exoot te voorkomen;

    • e.

      het voorbereiden, opstellen of uitvoeren van communicatieve activiteiten of communicatieve producten.

  • 3. De verwijdering van een invasieve exoot of hybride daarvan voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het vindt plaats in Overijssel;

    • b.

      het gebeurt zonder biologische of chemische bestrijdingsmiddelen, tenzij Gedeputeerde Staten vinden dat er geen andere verwijderingsmethoden kunnen worden toegepast. Daarbij moet de aanvrager aantonen dat de inzet van deze biologische of chemische middelen binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders valt;

    • c.

      de toegepaste verwijderingsmethoden zijn verantwoord en aantoonbaar effectief. Dit houdt in dat er geen goedkopere en even verantwoorde en effectieve alternatieve verwijderingsmethode bekend en beschikbaar is en dat een eventuele ecologische schade zo klein mogelijk is.

  • 4. Met het opstellen van een uitvoeringsplan mag voor ontvangst van de subsidieaanvraag al gestart zijn. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 4.17.4 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een waterschap, een Terreinbeherende Organisatie, een stichting of een vereniging, een BV, een NV, maatschap, vof of een particuliere grondeigenaar.

Artikel 4.17.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. Voor personeelskosten geldt een uurtarief van € 40,-. Artikel 1.2.6 lid 1 onderdeel a is van toepassing.;

  • 3. Alleen reiskosten van vrijwilligers zijn subsidiabel met een maximum van € 0,19 per km.

  • 4. De kosten van het inventariseren van het plangebied zijn maximaal 20% van de totale subsidiabele kosten per subsidieaanvraag.

  • 5. De kosten voor het opstellen van een uitvoeringsplan zijn wel subsidiabel, maar alleen als deze kosten toe te rekenen zijn aan de uitvoering van de verwijdering binnen 6 maanden na subsidieverlening. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

  • 6. Voor de feitelijke verwijdering geldt dat alleen de kosten van derden subsidiabel zijn. Artikel 1.2.7 is van toepassing.

Artikel 4.17.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden van invasieve exoten die worden verwijderd binnen of buiten het NNN, maar buiten de begrenzing van de N2000-gebieden en invloedsgebieden van N2000. Het gaat hier dus om de activiteiten die zijn opgenomen in artikel 4.17.3 lid 1 onderdelen a en b. Daarvoor bedraagt de subsidie:

    • a.

      maximaal 75% van de subsidiabele kosten; en

    • b.

      maximaal € 50.000,- per subsidieaanvraag.

  • 2. De subsidie voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden van invasieve exoten die worden verwijderd binnen de begrenzing van de N2000-gebieden en binnen de invloedsgebieden van N2000. Het gaat hierbij om de activiteiten als genoemd in artikel 4.17.3 lid 1 onderdeel c. Daarvoor bedraagt de subsidie:

    • a.

      maximaal 100% van de subsidiabele kosten; en

    • b.

      maximaal € 100.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. Voor de subsidie voor het opstellen van een uitvoeringsplan voor de aanpak van de invasieve exoot of exoten geldt aanvullend dat de subsidie maximaal € 5.000,- per subsidieaanvraag is.

  • 4. De subsidie voor het voorbereiden, opstellen of uitvoeren van communicatieve activiteiten of communicatieve producten is maximaal € 1.000,- per subsidieaanvraag.

Artikel 4.17.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Aanpak van Invasieve Exoten.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend een plan van aanpak in waarin is opgenomen:

    • a.

      een planning;

    • b.

      een topografische overzichtskaart; en

    • c.

      een detailkaart waarop te zien is waar de verwijdering van welke invasieve exoot of hybride(n) daarvan, plaats zal vinden en op welke wijze wordt ingezet op een duurzaam resultaat.

  • 5. Een aanvrager kan maximaal één keer per jaar subsidie aanvragen. Waterschappen, Terreinbeherende Organisaties, -stichtingen, -verenigingen en landgoedeigenaren kunnen twee keer per kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen zowel buiten als binnen de N2000-gebieden.

Artikel 4.17.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor:

    • a.

      de jaren 2022 en 2023;

    • b.

      het jaar 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden van invasieve exoten binnen of buiten NNN, maar buiten de begrenzing van de N2000-gebieden en invloedsgebieden van N2000-gebieden. Het gaat hierbij om activiteiten die zijn opgenomen in artikel 4.17.3. lid 1 onderdelen a en b.

    • b.

      de subsidie voor de verwijdering van invasieve exoten en de hybriden van invasieve exoten binnen de begrenzing van de N2000-gebieden en binnen de invloedsgebieden van N2000. Het gaat hierbij dus om, de activiteiten als genoemd in artikel 4.17.3 lid 1 onderdeel c.

Artikel 4.17.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplichtde activiteiten binnen 6 maanden na subsidieverlening te starten.

Artikel 4.17.9a Sisa-verantwoording

Als sprake is van een subsidie aan een gemeente voor beheersing en bestrijding binnen N2000, dan loopt de financiële verantwoording volgens de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code L16B.

Artikel 4.17.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.17.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

Bijlage 1A. Soortenlijst subsidieregeling aanpak invasieve exoten Overijssel buiten NNN en buiten de begrenzing van de N2000-gebieden en invloedsgebieden van N2000-gebieden. Het gaat hierbij dus om de activiteiten die zijn opgenomen in artikel 4.17.3. lid 1 onderdeel a, voor onderstaande soorten en hybriden van deze soorten:

Cat.

Invasieve uitheemse landplanten (terrestrische planten)

 

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

 

G

Fraai lampenpoetsergras (Pennisetum setaceum)

G

Japans steltgras (Microstegium vimineum)

G

Amerikaans bezemgras (Andropogon virginicus)

G

Roze rimpelgras (Ehrharta calycina)

G

Hoog pampagras (Cortaderia juba)

L

Japanse klimvaren (Lygodium japonicum)

L

Ballonrank (Cardiospermum grandiflorum)

L

Kudzu (Pueraria montana var. lobata)

L

Oosterse hop (Humulus scandens)

L

Aziatische boomwurger (Celastrus orbiculatus)

K

Schijnambrosia (Parthenium hysterophorus)

K

Perzische berenklauw (Heracleum persicum)

K

Sosnowsky's berenklauw (Heracleum sosnowskyi)

K

Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum)

K

Reuzenbalsemien (Impatiens grandulifera)

V

Zijdeplant (Asclepias syriaca)

V

Gewone gunnera (Gunnera tinctoria)

V

Chinese struikklaver (Lespedeza cuneata)

V

Struikaster (Baccharis halimifolia)

V

Wilgacacia (Acacia saligna)

V

Mesquite (Prosopis juliflora)

V

Talgboom (Triadica sebifera)

V

Hemelboom (Ailanthus altissima)

V

Hakea (Hakea sericea)

 

 

Aanvullende soorten provincie Overijssel (onmiddellijk gevaar volksgezondheid):

 

K

Alsem-ambrosia (Ambrosia artimisiifolia)

K

Zandambrosia (Ambrosia psilostachya)

K

Driedelige ambrosia (Ambrosia trifida)

K

Canadese guldenroede (Solidago canadensis)

K

Late guldenroede (Solidago gigantea)

 

 

Aanvullende soorten provincie Overijssel (onmiddellijk gevaar biodiversiteit):

K

Penninghertshooi (Hypericum anagalloides)

H

Trosbosbes (Vaccinium corymbosum)

H

Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)

H

Rimpelroos (Rosa rugosa)

H

Zwarte appelbes (Aronia x prunifolia)

H

Pontische (= Europese) rododendron (Rhododendron ponticum)

Toelichting categorieën: G=gras, L=klimplant, K=kruidachtige plant (1-/2-jarigen), H=houtachtige plant (heester of boom)

Cat.

Invasieve uitheemse oever- en waterplanten

 

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

 

O

Smalle theeplant (Gymnocoronis spilanthoides)

O

Alligatorkruid (Alternanthera philoxerioides)

O

Moeraslantaarn (Lysichiton americanus)

O

Kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides)

O

Waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora)

O/W

Grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides)

W

Verspreidbladige waterpest (Lagarosiphon major)

W

Smalle waterpest (Elodea nuttallii)

W

Parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum)

W

Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllum heterophyllum)

W

Waterwaaier (Cabomba caroliniana)

W

Waterhyacint (Eichhornia crassipes)

W

Grote vlotvaren (Salvinia molesta)

W

Watersla (Pistia stratiotes)

 

 

Aanvullende soorten provincie Overijssel (onmiddellijk gevaar biodiversiteit):

 

O/W

Watercrassula (Crassula helmsii)

Toelichting categorieën: O=oeverplant, W=waterplant

Invasieve uitheemse zoogdieren

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

Indische mangoeste (Herpestes javanicus)

Wasbeer (Procyon lotor)

Rode neusbeer (Nasua nasua)

Amerikaanse voseekhoorn (Sciurus niger)

Grijze eekhoorn (Sciurus carolinensis)

Pallas' eekhoorn (Callosciurus erythraeus)

Thaise eekhoorn (Callosciurus finlaysonii)

Axishert (Axis axis)

Muntjak (Muntiacus reevesi)

Wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides)

Siberische grondeekhoorn (Tamias sibiricus)

Aanvullende soorten provincie Overijssel (onmiddellijk gevaar biodiversiteit):

Amerikaanse nerts (Neovison vison)

Amerikaanse rode eekhoorn (Tamiascurius hudsonicus)

Sikahert (Cervus nippon)

De Beverrat en Muskusrat ontbreken in deze lijst van invasieve zoogdieren, omdat de bestrijding van deze beide soorten onder verantwoording valt van de waterschappen en hiervoor geen provinciale subsidie aangevraagd kan worden.

Invasieve uitheemse vogels

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

Huiskraai (Corvus splendens)

Treurmaina (Acridotheres tristis)

Heilige ibis (Threskiornis aethiopicus)

Rosse stekelstaart (Oxyura jamaicensis)

Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)

Invasieve uitheemse reptielen en amfibieën

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

Letterschildpadden (Trachemys scripta):

  • 1.

    Geelbuikschildpad (Tr. scripta scripta)

  • 2.

    Geelwangschildpad (Tr. scripta troostii)

  • 3.

    Roodwangschildpad (Tr. scripta elegans)

Amerikaanse stierkikker (Lithobates catesbeianus, syn. Rana catesbeiana)

Afrikaanse klauwkikker (Xenopus leavis)

Aanvullende soorten provincie Overijssel (onmiddellijk gevaar biodiversiteit):

Italiaanse kamsalamander (Triturus carnifex)

Marmersalamander (Triturus marmoratus)

Springkikker (Rana dalmatina)

Russische rattenslang (Elaphe schrenkii)

Invasieve uitheemse vissen

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

Amoergrondel (Perccottus glenii)

Noordelijke slangenkopvis (Channa argus)

Oosterse muskietenvis (Gambusia holbrooki)

Westerse muskietenvis (Gambusia affinis)

Zwarte dwergmeerval (Ameiurus melas)

Blauwband (Pseudorasbora parva)

Zonnebaars (Lepomis gibbosus)

Aanvullende soorten provincie Overijssel (onmiddellijk gevaar biodiversiteit):

Kesslers grondel (Ponticola kessleri)

Marmergrondel (Proterorhinus semilunaris)

Pontische stroomgrondel (Neogobius fluviatilis)

Zwartbekgrondel (Neogobius melanostomus)

Invasieve uitheemse terrestrische invertebraten

Verplichte aanpak Europese Unie voor:

Aziatische hoornaar (Vespa velutina)

Nieuw-Zeelandse landplatworm (Arthurdendyus triangulates)

De invasieve uitheemse aquatische invertebraten van de Unielijst zijn in deze bijlage niet vermeld, omdat de bestrijding van deze soorten onder verantwoording van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (op basis van de Visserijwet) en niet van de provincie en hiervoor geen subsidie aangevraagd kan worden. Het gaat om: Gouden mossel (Limnoperna fortune), Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis) en zes Amerikaanse rivierkreeften: Californische rivierkreeft (Pacifastacus leniusculus), Marmerkreeft (Procambarus virginalis), Rode Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus clarkii), Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft (Faxonius limosus), Roestbruine Amerikaanse rivierkreeft (Faxonius rusticus) en Geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft (Faxonius virilis).

Bijlage 1B. Soortenlijst subsidieregeling aanpak invasieve exoten Overijssel binnen NNN (inclusief N2000-gebieden en de invloedsgebieden van N2000). Dat wil zeggen voor de activiteiten als genoemd in artikel 4.17.3 lid 1 onderdeel b (NNN) en onderdeel c (N2000 en invloedsgebieden van N2000)

Bijlage 1B omvat alle soorten als genoemd in bijlage 1A, inclusief onderstaande soorten en hun hybriden:

Extra soorten binnen NNN-gebieden (incl. N2000)

Amerikaanse eik (Quercus rubra)

Amerikaanse rododendron (Rhododendron catawbiense)

Bonte gele dovenetel (Lamium galeobdolon subsp. argentatum)

Japanse bamboe (Pseudosasa japonica)

Sneeuwbes (Symphoricarpos albus)

Stijve zonnebloem (Helianthus laetiflorus)

NB. De exotische duizendknopen staan niet op de lijst als soorten waarvan de verwijdering door de provincie Overijssel gesubsidieerd wordt. Reden hiervoor is dat nog onvoldoende zicht is op een juiste wijze van verwijdering. Hier wordt nog veel onderzoek naar verricht. Bovendien verspreiden deze soorten zich langzaam met zaadverspreiding. Het grootste gevaar in verspreiding huist in maaien: dit stimuleert de wortelstokken tot snellere groei in ondergrondse biomassa en afgemaaide stukjes kunnen voor verspreiding van de soorten zorgen. Daarnaast is ook vanwege de hoge kosten van afgraving ervoor gekozen om de prioriteit bij de bestrijding bij bovengenoemde soorten te leggen en de aanpak van exotische duizendknopen in een later stadium te subsidiëren.

Bijlage 2. Natura 2000-gebieden in Overijssel

Habitatrichtlijngebieden:

  • -

    Aamsveen

  • -

    Achter de Voort, Agelerbroek en Voltherbroek

  • -

    Bergvennen en Brecklenkampseveld

  • -

    Boetelerveld

  • -

    de Borkeld

  • -

    Buurzerzand-Haaksbergerveen

  • -

    Dinkeldal

  • -

    Engbertsdijksvenen

  • -

    Landgoederen Oldenzaal

  • -

    Lemselermaten

  • -

    het Lonnekermeer

  • -

    Olde maten en Veerslootlanden

  • -

    Punthuizen-Stroothuizen

  • -

    Sallandse Heuvelrug

  • -

    Springendal en Dal van de Mosbeek

  • -

    IJsseluiterwaarden (onderdeel Rijntakken)

  • -

    Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

  • -

    Vecht en Beneden-Regge

  • -

    de Weerribben

  • -

    de Wieden

  • -

    Wierdense Veld

  • -

    Witte Veen

Vogelrichtlijngebieden:

  • -

    Ketelmeer

  • -

    Veluwerandmeren

  • -

    Vossemeer

  • -

    Zwarte meer

4.18 Uitvoeren Streekeigen Landschapsbeheer

[Vervallen]

4.19 Procesondersteuning Streekeigen Landschapsbeheer

[Vervallen]

4.20 Uitvoering ontwikkelopgave Natura 2000

Artikel 4.20.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bestuurlijk overleg: het overleg dat alle partijen van Samen werkt beter op bestuurlijk niveau op regelmatige basis voeren.

  • -

    Beheerplan: een plan als bedoeld in artikel 3.8 lid 3 van de Omgevingswet voor een Natura 2000-gebied in Overijssel.

  • -

    Gebiedsplan: plan dat is opgesteld door een SWB-partij om overheidsdoelen en -opgaven binnen de gestelde kaders van de PS-besluiten van 3 juli 2013 (kenmerk PS/2013/412) en 23 april 2014 (PS/2014/62) te realiseren.

  • -

    Gebruik- en beheerfase: de fase na afronding van de realisatie waarbij de resultaten worden gebruikt en waar nodig overgedragen naar exploitanten of beheerders, publieke of private partijen. Onder beheer valt ook het aanvullend beheer en overgangsbeheer zoals opgenomen in de beheerplannen.

  • -

    Gebiedsproces: proces in een gebied met relatief complexe of grote opgaven, veelal met veel actoren en veel grote belangenconflicten dat moet leiden tot een gedragen realisering van maatregelen.

  • -

    Instandhoudingsdoelstelling: de doelstellingen, als bedoeld in artikel 3.58 lid 2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor een Natura 2000-gebied.

  • -

    Interne maatregelen: de inrichtings- en beheermaatregelen in de natuurterreinen binnen de Natura 2000-gebieden die bijdragen aan de duurzame instandhouding van deze gebieden en voortvloeien uit het beheerplan van het betreffende gebied.

  • -

    Natuurnetwerk Nederland (NNN): een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het doel is om natuurgebieden met elkaar te verbinden.

  • -

    NNN-maatregelen: de maatregelen die voortvloeien uit de afronding van het Natuurnetwerk Nederland zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013. (PS/2013/413) in het kader van de Ontwikkelopgave N2000, en gewijzigd door Provinciale Staten op 8 oktober 2014 (PS/2014/702);

  • -

    Natura 2000-maatregelen: De inrichtings- en beheermaatregelen zoals deze volgen uit de beheerplannen van de Natura 2000gebieden.

  • -

    Ontwikkelopgave: alle inrichtings- en beheermaatregelen die de provincie Overijssel in de beheerplannen laat vastleggen voor wat betreft de Natura 2000-gebieden en het NNN.

  • -

    Samen werkt beter: het op 29 mei 2013 gesloten bestuurlijk akkoord voor een economisch en ecologisch vitale toekomst.

  • -

    Uitvoeringsagenda: door de partners van het bestuurlijk akkoord Samen werkt beter, opgestelde agenda, waarin als bijlage de gebiedsprocessen en -projecten zijn opgenomen en de wijze van uitvoering is vastgelegd.

Artikel 4.20.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de uitvoering van het Natuurnetwerk Nederland en de realisatie van natuurherstelmaatregelen voor de instandhouding van de Natura 2000-gebieden.

Artikel 4.20.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de verkenning van een gebiedsproces met als resultaat een programma van eisen (fase 1);

    • b.

      het opstellen van een gebiedsplan op basis van het programma van eisen (fase 2);

    • c.

      het realiseren van een gebiedsplan dan wel het realiseren van interne maatregelen (fase 3), waarbij voor particuliere grondeigenaren, als bedoeld in artikel 4.20.4 onderdeel b geldt dat een subsidieaanvraag niet eerder mogelijk is dan nadat zijn of haar percelen zijn opengesteld op de Ambitiekaart die onderdeel is van het Natuurbeheerplan Overijssel;

    • d.

      het gebruik en beheer (fase 4);

    • e.

      het opstellen van een plan van aanpak voor fase 2, fase 3 of fase 4.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten passen binnen de kaders en doelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie, wateropgave (Kaderrichtlijn water), het investeringsbesluit sociaal flankerend beleid, de afspraken met de Rijksoverheid, Natura 2000 en het akkoord ‘Samen werkt beter’;

    • b.

      de activiteiten zijn na 1 januari 2015 uitgevoerd. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

    • c.

      de voorzitter van het Bestuurlijk overleg (fase 1) of de programmaleider van de Ontwikkelopgave Natura 2000 (fase 2, 3 en 4) heeft een positief advies gegeven over de subsidieaanvraag;

  • 3. Voor de activiteiten is niet eerder subsidie verleend door Gedeputeerde Staten of door een ander bestuursorgaan, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan 100% van de subsidiabele kosten van de Natura 2000-maatregel.

Artikel 4.20.4 Aanvrager

De aanvrager is:

  • a.

    een partner van Samen werkt Beter, dit zijn

    • 1.

      Provincie Overijssel;

    • 2.

      LTO Noord;

    • 3.

      Natuur en Milieu Overijssel;

    • 4.

      Landschap Overijssel;

    • 5.

      Natuurmonumenten;

    • 6.

      Staatbosbeheer;

    • 7.

      VNO NCW Midden;

    • 8.

      Waterschap Drents Overijsselse Delta;

    • 9.

      Overijsselse Particulier Grondbezit;

    • 10.

      HISWA-RECRON;

    • 11.

      Waterschap Vechtstromen;

    • 12.

      Waterschap Rijn en IJssel;

    • 13.

      Boerennatuuroverijssel.nl;

    • 14.

      Vitens;

    • 15.

      VNG Overijssel.

  • b.

    een particulier, een Overijsselse gemeente, een stichting, een vereniging, een BV, een NV of een maatschap die gronden in eigendom heeft die relevant zijn voor de Ontwikkelopgave en binnen de begrenzing van de Omgevingsvisie vallen.

Artikel 4.20.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      toerekenbaar. Dit betekent dat de kosten direct verband houden met de subsidiabele activiteit;

    • b.

      aantoonbaar. Dit betekent dat de aanvrager de kosten kan uitleggen en bewijzen met facturen en offertes;

    • c.

      acceptabel. Dit betekent dat de kosten redelijk zijn;

    • d.

      in geval van meerjarige activiteiten: indexering van de loonkosten op basis van de European Harmonised Price Index. Het maximale uurtarief als opgenomen in artikel 1.2.6.

      lid 1 onderdeel b en in artikel 1.2.6. lid 1 onderdeel c sub 5, is niet van toepassing.

  • 2. De kosten van activiteiten die uitgevoerd zijn voor ontvangst van de subsidieaanvraag, zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteiten uitgevoerd zijn na 1 januari 2015.

  • 3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      kosten van bodemsanering die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van de Omgevingswet;

    • b.

      kosten voor de opruiming van explosieven die door een gemeente worden vergoed;

    • c.

      kosten voor de bouw van opstallen zonder directe relatie met de Natura 2000-maatregelen;

    • d.

      kosten voor de aanschaf van machines;

    • e.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • f.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • g.

      kosten die voortkomen uit achterstallig onderhoud;

    • h.

      kosten die de subsidieontvanger op andere wijze vergoed kan krijgen;

    • i.

      kosten voor de aanschaf van materialen, behalve materialen voor het treffen van Natura 2000-maatregelen.

Artikel 4.20.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.20.7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag voor subsidie kan het hele kalenderjaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Uitvoering Ontwikkelopgave Natura 2000.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een plan van aanpak waarin de te subsidiëren activiteiten zijn beschreven;

    • b.

      een door de programmaleider van de Ontwikkelopgave Natura 2000 ondertekend goedkeuringsformulier waaruit blijkt dat er positief advies is gegeven.

Artikel 4.20.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2027.

Artikel 4.20.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    bij de uitvoering van de activiteit een boekhoudkundige scheiding tussen niet-economische activiteiten, zijnde de uitvoering van de in de verleningsbeschikking opgenomen NNN- dan wel Natura2000-maatregelen, en economische en andere activiteiten aan te houden;

  • b.

    de uitvoering van de NNN- dan wel Natura2000-maatregelen te realiseren zoals het staat in de beheerplannen dan wel de door Gedeputeerde Staten daarvoor vastgestelde plannen waarin deze maatregelen worden beschreven. Voor zover voor de uitvoering nader onderzoek nodig is naar de vorm en maatvoering van de Natura2000-maatregelen, behoeft het uiteindelijke plan van uitvoering de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • c.

    eventuele voordelen die de subsidieontvanger verkrijgt in het kader van de uitvoering van NNN- dan wel Natura 2000-maatregelen mogen niet ten gunste strekken van de economische activiteiten van de subsidieontvanger.

Artikel 4.20.10 Vaststelling

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.2.20 en 1.2.21 bevat de subsidieaanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van de subsidieontvanger of er al dan niet sprake is geweest van voordelen op grond van economische activiteiten, die een gevolg zijn van de uitvoering van door deze subsidieregeling gesubsidieerde maatregelen. Deze voordelen worden in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie.

  • 2. Als uit de winst- en verliesrekening blijkt dat er sprake is van een onredelijke exploitatiewinst, dan wordt de onredelijke exploitatiewinst in mindering gebracht op de subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat de subsidie dan lager wordt vastgesteld.

Artikel 4.20.10a Aanvraag voor de subsidievaststelling

Bij de aanvraag voor de subsidievaststelling levert de subsidieontvanger een cumulatieve winst- en verliesrekening over de subsidieperiode in waaruit de nettowinst blijkt.

Artikel 4.20.11 Staatssteun

  • 1. De subsidie voor de verkenning van een gebiedsproces, het opstellen van een gebiedsplan en het opstellen van een plan van aanpak levert geen staatssteun op.

  • 2. Het realiseren van een gebiedsplan door het realiseren van interne maatregelen, inclusief het gebruik en het beheer ervan, voldoet aan artikel 53 AGVV. Natura 2000 gebieden zijn door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen als beschermd natuurgebied, waarin een gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten moet worden behouden. Om die reden vallen N2000-gebieden onder investeringssteun voor natuurerfgoed zoals genoemd in artikel 53 van de AGVV.

Artikel 4.20.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

4.21 Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel 2024

Artikel 4.21.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel: een samenwerkingsproces waarbij de deelnemende gebiedspartners samen werken aan oplossingen voor de veenweideproblematiek, dat wil zeggen om bodemdaling en uitstoot van broeikasgassen, en de stikstofproblematiek. Om een toekomstplan te maken is meer kennis en ervaring nodig over welke maatregelen goed kunnen werken.

  • -

    Een gebiedsinitiatief is een initiatief van samenwerkende partijen in het gebied, om te zoeken naar oplossingen voor de problematiek van bodemdaling en veenoxidatie. Dit kan eventueel in combinatie met andere doelen uit het Provinciaal Programma Landelijk gebied in het gebied.

  • -

    Programmateam Noordwest Overijssel: het overlegorgaan waarin de partners van de Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel op ambtelijk niveau samenwerken.

Artikel 4.21.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan kennisontwikkeling over maatregelen die bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen tegengaat. In onderzoek, pilotprojecten en zeker in gebiedsinitiatieven kunnen ook andere doelstellingen van de Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel worden meegenomen. De nieuwe kennis en inzichten dragen bij aan een integraal Toekomstperspectief van en voor Noordwest Overijssel voor de middellange (2030) en de lange (2050) termijn. De gebiedspartners streven naar een leefbaar en vitaal platteland, dat economisch, ecologisch, milieutechnisch en waterhuishoudkundig duurzaam is en goed is om te wonen, werken en recreëren.

Artikel 4.21.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten om het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen uit veenweidegebieden tegen te gaan. Eventueel door een combinatie te maken met het terugdringen van de stikstofuitstoot. De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      onderzoek en kennisontwikkeling om veenoxidatie tegen te gaan, eventueel in combinatie met andere doelstellingen van de Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel. Het doel is om nieuwe kennis te ontwikkelen en te testen in de praktijk. De subsidie kan bijvoorbeeld ingezet worden voor inhuur van onderzoeksinstituten in combinatie met proefopstellingen op agrarische bedrijven in Noordwest Overijssel of het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek;

    • b.

      een pilot waarmee in de praktijk wordt onderzocht hoe bestaande maatregelen tegen veenoxidatie kunnen werken op verschillende locaties met verschillende fysieke omstandigheden met betrekking tot de bodem en het watersysteem;

    • c.

      een gebiedsinitiatief. De subsidie kan bijvoorbeeld besteed worden aan interviews verkenning, kennis delen of een schetsontwerp laten maken.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in het veenweidegebied van Noordwest Overijssel;

    • b.

      minimaal 1 van de partners uit de Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel is nauw betrokken bij het onderzoek, de pilot of het gebiedsinitiatief;

    • c.

      er is een positief advies afgegeven door het Programmateam Noordwest Overijssel.

Artikel 4.21.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een gemeente, een waterschap, een stichting of een vereniging, een BV, een NV, maatschap of een v.o.f., die namens de samenwerkende partijen aanvrager is.

  • 2. De aanvrager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

Artikel 4.21.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 4.21.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor een pilot of gebiedsinitiatief is maximaal € 55.000, - per aanvraag.

Artikel 4.21.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel 2024.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook het volgende in:

    • a.

      een door het Programmateam NWO ingevuld adviesformulier. De punten waarover het programmateam zal adviseren staan in een voorbeeldformulier dat is te vinden op www.regelen.overijssel.nl;

    • b.

      bij een pilot of een gebiedsinitiatief aanvullend een plan van aanpak. In het plan van aanpak staat wat het initiatief is, wat de doelstellingen zijn, wat er gedaan gaat worden, wie er betrokken zijn en wat het bijdraagt aan het draagvlak voor de opgaven van de gebiedsgerichte aanpak Noordwest Overijssel;

    • c.

      bij een onderzoek aanvullend een beschrijving van de onderzoeksvraag en de aanpak van het onderzoek.

Artikel 4.21.8 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor het jaar 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor onderzoek en een deelplafond voor pilots en gebiedsinitiatieven.

Artikel 4.21.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger mag de met de subsidie aangeschafte apparatuur de eerste 10 jaar na subsidieverlening niet doorverkopen.

Artikel 4.21.10 Staatssteun

  • 1. De subsidie voor een gebiedsinitiatief levert geen staatssteun op.

  • 2. .Rekening houdend met de in lid 3 tot en met 8 genoemde maximale overheidsbijdragen kan de totale subsidie maximaal 100% van de kosten zijn. Dat zal alleen het geval zijn als sprake is van subsidie die voldoet aan artikel 38 LVV, fundamenteel onderzoek of een combinatie met een subsidiabele activiteit die geen staatssteun oplevert

  • 3. De subsidie voor een onderzoek of pilotproject wordt verleend onder artikel 25 van de AGVV of artikel 22 of 38 van de LVV.

  • 4. Een pilotproject kan bestaan uit fundamenteel of industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, een haalbaarheidsonderzoek of een combinatie ervan.

  • 5. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten is op grond van artikel 25 AGVV lid 5, 6 en 7 maximaal:

    • a.

      100% voor fundamenteel onderzoek;

    • b.

      80% voor industrieel onderzoek;

    • c.

      60% voor experimentele ontwikkeling;

    • d.

      70% voor een haalbaarheidsstudie

  • 6. Op grond van artikel 22 LVV geldt dat voor advies dat door dienstverleners wordt verstrekt aan een enkele begunstigde die actief is in de primaire landbouwproductie, het totale steunbedrag van de overheid beperkt is tot 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximumbedrag van € 25.000,- per drie jaar. Dit geldt niet als sprake is van artikel 22 lid 4 van de LVV. Bij advies aan een enkele begunstigde die actief is in de verwerking en de afzet van landbouwproducten, is het steunbedrag beperkt tot 100% van de in aanmerking komende kosten, met een maximumbedrag van € 200.000,- per drie jaar. Dit geldt niet voor kosten op grond van artikel 22 lid 4 van de LVV.

  • 7. Als de subsidie rechtstreeks aan een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding wordt toegekend dan is de maximale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten 100% op basis van artikel 38 LVV en alleen als de onderzoeksresultaten kosteloos beschikbaar worden gesteld op internet.

  • 8. Als de subsidie niet voldoet aan artikel 25 AGVV of artikel 22 of 38 van de LVV, dan wordt de subsidie alleen verleend als de subsidie voldoet aan de Algemene de-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 4.21.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2024.

4.22 Wolf- en goudjakhals preventieve middelen

Artikel 4.22.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Automatisch opwindsysteem: systeem waarmee verplaatsbare rasters kunnen worden uitgerold of ingenomen.

  • -

    Bedrijfsmatige dierhouder: een dierhouder die hoefdieren houdt en die dieren en/of diens producten verkoopt.

  • -

    Begrazings- en scheperijbedrijf: bedrijf dat schapen of geiten inzet voor de begrazing van natuurterreinen, zoals heiden, bloemrijke graslanden en dijken en dat bij het I&R is geregistreerd.

  • -

    Draadraster: raster zoals beschreven als ‘Vaste afrastering met stroomdraden’ in de Faunaschade Preventiekit module wolven. In geval van een schapenweide wordt voldaan aan de beschrijving ‘Schapenweides’.

  • -

    Faunaschade Preventiekit module wolven: overzicht van preventieve maatregelen, geadviseerd door BIJ12 om schade door wolven te beperken. Deze preventiekit is te vinden op de website van BIJ12: preventiekit.

  • -

    Fladderlint: stroomdraad met nylon linten, die een extra afschrikeffect op wolven hebben; ook wel fladry genoemd.

  • -

    Flexinet: nylon net van 0.90 m of 1.20 m hoogte met doorgevlochten ijzerdraad waarmee het stroomvoerend kan zijn.

  • -

    Gaasraster: raster zoals beschreven als ‘Vaste afrastering van gaas en stroomdraden’ in de Faunaschade Preventiekit module wolven.

  • -

    Gehouden hoefdieren: pony’s met en schofthoogte van maximaal 1.47 meter, ezels, kalveren, schapen, geiten, damherten, alpaca’s, lama’s en varkens. Binnen deze regeling worden bovenstaande diersoorten bedoeld die met volledige weidegang worden gehouden.

  • -

    Gescheperde schaapskudde: schaapskudde die geleid wordt door een herder, die meestal bijgestaan wordt door een of twee honden en die bij het I&R is geregistreerd.

  • -

    Hekwerk: gegalvaniseerd hekwerk met een buisdoorsnede van minimaal 20 millimeter en van minimaal 1.20 meter hoog;

  • -

    Hobbymatige dierhouderij: een inrichting met gehouden hoefdieren, waarbij geen sprake is van bedrijfsmatig handelen.

  • -

    I&R: het Identificatie- en Registratiesysteem Dieren van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • -

    Nachtkraal: een deel van de weide dat is afgezet door middel van draadraster, gaasraster, flexinet of hekwerk in combinatie met stroomdraden, waar dieren de nacht beschermd kunnen doorbrengen.

  • -

    Schrikdraadapparatuur: apparatuur om schrikstroomstoten te kunnen genereren, omvattende een schrikstroomapparaat, accu, acculader, aardingspen en aansluitdraden.

  • -

    Vaste afrastering: afrasteringen in de vorm van gaasraster of draadraster met rasterpalen, die in principe niet verplaatst worden.

  • -

    Vaste schaapskooi: een schaapskooi met een schuur.

  • -

    Vereniging of stichting voor Natuurgraasdieren: vereniging of stichting die volgens haar statuten tot doel heeft om natuurlijk beheer van landschap uit te voeren door gebruik van natuurgraasdieren en die is geregistreerd in het I&R.

  • -

    Verplaatsbare afrastering: afrastering zoals beschreven als ‘Verplaatsbare afrastering’ in de Faunaschade Preventiekit.

  • -

    Verplaatsbare schaapskooi: kooiconstructie van hekwerk, in combinatie met stroomdraden en eventueel een tentdoek.

  • -

    Wolf- en goudjakhals preventieve middelen: middelen waarmee aanvallen van wolven en goudjakhalzen op gehouden hoefdieren kunnen worden beperkt.

Artikel 4.22.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie vanuit haar taak op het gebied van faunabeheer, bijdragen aan de bescherming van gehouden hoefdieren tegen wolf en goudjakhals.

Artikel 4.22.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie wordt verleend voor één van de activiteiten als genoemd in onderdelen a tot en met e van dit artikel, eventueel in combinatie met onderdeel f, of voor onderdeel f alleen:

  • a.

    het plaatsen van wolf- en goudjakhals preventieve middelen in de vorm van nieuwe, vaste afrasteringen;

  • b.

    het plaatsen van wolf- en goudjakhals preventieve middelen in de vorm van verplaatsbare afrasteringen;

  • c.

    het aanpassen van bestaande afrasteringen om deze te kunnen inzetten als wolf- en goudjakhals preventieve middelen;

  • d.

    het realiseren van een nachtkraal;

  • e.

    het realiseren van een vaste of verplaatsbare schaapskooi;

  • f.

    de aanschaf van kuddebeschermingshonden.

Artikel 4.22.4 Voorwaarden voor alle activiteiten

Alle activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd op:

    • 1.

      weilanden, dijken, bermen of andere terreinen waarop schapen, geiten, damherten, alpaca’s, lama’s, varkens, ezels, pony’s of gespeende kalveren tot 1 jaar oud, met volledige weidegang worden gehouden;

    • 2.

      natuurterreinen, waar met verplaatsbare afrastering of een kleine nachtkraal natuurgraasdieren worden gehouden;

  • c.

    een adviseur van de provincie Overijssel heeft een positief advies gegeven over de aanvraag. Deze adviseur beoordeelt de situatie ter plekke en geeft daarbij aan welke vorm van wolf- of goudjakhalspreventie het meest doelmatig op de projectlocatie is, gelet op ligging van het perceel, het aantal en de soort hoefdieren en de bestaande situatie;

  • d.

    de subsidieaanvrager heeft niet eerder een subsidie ontvangen voor wolf- of goudjakhals preventieve middelen van de provincie Overijssel of van een andere provincie.

Artikel 4.22.5 Extra voorwaarden voor het plaatsen van nieuwe, vaste afrasteringen

Het plaatsen van nieuwe, vaste wolf- en goudjakhals preventieve middelen voldoet aan de volgende extra voorwaarden:

  • a.

    het kavel of de kavels waar de afrastering wordt geplaatst is niet gelegen in of binnen 500 m van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Verplaatsbare afrasteringen zijn daar wel subsidiabel;

  • b.

    de afrastering voldoet aan de eisen zoals vermeld in paragraaf 2.2 van de Faunaschade Preventiekit module wolven.

Artikel 4.22.6 Extra voorwaarden voor het plaatsen van verplaatsbare afrasteringen

Het plaatsen van verplaatsbare afrasteringen voldoet aan de volgende extra voorwaarden:

  • a.

    door de aanvrager wordt aannemelijk gemaakt dat de dieren binnen Overijssel zullen grazen;

  • b.

    de afrastering voldoet aan de eisen zoals vermeld in paragraaf 2.2 van de Faunaschade Preventiekit module wolven;

  • c.

    in afwijking van artikel 4.22.6 lid b geldt dat, in geval van een aanvraag door een begrazings- of scheperijbedrijf, kan worden volstaan met een draadraster of flexinet met een hoogte van 0.9 meter.

  • d.

    indien de aanvrager hoefdieren laat grazen op andermans percelen (nabeweiding), dan kunnen maximaal 3 sets van 1.000 m verplaatsbaar raster worden aangevraagd, zodat bij verplaatsing van de kudde(s) het nieuwe graasperceel tijdig ingerasterd kan worden. Indien de graaspercelen binnen NNN liggen, dan kunnen maximaal 2 sets van 500 m worden aangevraagd.

  • e.

    in geval van gehouden hoefdieren anders dan schapen mogen bij verplaatsbare afrasteringen ook houten weidepalen worden toegepast. Het raster wordt desalniettemin als tijdelijk beschouwd (zolang de begrazingsfunctie van de weide in stand is).

  • f.

    in geval van een combinatie van schapen en andere gehouden hoefdieren mogen eveneens houten weidepalen worden toegepast. Het raster wordt als tijdelijk beschouwd (zolang de begrazingsfunctie van de weide in stand is).

Artikel 4.22.7 Extra voorwaarde voor het aanpassen van bestaande afrasteringen

Het aanpassen van bestaande afrasteringen om deze te kunnen inzetten als wolf- en goudjakhals preventieve middelen moet, na aanpassing, voldoen aan de eisen zoals vermeld in paragraaf 2.2 van de Faunaschade Preventiekit module wolven.

Artikel 4.22.8 Extra voorwaarden voor de aanschaf van kuddebeschermingshonden

Als kuddebeschermingshonden zijn aangeschaft dan worden er aan de afrastering nabij elke directe toegangsweg duidelijke borden bevestigd om voorbijgangers te waarschuwen voor die honden.

Artikel 4.22.9 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een particulier, een stichting, een vereniging, een BV, een NV, een maatschap, een terreinbeherende organisatie, een ZZP-er, een v.o.f. of een eenmanszaak.

  • 2. De aanvrager is daarnaast ook een hobbymatige dierhouder of een bedrijfsmatige dierhouder, een begrazings- en scheperijbedrijf of een vereniging of stichting voor natuurgraasdieren.

Artikel 4.22.10 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de volgende kosten van derden zijn subsidiabel: de aankoopkosten van materiaal, machines en apparatuur en aanschaf van kuddebeschermingshonden. Artikel 1.2.6 en artikel 1.2.7 onderdeel a, d en e zijn niet van toepassing

  • 2. Per materiaal, machine, apparaat of aangeschafte kuddebeschermingshond geldt een subsidiabel tarief per eenheid (pxq). Deze tarieven zijn opgenomen in het begrotingsformat dat verplicht bij de aanvraag ingediend moet worden.

Artikel 4.22.11 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor de berekening van de subsidie wordt gebruik gemaakt van een format, waarin ook de maximale subsidiebedragen per activiteit als genoemd in artikel 4.22.3 zijn opgenomen.

  • 2. De subsidie voor een bedrijfsmatige dierhouder of een begrazingsbedrijf bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie voor een hobbymatige dierhouder of een vereniging of stichting voor natuurgraasdieren bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

  • 4. De minimum subsidie van € 1.000,- die in artikel 1.2.17 lid 2 staat, is niet van toepassing.

  • 5. De aanvrager mag tijdens de looptijd van deze subsidieregeling maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 4.22.12 Eigen bijdrage

  • 1. Als de aanvraag wordt gedaan door een bedrijfsmatige dierhouder of een begrazings- of scheperijbedrijf, wordt minimaal 50% van de subsidiabele kosten betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of van derden.

  • 2. Als de aanvraag wordt gedaan door een hobbymatige dierhouder of een vereniging of stichting voor natuurgraasdieren, wordt minimaal 20% van de subsidiabele kosten betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of van derden.

Artikel 4.22.13 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Wolf- en goudjakhals preventieve middelen.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het begrotingsformat wolf- en goudjakhals preventieve middelen.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een topografische kaart met de locatie van het perceel of de percelen waarop de vaste afrastering, verplaatsbare afrastering, nachtkraal of (mobiele) schaapskooi wordt aangebracht of aangepast, of van het gebied waar de verplaatsbare afrastering of (mobiele) schaapskooi kan worden geplaatst;

    • b.

      het door de adviseur van de provincie ingevuld adviesformulier.

    • c.

      in geval van een vaste schaapskooi: een offerte voor de schuur.

    • d.

      een overzicht uit het I&R van de stallijst per datum van de subsidieaanvraag. In geval van varkens neemt de provinciaal adviseur het aantal varkens met weidegang op in zijn advies. Als u voor 31 december van het voorafgaande jaar nog niet ingeschreven stond bij I&R, een overzicht van de stallijst die is doorgegeven op het moment van inschrijven.

Artikel 4.22.14 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 en 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      bedrijfsmatige dierhouderijen en begrazings- en scheperijbedrijven;

    • b.

      hobbymatige dierhouderijen en verenigingen of stichtingen voor natuurgraasdieren.

Artikel 4.22.15 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 4.22.16 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 29 november 2025 om 17.00 uur.

4.23 Samenwerking (voor)verkenningsfase koploperprojecten PPLG Overijssel

Artikel 4.23.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Gebiedsproces: proces gericht op het koppelen van belangen en het verbinden van partijen in een gebied, voor een goede afweging van te realiseren doelen met belangen en mogelijkheden van betrokken partijen in het gebied op basis van beschikbare middelen. Een gebiedsproces beoogt realisatie van de relevante PPLG-opgaven binnen tijd en geld en in onderlinge samenhang. In een gebiedsproces werken landbouwondernemers, collectieven, overheden en andere betrokkenen samen. Een gebiedsproces bestaat uit een aantal fasen waarvan de voorverkenning en de verkenning de eerste 2 fasen zijn.

  • -

    Programmateam PPLG: team van de provincie dat zorgt voor samenhang en zaken in beweging brengt, de communicatie, de afstemming en besluitvorming verzorgt rondom PPLG.

  • -

    Voorverkenning: een beeld vormen van de situatie in een gebied. Het is 1 van de fases van een gebiedsproces. In deze fase wordt in beeld gebracht:

    • a.

      wat de wensen en toekomstplannen van de eigenaren zijn;

    • b.

      wat op hoofdlijnen de opgaven zijn voor het gebied;

    • c.

      wat de voorlopige omvang van het gebied is;

    • d.

      welke maatregelen op hoofdlijnen mogelijk zijn;

    • e.

      welke maatregelen partijen voor ogen hebben met bijbehorende instrumenten en wat, voor de eigenaren, hierbij de randvoorwaarden zijn.

  • In deze fase ontstaat een eerste beeld van de kansen en opgaven voor het gebied. Op basis van dit eerste beeld kunnen de eigenaren bepalen of ze verder willen met de volgende Verkenningsfase en of een eventueel gebiedsproces, gelet op de kansen en opgaven, naar verwachting haalbaar is.

  • -

    Verkenning: beoordelen van de situatie in een gebied om een uitvoerig beeld te krijgen van het gebied. Het is 1 van de fases van een gebiedsproces. In deze fase staan de ambities centraal:

    • a.

      waar willen we naar toe met het gebied;

    • b.

      wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden;

    • c.

      wat zijn de doelen en belangen en kansen.

  • Partijen in het betreffende gebied weten nog niet precies wat ze aan elkaar hebben en of en hoe ze samen tot een goed en haalbaar plan kunnen komen. Hiervoor dienen de mogelijkheden in beeld gebracht te worden. Het leggen van verbindingen tussen partijen is belangrijk in deze fase.

Artikel 4.23.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie initiatiefnemers stimuleren om te onderzoeken of het mogelijk is dat betrokken bedrijven, grondeigenaren en inwoners kunnen komen tot een aanpak om PPLG-opgaven in hun gebied te realiseren. De provincie ondersteunt en faciliteert dit proces. De resultaten kunnen door de provincie gebruikt worden om het Provinciaal Programma Landelijk Gebied definitief te maken.

Artikel 4.23.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van een voorverkenning of een verkenning waarmee de betrokken initiatiefnemers zich kunnen voorbereiden en kunnen positioneren op het eventueel opstarten van een planuitwerkingsfase van een gebiedsproces.

  • 2. Alleen initiatieven die in bijlage 1 zijn opgenomen komen voor de subsidie in aanmerking.

  • 3. Er moet een positief advies gegeven zijn door het Programmateam PPLG.

  • 4. De activiteiten mogen gestart zijn na 1 september 2023. Artikel 1.2.3 is niet van toepassing.

Artikel 4.23.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een gemeente, een stichting, een vereniging, een BV, een NV, een CV, een maatschap, een ZZP’er, een v.o.f. of een eenmanszaak.

  • 2. Er zijn 2 soorten aanvragen mogelijk:

    • a.

      de aanvrager is één van de deelnemende initiatiefnemers die voldoet aan één van de rechtsvormen die genoemd is in lid 1. De aanvrager dient namens de deelnemers de aanvraag in en is daarmee de subsidieontvanger. De aanvrager is verantwoordelijk voor de verantwoording en verdeling van de subsidie en de daarmee samenhangende verplichtingen zoals Btw;

    • b.

      de aanvrager is een samenwerkingsverband. Bij een samenwerkingsverband zijn alle deelnemers aanvrager. Alle deelnemers zijn voor het eigen deel verantwoordelijk voor de subsidie. Deelnemers zijn verplicht een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. De penvoerder is een van de deelnemers en maakt de ontvangen subsidie over aan de deelnemers. Voor de uitleg van de begrippen samenwerkingsverband en samenwerkingsovereenkomst geldt artikel 1.1.3.

  • 3. Een natuurlijk persoon kan geen aanvrager zijn. Als een inwoner een initiatief wil starten, dan kan dat alleen in samenwerking met een partij die genoemd is in lid 1.

  • 4. Initiatiefnemers moeten zich ervan bewust zijn dat doelen en opgaven in het kader van het PPLG nog in ontwikkeling zijn en dat het ontvangen van een eventuele subsidie voor het uitvoeren van de voorverkenning of verkenning nog geen zicht biedt op een vervolgsubsidie. Artikel 1.4.4 is van toepassing.

Artikel 4.23.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. De volgende uitzondering geldt: ureninzet van landbouwondernemers, die deelnemen aan de samenwerking en die een uitvoerende rol hebben bij het betreffende initiatief, zijn subsidiabel voor een maximaal bedrag van € 65,- per uur. Dit is een uitzondering op artikel 1.2.8 onderdeel d.

  • 3. De kosten van de activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de aanvraag is ingediend zijn wel subsidiabel, maar alleen als de activiteit uitgevoerd is na 1 september 2023. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 4.23.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 10.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 4.23.7 Pre-toets

Voordat de subsidie wordt aangevraagd, wordt het initiatief voorgelegd aan het Programmateam PPLG. Het programmateam beoordeelt:

  • a.

    of het initiatief voldoende bijdraagt aan realisatie van de op dat moment geldende PPLG doelen;

  • b.

    of de activiteiten doelmatig zijn;

  • c.

    of de verhouding tussen de activiteiten en de kosten daarvan redelijk is;

  • d.

    of de hoogte van de gevraagde subsidie in relatie staat tot de gevraagde subsidies van andere initiatieven.

Artikel 4.23.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 4 december 2023, om 9.00 uur en moet uiterlijk 12 december 2024 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Samenwerking (voor)verkenningsfase koploperprojecten PPLG Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. In de begroting worden de kosten per activiteit duidelijk uitgelegd.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook de volgende stukken in:

    • a.

      als sprake is van een aanvraag voor een voorverkenning dan levert de aanvrager ook een activiteitenplan met een planning in. Er wordt gebruik gemaakt van het beschikbaar gestelde format Start voorverkenningsfase;

    • b.

      als sprake is van een aanvraag voor de verkenningsfase dan levert de aanvrager ook een plan van aanpak voor de verkenning in. Er wordt gebruik gemaakt van het beschikbaar gestelde format Plan van aanpak verkenningsfase.

    • c.

      als sprake is van een samenwerkingsverband dan levert de aanvrager ook een samenwerkingsovereenkomst in. Artikel 1.2.13 lid 7 is van toepassing.

  • 5. Per initiatief mag maximaal 1 keer subsidie aangevraagd worden voor de voorverkenning en maximaal 1 keer subsidie aangevraagd worden voor de verkenning op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 4.23.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor 2023 en 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond per PPLG-gebied:

    • a.

      Noordoost-Twente;

    • b.

      Salland;

    • c.

      Vechtdal;

    • d.

      West-Twente;

    • e.

      Zuidoost-Twent;

    • f.

      Noordwest-Overijssel.

Artikel 4.23.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten voor 31 oktober 2025 gerealiseerd te hebben;

  • b.

    de activiteiten zoveel mogelijk in overleg met de betreffende gebiedsteams uit te voeren. Het gebiedsteam is de werkorganisatie van de gebiedsgerichte aanpak voor het PPLG. Het gebiedsteam verzamelt onder andere de benodigde informatie en analyseert deze, bereidt de gebiedstafels voor, verzorgt de communicatie, organiseert participatie en ondersteunt bij de uitvoering van gebiedsprojecten.

Artikel 4.23.11 Vaststelling

Bij subsidies van € 25.000,- of meer wordt een aanvraag voor subsidievaststelling ingediend. Bij de aanvraag voor subsidievaststelling levert de aanvrager aanvullend het resultaat van de voorverkenning dan wel de verkenning in. Het is verplicht om hierbij gebruikt te maken het beschikbaar gesteld Verantwoordingsformat voorverkenningsfase dan wel het Verantwoordingsformat verkenningsfase. De betreffende formats zijn op te vragen bij het programmateam PPLG.

Artikel 4.23.12 Geen staatssteun

De subsidie voor het uitvoeren van een voorverkenning of een verkenning levert geen staatssteun op. Als de aanvrager een ondernemer is dan wordt een gescheiden financiële administratie gevoerd. De subsidie die voor deze activiteiten wordt ontvangen, mag niet toekomen aan de ondernemingsactiviteiten.

Artikel 4.23.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 september 2025 om 17.00 uur.

Bijlage 1: Koploperprojecten PPLG Overijssel

 

PPLG-deelgebied

Naam initiatief

1

Noordoost-Twente

Gebiedsproces Dinkeldal

2

Noordoost-Twente

Gebiedsproces Mander Esch

3

Noordoost-Twente

Gebiedsproces Ootmarsum

4

Noordoost-Twente

Gebiedsproces Beuningen

5

Noordoost-Twente

Gebiedsproces Volthe

6

Noordoost-Twente

Gebiedsproces Lattrop - Brecklenkamp

7

Noordwest-Overijssel

Gebiedsproces Boeren Blokzijl

8

Noordwest-Overijssel

Gebiedsproces Veldiger Binnenlanden

9

Noordwest-Overijssel

Gebiedsproces De Melm

10

Noordwest-Overijssel

Gebiedsproces Rouveen*

11

Noordwest-Overijssel

Gebiedsproces Polder Giethoorn

12

Noordwest-Overijssel

Gebiedsproces Polder Mastenbroek/Zuiderzeepolder

13

Salland

Gebiedsproces Deelgebied Oxe/Zuidloo**

14

Salland

Gebiedsproces Deelgebied 't Rozendael

15

Salland

Gebiedsproces Deelgebied Lierderbroek-Sekdoorn

16

Salland

Landgoederenproject Salland OPG

17

Salland

Gebiedsproces Bolwerksweiden Deventer

18

Salland

Gebiedsproces Welsum

19

Vechtdal

Landgoederenzone Vechtdal

20

Vechtdal

Gebiedsproces Landgoed Junne

21

Vechtdal

Gebiedsproces Stegeren boert door

22

Vechtdal

Gebiedsproces Dalfserveld

23

Vechtdal

Gebiedsproces Witharen

24

Vechtdal

Gebiedsproces Boeren Lemelerveld

25

West-Twente

Gebiedsproces CATB Wierden

26

West-Twente

Gebiedsproces Haarle

27

West-Twente

Gebiedsproces Bornebroek

28

West-Twente

Gebiedsproces Huize Almelo

29

Zuidoost-Twente

Gebiedsproces Zuidoost-Haaksbergen ***

30

Zuidoost-Twente

Gebiedsproces Broekheurne

31

Zuidoost-Twente

Gebiedsproces Twickel

32

Zuidoost-Twente

Gebiedsproces Landgoederenzone Diepenheim

33

Zuidoost-Twente

Gebiedsproces Borne

4.24 Proefproject belonen duurzame landbouwers Overijssel 2025-2028

Artikel 4.24.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Agrarisch collectief: een gecertificeerde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond.

  • -

    Deelnemers: melkveehouders en/of overige landbouwbedrijven die gevestigd zijn in Overijssel en meer dan 50% van het grondoppervlak in de provincie Overijssel hebben.

  • -

    KPI: Kritische Prestatie Indicatoren voor kringlooplandbouw.

  • -

    Landbouworganisatie: organisatie in de agrarische sector, die zowel de economische als de sociale belangen van de ondernemers in de agrarische sector behartigt. De landbouworganisatie heeft aantoonbaar kennis en ervaring op het gebied van advies en ondersteuning van landbouwers op het gebied van milieu- en klimaatprestaties.

  • -

    Melkveehouder: eigenaar van melk- en kalfkoeien die een gecombineerde opgave doet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, en waarvan de melkkoeien minimaal éénmaal hebben gekalfd en voor de melkproductie worden gehouden.

  • -

    Overig landbouwbedrijf: landbouwbedrijf dat gewassen teelt of dieren houdt en een gecombineerde opgave doet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • -

    Voortgangsrapportage: beschrijving van de startsituatie van deelnemers die betrekking heeft op het jaar voorafgaand aan de deelname aan het proefproject, en jaarlijkse voortgang op basis van duurzaamheidsscores zoals beschreven in bijlage 1 of 2 en de geografische locatie van de deelnemers.

Artikel 4.24.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering bevorderen. Dit door deelnemers die bovenwettelijke verduurzamingsstappen op het gebied van water, bodem, klimaat en stikstof te belonen. Deelnemers krijgen een bijdrage voor de inspanning voor beter inzicht in verduurzamingsstappen op bedrijfsniveau. Er wordt ook ervaring opgedaan hoe een beloningsaanpak op basis van KPI’s in de praktijk het beste werkt.

Artikel 4.24.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor een proefproject gericht op het versterken van de biodiversiteit en kringlooplandbouw door:

    • a.

      deelname van melkveehouders aan de monitoring van de KPI-scores genoemd in bijlage 1;

    • b.

      deelname van overige landbouwbedrijven aan het verzamelen van gegevens voor de monitoring van de prestaties die genoemd zijn in bijlage 2.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het proefproject wordt uitgevoerd in de provincie Overijssel;

    • b.

      het proefproject is gericht op het verkrijgen van beter inzicht in de verduurzamingsstappen voor landbouwers in Overijssel;

    • c.

      het proefproject draagt bij aan verduurzaming op het gebied van water, bodem, klimaat en stikstof.

Artikel 4.24.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een:

    • a.

      een agrarisch collectief met werkgebied Overijssel. Dat zijn het Coöperatieve Agrarische Natuur Collectief Noordwest Overijssel U.A., het Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Midden Overijssel U.A. en het Gebiedscollectief Noordoost Twente

    • b.

      een landbouworganisatie;

    • c.

      een samenwerkingsverband van twee of meer agrarische collectieven of landbouworganisaties.

  • 2. De aanvrager:

    • a.

      beschikt over ervaring op het gebied van adviesverstrekking aan landbouwers op het gebied van water, bodem, klimaat en stikstof;

    • b.

      beschikt over een actief netwerk onder Overijsselse agrariërs;

    • c.

      beschikt over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel;

    • d.

      is betrouwbaar gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekt.

Artikel 4.24.5. Subsidieaanvraag 

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 11 november 2024 om 9.00 uur en moet uiterlijk 16 december 2024 voor 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Proefproject belonen duurzame landbouwers Overijssel 2025-2028. 

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert bewijs(stukken) in waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden in artikel 4.24.4 lid 2.

  • 5. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze subsidieregeling;

    • b.

      de wijze waarop de deelnemer wordt geselecteerd;

    • c.

      de wijze van advisering en begeleiding van deelnemers door middel van bijvoorbeeld groepsbijeenkomsten.

Artikel 4.24.6 Selectie van deelnemers

  • 1. De aanvrager mag lidmaatschap niet als voorwaarde stellen om deel te kunnen nemen aan het proefproject.

  • 2. De aanvrager accepteert deelnemers als deelname past binnen de voorwaarden van deze subsidieregeling.

  • 3. Aan het proefproject doen minimaal 200 deelnemers mee.

  • 4. Aan het proefproject kunnen alleen deelnemers mee doen die nog voldoende ruimte hebben om subsidie te ontvangen op basis van De-minimisverordening Landbouw.

  • 5. Maximaal 10% van de deelnemers bestaat uit overige landbouwbedrijven.

  • 6. De aanvrager streeft naar een gelijke verdeling van deelnemers over de provincie.

Artikel 4.24.7 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie aan de deelnemers is een vast bedrag op basis van bijlage 1 en 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

  • 2. Voor de projectkosten van de aanvrager zijn de artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. De projectkosten bestaan uit:

    • a.

      voorbereidingskosten, zijnde de afstemming met deelnemers en het opstellen van het projectplan;

    • b.

      de advieskosten aan de deelnemers.

Artikel 4.24.8 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor melkveehouders is maximaal € 5.000,- per jaar op basis van berekening van behaalde KPI-score, opgenomen in bijlage 1.

  • 2. De subsidie voor overige landbouwers is:

    • a.

      € 1.500,- per jaar voor actieve deelname aan het KPI-project en het aanleveren van de gevraagde KPI-scores zoals genoemd in bijlage 2; of

    • b.

      maximaal € 5.000,- op basis van berekening van behaalde KPI-score, opgenomen in bijlage 2, zodra de landelijke KPI-K set en uniforme werkwijze beschikbaar is.

  • 3. De subsidie voor de projectkosten van de subsidieaanvrager is maximaal 100% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten. De subsidie voor de projectkosten is maximaal 20% van de totale subsidie.

Artikel 4.24.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningsperiode genoemd in artikel 4.24.5 lid 1.

Artikel 4.24.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger:

  • a.

    is verplicht om een verklaring te overleggen waaruit blijkt hoeveel deelnemers er zijn aan het proefproject;

  • b.

    is verplicht de activiteiten binnen 5 jaar na subsidieverlening gerealiseerd te hebben;

  • c.

    berekent voor iedere deelnemer de bijdrage op basis van artikel 4.24.8 en bijlage 1 en 2 en betaalt de bijdrage over het voorgaande jaar, jaarlijks voor 1 oktober uit;

  • d.

    dient jaarlijks uiterlijk 1 oktober de tussenrapportage in waarin over de financiële en inhoudelijke voortgang van het project wordt gerapporteerd.

Artikel 4.24.11 Voorschotverlening

  • 1. Bij subsidieverlening wordt een voorschot van maximaal 20% van de subsidie voor de projectkosten uitbetaald.

  • 2. Afhankelijk van het aantal deelnemers wordt een vervolgvoorschot uitbetaald.

Artikel 4.24.12 Staatssteun

  • 1. De subsidie aan de melkveehouders en de overige landbouwbedrijven is geen staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de De-minimisverordening Landbouw.

  • 2. De projectkosten van de subsidieaanvrager voldoen aan Hoofdstuk 1 artikel 22 aan lid 4 artikel 32 lid 11 sub c van de LVV.

Artikel 4.24.13 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

Bijlage 1: KPI-scoretabel melkveehouderij

KPI

Meetmethode (definitie)

Scoreschaal

Punten (subsidie in euro)

Stikstof balans

- N bodemoverschot (kg) / ha

≤ 60

≤ 100

≤ 150

≤ 170

500

300

200

100

Fosfaatbalans

- P205 overschot / ha

≤-5

≤ 0

≤ 5

≤ 10

500

300

200

100

Ammoniakemissie

- NH3 (totaal kg) / ha

≤ 40

≤ 50

≤ 60

≤ 65

500

300

200

100

Broeikasgasemissie

- g CO2 eq. / kg meetmelk

≤ 900

≤ 1000

≤ 1100

≤ 1300

500

300

200

100

Circulariteit

- Eiwit van eigen land (%)

≥ 65%

≥ 60%

≥ 55%

≥ 45%

500

300

200

100

Bodemkwaliteit

- % blijvend grasland

≥ 80%

≥ 70%

≥ 60%

≥ 45

500

300

200

100

Gewasdiversiteit

- % kruidenrijk grasland

≥ 50%

≥ 30%

≥ 10%

≥ 5%

500

300

200

100

TAN

- TAN waarde / GVE

≤ 62

≤ 66

≤ 73

≤ 80

1000

600

300

100

Weidegang

Uren/jaar

≥ 2160

≥ 1440

≥ 720

500

300

200

Bijlage 2: KPI-tabel akkerbouw en overige landbouw 

Vanaf 2026 wordt op basis van behaalde prestaties beloond, mits de landelijke KPI-K set en uniforme werkwijze beschikbaar is (dit is afhankelijk van de stand van kennis en ontwikkeling in het landelijke KPI-project.)

Nutriënten

Stikstofbalans (kg N / ha)

Fosfaatbalans (kg P2O5 / ha)

Ammoniakemissie (kg NH3 / ha)

Klimaat

Broeikasgasemissie (kg CO2 eq / ha)

Organische stof aanvoer (kg EOS / ha)

Bodem & water

% rustgewassen over 6 jaar (% van totaal ha)

& bodembedekking (% van jaar)

Milieubelasting (MBP / ha)

Biodiversiteit en landschap

Gewasdiversiteit (index tov areaal)

& natuur en landschap

4.25 Transitievergoeding nieuwe teelten Overijssel

Artikel 4.25.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Nieuwe teelten: het telen van gewassen met weinig negatieve gevolgen voor milieu en klimaat, die bijdragen aan een duurzame, toekomstbestendige landbouw.

Artikel 4.25.2 Doel van de subsidieregeling

De provincie wil met deze subsidieregeling de omschakeling naar een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering bevorderen. Dit gebeurt door landbouwondernemingen te stimuleren om nieuwe teelten in hun teeltplan op te nemen en te werken aan kennis- en ketenontwikkeling en kennisdeling op het gebied van nieuwe teelten. De leerervaringen van deze subsidieregeling kunnen gebruikt worden om het nieuwe Agro&food beleid vorm te geven.

Artikel 4.25.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de kennis- en ketenontwikkeling en kennisdeling over nieuwe teelten.

  • 2. De teeltactiviteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om teelt van gewassen die opgenomen zijn in bijlage 1 en voldoen aan de daarin genoemde voorwaarden;

    • b.

      de teelt van gewassen vindt plaats op gronden in Overijssel;

    • c.

      de teelt past in het natuurlijk systeem van het gebied. Daarbij wordt het principe van bodem en water sturend gehanteerd, zoals uitgelegd in het Fundament voor de nieuwe Omgevingsvisie. Het type bodem en watersysteem bepaalt welk type gewas waar goed past. In de drogere gebieden passen soorten die goed kunnen tegen droogte en in nattere gebieden teeltsoorten die passen bij natte gebieden;

    • d.

      er wordt van minimaal 1 van de gewassen die opgenomen is in bijlage 1jaarlijks minimaal 1 hectare geteeld. Er mag jaarlijks worden gewijzigd in de te telen gewassen, zolang deze staan in bijlage 1. Hiervoor moet wel een wijzigingsverzoek ingediend worden.

    • e.

      het aantal geteelde hectares blijft jaarlijks minimaal hetzelfde. Het is toegestaan om eiwitgewassen jaarlijks op een ander perceel te telen, zolang uit de Gecombineerde Opgave blijkt dat u deze gronden gebruikt of in beheer heeft;

  • 3. De activiteiten voor kennis- en ketenontwikkeling en kennisdeling voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om kennis-en ketenontwikkeling en kennisdeling over de nieuwe teelt en de verwaarding ervan;

    • b.

      het gewas wordt via de markt tot waarde gebracht (verwaarding). Die verwaarding vindt duurzaam, hoogwaardig en regionaal plaats. Dit betekent dat:

      • 1.

        met zo min mogelijk negatieve gevolgen voor milieu en klimaat wordt geteeld (duurzaam).

      • 2.

        alle delen (eiwitten, mineralen en vezels) van het gewas worden gebruikt en er wordt een afnemer voor gevonden, zoals in de food-sector, maar ook in nieuwe sectoren als de bouw, infra, chemie en textiel (hoogwaardig). Voor eiwitgewassen geldt dat gewasresten ook op het land mogen blijven.

      • 3.

        de verwerking en de afzet binnen een zo klein mogelijke straal rond de groeiplaats van het gewas is georganiseerd.

    • c.

      de opgedane ervaringen, kennis en nieuwe contacten op teelt en verwaarding worden gedeeld met andere landbouwondernemingen en kennis- en ketenpartners;

    • d.

      er wordt met ketenpartners en kennisorganisaties gezamenlijk gewerkt aan het opzetten en verder brengen van de kennisinfrastructuur over nieuwe teelten. Dan gaat het bijvoorbeeld om activiteiten als het bijhouden van een teeltlogboek, het verzorgen van demo's en presentaties, gesprekken met afnemers en meedoen aan excursies, bedrijfsbezoeken of evenementen;

    • e.

      er wordt gewerkt aan ketenontwikkeling. Dat houdt in dat de landbouwonderneming met andere ketenpartners meewerkt aan het tot stand brengen van ketens om met nieuwe teelten geld te verdienen of kringlopen beter te sluiten. Samen wordt gewerkt aan het vinden van een passende afzetmarkt voor het gewas of toepassing van het gewas, zodat de landbouwonderneming een betere inkomenspositie heeft in de keten of kringlopen beter kan sluiten. Ook wordt geëxperimenteerd hoe de keten anders georganiseerd kan worden, bijvoorbeeld door als landbouwondernemingen zelf (een) ketenschakel(s) uit te voeren.

  • 4. Bij de teeltactiviteiten en ketenontwikkeling wordt advies ingewonnen van deskundigen die aantoonbaar ervaring hebben op het gebied van nieuwe gewassen en de verwaarding daarvan, bijvoorbeeld een loonwerker, agrarisch adviseur (bijvoorbeeld een voerexpert) of medewerker verwerkingsfabriek.

  • 5. De volgende teeltactiviteiten komen niet voor subsidie in aanmerking: nieuwe teelten primair bedoeld voor veevoer (uitgezonderd eiwitgewassen), strooisel, dakbedekking of energieopwekking.

Artikel 4.25.4 Aanvrager

De subsidieontvanger is een landbouwonderneming.

Artikel 4.25.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie is een vast bedrag per hectare per teeltjaar, zoals benoemd in bijlage 1. Dit wordt een transitievergoeding genoemd.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.25.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is een vast bedrag per hectare per teeltjaar, zoals opgenomen in bijlage 1. Dit is inclusief de bijdrage voor kennis- en ketenontwikkeling en kennisdeling.

Artikel 4.25.7 Stapeling

  • 1. De subsidie kan gecombineerd worden met de Eco-regeling en paragraaf 3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) van Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2024 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl). Deze regeling Transitievergoeding nieuwe teelten Overijssel is met name bedoeld om de landbouwonderneming te belonen voor de kennis- en ketenontwikkeling en kennisdeling. Er is geen aantoonbare overlap met de berekening van de vergoeding vanuit de Eco-regeling en de subsidies op basis van ANLb , waardoor stapeling of combinatie mogelijk is.

  • 2. De subsidie kan niet gecombineerd worden met de subsidie op basis van de subsidieregeling 4.31 Stimuleren Agroforestry.

Artikel 4.25.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 11 november 2024.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Transitievergoeding nieuwe teelten Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een schriftelijke verklaring in waarin de landbouwonderneming aangeeft dat die voor minimaal 5 jaar, vanaf 2025, nieuwe gewassen zoals opgenomen in bijlage 1 gaat telen.

  • 4. Het is niet nodig om een begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. De aanvraag wordt ingediend voor minimaal 5 aaneengesloten jaren.

  • 6. De aanvraag wordt ingediend voor minimaal 1 hectare en maximaal 10 ha per aanvrager per jaar.

Artikel 4.25.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld en geldt voor de indieningstermijnen zoals opgenomen in artikel 4.25.8 lid 1.

Artikel 4.25.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieaanvrager is verplicht om:

  • a.

    voor minimaal 5 aaneengesloten jaren, vanaf 2025, nieuwe gewassen te telen. Deze verplichting vervalt als na het eerste jaar blijkt dat de bodem en wateromstandigheden voor het gewas dermate ongunstig zijn waardoor deze teelt voor deze landbouwondernemer niet uitvoerbaar is.

  • b.

    uiterst beperkt chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken;

  • c.

    verminderde bemesting toe te passen;

  • d.

    bij de teelt zoveel mogelijk rekening te houden met een gezonde bodem en sluiting van kringlopen.

Artikel 4.25.10 Geen staatssteun

De subsidie aan de landbouwonderneming is geen staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de De-minimisverordening Landbouw. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing. Dit betekent dat de landbouwonderneming in 3 aaneengesloten jaren maximaal € 20.000,- de-minimissteun kan ontvangen.

Artikel 4.25.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

Bijlage 1: Nieuwe teelten Overijssel

Naam gewas

Transitie-vergoeding per ha per jaar

Aanvullende voorwaarden

Vezelhennep

Cannabis sativa

600

Minimaal 200 meter afstand van aangewezen weidevogel leefgebieden*. Niet oogsten tussen 15 maart en 15 juli.

U voldoet aan de voorwaarden voor type hennep zoals aangegeven door Externe link:RVO.

Vlas

Linum usitatissimum

600

 

Sorghum

Sorghum bicolor

600

 

Riet

Phragmites australis

900

Niet oogsten tussen 15 maart en 15 juli.

Lisdodde

Typha latifolia & Typha angustifolia

900

Niet oogsten tussen 15 maart en 15 juli.

Silphie/zonnekroon

Silphium perfoliatum L.

900

Oogsten na de bloei van het gewas. Max 5 ha per teeltjaar.

Miscanthus/olifantsgras

Miscanthus × giganteus

900

Minimaal 200 meter afstand van aangewezen weidevogel leefgebieden*. Niet in het essenlandschap*. Max 4 ha per teeltjaar.

Wilg

Salix alba & Salix vinimalis

900

Minimaal 200 meter afstand van aangewezen weidevogel leefgebieden*. Niet in essenlandschap *

Kalmoes

Acorus calamus

900

 

Eiwitgewassen

Soja

Glycine max

600

 

Lupine

Lupinus spp.

600

 

Veldbonen

Vicia faba minor

600

 

Erwten

Pisum sativum

600

 

Andere peulvruchten die ook geschikt zijn voor humane consumptie

600

 

*Zie hiervoor de huidige Omgevingsvisie met de kaart, te bereiken via Externe link:viewer (tercera-ro.nl). In het menu ‘kaarten en legenda’, selecteer voor weidevogelgebied: kaart-laag ‘Natuur', dan ‘Leefgebieden agrarisch natuurbeheer’, dan ‘Open akkergebied/open grasland Weidevogelbeheer niet-kritische soorten' & ‘Open grasland Weidevogelbeheer kritische soorten’ & ‘Open grasland Weidevogelbeheer niet-kritische soorten’. In hetzelfde menu, selecteer voor Essenlandschap: kaart-laag ‘Gebiedskenmerken laag van het agrarisch cultuurlandschap’, dan ‘Zandgebieden’, dan ‘Essenlandschap’

4.26 Tijdelijke impuls Groene en blauwe diensten Overijssel

Artikel 4.26.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • Aanleg: nieuw aanleggen van een landschapselement.

  • Actieve landbouwer: landbouwer die in het Handelsregister van de Kamer staat ingeschreven met zijn bedrijf waarvan landbouwactiviteit de hoofdactiviteit is.

  • Agrarisch cultuurlandschap: landschap dat onder invloed van de mens is gevormd, waarvan de hoofdfunctie agrarisch is.

  • Agromilieuklimaatverbintenissen: steun aan agrariërs die vrijwillig milieu-, klimaat- en natuurvriendelijke landbouwpraktijken uitoefenen. De landbouwer moet dan een actieve landbouwer zijn in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

  • Beheer: uitvoeren van regelmatig onderhoud van landschapselementen.

  • Beheerovereenkomst: overeenkomst tussen de eigenaar van een landschapselement en de Stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel, waarin de voorwaarden en uitgangspunten voor het beheer staan opgenomen. In de beheerovereenkomst staat vast dat de genoemde activiteiten ook daadwerkelijk plaatsvinden. De beheerovereenkomst voorziet in een periode van 6 jaar, waarbij uitbetaling plaatsvindt voor de gedane werkzaamheden in diezelfde periode. Na 6 jaar is het mogelijk om de vergoeding opnieuw vast te stellen op basis van het dan geldende prijspeil.

  • BIJ12: uitvoeringsorganisatie voor de twaalf provincies die de provincies ondersteunt bij de uitvoering van gemeenschappelijke taken op het gebied van vitaal platteland en de fysieke leefomgeving.

  • Catalogus Gebiedskenmerken: beschrijving, behorende bij de Omgevingsvisie Overijssel, van de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen in Overijssel.

  • Catalogus Groenblauwe Diensten (CGBD): set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend op 26 oktober 2018 onder kenmerk SA.44848 (2017/N).

  • Dienstenbundel: Dienstenbundel Overijssel 2020-2021 die op 18 mei 2021 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, waarin de op de Catalogus Groenblauwe Diensten gebaseerde landschapspakketten en bijbehorende normtabellen met vergoedingen beschreven staan.

  • Functieverandering: verandering van de huidige bestemming van grond naar functie bos, natuur of groen.

  • Herstel: geheel of gedeeltelijk nieuw aanleggen van een bestaand landschapselement.

  • Landschapsbeheer: aanleg, beheer en herstel van landschapselementen.

  • Landschapselement: landschappelijke beplantingen, routes, waterlopen, reliëfs en andere onderdelen van het landschap die bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. De oorspronkelijke functie van bijvoorbeeld perceelbegrenzing, houtproductie of vee drinkplaats heeft het veelal geheel of deels verloren. Het vormt nog steeds een belangrijke habitat voor soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën en is voor de biodiversiteit van grote meerwaarde.

  • Landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204).

  • Stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel (SGBDO): stichting die tot doel heeft zoveel mogelijk landschapselementen in Overijssel duurzaam te beheren.

Artikel 4.26.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een duurzame instandhouding en beleving van het Overijsselse landschap, door te bevorderen dat lokale gemeenschappen zich eigenaar voelen van hun landschap en hen te ondersteunen bij het beheer van groene en blauwe landschapselementen.

Artikel 4.26.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      aanleg en herstel van landschapselementen als genoemd in bijlage 1;

    • b.

      beheermaatregelen die horen bij de landschapspakketten als genoemd in bijlage 1.

  • 2. De activiteit aanleg of herstel van landschapselementen voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      er is sprake van een georganiseerde aanpak voor landschapsbeheer in landschappen in Overijssel waarvan de hoofdfunctie agrarisch is;

    • c.

      het landschapselement wordt robuust aangelegd zoals bedoeld in de Catalogus Groenblauwe Diensten;

    • d.

      De omschrijving van de activiteiten dient aan te sluiten bij de te onderscheiden clusters en subclusters van de Catalogus, te weten II (Cluster Landschap in landbouw en natuurgebieden), III (Cluster Cultuurhistorie) en IV (Cluster Natuur).

    • e.

      de realisatie past binnen de geldende Omgevingsverordening Overijssel;

    • f.

      op de grond mogen in het kader van agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer geen verplichtingen meer rusten op grond van deze of een andere regeling.

  • 3. De activiteit beheer van landschapselementen voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het voldoet aan de voorwaarden en uitgangspunten voor beheer van landschapselementen zoals opgenomen in De Dienstenbundel Overijssel. De Dienstenbundel Overijssel is te vinden op https://regelen.overijssel.nl/subsidie;

    • b.

      het past in de gebiedskenmerken, zoals beschreven in de Catalogus gebiedskenmerken van de provincie Overijssel. De Catalogus gebiedskenmerken van de provincie Overijssel is te vinden op https://regelen.overijssel.nl/subsidie;

  • 4. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen 6 maanden na subsidieverlening met Stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel een overeenkomst wordt gesloten voor het beheer van het landschapselement of de landschapselementen gedurende minimaal 21 jaren na subsidieverlening.

  • 5. De begrote subsidiabele kosten bedragen minimaal € 10.000,- en maximaal € 200.000,-.

  • 6. Minimaal 50% van de begrote kosten is voor beheer.

  • 7. Een subsidie wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond of het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van deze regeling of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer.

Artikel 4.26.4 Aanvrager  

  • 1. De aanvraag wordt ingediend door Stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel, die als penvoerder een gecombineerde aanvraag indient namens de eigenaar van het perceel waarop de landschapselementen worden aangelegd, hersteld en beheerd.

  • 2. De subsidieontvanger is de eindbegunstigde van de subsidie en is:

    • a.

      een particuliere grondeigenaar of pachter;

    • b.

      een landbouwonderneming.

  • 3. De subsidieontvanger is geen grote onderneming.

Artikel 4.26.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie voor het uitvoeren van beheermaatregelen is een vast bedrag per activiteit of landschapstype zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

  • 2. De kosten van aanleg- en herstelmaatregelen die voor subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      de werkelijk gemaakte kosten van aanleg en herstel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing, waarbij voor de inzet van uren het vastgesteld maximale normtarief zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel geldt;

    • b.

      de inzet van uren door vrijwilligers. In de begroting en het dekkingsplan mag die inzet opgenomen worden voor maximaal € 15,- per uur.

  • 3. De volgende kosten en activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      kosten voor grondaankoop;

    • b.

      kosten voor pachtafkoop;

    • c.

      kennisoverdrachts- en voorlichtingsdiensten;

    • d.

      opbrengstderving;

    • e.

      herstelmaatregelen voor een landschapselement waarvoor in de afgelopen tien jaar al enige beheersubsidie is verleend;

    • f.

      beheer, aanleg of herstel op percelen binnen de grenzen van het Natuur Netwerk Nederland (NNN);

    • g.

      uitvoering op eigendom van een Terrein Beherende Organisatie (TBO);

    • h.

      landschapselementen waarop nog verplichtingen rusten op grond van deze subsidieregeling of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verleend voor agrarisch natuurbeheer, natuurbeheer of landschapsbeheer.

Artikel 4.26.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van het bijbehorende normtarief zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel; het normtarief is inclusief BTW.

  • 2. De subsidie is maximaal € 200.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor realisatie van het landschapselement is maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Hierbij geldt dat maximaal 10% van de subsidie besteed mag worden aan aanleg van landschapselementen.

  • 4. De aanvrager mag in de jaren 2024 en 2025 samen, maximaal twee keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

  • 5. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 10.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 4.26.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 25% van de subsidiabele kosten worden betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. De eigen bijdrage bestaat uit een geldbijdrage en/of uit inzet van eigen uren, inzet van uren van vrijwilligers, inzet van uren stagiaires en meewerkende studenten. Het uurtarief dat gebruikt wordt is € 15,-.

Artikel 4.26.8 Aanvraag 

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier 4.26 Tijdelijke impuls Groene en blauwe diensten Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook de volgende stukken in:

    • a.

      een overzicht van meetbare doelstellingen met betrekking tot de inzet van Groene en Blauwe diensten in het gebied alsmede de wijze van monitoring en evaluatie hiervan;

    • b.

      een beschrijving van de wijze van uitvoering van Groene en Blauwe diensten in het gebied, waaronder een nauwkeurige omschrijving van de te treffen maatregelen onderscheiden naar aanleg, beheer en herstel;

    • c.

      een beschrijving van de wijze van financiering en een begroting van de benodigde financiële middelen;

    • d.

      een beschrijving van de wijze van organisatie;

    • e.

      een beschrijving van de manier waarop de communicatie zal plaatsvinden;

    • f.

      de waarborgen voor een duurzaam behoud van het resultaat van de uitgevoerde Groene en Blauwe diensten in het gebied.

Artikel 4.26.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor 2024.

Artikel 4.26.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten aanleg en herstel binnen 24 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te hebben uitgevoerd;

    • b.

      de activiteit of het resultaat ervan minimaal 21 jaar door te laten lopen;

    • c.

      de met de subsidie aangeschafte apparatuur niet door te verkopen;

    • d.

      bij aanplant gebruik te maken van soorten genoemd in de landschapspakketten die zijn opgenomen in de Dienstenbundel;

  • 2. De aanvrager levert binnen 6 maanden na subsidieverlening een kaart in waarop duidelijk is aangegeven waar aanleg, beheer en herstel van de landschapselementen plaats vindt.

  • 3. Bij subsidie die wordt verleend voor agromilieuklimaatverbintenissen gelden de volgende aanvullende verplichtingen:

    • a.

      de minimale subsidieperiode is vijf aaneengesloten jaren;

    • b.

      indien de subsidie afhankelijk is van het aantal hectaren, dient de subsidieontvanger de toepasselijke voorschriften inzake areaalgerelateerde betalingen na te leven die zijn vastgesteld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de in op grond van die bepaling aangenomen gedelegeerde handelingen:

      • 1)

        Indien hetzij het onder een verbintenis vallende volledige areaal, of een deel ervan, hetzij het gehele bedrijf aan een andere persoon wordt overgedragen gedurende de looptijd van die verbintenis, kan de verbintenis of het deel ervan dat met de areaaloverdracht overeenstemt, voor de resterende looptijd door die andere persoon worden overgenomen of kan zij vervallen, en wordt geen terugbetaling verlangd voor de periode waarin de verbintenis daadwerkelijk is nagekomen.

      • 2)

        Indien een begunstigde een aangegane verbintenis niet verder kan nakomen omdat zijn bedrijf of een deel daarvan wordt herverkaveld of binnen een ruilverkaveling van overheidswege of een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde ruilverkaveling valt, neemt de lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verbintenis aan de nieuwe bedrijfssituatie worden aangepast. Is deze aanpassing onmogelijk, dan eindigt de verbintenis en wordt geen terugbetaling verlangd voor de periode waarin de verbintenis daadwerkelijk is nagekomen.

      • 3)

        In gevallen van overmacht en de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden hoeft de ontvangen steun niet te worden terugbetaald. De uitzonderlijke omstandigheden zijn:

        • a.

          de begunstigde is overleden;

        • b.

          de begunstigde is langdurig arbeidsongeschikt geworden;

        • c.

          het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp;

        • d.

          de veehouderijgebouwen op het bedrijf zijn door een ongeluk verloren gegaan;

        • e.

          al het vee of alle landbouwgewassen van de begunstigde of een gedeelte ervan zijn getroffen door respectievelijk een epizoötie of een plantenziekte;

        • f.

          het volledige bedrijf of een groot deel daarvan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien.

Artikel 4.26.11 Vaststelling  

  • 1. De subsidie wordt vastgesteld nadat de overeenkomsten tussen de beheerders en grondeigenaren zijn gesloten én uiterlijk binnen 3 jaar na de datum van subsidieverlening.

  • 2. Het verzoek tot subsidievaststelling bevat aanvullend een overzicht van de overeenkomsten die tussen beheerders en grondeigenaren zijn gesloten. In de overeenkomsten is het landschapsbeheer voor 21 tot en met 30 jaar vastgelegd. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.20 lid 3.

Artikel 4.26.12 Staatssteun

De subsidie is staatssteun en kan verleend worden omdat het is gebaseerd op en getoetst aan de Catalogus Groenblauwe Diensten.

Artikel 4.26.13 Het bekend maken van gegevens

  • 1. Voor deze subsidieregeling geldt deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128 van het landbouwsteunkader. Dit betekent dat de provincie na subsidieverlening binnen 6 maanden na subsidieverlening gegevens bekend maakt voor:

    • a.

      subsidies vanaf € 10.000,- als sprake is van een landbouwondernemer als eindbegunstigde; of

    • b.

      subsidies vanaf € 60.000,- voor alle andere eindbegunstigden.

  • 2. De volgende gegevens worden bekend gemaakt: naam van de subsidieontvanger, de verleende subsidie, de vorm en het bedrag per eindbegunstigde, de datum waarop de subsidie is verleend, of sprake is van een Mkb-onderneming of grote onderneming, de regio waarin de subsidieontvanger is gevestigd, en de voornaamste economische sector waarin de subsidieontvanger actief is.

Artikel 4.26.14 Looptijd  

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2025, om 17.00 uur.

Bijlage 1. De volgende landschapselementen komen voor subsidie in aanmerking:

Catalogus Groenblauwe Diensten BIJ12

Dienstenbundel Overijssel

Cluster

Subcluster

Landschapspakket

II Landschap in landbouw en natuurgebieden

  • 1

    Opgaande begroeiing

Houtwal/singel met eindkap,

Houtwal/singel zonder eindkap,

Bomenrij,

Solitaire boom,

Hoogstamfruitboomgaarden,

Struweelhaag,

Knip- en scheerheg,

Elzensingel,

Knotbomen,

Eiken en Essen knotbomen en stoven,

Laan,

Voederwal

  • 2

    Overgang nat-droog

Greppel,

Rietland / rietzoom

  • 3

    Natte begroeiing

Kolk / Wiel,

Kreek,

Natuurvriendelijke oever,

Poel,

Sloot en slootkant

  • 4

    Ruigte en randen

Zoombeheer

III Cultuurhistorie

  • 3

    Eendenkooi

  • 4

    Erfbeplanting

Eendenkooi

Karakteristieke bomen

IV Natuur

  • 5

    Open water

Ven

  • 7

    Struweel

Geriefhout snelgroeiend,

Geriefhout langzaam groeiend,

Landschappelijk bos,

Griend

Toelichting: Bij de landschapspakketten, horende bij de volgende clusters en subclusters, is sprake van steun voor agromilieuklimaatverbintenissen en is het landschapssteunkader van toepassing: cluster II, subcluster 1, 2, 3 en 4; cluster IV, subcluster 8.

4.27 Alternatieve verblijfplaatsen beschermde diersoorten

Artikel 4.27.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Alternatieve verblijfplaats: een plaats binnen de bebouwde kom die geschikt is voor verblijf door een beschermde diersoort, ter vervanging van een plaats die door verduurzaming van een gebouw ongeschikt is geworden of zal worden. Hieronder worden ook verstaan kraamverblijven voor vleermuizen of het plaatsen van nestkasten of het creëren van een valse spouwmuur waar (vooral) vleermuizen graag in verblijven.

  • -

    Beleidskader: Beleidskader Natuurvriendelijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan; provinciaal Beleidskader Natuurvriendelijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan. Dit beleidskader is te vinden op www.overijssel.nl/natuurvriendelijkisoleren.

  • -

    Beschermde diersoorten: in het wild levende:

    • a.

      dieren van soorten, genoemd in:

      • i.

        bijlage IV bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206);

      • ii.

        bijlage II van het op 19 september 1979 te Bern tot stand gekomen Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieus (Trb. 1980, 60);

      • iii.

        bijlage I bij het op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Trb. 1980, 145);

      • iv.

        onderdeel A van de bijlage bij de Wet natuurbescherming, bedoeld in artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming; of

      • v.

        onderdeel A van bijlage IX bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bedoeld in artikel 11.54, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving; of

    • b.

      vogelsoorten, als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20).

  • -

    Compensatieplan: plan van een gemeente dat is opgesteld in samenwerking met een ecologisch adviesbureau waarin onder andere opgenomen is hoe ze robuuste compensatie voor kraamgroepen gaat realiseren. De kwaliteitseisen waaraan dit plan moet voldoen zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van het provinciale ‘Beleidskader Natuurvriendelijke isoleren onder het pre-soortenmanagementplan’.

Artikel 4.27.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie de biodiversiteit verbeteren en de leefomgeving van bedreigde diersoorten herstellen. Dit door gemeenten te stimuleren alternatieve verblijfplaatsen voor beschermde diersoorten in te richten ter vervanging van de oorspronkelijke verblijfplaats die door verduurzaming door na-isolatie van een gebouw ongeschikt is of wordt.

Artikel 4.27.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het inrichten of doen inrichten van het realiseren van alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen in het kader van de compensatieopgave Natuurvriendelijk Isoleren.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de alternatieve verblijfplaats wordt ingericht zoals beschreven is in het beleidskader;

    • b.

      de activiteiten (dus de feitelijke inrichting) worden uitgevoerd door een ecologisch deskundige;

    • c.

      de verblijfplaats mag gerealiseerd zijn na 1 januari 2022. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 4.27.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 4.27.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 4.27.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal het bedrag dat voor de betreffende gemeente is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. Dit bedrag is exclusief Btw.

Artikel 4.27.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Alternatieve verblijfplaatsen beschermde diersoorten.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan. In het projectplan staat minimaal: hoeveelheid compensatie en type per soort;

    • b.

      de beoogde locaties van de verblijfplaatsen opgenomen op een kaart van het SMP-gebied. Als het een digitale kaart is dan moet het bestand voldoen aan de voorwaarden als opgenomen in de Eisen van Levering Geografische Informatie die te vinden zijn op regelen.overijssel.nl.

  • 5. De gemeente kan vaker een aanvraag indienen, tot in totaal maximaal het bedrag uit bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 4.27.8 Beschikbaar budget voor de regeling 

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025.

Artikel 4.27.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de alternatieve verblijfplaats ingericht te hebben voordat de eerste isolatiewerkzaamheden starten;

  • b.

    als de alternatieve verblijfplaats een kraamverblijf is, deze te realiseren binnen 200 meter van het oorspronkelijke kraamverblijf;

  • c.

    als de alternatieve verblijfplaats een kraamverblijf is, deze te realiseren in de maand augustus, ook al is het paaronderzoek of het rapport van dit onderzoek nog niet afgerond.

Artikel 4.27.10 Vaststelling

De financiële verantwoording loopt via de Sisa-verantwoording, met de Sisa-code C117. Artikel 1.2.22 is van toepassing.

Artikel 4.27.11 Staatssteun 

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 4.27.12 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025, om 17.00 uur.

Bijlage 1 Overzicht maximale subsidie per gemeente 4.27 Alternatieve verblijfplaatsen beschermde diersoorten

Gemeente

Minimaal aantal te realiseren verblijfplaatsen

Maximaal subsidiebedrag

Almelo

11

€ 17.806,21

Borne

4

€ 6.140,07

Dalfsen

12

€ 19.034,22

Deventer

16

€ 27.016,31

Dinkelland

16

€ 24.560,29

Enschede

18

€ 28.858,34

Haaksbergen

6

€ 9.210,11

Hardenberg

34

€ 52.190,61

Hellendoorn

15

€ 24.560,29

Hengelo

12

€ 20.262,24

Hof van Twente

11

€ 18.420,21

Kampen

20

€ 28.244,33

Losser

10

€ 15.350,18

Oldenzaal

7

€ 12.280,14

Olst-Wijhe

13

€ 20.262,24

Ommen

8

€ 12.894,15

Raalte

9

€ 16.578,19

Rijssen-Holten

9

€ 12.894,15

Staphorst

9

€ 13.508,16

Steenwijkerland

35

€ 54.032,63

Tubbergen

10

€ 18.420,21

Twenterand

11

€ 15.964,19

Wierden

5

€ 8.596,10

Zwartewaterland

11

€ 16.578,19

Zwolle

15

€ 22.718,26

Totaal

327

€ 516.380,00

4.28 Ondersteunen van Overijsselse aandachtsoorten

Artikel 4.28.1 Betekenis van de begrippen  

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Aandachtsoort: een soort die op de Aandachtsoortenlijst Overijssel staat.

  • -

    Aandachtsoortenlijst Overijssel: door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst met aandachtsoorten voor de periode 2024-2028. Het gaat om soorten waarvoor gerichte maatregelen nodig worden geacht, aanvullend op het huidige beleid.

  • -

    Leefgebied/biotoop: een door specifieke omgevingsfactoren bepaald milieu waarin de soort tenminste tijdens één van de fasen van zijn levenscyclus leeft of groeit. Hieronder worden ook de gebieden verstaan waar de soort vroeger voorkwam en nu niet meer, maar waar de soort mogelijk terug kan keren als de omgevingsfactoren ter plaatse verbeteren.

  • -

    Omgevingsfactoren: eigenschappen van de omgeving of aanwezigheid van andere soorten, waardoor een aandachtsoort ergens succesvol kan groeien of leven.

  • -

    Leefgebiedbenadering: plan waarbij maatregelen worden getroffen die verbeteringen geven aan alle belangrijke onderdelen van het in Overijssel gelegen leefgebied van één of meerdere aandachtsoorten. De leefgebiedbenadering kan ofwel op één enkele aandachtsoort gericht zijn en dan meerdere gebieden omvatten (bijv. aanleg van poelen voor boomkikkers in de gehele provincie), of gericht zijn op één leefgebied en dan voor meerdere aandachtsoorten maatregelen omvatten (bijv. aanleg van een heidecorridor).

  • -

    Terreinbeherende organisatie: een stichting of vereniging die natuurbeheer als hoofddoel heeft. In Overijssel betreft het Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Landschap Overijssel, Bosgroepen-Noordoost-Nederland en IJssellandschap.

Artikel 4.28.2 Doel van de subsidieregeling 

Met deze subsidieregeling wil de provincie de leefgebieden of groeiplaatsen van de Overijsselse aandachtsoorten verbeteren. Deze subsidieregeling ondersteunt maatregelen die aanvragers kunnen uitvoeren voor aandachtsoorten.

Artikel 4.28.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      Aanleg en herstel van leefgebied, zoals:

      • 1.

        aanleg van kruidenrijke randen langs akkers, weilanden, sloten en andere watergangen, langs bosranden en bospaden en op heideterreinen, binnen en buiten natuurgebieden;

      • 2.

        aanleg van kruidenrijke akkers en zandkuilen met steile noordwanden op heideterreinen;

      • 3.

        het terugzetten van bosranden tot een 10 meter brede zone, zodat struiken tot ontwikkeling kunnen komen ("bosmantel");

      • 4.

        verschraling, herstel of vergroting van droge en natte schraalgraslanden buiten N2000- gebieden;

      • 5.

        hydrologisch herstel buiten N2000-gebieden door ontwatering te dempen en de waterstand op een hoger peil te houden;

      • 6.

        aanleg of verbetering van poelen, heidevennen en natuurvriendelijke oevers;

      • 7.

        aanleg van houtige elementen zoals singels, houtwallen en hagen (knot-)bomensingels, houtwallen, hakhoutsingels, hakhoutbosjes, struweel- en scheerhagen en ruigten;

      • 8.

        zeer specifieke maatregelen die niet onder normaal natuurbeheer vallen, zoals creëren van voorjaarsinundatiegebieden in uiterwaarden.

    • b.

      Het aanleggen of verbeteren van verbindingen tussen leefgebieden, zoals:

      • 1.

        aanleg van faunapassages voor amfibieën, reptielen en marterachtigen;

      • 2.

        het aanleggen van heidecorridors;

      • 3.

        het inrichten van een verbinding met poelen, natuurvriendelijke oevers, kruidenrijke randen, struweel, hagen en singels.

    • c.

      Het versterken van bestaande populaties door het verzamelen van zaden, opkweken van kiemplanten en bijplanten van planten van de aandachtsoortenlijst, om kleine, kwetsbare populaties te versterken.

    • d.

      Het aanleggen van kunstmatige rust- of verblijfplaatsen voor aandachtsoorten, zoalsvleermuiskelders, schuilplaatsen voor otters (otterholts) en nestkasten, in combinatie met verbeteringen in de directe leefomgeving.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het plan voor de maatregelen is opgesteld door een beroepsmatige ecoloog;

    • b.

      de maatregelen worden uitgevoerd in Overijssel;

    • c.

      het gaat om eenmalige maatregelen;

    • d.

      de subsidie voor de activiteit ‘aanleggen of verbeteren van verbindingen tussen leefgebieden’ voldoet aanvullend aan de voorwaarde dat de leefgebieden voor de specifieke aandachtsoort(en) voldoende groot en van goede kwaliteit zijn en dat sprake is van gunstige omgevingsfactoren;

    • e.

      als gebruik wordt gemaakt van plantgoed met blote wortel dan moet dit plantgoed aangeplant worden in de periode 15 september-15 januari. In geval van bijzondere weersomstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten hiervan afwijken;

    • f.

      in geval van aanleg van (knot-)bomensingels, houtwallen, hakhoutsingels, hagen, kruidenrijke randen, natuuroevers, ruigten, poelen of heidevennen dan worden de richtlijnen Verbeteren leefgebied van aandachtsoorten die op de aanleg van toepassing zijn, opgevolgd;

    • g.

      in geval van aanleg van lintvormige landschapselementen (zoals (knot-)bomensingels, houtwallen, hakhoutsingels, hagen, kruidenrijke randen, ruigten en natuuroevers) moet er sprake zijn van aanleg van tenminste 500 meter van het betreffende element;

    • h.

      voor hakhoutbosjes geldt dat in totaal tenminste 1000 m2 moet worden aangelegd;

    • i.

      voor poelen en heidevennen geldt dat deze minimaal 250 m2 in omvang zijn;

    • j.

      heidecorridors hebben een minimale breedte van 25 meter;

    • k.

      een heideakkertje is minimaal 1000 m2 en maximaal 1500 m2 groot;

    • l.

      een zandkuil op de heide mag maximaal 2 meter diep zijn;

    • m.

      bij aan te leggen faunapassages moet zowel uitrastering van de weg als geleiding naar de faunatunnel meegenomen zijn;

    • n.

      bij het realiseren van rust- en verblijfplaatsen geldt dat de aanvraag gepaard moet gaan met verbeteringen van het leefgebied van de beoogde aandachtsoorten in de directe omgeving van de voorziene rust- en verblijfplaatsen;

    • o.

      de maatregelen moeten zo worden uitgevoerd worden dat de instandhouding ervan voor tenminste 6 jaar gewaarborgd is;

    • p.

      geen subsidie wordt verstrekt aan maatregelen voor aandachtsoorten als zulke maatregelen binnen het herstel- en ontwikkelprogramma voor Natura 2000-gebieden uitgevoerd (kunnen) worden. Dit is het geval als aandachtsoorten als doelsoorten of habitattypen zijn benoemd in de beheerplannen van Natura 2000-gebieden of kunnen meeliften met maatregelen van aangewezen doelsoorten of habitattypen.

Artikel 4.28.4 Aanvrager 

  • 1. De aanvrager is een stichting, vereniging, BV, NV of een publiekrechtelijke rechtspersoon.

  • 2. De aanvrager moet zijn: eigenaar van een landgoed dat groter is dan 20 ha, een Terreinbeherende Organisatie, een Overijsselse gemeente, een Waterschap of een organisatie die natuurbeheer tot (statutair) doel natuurbeheer heeft.

Artikel 4.28.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.5, 1.2.6 en 1.2.7 gelden voor de volgende specifieke maatregelen de volgende maximale subsidiabele tarieven:

    • a.

      € 100,- als sprake is van een solitaire boom inclusief het planten en toebehoren;

    • b.

      € 2.500,- als sprake is van de aanleg van een poel;

    • c.

      € 0,67/m² voor de aanleg (inclusief zaaimengsel) van een kruidenrijke rand;

    • d.

      € 0,16/m² voor het in stand houden van de kruidenrijke rand voor de totale periode van 6 jaar;

    • e.

      € 0,08/m² voor het in stand houden van een ruigtestrook of natuuroever;

    • f.

      € 0,83/m² voor de aanleg van een natuuroever (afgraven talud, plaatsen afrastering).

  • 3. Kosten voor inzaai of herplant zijn alleen subsidiabel als dit plaatsvindt met inheemse soorten, passend bij de regio waar de maatregelen worden uitgevoerd.

  • 4. Waardedaling van de grond is alleen subsidiabel in geval van de maatregel aanleg heide-corridors. Dit geldt alleen als de herbeplantingsverplichting niet ingevuld kan worden door spontane bosontwikkeling, maar ergens anders op landbouwgrond gerealiseerd moet worden en er sprake is van afwaardering van de waarde van het perceel. In dat geval is, in afwijking van artikel 1.2.8 lid e, de waardedaling van de grond subsidiabel. Deze waardedaling is alleen subsidiabel als:

    • a.

      de waardedaling is gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen maatregel en inrichting tot bosgrond;

    • b.

      de waarde van de grond door een onafhankelijke deskundige wordt getaxeerd.

  • 5. Beheer en onderhoud is niet subsidiabel, met uitzondering van instandhoudingsmaatregelen voor kruidenrijke randen en heide-akkers. Deze moeten tijdens de instandhoudingsperiode van 6 jaar (gedeeltelijk) gefreesd en opnieuw ingezaaid worden om het bloemrijke karakter van de rand of akker te behouden.

  • 6. Maximaal 10% van de begrote kosten is voor planvorming.

  • 7. Maximaal 10% van de begrote kosten is voor procesmatige werkzaamheden zoals begeleiding van de uitvoering en projectmanagement.

Artikel 4.28.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 90% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Voor aanvragen die het aanleggen of verbeteren van verbindingen tussen leefgebieden betreffen, is de maximale hoogte van de subsidie € 200.000,- per aanvraag.

  • 3. Voor de aanleg van heidecorridors is de subsidie maximaal € 100.000,- per aanvraag.

  • 4. Voor de overige maatregelen is de subsidie maximaal € 50.000,- per aanvraag.

  • 5. De subsidie voor waardedaling bedraagt 100% van de waardevermindering, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als het landbouwgrond betreft.

Artikel 4.28.7 Subsidieaanvraag 

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Ondersteunen van Overijsselse aandachtsoorten.

  • 3. De aanvrager levert in aanvulling op artikel 1.2.13 de volgende stukken in: 

    • a.

      een overzichtskaart met een minimale schaal van 1:25.000 en een ArcGIS-bestand waarop de locatie van de voorgenomen maatregelen duidelijk is aangeven; 

    • b.

      detailkaarten op een minimale schaal van 1:2.500 en een ArcGIS-bestand, waarop de huidige en toekomstige situatie herkenbaar is aangegeven; 

    • c.

      een projectplan dat in ieder geval de volgende onderdelen bevat: 

      • 1.

        een uitgeschreven begroting; 

      • 2.

        de voorziene maatregelen per aandachtsoort en de wijze van uitvoering; 

      • 3.

        een planning van uitvoering; 

      • 4.

        een beschrijving van voorzorgsmaatregelen tijdens de uitvoering om schadelijke effecten op aanwezige natuurwaarden en soorten te voorkomen; 

      • 5.

        een beschrijving van beheer en instandhouding; 

      • 6.

        bij aanplant: lijst van soorten. 

    • d.

      als sprake is van waardedaling van de grond dan levert de aanvrager aanvullend:

      • 1.

        een taxatie van de waardedaling die gebaseerd is op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen maatregel en inrichting tot bosgrond;

      • 2.

        een intentieverklaring van de gemeente waarin staat dat de gemeente voornemens is om de wijziging van het omgevingsplan te regelen.

Artikel 4.28.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling 

Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

Artikel 4.28.9 Staatssteun  

  • 1. Als sprake is van subsidie voor de waardedaling van grond [en de subsidieontvanger geen gemeente of waterschap is], dan is er geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of De-minimisverordening Landbouw.

  • 2. De subsidie voor de overige maatregelen is geen staatssteun, omdat sprake is van natuurbehoud.

  • 3. De ontvangen subsidie mag niet toekomen aan economische activiteiten. De subsidieontvanger die tevens economische activiteiten verricht, voert een gescheiden financiële administratie tussen economische en niet-economische activiteiten.

Artikel 4.28.10 Looptijd  

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

4.29 Omschakeling naar biologische melkveehouderijen 

Artikel 4.29.1 Betekenis van de begrippen 

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Melkveehouderijonderneming: veehouderijonderneming waar melkkoeien worden gehouden voor de primaire productie van melk. - Omschakeling naar biologische productie: de overgang van de niet-biologische productie naar de biologische productie, waarbij voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in de Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten van 30 mei 2018.

  • -

    Skal: Skal Biocontrole is een onafhankelijke organisatie die toezicht houdt op de biologische keten in Nederland. Skal certificeert bedrijven met biologische activiteiten. Skal ziet erop toe dat het biologisch produceren, bewerken en verhandelen van producten voldoet aan de biologische EU-regelgeving, zoals de Verordening (EU) 2021/2115, de Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten van 30 mei 2018, de Nederlandse Landbouwkwaliteitswet en de reglementen en grondslagen van Skal Biocontrole.

  • -

    Skal-certificering: bio-certificaat dat verstrekt wordt door Skal Biocontrole nadat het certificeringsproces succesvol is doorlopen.

Artikel 4.29.2 Doel van de subsidieregeling 

De provincie wil met deze subsidieregeling de omschakeling naar een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering bevorderen. Dit door melkveehouderijondernemingen te steunen die willen omschakelen naar biologische productie, omdat tijdens deze periode extra kosten worden gemaakt terwijl de ondernemer nog niet kan profiteren van de hogere biologische melkprijs.

Artikel 4.29.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de omschakeling naar biologische productie.

  • 2. De omschakeling naar biologische productie gebeurt onder toezicht en voorwaarden van Skal voor biologisch produceren die verder gaan dan de normen, eisen en voorschriften genoemd in artikel 35, derde lid, van de LVV.

  • 3. De omschakeling vindt plaats bij een fysieke vestiging in de provincie Overijssel.

  • 4. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de melkveehouderij binnen 12 weken na subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst zoals genoemd in artikel 4.29.9 sub a sluit.

  • 5. Voor deze activiteit mag geen steun gegeven zijn door een andere overheid.

  • 6. Er is nog niet gestart met omschakeling naar biologische productie. Dit betekent dat de aanvrager nog geen aanmelding heeft gedaan bij Skal voor een Skal-certificering ten tijde van de subsidieaanvraag.

Artikel 4.29.4 Aanvrager 

De aanvrager is een melkveehouderij die volgens het Handelsregister geregistreerd is onder SBI-code 01.41 Fokken en houden van melkvee.

Artikel 4.29.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de extra kosten en gederfde inkomsten en is een vast bedrag per hectare areaal.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.29.6 Hoogte van de subsidie 

  • 1. De subsidie is maximaal € 250,- per jaar per hectare areaal dat omgeschakeld wordt naar biologisch.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt voor maximaal 2 jaar, vanaf het moment dat er een aanmelding is gedaan voor een Skal-certificering en de ontvangst daarvan schriftelijk is gevestigd tot en met de datum waarop de Skal-certificering is ontvangen.

Artikel 4.29.7 Subsidieaanvraag 

  • 1. De aanvraag voor subsidie kan ingediend worden vanaf 2 december 2024 en moet ontvangen zijn uiterlijk op 30 juni 2025 voor 17.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Omschakeling naar biologische melkveehouderijen.

  • 3. Het is niet nodig om een begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.29.8 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningsperiode zoals genoemd in artikel 4.29.7 lid 1.

Artikel 4.29.9 Aanvullende verplichtingen 

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    binnen 12 weken na subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst bij de subsidieverlening te tekenen en versturen naar de provincie;

  • b.

    binnen 12 weken na subsidieverlening de schriftelijke verklaring van Skal te versturen naar de provincie waaruit blijkt dat de melkveehouderij zich heeft aangemeld voor de Skal-certificering en hoeveel hectare grond wordt omgeschakeld;

  • b.

    binnen 2 jaar na subsidieverlening volledig omgeschakeld te zijn naar biologische productie en de daarvoor nodige Skal-certificering te hebben verkregen;

  • c.

    na omschakeling minimaal 5 jaar biologische melk te produceren.

Artikel 4.29.10 Bevoorschotting  

De bevoorschotting is maximaal 70% van de subsidie en wordt betaald nadat de getekende uitvoeringsovereenkomst en de schriftelijke verklaring van Skal zoals genoemd in artikel 4.29.9 onder a en b zijn ontvangen.

Artikel 4.29.11 Vaststelling 

De subsidie wordt vastgesteld nadat Skal-certificering is verkregen.

Artikel 4.29.12 Staatssteun 

De subsidie voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 35 van de LVV.

Artikel 4.29.13 Looptijd 

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

4.31 Stimuleren Agroforestry

Artikel 4.31.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Agroforestry: een landbouwmethode waarbij bomen en/of meerjarige houtige gewassen bewust gecombineerd worden met akkerbouw, veeteelt en/of groenteteelt op hetzelfde perceel.

  • -

    Kaart: zoekgebiedenkaart behorende bij de bossenstrategie. De kaart is te vinden op https://share.tercera-ro.nl/b35d6a8d

Artikel 4.31.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie de omschakeling in de landbouwsector naar een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering bevorderen. Dit door te stimuleren dat op productieve landbouwgrond bomen en/of meerjarige houtige gewassen, zoals voederhagen, worden geplant. Dit gebeurt door landbouwondernemingen te stimuleren om akkerbouw, veeteelt en/of groenteteelt te combineren met bomen en/of meerjarige houtige gewassen en de nieuwe aanplant goed te onderhouden. Dit wordt agroforestry genoemd.

Artikel 4.31.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de aanschaf en aanplant van bomen en/of meerjarige houtige gewassen op landbouwpercelen of;

    • b.

      de aanschaf en aanplant van bomen en/of meerjarige houtige gewassen op landbouwpercelen en het onderhoud en beheer hiervan gedurende maximaal 6 jaar na aanplant.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      het perceel of de percelen waarop de aanplant plaatsvindt is opgenomen op de Kaart, waarbij ze voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

      • i.

        Het perceel of de percelen liggen op minimaal 200 meter afstand van aangewezen weidevogel leefgebieden (blauwe arcering op de Kaart);

      • ii.

        Het perceel of de percelen liggen niet in essenlandschap (bruingroen aangegeven op de Kaart);

    • c.

      de aanplant is toegestaan volgens de geldende wet- en regelgeving;

    • d.

      het perceel waarop de bomen en/meerjarige houtige gewassen worden aangeplant heeft een minimale oppervlakte van één hectare;

    • e.

      het perceel of de percelen waarop de bomen en/of meerjarige houtige gewassen worden aangeplant heeft een landbouwfunctie;

    • f.

      de aanplant voldoet aan de voorwaarde dat een minimum van 30 bomen en/of meerjarige houtige gewassen per hectare wordt aangeplant, die:

      • 1.

        zo veel mogelijk evenredig verspreid zijn over het perceel; of

      • 2.

        aan randen van het perceel, de watergangen of de perceelscheidingen liggen; of

      • 3.

        als lijnvormige elementen op het perceel aanwezig zijn in één of meer rijen van ieder minimaal 20 meter.

    • g.

      voor de aanleg of het onderhoud en beheer is geen subsidie verstrekt vanuit de subsidieregeling ANLb of enige andere gemeentelijke, provinciale of rijksregeling. Ook mag geen gebruik worden gemaakt van de Europese eco-regelingen voor de activiteiten waarvoor u subsidie ontvangt op basis van deze regeling.

  • 3. In de volgende situaties komt de aanvrager niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      als er sprake is van agroforestry die dient tot uitvoering van wettelijke of contractuele verplichtingen, een bestaand convenant, een bestaande regeling (zoals Anlb), vergunning of overeenkomst;

    • b.

      als de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert;

    • c.

      als er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard (Deggendorf-clausule);

    • d.

      als er sprake is van realisatie van agroforestry op gronden in eigendom van waterschappen, gemeenten of andere (semi-)overheden;

    • e.

      voor het planten van:

      • 1.

        invasieve soorten zoals opgenomen in Unielijst bij Verordening (EU) Nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten; zoals die van tijd tot tijd geldt;

      • 2.

        soorten opgenomen op de lijst van Invasieve Exoten in Overijssel, die geldend is op het moment van indienen van de subsidieaanvraag. Deze is te vinden in subsidieregeling 4.17;

      • 3.

        bomen en/of meerjarige houtige gewassen voor kweekgoed, zoals kerstbomen;

      • 4.

        bomen en/of meerjarige houtige gewassen met als enkel doel hakhout;

      • 5.

        snelgroeiende bomen en/of meerjarige houtige gewassen voor energieproductie (biomassa);

      • 6.

        wilgen met als doel om er biobased bouwmateriaal van te maken. Wij verwijzen in dat geval naar de subsidieregeling ‘Nieuwe teelten’.

Artikel 4.31.4 Aanvrager

De aanvrager is een rechtspersoon, is een landbouwondernemer en een MKB-ondernemer. Deze is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met een SBI-code beginnend met 01.1 tot en met 01.5. De aanvrager dient krachtens eigendom dan wel een ander zakelijk recht volledige zeggenschap te hebben over de gronden waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, of een schriftelijke verklaring te kunnen overleggen waarmee toestemming wordt gegeven door de eigenaar of eigenaren van de grond/gronden voor de realisatie en instandhouding van het gerealiseerde agroforestry tot ten minste de termijn genoemd in artikel 4.31.10 lid 1 onderdeel b, gerekend vanaf de datum van de aanvraag van de subsidie.

Artikel 4.31.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

Artikel 4.31.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor aanplant is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor aanplant, onderhoud en beheer is maximaal € 30.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor onderhoud en beheer is een vast bedrag van € 300,- per hectare.

Artikel 4.31.7 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten voor de aanplant worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 4.31.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleren Agroforestry.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken en gegevens in:

    • a.

      kaartinformatie over de locatie van de aan te planten bomen en/of meerjarige houtige gewassen op het perceel of de percelen. Dit wordt ingediend in de vorm van een luchtfoto of ander kaartbeeld (.pdf, .jpg of .txt) met daarop duidelijk herkenbaar de locatie en soort van de aangevraagde bomen en/of meerjarige houtige gewassen en bijbehorende oppervlaktes weergegeven. Dit mag onderdeel zijn van het beplantingsplan;

    • b.

      het beplantingsplan inclusief een offerte voor de aan te leggen bomen en/of meerjarige houtige gewassen;

    • c.

      de kadastrale nummers van het in te planten perceel of de percelen;

    • d.

      als op de grond een recht van hypotheek is gevestigd: een verklaring van geen bezwaar van degene aan wie het recht van hypotheek toekomt.

Artikel 4.31.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2026.

Artikel 4.31.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteit aanleg van bomen en/of meerjarige houtige gewassen binnen twee plantseizoenen (lopend van 1 september tot 1 april), maar uiterlijk binnen 24 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend, te hebben uitgevoerd;

  • b.

    het onderhoud en beheer minimaal 6 jaar na de aanplant door te laten lopen. Dit staat los van de meld- en herbeplantingsplicht die is opgenomen in de Omgevingswet en uitgewerkt in de artikelen 11.111 t/m 11.131 in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);

  • c.

    de met de subsidie aangeschafte apparatuur niet door te verkopen.

Artikel 4.31.11 Staatssteun 

De subsidie levert staatssteun op en voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 42 van de LVV.

Artikel 4.31.12 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2026, om 17.00 uur.

4.32 Sociaaleconomisch perspectief buitengebied 

Artikel 4.32.1 Betekenis van de begrippen  

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Brede welvaart: alles wat mensen van waarde vinden. Naast materiële welvaart gaat het ook om zaken als gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid.

  • -

    Buitengebied: het gebied buiten de bebouwde kommen van dorpen of steden waarin de open (onbebouwde) ruimte overweegt.

  • -

    Dorp: dorp, niet zijnde een wijk of buurtschap in of aan een stad, waarbij de kern en het buitengebied samen maximaal 15.000 inwoners hebben volgens het CBS (Kerncijfers wijken en buurten 2023 | CBS).

  • -

    Pilot: kleinschalige implementatie van het product, concept of idee om de levensvatbaarheid aan te tonen.

Artikel 4.32.2 Doel van de subsidieregeling  

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een toekomstbestendig buitengebied van Overijssel waar hoge brede welvaart wordt ervaren. Het platteland heeft de toekomst. Inwoners en ondernemers zijn hierin van grote waarde. Hun kracht willen we meer ruimte geven. Dit door subsidie te verstrekken voor projecten vanuit onderop die bijdragen aan brede welvaart op het platteland in samenhang met natuur-, water- en klimaatopgaven.

Artikel 4.32.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die zich richten op één of meerdere van de volgende thema’s:  

    • a.

      het versterken van natuur en milieu en minstens één ander brede welvaart thema (brede welvaart thema’s zijn: Gezondheid & welzijn, Natuur & milieu, Sociale cohesie & lokale kracht, Bereikbare voorzieningen, Veiligheid, Werk & economie, Wonen & ruimtelijke kwaliteit, Erfgoed & identiteit);

    • b.

      het versterken van sociaaleconomische impact bij het werken aan natuur en milieu opgaven (denk aan zorgen dat er geen leegstand ontstaat, werken aan nieuw economisch perspectief, polarisatie tegengaan of welzijn van de boer en gezin);

    • c.

      nieuwe concepten in het buitengebied opstarten of opschalen (nieuwe vormen van wonen, economie, recreëren, ons land inrichten, etc.) die bijdragen aan het welzijn van mens, dier en natuur.

  • 2. De subsidie wordt verleend voor één of meer van de volgende activiteiten die bijdragen aan deze thema’s:  

    • a.

      het uitwerken van een idee tot plan van aanpak of startklaar voor uitvoering;

    • b.

      het uitvoeren van een plan;

    • c.

      het uitvoeren van een pilot;

    • d.

      het opschalen naar nieuwe gebruikers of gebieden van een eerder uitgevoerd project of pilot dat positieve resultaten heeft behaald.

  • 3. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten hebben positieve impact op het buitengebied in Overijssel;

    • b.

      er heeft afstemming plaatsgevonden met de omgeving;

    • c.

      er is geen negatieve invloed op natuur en milieu in de omgeving;

    • d.

      de activiteiten zijn van algemeen belang voor het betreffende buitengebied en eventueel het dorp;

    • e.

      de activiteiten leveren een concreet resultaat op (zoals een fysieke ingreep, methodiek, plan van aanpak of activiteit);

    • f.

      voor de activiteit is geen subsidie aangevraagd of verstrekt op basis van subsidieregelingen Leefbaar Platteland, Sociale Kwaliteit of een andere provinciale subsidieregeling.

    • g.

      de activiteiten hebben een leereffect voor de inwoners en de lokale overheid;

    • h.

      de opgedane ervaring en kennis wordt actief overgedragen naar andere partijen of gebieden in Overijssel.

  • 4. Activiteiten die enkel bijdragen aan de bedrijfsvoering van één of meerdere ondernemers komen niet in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 4.32.4 Aanvrager  

De aanvrager is een stichting, een coöperatie, een vereniging, een BV, een NV, een maatschap, een ZZP'er, een v.o.f. of een eenmanszaak.

Artikel 4.32.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzondering op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor de subsidie: 

    • a.

      kosten van gebouwen en inventaris;  

    • b.

      inkomstenderving. 

Artikel 4.32.6 Hoogte van de subsidie 

  • 1. De subsidie is maximaal 90% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor de activiteiten uit artikel 4.32.3 lid 2 onderdeel a, b, of c of een combinatie daarvan is maximaal € 20.000,-.

  • 3. De totale subsidie is maximaal € 50.000,-. 

Artikel 4.32.7 Subsidieaanvraag 

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.  

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Sociaaleconomisch perspectief buitengebied. 

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook een projectplan in. In het projectplan staat minimaal uitgewerkt:  

    • 1.

      welke opgaven gesignaleerd worden waaraan initiatiefnemers gaan werken;

    • 2.

      de beoogde impact/waarde voor de omgeving;

    • 3.

      doelen op inhoud en/of proces (wanneer is het geslaagd? Welke leervragen heb je?) van deze aanvraag en ambitie op de lange termijn (ideaalplaatje);

    • 4.

      eventuele samenwerking met andere partners in de omgeving (we streven naar lokale en/of regionale samenwerking);

    • 5.

      eventuele obstakels/moeilijkheden in de dominante structuur, werkwijze of denkwijze waarmee project/initiatief te maken heeft (waardoor project/initiatief tot nu toe niet vanzelf is ontstaan);

    • 6.

      plan van aanpak inclusief planning en begroting.

Artikel 4.32.8 Beschikbaar budget voor de regeling 

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2025.

Artikel 4.32.9 Aanvullende verplichtingen  

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de met de subsidie aangeschafte apparatuur niet door te verkopen;

  • b.

    de activiteiten binnen 6 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten;

  • c.

    de activiteiten uiterlijk 31 december 2026 afgerond te hebben.

Artikel 4.32.10 Staatssteun  

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de Algemene De-minimisverordening, de De-minimisverordening Landbouw of aan de AGVV of de LVV.

Artikel 4.32.11 Looptijd  

De subsidieregeling vervalt op 31 december 2025.

4.33 Natuur voor Elkaar- inwonersinitiatieven 

Artikel 4.33.1 Betekenis van de begrippen  

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Aandachtsoortenlijst 2024-2028: een lijst van dier- en plantsoorten waarvoor gerichte maatregelen nodig zijn. Ze zijn aanvullend op het huidige provinciale beleid. De lijst is te vinden op: https://regelen.overijssel.nl/Producten_en_diensten/Subsidies/Natuur_en_landschap/Ondersteunen_van_Overijsselse_aandachtsoorten/Lijst_van_Overijsselse_aandachtsoorten_2024_2028

  • -

    Activiteiten: de set van maatregelen die nodig is om het initiatief te realiseren.

  • -

    Arrangement: een overzicht van de uit te voeren activiteiten, het subsidiebedrag op basis van het arrangement en de totale kosten en eigen bijdrage. Een arrangement komt tot stand op initiatief van de aanvrager. Bij het arrangement zijn meerdere partijen (deskundigen, financiers, deelnemers) betrokken die meedenken om de activiteiten zo effectief mogelijk uit te voeren zodat het gewenst doel wordt bereikt.

  • -

    Initiatief: een plan of idee.

  • -

    Initiatiefnemer: contactpersoon en verantwoordelijke voor het initiatief.

  • -

    Project: totale aanpak voor realisatie van het initiatief.

  • -

    Speelaanleiding: een speelaanleiding nodigt uit tot divers speelgedrag, bijvoorbeeld een liggende boomstam, keien, speelheuvel, stromend water en wilgentenen tunnel. Maar niet een speeltoestel, zoals schommel, wipkip en glijbaan.

Artikel 4.33.2 Doel van de subsidieregeling  

Met deze subsidieregeling wil de provincie bevorderen dat lokale groepen zich verantwoordelijk voelen voor de eigen natuurlijke leefomgeving en zelf een actieve bijdrage leveren aan de realisatie van meer beleefbaar groen en versterking van de biodiversiteit en klimaatadaptatie. Specifieke aandacht gaat uit naar kinderen en mensen die weinig toegang hebben tot de natuur, bijvoorbeeld vanwege ziekte of gezondheidsproblemen, zodat ze toch van de natuur kunnen genieten en zo hun herstel of welzijn kunnen bevorderen.

Artikel 4.33.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen  

  • 1. De subsidie wordt verleend voor initiatieven die bijdragen aan:

    • a.

      Groen in de Buurt: meer beleefbaar en biodivers groen in de directe leefomgeving van inwoners van Overijssel;

    • b.

      Natuurlijk Spelen: meer speelnatuur in de directe leefomgeving van kinderen door het realiseren van een groene speelgelegenheid met natuurlijke speelaanleidingen buiten schoolpleinen;

    • c.

      Groen en zorg: meer beleefbaar en biodivers groen bij zorginstellingen;

    • d.

      Inwoners voor Soorten: versterking van de leefcondities van Overijsselse Aandachtsoorten door inwonersinitiatieven.

  • 2. Het initiatief voldoet aan de volgende algemene voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten vinden plaats in Overijssel;

    • b.

      het initiatief is voorzien van een positief advies van het uitvoeringteam voor de Natuur voor Elkaar;

    • c.

      een aanvrager mag maximaal één aanvraag per jaar indienen;

    • d.

      de grondeigenaar gaat akkoord met realisatie van het initiatief;

    • e.

      het voorbestaan, het beheer en onderhoud van het initiatief is aantoonbaar gewaarborgd voor minimaal vijf jaar na realisatie;

    • f.

      fhet initiatief vergroot de algehele biodiversiteit op de locatie ten opzichte van de huidige situatie;

    • g.

      de directe gebruikers (of vertegenwoordigers) zijn betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het initiatief;

    • h.

      de activiteiten hebben geen winstoogmerk, maar een doelstelling die zich zoveel mogelijk richt op maatschappelijke behoeften en vraagstukken uit de buurt of gemeente;

    • i.

      het gerealiseerde groen is openbaar toegankelijk, met uitzondering van groen dat wordt aangelegd onder arrangement c (Groen en Zorg) en de maatregelen onder arrangement d (Inwoners voor Soorten).

  • 3. De activiteiten in arrangement a (Groen in de Buurt) voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      het resultaat van het initiatief bestaat in ieder geval uit fysiek, beleefbaar groen;

    • b.

      de aanvrager werkt met minimaal 2 andere partijen samen;

    • c.

      de aanvraag scoort minimaal 40 punten op basis van tabellen 1 en 2.

  • 4. De activiteiten in arrangement b (Natuurlijk Spelen) voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager realiseert een groene speelgelegenheid met natuurlijke speelaanleidingen buiten schoolpleinen;

    • b.

      de aanvrager werkt met minimaal 2 andere partijen (niet zijnde ingehuurde partijen) samen;

    • c.

      kinderen zijn actief betrokken bij de planontwikkeling;

    • d.

      de aanvraag scoort minimaal 50 punten op basis van tabellen 1 en 3.

  • 5. De activiteiten in arrangement c (Groen en Zorg) voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      het resultaat van het initiatief bestaat in ieder geval uit fysiek, beleefbaar groen;

    • b.

      zorgvragers (afhankelijk van doelgroep kan dit ook via een vertegenwoordiger) en zorgverleners zijn actief betrokken bij de ontwikkeling van het initiatief;

    • c.

      de aanvraag scoort minimaal 40 punten in totaal op basis van tabellen 1 en 4.

  • 6. De activiteiten in arrangement d (Inwoners voor Soorten) voldoen aan de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      het initiatief is gericht op het uitbreiden of verbeteren van het leefgebied van de Overijsselse Aandachtsoorten, zoals beschreven op de Aandachtsoortenlijst;

    • b.

      het initiatief omvat realisatie van activiteiten die direct voordeel hebben voor de Overijsselse Aandachtsoorten;

    • c.

      het terrein waarop de maatregelen uitgevoerd worden is kleiner dan 20 hectare;

    • d.

      de aanvraag scoort minimaal 35 punten op basis van tabellen 1 en 5.

  • 7. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      de aanleg van verharding en hekwerken;

    • b.

      de aanleg van speeltoestellen;

    • c.

      kosten voor onderhoud en beheer;

    • d.

      aanschaf van materieel en gereedschappen.

Artikel 4.33.4 Aanvrager  

  • 1. De aanvrager is een rechtspersoon.

  • 2. In afwijking daarop kan bij arrangement d (Inwoners voor Soorten) de aanvrager een particulier zijn.

Artikel 4.33.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen  

Alleen kosten die toerekenbaar, aantoonbaar en doelmatig zijn, zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.33.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten en is het bedrag dat opgenomen is in het arrangement van het betreffende initiatief. Het minimale subsidiebedrag is:

  • 1.

    Voor arrangement d (Inwoners voor Soorten): € 2.000,- en het maximale subsidiebedrag is € 20.000,-.

  • 2.

    Voor de andere arrangementen: € 5.000,- en het maximale subsidiebedrag is € 30.000,-.

Artikel 4.33.7 Eigen bijdrage 

De aanvrager of derden dragen minimaal 50% bij aan de kosten van de activiteiten. De eigen bijdrage mag voor maximaal 50% bestaan uit ureninzet van vrijwilligers, waarbij met een maximaal uurbedrag van € 15,- mag worden gerekend.

Artikel 4.33.8 Prétoets en vaststellen arrangement

  • 1. Voordat de aanvraag wordt ingediend wordt een arrangement vastgesteld en een prétoets uitgevoerd door het uitvoeringsteam Natuur voor Elkaar van de provincie.

  • 2. Een aanmelding voor het vaststellen van een arrangement en prétoets kan ingediend worden vanaf 1 december 2024, via een aanmelding naar: natuurensamenleving@overijssel.nl.

  • 3. De aanvrager moet bij de aanmelding de volgende stukken meesturen:

    • a.

      Omschrijving van het initiatief met een kostenindicatie en beoogde locatie;

    • b.

      Contactpersoon en contactgegevens.

Artikel 4.33.9 Subsidieaanvraag 

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Natuur voor Elkaar Inwonersinitiatieven.

  • 3. De aanvrager levert daarnaast in:

    • a.

      het formulier prétoets van het Uitvoeringteam Natuur voor Elkaar;

    • b.

      als de aanvrager niet de eigenaar van de grond is: een verklaring van de eigenaar van de grond dat deze instemt met de realisatie van het initiatief op zijn grond.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en een dekkingsplan in te dienen. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 4.33.10 Beschikbaar budget voor de regeling 

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025.

Artikel 4.33.11 Aanvullende verplichtingen  

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de uitvoering van het initiatief te starten binnen 3 maanden;

  • b.

    het initiatief binnen 18 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • c.

    het initiatief of het resultaat ervan minimaal 5 jaar in stand te houden.

Artikel 4.33.12 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder Algemene De-minimisverordening of De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 4.33.13 Looptijd  

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2027, om 23.59 uur.

Puntentabellen

Tabel 1: Algemene scoretabel voor alle arrangementen

1. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan de Vijf V's voor een soort (voortplanting, veiligheid, voedsel, verbinding en variatie).

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

2. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan biodiversiteit, doordat het groen voldoet aan de kenmerken:

  • Inheems

  • Biologisch gekweekt

  • Afgestemd op de natuurlijke omgeving

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

3. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan klimaatadaptatie doordat deze bijvoorbeeld bestaan uit:

  • Maatregelen tegen hittestress

  • Maatregelen tegen wateroverlast

  • Maatregelen tegen droogte

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

4. De mate waarin in de uitvoering rekening wordt gehouden met slagingskans voor het aanslaan van de beplanting (samenstelling grond, vochthuishouding, weers- en seizoensomstandigheden e.d.). Dit kan bijvoorbeeld worden onderbouwd door de inrichting van het beplantingsplan en plantseizoen.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

5. De mate waarin het project invulling geeft aan doelen van de andere arrangementen of andere provinciale opgaven.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Tabel 2: Aanvullende scoretabel voor arrangement a (Groen in de buurt):

Wegingscriteria

Beoordeling

Totale score

1. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan sociale ontmoeting

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

2. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan beleefbaarheid van groen:

  • Kijken

  • Proeven

  • Ruiken

  • Voelen

  • Verpozen

  • Spelen

  • Bewegen

  • Seizoensbeleving

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

Tabel 3: Aanvullende scoretabel voor arrangement b (Natuurlijk Spelen)

Wegingscriteria

Beoordeling

Totale score

1. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan natuurbeleving door kinderen

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

2. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan divers spelen in het groen

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

3. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan sociale ontmoeting

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

4. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan speelmogelijkheden voor kinderen met een beperking

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

Tabel 4: Aanvullende scoretabel voor arrangement c (Groen en Zorg)

Wegingscriteria

Beoordeling

Totale score

1. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan openbaar, beleefbaar groen

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

2. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan betrokkenheid van de buurt en lokale partijen zoals scholen bij de zorginstelling.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

Tabel 5: Aanvullende scoretabel, voor arrangement d (Inwoners voor Soorten)

Wegingscriteria

Beoordeling

Totale score

1. Mate waarin de activiteit bijdraagt aan een verbetering van de leefomgeving voor Overijsselse Aandachtssoorten

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

 

Hoofdstuk 5 Mobiliteit

5.1 Mobiliteit Overijssel

Artikel 5.1.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrip uitgelegd.

  • -

    Eigen aandeel: het deel van de subsidiabele kosten wat niet gedekt is door opbrengsten of bijdragen van andere partijen dan de gemeente.

  • -

    Uitvoeringsprogramma (UVP): het door Gedeputeerde Staten jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma Mobiliteit Overijssel waarin is opgenomen:

    • a.

      een lijst van projecten per beleidsthema;

    • b.

      de subsidieprogramma’s per gemeente;

    • c.

      een doorkijktabel waarin per beleidsthema een lijst van projecten is opgenomen;

  • Het uitvoeringsprogramma is ter advies voorgelegd aan het Bestuurlijk vervoerberaad in West Overijssel en het Portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit Twente.

Artikel 5.1.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bereikbaarheid, het verbeteren van de veiligheid voor weggebruikers en aan de kwaliteit van de leefomgeving in Overijssel. Dit is onderdeel van de Regionale Mobiliteitsaanpak.

Artikel 5.1.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de voorbereiding en uitvoering van projecten of subsidieprogramma’s die opgenomen zijn in het UVP.

  • 2. Het project of subsidieprogramma is aangemeld bij de provincie. De provincie informeert de gemeenten op welke wijze en voor welke datum de projecten of subsidieprogramma’s aangemeld kunnen worden. Op basis van deze aanmeldingen wordt jaarlijks in onderling overleg het UVP opgesteld.

  • 3. De subsidie wordt niet verleend voor projecten uit de doorkijktabel uit het UVP.

  • 4. De voorbereiding en uitvoering van de activiteit mag gestart zijn nadat het project of subsidieprogramma bij de provincie is aangemeld om opgenomen te worden in het UVP. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3.

Artikel 5.1.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 5.1.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing.

  • 2. De kosten van de voorbereiding en uitvoering die gestart zijn voor ontvangt van de subsidieaanvraag zijn wel subsidiabel, maar alleen vanaf het moment dat het project of subsidieprogramma bij de provincie is aangemeld om opgenomen te worden in het UVP. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

  • 3. Kosten van personeel van de gemeente zijn alleen subsidiabel als het gaat om de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht van infrastructurele projecten. Dit is een afwijking van artikel 1.2.6 lid 2.

  • 4. Maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten bestaat uit kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 5.1.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van het eigen aandeel van de gemeente.

  • 2. De subsidie voor de Fietssnelweg F35 in Twente is maximaal 75% van het eigen aandeel van de gemeente.

  • 3. De subsidie is maximaal het bedrag dat is opgenomen in het UVP voor de betreffende project of subsidieprogramma.

Artikel 5.1.7 Eigen bijdrage

De gemeente heeft haar eigen geldbijdrage voor het project al geregeld. Dit blijkt uit een B&W besluit of een raadsbesluit.

Artikel 5.1.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf het moment dat het Uitvoeringsprogramma is vastgesteld en het subsidieplafond is gepubliceerd.

  • 2. De subsidieaanvraag moet uiterlijk 1 mei van het betreffende kalenderjaar zijn ontvangen.

  • 3. De subsidieaanvraag voor de in het UVP genoemde reserveprojecten moet uiterlijk 30 november van het betreffende kalenderjaar zijn ontvangen.

  • 4. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Mobiliteit Overijssel.

  • 5. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Dit geldt niet als sprake is van een aanvraag voor een subsidieprogramma.

  • 6. Als sprake is van een subsidieaanvraag voor een subsidieprogramma levert de aanvrager aanvullend ook een projectplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format te gebruiken voor:

    • a.

      Verkeersveiligheid Gedragsbeïnvloeding;

    • b.

      [vervallen]

    • c.

      Verkeersveiligheid kleine Infra;

  • 7. Als sprake is van een subsidieaanvraag voor een project dan levert de aanvrager het volledig ingevulde aanmeldformulier projecten uit het CRM Verkeersinzicht Overijssel in. Het CRM Verkeersinzicht Overijssel is te vinden op de besloten portaal https://crm.verkeersinzichtoverijssel.nl/login 

Artikel 5.1.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2. [vervallen]

Artikel 5.1.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening te starten.

Artikel 5.1.12 Vaststelling

Subsidies vanaf € 25.000 en hoger worden vastgesteld op de werkelijk gemaakte kosten. Artikel 1.2.20 is niet van toepassing.

Artikel 5.1.11 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 5.1.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00.

5.2 Nieuwe mobiliteit Overijssel

[Vervallen]

5.3 Kennis en ondersteuning Nieuwe Mobiliteit Overijssel

[Vervallen]

5.4 Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel

Artikel 5.4.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bereikbaarheid van in gebieden waar als gevolg van de veranderingen in het openbaar vervoer minder of geen bussen meer rijden.

Artikel 5.4.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie wordt verleend voor de inzet van vrijwilligers bij buurtbusverenigingen of -stichtingen in Overijssel. Een buurtbus is een vorm van openbaar vervoer, waarmee dunbevolkte gebieden of wijken volgens vaste route en dienstregeling verbonden worden.

Artikel 5.4.3 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een buurtbusvereniging in Overijssel die is opgenomen in tabel 1.

  • 2. De buurtbusvereniging is een door Gedeputeerde Staten aangewezen vereniging of stichting die ervoor zorgt dat buurtbussen blijven rijden.

Artikel 5.4.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per buurtbusvereniging per jaar. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.4.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is € 7.500,- per buurtbuslijn per jaar.

  • 2. In een lustrumjaar is de aanvullende subsidie € 500,- per buurtbusvereniging. Een lustrum is een periode van vijf jaar in het bestaan van de buurtbusvereniging.

Artikel 5.4.6 Subsidieaanvraag

  • 1. Als een buurtbusvereniging door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag dan kan voor die buurtbusvereniging een subsidieaanvraag worden ingediend voor 2 jaren, namelijk 2024 en 2025. De subsidieaanvraag wordt ingediend vanaf 2 januari 2024 en moet uiterlijk 15 december 2024 zijn ontvangen.

  • 2. Als de buurtbusvereniging is goedgekeurd in 2024 dan kan een aanvraag worden ingediend voor 2024 en 2025. Als de buurtbusvereniging is goedgekeurd in 2025, dan kan een aanvraag worden ingediend voor 2025.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 5.4.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Er geldt een subsidieplafond voor:

  • a.

    de jaren 2020-2023;

  • b.

    de jaren 2024 en 2025.

Artikel 5.4.8 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 5.4.8a Directe vaststelling

Er hoeft geen verantwoording over de uitgevoerde activiteiten en de kosten daarvan ingediend te worden bij de provincie. Voor de subsidie van € 25.000,- en hoger is artikel 1.2.19 van toepassing.

Artikel 5.4.9 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025, om 17.00 uur.

Tabel 1, bij 5.4 Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel:

Door Gedeputeerde Staten aangewezen Buurtbusverenigingen in Overijssel

Buurtbusvereniging

Route

Buurtbuslijn

Twente

 
 

BBV Aaldrinkshoek-Almelo

Station Almelo – Aalderinkshoek

525

BBV Boekelo

Enschede – Boekelo

506

BBV Borne

Bornsche Maten/Stroom/Esch/Letterveld

530/531/532

BBV Buurse-Haaksbergen

Haaksbergen – Buurse

595

BBV De Lutte

Oldenzaal-De Lutte

593

BBV Denekamp-Ootmarsum

Ootmarsum-Denekamp

596

BBV Enschede-Zuid

Stadsdeelkantoor Zuid – Winkelcentrum Stroinkslanden

508

BBV Hellendoorn

Den Ham – Nijverdal

594

 

Nijverdal – Raalte

513

 

Nijverdal – Hellendoorn

597

BBV Hogeland – Enschede

Station Enschede – Hogeland

505

Vereniging Dorpsbuurtbus Glane

Losser – Glane – Glanerbrug

507

BBV Weerselo

Weerselo – Borne

Rossum – Ootmarsum

592

599

BBV Tubbergen

Tubbergen – Bruinehaar

591

BBV Twentsflex Rijssen-Holten

Flexibel buurtbusproject in de gemeente Rijssen-Holten met twee buurtbuslijnen: Holten en Rijssen

Geen lijnnummer, flexibele buurtbuslijnen

 

West-Overijssel

 
 

BBV Heino

Zwolle – Heino

523

BBV Wijhe-Raalte

Wijhe – Raalte

563

BBV Lettele-Okkenbroek

Deventer – Nieuw Heeten

590

BBV Vechtdal

Dalfsen – Nieuwleusen

591

BBV IJhorst

De Wijk – Meppel

592

BBV Beerzerveld e.o.

Beerzerveld – Hardenberg

597

BBV Bruchterveld-Ebbenbroek

Bruchterveld – Hardenberg

598

BBV De Krim-Gramsbergen

Hardenberg - De Krim

599

BBV Wilsum-Zalk

Wilsum – Zalk

506

BVV Vilsteren

Dalfsen – Ommen

568

BBV Salland

Olst – Raalte

Heeten – Deventer

Lemelerveld-Luttenberg-Raalte

516

517

518

Stichting Stadsbuurtbus Kampen

Kampen Zuid – Onderdijks – Centrum – Kampen Zuid

510

5.5 Verduurzamen mobiliteitsbeleid werkgevers

Artikel 5.5.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie samen met werkgevers inzetten op minder, ander en schoner vervoer. Dit door werkgevers te belonen die hun werknemers stimuleren hun gedrag in hun woon-werkverkeer aan te passen.

Artikel 5.5.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van maatregelen die zich richten op minder en andere mobiliteit in woon-werk verkeer van medewerkers. Minder mobiliteit door bijvoorbeeld het hybride werken verspreid over de week en dag te stimuleren. En andere mobiliteit door bijvoorbeeld fietsen en openbaar vervoer te stimuleren.

  • 2. De maatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de maatregelen richten zich op verkeersdeelnemers, zoals werknemers;

    • b.

      de maatregelen zorgen ervoor dat de medewerkers minder en anders reizen in hun woon-werkverkeer;

    • c.

      welke maatregelen effectief blijken, wordt vooraf bepaald op basis van verplicht in te vullen Mobiliteitsindex en mobiliteitsscan (MobilityAnalyst) via Overijssel onderweg | Minder, ander, schoner vervoer. Uit de ingevulde Mobiliteitsindex blijkt op welk onderdeel van het mobiliteitsbeleid van de werkgever zich zou kunnen richten. Een maatregel valt daarmee onder een van de thema’s uit de mobiliteitsindex: Gedrag en communicatie, Fietsstimulering, Reiskostenvergoeding, Parkeerbeleid, Wagenpark en elektrisch rijden, Verkeersveiligheid, Openbaar vervoer of Hybride werken;

    • d.

      het gaat om maatregelen die na de subsidieperiode, van maximaal 1 jaar, blijvend uitgevoerd kunnen worden met eigen inzet en middelen;

    • e.

      de maatregelen zijn voor werkgevers, ondernemingen en organisaties die fysiek gevestigd zijn in Overijssel en 50 werknemers of meer in dienst hebben;

    • f.

      maatregelen voor werkgevers uit de gemeente Deventer komen niet voor de subsidie in aanmerking. Ondernemingen en organisaties uit de gemeente Deventer kunnen gebruik maken van de regeling van de Stedendriehoek.

Artikel 5.5.3 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een onderneming of een organisatie met 50 werknemers of meer in dienst.

  • 2. Het is mogelijk dat meerdere ondernemingen of organisaties samen een subsidieaanvraag indienen. Eén van die bedrijven is dan de aanvrager namens de deelnemende ondernemingen of organisaties.

Artikel 5.5.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag op basis van aantal werknemers. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 5.5.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie is een vast bedrag van:

  • a.

    € 2.500,- voor werkgevers met 50-99 werknemers in dienst;

  • b.

    € 5.000,- voor werkgevers met 100-250 werknemers in dienst;

  • c.

    € 10.000,- voor werkgevers met meer dan 250 werknemers in dienst

Artikel 5.5.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar door ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Verduurzamen mobiliteitsbeleid werkgevers

Artikel 5.5.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor het jaar 2024.

  • 2. [vervallen]

Artikel 5.5.8 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te realiseren;

  • b.

    binnen een jaar na uitvoering van de maatregel mee te werken aan een interview. Dit interview fungeert dan als evaluatie en kan gebruikt worden voor het enthousiasmeren van andere werkgevers (ambassadeurschap).

  • c.

    mee te werken aan de mobiliteitsscans De Mobiliteitsindex (beleid) en MobilityAnalyst (veranderpotentie) van de provincie om te bepalen of de maatregel effectief is.

Artikel 5.5.9 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 5.5.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025, om 17.00 uur.

5.6 Verbeteren infrastructuur openbaar vervoer

Artikel 5.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer tussen bushaltes volgens een vaste dienstregeling, uitgevoerd met een (buurt)bus.

  • -

    Bushalte: locatie waar openbaar vervoer stopt om reizigers in- en uit te laten stappen. Een bushalte moet voorzien zijn van een haltepaal met het bord L3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • -

    Vervoerder: het bedrijf dat in opdracht van de Provincie Overijssel het openbaar vervoer in Overijssel uitvoert.

Artikel 5.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een toekomstbestendig en duurzaam openbaar vervoer. Door het verbeteren van de infrastructuur voor het openbaar vervoer kunnen meer reizigers gebruiken maken van het openbaar vervoer. Dit leidt tot een betere uitvoering van het openbaar vervoer in Overijssel.

Artikel 5.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      het aanleggen van nieuwe bushaltes, het verbeteren van bestaande bushaltes of het verwijderen van bushaltes die niet meer gebruikt worden. Voorbeelden van het verbeteren van een bestaande bushalte: het plaatsen van een wachthokje voor reizigers (abri) waar deze nog niet aanwezig is, het plaatsen van een fietsenstalling of het toegankelijk inrichten van de bushalte.

    • b.

      het aanpassen van wegen om de doorstroming, betrouwbaarheid of kwaliteit van het openbaar busvervoer te verbeteren. Het gaat hier om aanpassingen die maximaal € 30.000,- exclusief btw per aanpassing kosten. Voorbeelden: het verwijderen van een verkeersdrempel of het verruimen van een boogstraal in een bocht.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanpassing wordt uitgevoerd in opdracht van een gemeente in Overijssel;

    • b.

      de aanpassing wordt gedaan bij een bushalte of op de route van het openbaar vervoer;

    • c.

      de aanpassing is nodig omdat in het jaar van de subsidieaanvraag een aanpassing in de dienstregeling heeft plaatsgevonden;

    • d.

      de aanpassing is afgestemd met de vervoerder met wie de provincie Overijssel afspraken heeft.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      gebruikelijke vervangingen of onderhoud van bestaande bushaltes;

    • b.

      parkeervoorzieningen voor auto’s;

    • c.

      voorzieningen die de vervoerder financiert of moet financieren, zoals een haltepaal;

    • d.

      voorzieningen die de abri-exploitant financiert of moet financieren.

Artikel 5.6.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 5.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten die gemaakt zijn voor ontvangst van de subsidieaanvraag zijn wel subsidiabel, maar alleen vanaf 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag. Artikel 1.2.8 onderdeel a is niet van toepassing.

Artikel 5.6.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5.6.7 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten worden betaald met een geldbedrag van de aanvrager of derden.

Artikel 5.6.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 1 mei 2024 om 9.00 uur en moet voor 16 september 2024 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier ‘Verbeteren infrastructuur openbaar vervoer’.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend ook een offerte in.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. Er mag geen aanvraag ingediend worden als de activiteit onderdeel is van een project waarvoor een aanvraag is of wordt ingediend op basis van subsidieregeling 5.1 Mobiliteit Overijssel.

Artikel 5.6.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld en geldt voor de indieningstermijn zoals opgenomen in artikel 5.6.8 lid 1.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • -

      Twente, wat betreft de Gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden;

    • -

      West Overijssel, beperkt tot de Gemeente Zwolle.

Artikel 5.6.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    uiterlijk in hetzelfde jaar van de subsidieaanvraag te starten met de uitvoering van de activiteiten;

  • b.

    de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 5.6.11 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan de gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 5.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2026 om 17.00 uur.

5.7 Niet Actief Beveiligde Overwegen (NABO)

[Vervallen]

5.8 Thuiswerkplannen/hybride-werkenplannen

[vervallen]

5.9 Stimulering elektrische vrachtfiets

Artikel 5.9.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Elektrische vrachtfiets: een elektrische fiets voor bedrijfsmatig gebruik met daarop een bak om bedrijfsmatig goederen in te vervoeren of een elektrische fiets met een aanhanger om bedrijfsmatig goederen in te vervoeren, beide met een minimale laadcapaciteit van 150 liter per bak.

Artikel 5.9.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het verduurzamen van het vervoeren van goederen.

Artikel 5.9.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de aankoop of lease van een nieuwe elektrische vrachtfiets.

  • 2. De elektrische vrachtfiets voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het is na 1 december 2023 aangekocht of geleased voor een periode van minimaal 3 jaar. Dit is een afwijking van artikel 1.2.3;

    • b.

      het wordt ingezet voor het uitoefenen van een bedrijf voor het vervoer van goederen en niet voor het vervoer van personen;

    • c.

      het wordt minimaal 5 keer per week gebruikt voor het vervoer van goederen in Overijssel. De aanvrager kan dit laten zien door bijvoorbeeld een rittenadministratie of een uitdraai van de agenda waarin alle afspraken staan;

    • d.

      het is of wordt geleverd door een officiële dealer of fabrikant;

    • e.

      het is voor een onderneming die fysiek gevestigd is in Overijssel.

Artikel 5.9.4 Aanvrager

De aanvrager is een onderneming die minimaal 3 maanden staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Artikel 5.9.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 5.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 30% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 1.500,- per vrachtfiets.

  • 3. De minimum subsidie van € 1.000,- die in artikel 1.2.17 lid 2 staat is niet van toepassing.

  • 4. De aanvrager mag in de jaren 2021 tot en met 2024, maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 5.9.7 Eigen bijdrage

Minimaal 70% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 5.9.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimulering elektrische vrachtfiets.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een bewijs van acceptatie van de offerte, een aankoopbewijs of een leasecontract in.

  • 4. De aanvrager mag voor maximaal twee elektrische vrachtfietsen een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 5.9.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor het jaar 2024.

Artikel 5.9.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht de met de subsidie aangeschafte elektrische vrachtfiets in te zetten voor een periode van drie jaar na ontvangst van de subsidie.

Artikel 5.9.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 5.9.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025, om 17.00 uur.

5.10 Scan verduurzaming wagenpark

Artikel 5.10.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Wagenpark vrachtvervoer: het geheel aan bestelwagens, bestelbussen of vrachtwagens dat een onderneming in haar bezit heeft.

  • -

    Zero emissie vervoer: een vervoerswijze, waarbij de aandrijving van het voertuig geen schadelijke uitstoot veroorzaakt.

  • -

    ZEV-scan: Zero Emissie Vervoer-scan, die inzicht geeft in de operationele, technische en financiële haalbaarheid van zero emissie vrachtvervoer.

Artikel 5.10.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de verduurzaming van goederenvervoer in Overijssel.

Artikel 5.10.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van een ZEV-scan voor het gehele of een deel van een wagenpark vrachtvervoer.

  • 2. De ZEV-scan wordt uitgevoerd door een onafhankelijke derde die:

    • a.

      deskundigheid kan aantonen op het gebied van ZEV-scans, vrachtvervoer over de weg en logistieke planning; en

    • b.

      met een referentieproject niet ouder dan 12 maanden kan aantonen kennis te hebben van verduurzaming van een wagenpark voor vrachtvervoer; en

    • c.

      onafhankelijk is van aanbieders van duurzame vrachtvoertuigen.

  • 3. De ZEV-scan wordt uitgevoerd voor het gehele of een deel van het wagenpark vrachtvervoer van een onderneming die fysiek gevestigd is in Overijssel.

Artikel 5.10.4 Aanvrager

De aanvrager is een onderneming.

Artikel 5.10.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden, zijnde het uitvoeren van de ZEV-scan, zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 5.10.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 3.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 500,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 4. De aanvrager mag in de jaren 2021 tot en met 2024 samen maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 5.10.7 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 5.10.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Scan verduurzaming wagenpark.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende informatie in:

    • a.

      een door de aanvrager bevestigde offerte of een opdrachtbevestiging van de ZEV-scan. Deze mogen ook bevestigd zijn onder voorbehoud van subsidieverlening. In de offerte of opdrachtbevestiging staat dat de rapportage van de ZEV-scan minimaal de volgende informatie bevat:

      • 1.

        een beschrijving van het huidige wagenpark en de wijze waarop dat wordt ingezet;

      • 2.

        een beschrijving van de mogelijkheden voor inzet van zero-emissie voertuigen en de bijbehorende laadinfrastructuur. Deze beschrijving bevat een toelichting op:

        • a.

          de economische haalbaarheid met een vergelijking van de Total Cost of Ownership. Total Cost of Ownership heet ook wel life cycle cost analysis of levensduurcyclus, waarbij niet alleen de aanschafkosten maar de gehele economische levensduur van duurzame vrachtvoertuig(en) ten opzichte van de huidige bestelwagens, bestelbussen, of vrachtwagens wordt berekend.

        • b.

          de operationele haalbaarheid, met een vergelijking tussen de huidige werkwijze en de werkwijze met inzet van Zero-emissie voertuigen. Denk bijvoorbeeld aan de actieradius, de gevolgen van opladen voor de planning en de belading van het bestelwagens, bestelbussen, of vrachtwagens.

        • c.

          technische haalbaarheid, met een beschrijving van de technische mogelijkheden.

    • b.

      een kort en bondig stappenplan invoering duurzame vervoersmiddelen met daarin een verwachte tijdsplanning,

    • c.

      de kosten van de uit te voeren ZEV-scan,

    • d.

      wanneer de ZEV-scan wordt uitgevoerd.

Artikel 5.10.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor het jaar 2024.

Artikel 5.10.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de ZEV-scan binnen 6 maanden na subsidieverlening te laten uitvoeren.

Artikel 5.10.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 5.10.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

5.11 Stimuleren slim en duurzaam goederenvervoer

Artikel 5.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Verduurzamen goederenvervoer: het verminderen van de vrachtkilometers over de weg.

Artikel 5.11.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de verduurzaming van goederenvervoer.

Artikel 5.11.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor minimaal één van de volgende activiteiten die bijdragen aan het verduurzamen van goederenvervoer:

    • a.

      het uitvoeren van een onderzoek met een duidelijke vraagstelling;

    • b.

      de ondersteuning bij het uitwerken van een duidelijke idee tot een plan met oplossingen;

    • c.

      technisch, financieel of juridisch advies voor het uitwerken van een plan;

    • d.

      ondersteuning bij het invoeren van oplossingen om de vrachtkilometers over de weg te verminderen;

    • e.

      marktverkenning om te kijken welke partijen geïnteresseerd zijn om gebruik te gaan maken van de oplossing voor het verminderen van vrachtkilometer over de weg;

    • f.

      het uitvoeren van een experiment, waarbij het effect van het verminderen van de vrachtkilometers over de weg wordt gemeten;

    • g.

      de aankoop en gebruik van een Intelligente transportsystemen (ITS), inclusief licenties voor software en onderhoud. Een ITS is een dienst die laat zien of het gebruik van een bepaalde route efficiënter en milieuvriendelijker is, en onmiddellijk belangrijke informatie geeft over verkeersopstoppingen, afgesloten wegen en andere zaken die van invloed kunnen zijn op de reistijd.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten zijn voor een onderneming die fysiek in Overijssel is gevestigd;

    • b.

      De activiteiten zijn voor een onderneming die zelf ook betrokken is bij de activiteiten;

    • c.

      de activiteiten gaan over minimaal een van de volgende oplossingsrichtingen die bijdragen aan het verminderen van de vrachtkilometers over de weg:

      • 1.

        samenwerking tussen verschillende ondernemingen;

      • 2.

        bundeling van vracht;

      • 3.

        efficiënt vervoer;

      • 4.

        digitalisering, of

      • 5.

        alternatieve vervoersvormen;

      • 6.

        Intelligente transportsystemen (ITS) toepassingen.

    • d.

      onderdeel b geldt niet voor een experiment, zoals genoemd in artikel 5.11.3 lid 1 onderdeel f.

    • e.

      de activiteiten worden uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige die:

      • 1.

        deskundigheid kan aantonen op het gebied van vrachtvervoer;

      • 2.

        deskundigheid kan aantonen met een referentieproject niet ouder dan 12  maanden;

      • 3.

        actuele kennis van duurzame en slimme logistieke oplossingen bezit;

      • 4.

        onafhankelijk is van aanbieders van oplossingen.

    • f.

      onderdeel e geldt niet voor aanschaf en gebruik van ITS diensten, zoals genoemd in artikel 5.11.3 lid 1 onderdeel g.

  • 3. Het experiment voldoet aanvullend aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er worden nieuwe oplossingen uitgeprobeerd die nog niet eerder uitgeprobeerd zijn;

    • b.

      het experiment gaat niet over standaard logistieke processen;

    • c.

      het experiment heeft als doel om te bewijzen dat een nieuwe oplossing zal werken in de praktijk.

    • d.

      het resultaat van het experiment is een plan van aanpak met:

      • 1.

        een analyse van de kosten ende baten van de oplossingen;

      • 2.

        een overzicht van zaken en werkzaamheden die het mogelijk maken dat alle activiteiten, die voor de instandhouding van de oplossing nodig zijn, uitgevoerd kunnen worden.

Artikel 5.11.4 Aanvrager

De aanvrager is een onderneming.

Artikel 5.11.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 5.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 10.000,- per subsidieaanvraag voor een experiment en maximaal € 5.000,- per subsidieaanvraag voor alle andere activiteiten.

Artikel 5.11.7 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 5.11.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleren slim en duurzaam goederenvervoer.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een opdrachtbevestiging in. De opdrachtbevestiging mag ook zijn verleend onder voorbehoud van deze subsidieverlening.

  • 4. Een onderneming die een ITS in gebruik heeft kan geen aanvraag indienen voor de aankoop en gebruik van ITS.

  • 5. Een onderneming kan maximaal 1 keer subsidie aanvragen voor de aankoop en gebruik van een ITS.

Artikel 5.11.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor:

  • a.

    de jaren 2021 tot en met 2023; en

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 5.11.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de resultaten van het onderzoek of experiment beschikbaar te stellen op de eigen website en te delen met geïnteresseerden. Deze rapportage omvat:

    • 1.

      een beschrijving van de huidige logistieke werkwijze,

    • 2.

      een beschrijving van de mogelijkheden om minder of duurzamere transportbewegingen over de weg te realiseren, en

    • 3.

      een beknopt stappenplan in fasering van de logistieke oplossing.

  • b.

    het experiment binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten en na de start binnen 6 maanden uit te voeren en de overige activiteiten binnen 6 maanden uit te voeren.

Artikel 5.11.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 5.11.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025, om 17.00 uur.

Hoofdstuk 6 Regionale economie

6.1 Wetenschap en Techniek Primair onderwijs

[Vervallen]

6.2 MIT-Haalbaarheidsprojecten

Artikel 6.2.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten.

  • -

    Haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.

  • -

    Industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden. Het doel hiervan is de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, als dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validatie van generieke technologie.

  • -

    Maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s): uitdagingen die de topsectoren voor elk maatschappelijk thema, sleuteltechnologieën en voor het maatschappelijk verdienvermogen van Nederland hebben gemaakt. Dit met als doel die maatschappelijke uitdagingen te koppelen aan het Mkb, zoals gepubliceerd op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst.

  • -

    MIT-haalbaarheidsproject: een project ten behoeve van een innovatie dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek. Minimaal 60% van de kosten van een haalbaarheidsproject bestaat uit een haalbaarheidsstudie.

Artikel 6.2.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het bevorderen van innovatie en ondernemerschap, door innovatie in de Topsectoren te stimuleren aansluitend op de landelijke KIA’s.

Artikel 6.2.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de uitvoering van een MIT-haalbaarheidsproject passend bij tenminste één van volgende maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA):

    • a.

      Klimaat en Energie;

    • b.

      Gezondheid en Zorg;

    • c.

      Landbouw, Water en Voedsel;

    • d.

      Veiligheid;

    • e.

      Sleuteltechnologieën;

    • f.

      Maatschappelijk verdienvermogen;

    • g.

      Circulaire Economie;

    • h.

      Digitalisering.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De activiteit is innovatief. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie uniek is voor Nederland;

      • 2.

        de innovatie zich onderscheidt ten opzichte van internationale ontwikkelingen of alternatieven;

      • 3.

        de innovatie een technologisch of organisatorisch risico met zich meebrengt om het project als innovatie te rechtvaardigen.

    • b.

      de activiteit heeft economisch perspectief. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie marktperspectief heeft;

      • 2.

        het beoogde verdienmodel haalbaar is;

      • 3.

        het intellectueel eigendom beschermd kan worden;

      • 4.

        de aanvrager kan aantonen dat hij een marktbenadering kan uitvoeren.

    • c.

      de activiteit is technisch-financieel uitvoerbaar. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na verlening gerealiseerd kan worden;

      • 2.

        de uitvoerders vakbekwaam zijn om de subsidiabele activiteit uit te voeren;

      • 3.

        de risico's voor de uitvoering en bijbehorende beheersmaatregelen zijn uitgewerkt;

    • d.

      de activiteit scoort tenminste 30 punten. De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

      • 1.

        maximaal 15 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder onderdeel a;

      • 2.

        maximaal 20 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder onderdeel b;

      • 3.

        maximaal 15 punten voor het criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder onderdeel c;

    • e.

      op elk criterium, zoals genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onderdeel a, b en c, scoort de activiteit minimaal 10 punten.

    • f.

      [vervallen]

    • g.

      voor de activiteit is geen subsidie aangevraagd bij of ontvangen van een andere overheid.

    • h.

      de activiteit wordt uitgevoerd bij een vestiging in de provincie Overijssel. Voor de definitie van vestiging geldt artikel 1 lid 1, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 6.2.4 Aanvrager

De aanvrager is een Mkb-onderneming.

Artikel 6.2.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie is een vast bedrag per subsidieaanvraag.

  • 2. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 6.2.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is € 20.000,- per subsidieaanvraag.

Artikel 6.2.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 9 april 2024 om 09.00 uur en moet uiterlijk op 17 september 2024 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier MIT-Haalbaarheidsprojecten.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.2.3 wordt voldaan. Het is verplicht om bij het opstellen van het projectplan gebruik te maken van het Overijsselse model projectplan MIT-Haalbaarheidsprojecten 2024. Het Overijsselse model projectplan is te vinden op regelen.overijssel.nl: Loket - Loket provincie Overijssel.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 5. De aanvrager mag per indieningstermijn zoals genoemd in lid 1 maximaal 1 keer subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling. Als de aanvragende Mkb-onderneming onderdeel van een partneronderneming of verbonden onderneming is, dan geldt dat per partneronderneming of verbonden onderneming maximaal 1 keer een subsidie aangevraagd mag worden per indieningstermijn zoals genoemd in lid 1. Voor de uitleg van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen geldt Bijlage I, artikel 3 lid 2 en 3 van de AGVV.

  • 6. Als een Mkb-onderneming, een partneronderneming of een verbonden onderneming meer dan 1 aanvraag indient, dan wordt de aanvraag die als eerst is ontvangen in behandeling genomen. De andere aanvragen worden afgewezen.

  • 7. Het is belangrijk dat het projectplan alle informatie bevat die van belang is om de criteria zoals genoemd in artikel 6.2.3 te beoordelen. In artikel 1.2.14 lid 2 staat dat de provincie nadat een aanvraag compleet is, om een toelichting op de ingediende informatie kan vragen. Bij deze subsidieregeling wordt geen inhoudelijke toelichting op het ingediende projectplan gevraagd. Nieuwe informatie is namelijk van invloed op de ontvangstdatum van de aanvraag en daarmee ook op de verdeling van het subsidieplafond.

Artikel 6.2.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld en geldt voor de indieningstermijn die in artikel 6.2.7 is genoemd.

  • 2. Als de te verlenen subsidie hoger is dan het resterende budget van het subsidieplafond, dan wordt het overgebleven budget verdeeld door middel van loting. Artikel 1.2.16 lid 2 is niet van toepassing. De loting wordt uitgevoerd onder de op die dag ingediende complete aanvragen.

Artikel 6.2.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te hebben uitgevoerd.

Artikel 6.2.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening, De-minimisverordening Landbouw of De-minimisverordening Visserij.

Artikel 6.2.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten

Artikel 6.3.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten.

  • -

    Industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren; het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validatie van generieke technologie.

  • -

    Maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (hierna KIA’s): uitdagingen die de topsectoren voor elk maatschappelijk thema, sleuteltechnologieën en voor het maatschappelijk verdienvermogen van Nederland hebben gemaakt. Dit met als doel die maatschappelijke uitdagingen te koppelen aan het Mkb, zoals gepubliceerd op https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst.

  • -

    MIT-R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerkingen voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband.

  • -

    MIT-R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet verbonden Mkb-ondernemingen, dat is opgericht om een R&D-samenwerkingsproject uit te voeren. Voor de uitleg van verbonden ondernemingen geldt Bijlage I, artikel 3 lid 3 van de AGVV.

Artikel 6.3.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het bevorderen van innovatie en ondernemerschap bij het midden- en kleinbedrijf over regiogrenzen heen, door innovatie in de Topsectoren te stimuleren aansluitend op de landelijke KIA’s.

Artikel 6.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject passend bij tenminste één van volgende maatschappelijke KIA’s:

    • a.

      Klimaat en Energie;

    • b.

      Gezondheid en Zorg;

    • c.

      Landbouw, Water en Voedsel;

    • d.

      Veiligheid;

    • e.

      Sleuteltechnologieën;

    • f.

      Maatschappelijk verdienvermogen;

    • g.

      Circulaire Economie;

    • h.

      Digitalisering.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      meer dan 50% van de subsidiabele kosten, van het MIT-R&D-samenwerkingsproject komt voor rekening van de aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband deelnemende Mkb-ondernemingen met een vestiging in Overijssel;

    • b.

      per MIT-R&D-samenwerkingsverband mag een deelnemende Mkb-onderneming niet meer dan 70% van de subsidiabele kosten van het MIT-R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening nemen;

    • c.

      voor de activiteit is geen subsidie aangevraagd bij of ontvangen van een andere overheid;

    • d.

      de activiteit wordt uitgevoerd bij een vestiging in de provincie Overijssel. Voor de definitie van vestiging geldt artikel 1, lid 1, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 6.3.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een MIT-R&D-samenwerkingsverband, waarvan de penvoerder een Mkb-onderneming is.

  • 2. Alle aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband deelnemende Mkb-ondernemingen zijn elk voor hun eigen deel in de samenwerking subsidieontvanger.

Artikel 6.3.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De kosten die subsidiabel zijn:

    • a.

      personeelskosten en de kosten van derden. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing;

    • b.

      de kosten van machines en apparatuur. Deze zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Dit geldt voor zowel machines en apparatuur die in bezit zijn, als voor machines en apparatuur die nog worden aangeschaft ten behoeve van de te subsidiëren activiteit. Daaronder vallen ook bijkomende kosten zoals licenties voor software en de onderhoudskosten van een machine of apparatuur. Voor de aankoopkosten van machines geldt dat deze niet volledig subsidiabel zijn. Dit is een afwijking van artikel 1.2.7 lid 1, onderdeel c;

    • c.

      de kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project.

  • 2. Voor de kosten van gebouwen geldt dat alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, subsidiabel zijn.

  • 3. Voor de kosten van gronden geldt dat alleen de verkoopkosten of de daadwerkelijk gemaakte financieringskosten, subsidiabel zijn.

  • 4. Voor de kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien geldt dat die alleen subsidiabel zijn als op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen. Dit betekent dat de afspraken tussen de contractpartijen niet afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen. Er is sprake van open, transparante en niet-discriminerende afspraken.

Artikel 6.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie per MIT-R&D-samenwerkingsproject is maximaal 35% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is minimaal € 50.000,- en maximaal € 350.000,- per MIT-R&D-samenwerkingsproject. De subsidie wordt niet verleend als de berekende totale subsidie per MIT- R&D-samenwerkingsproject € 49.999,- of minder is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 3. Als de subsidie voor het MIT-R&D-samenwerkingsproject € 200.000,- of minder is, dan is de subsidie per Mkb-ondernemer minimaal € 25.000,- en maximaal € 100.000,-. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie per Mkb-ondernemer € 24.999,- of minder is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 4. Als de subsidie voor het MIT-R&D-samenwerkingsproject meer dan € 200.000,- is, dan is de te verlenen subsidie per Mkb-ondernemer minimaal € 25.000,- en maximaal € 175.000,-. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie per Mkb-ondernemer € 24.999,- of minder is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 5. Het MIT-R&D-samenwerkingsverband kan per indieningstermijn zoals genoemd in artikel 6.3.9 lid 1 niet vaker dan 1 keer subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling.

  • 6. Een Mkb-ondernemer kan per indieningstermijn zoals genoemd in artikel 6.3.9 lid 1 wel vaker dan 1 keer subsidie aanvragen, als deze deelneemt aan verschillende MIT-R&D- samenwerkingsprojecten.

Artikel 6.3.7 Tenderregeling

  • 1. De subsidieregeling is een tenderregeling.

  • 2. Bij een tenderregeling krijgt elke complete aanvraag punten op basis van de beoordeling van de kwaliteitsvoorwaarden zoals genoemd in artikel 6.3.8 lid 1. De beoordeelde aanvragen worden vervolgens in volgorde geplaatst op basis van het behaalde puntenaantal.

Artikel 6.3.8 Puntenscore voor de kwaliteit

  • 1. Een aanvraag die voldoet aan de voorwaarden die genoemd zijn in de artikelen 6.3.3 en 6.3.4 krijgt maximaal 100 punten voor de volgende kwaliteitsvoorwaarden:

    • a.

      er wordt meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst verwacht, maximaal 25 punten;

    • b.

      er wordt meer economische waarde gecreëerd voor de deelnemers in het MIT-R&D-samenwerkingsverband, de Topsectoren, of de Overijsselse economie, maximaal 25 punten;

    • c.

      de kwaliteit van de MIT-R&D-samenwerking, ten minste blijkend uit de kwaliteit van het projectplan, de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie, maximaal 25 punten;

    • d.

      de verwachte impact die wordt gerealiseerd op een of meer van de betreffende maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s, maximaal 25 punten.

  • 2. De aanvraag scoort per kwaliteitsvoorwaarde minimaal 10 punten.

  • 3. De totale score van de aanvraag is minimaal 50 punten.

  • 4. Er wordt geloot als twee of meer aanvragen dezelfde eindscore hebben en er niet voldoende subsidieplafond is voor alle aanvragen. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Artikel 6.3.9 subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 11 juni 2024 9:00 uur en moet uiterlijk op 17 september 2024 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier MIT-R&D-samenwerkingsprojecten.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in de artikelen 6.3.3 en 6.3.4 wordt voldaan. Het is verplicht om bij het opstellen van het projectplan gebruik te maken van het Overijsselse model projectplan MIT-R&D-samenwerkingsprojecten 2024. Het Overijsselse model projectplan is te vinden op regelen.overijssel.nl: Loket - Loket provincie Overijssel.

  • 5. De subsidieaanvraag moet vóór de sluitingsdatum volledig zijn.

  • 6. Na sluitingsdatum kunnen er geen inhoudelijke en financiële aanvullingen of wijzigingen meer ingediend worden.

Artikel 6.3.10 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de openstellingperiode die genoemd is in artikel 6.3.9. lid 1.

  • 2. Er gelden twee deelplafonds:

    • a.

      voor de kleine MIT-R&D-samenwerkingsprojecten. Dit zijn de subsidies van € 200.000,- of minder per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

    • b.

      voor de grote MIT-R&D-samenwerkingsprojecten. Dit zijn de subsidies van meer dan € 200.000,- per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

  • 3. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van vastgestelde volgorde. Dit is een afwijking van artikel 1.2.16 lid 2.

  • 4. De verdeling van het subsidieplafond begint bij de aanvraag met de hoogste score en gaat door tot het subsidieplafond bereikt is.

  • 5. Als de te verstrekken subsidie voor een aanvraag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, dan kan de subsidie lager worden verleend. Dit kan alleen na overleg met de aanvrager en onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de activiteiten ongewijzigd worden uitgevoerd;

    • b.

      de aanvrager of derden bereid zijn het financiële tekort zelf aanvullend te financieren. De gewijzigde financiële dekking wordt binnen 5 werkdagen ingeleverd.

  • 6. Als er budget overblijft bij een van de deelplafonds dan kan het resterend budget toegevoegd worden aan het budget van het andere deelplafond. Dit is een afwijking van lid 2.

Artikel 6.3.11 Staatssteun

  • 1. De subsidie voldoet aan hoofdstuk I en artikel 25 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage voor de dekking van de kosten van het MIT-R&D-samenwerkingsproject is maximaal 35%. Voor het MIT-R&D-samenwerkingsproject is geen subsidie aangevraagd bij of ontvangen vaneen andere overheid.

Artikel 6.3.12 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 6 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend, de activiteiten te starten;

  • b.

    binnen 24 maanden na de start de activiteiten te hebben uitgevoerd.

Artikel 6.3.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

6.4 Cofinanciering Europese programma’s

Artikel 6.4.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan projecten die met een Europese subsidie uit een van de in deze subsidieregeling genoemde programma’s respectievelijk thematische fondsen een bijdrage leveren aan de realisatie van een of meerdere provinciale doelen.

Artikel 6.4.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten en projecten die subsidie ontvangen op basis van regelingen voor thematische fondsen, inclusief de programma’s Interreg-B en Interreg Europe.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteit ontvangt EU-financiering uit minimaal één van de in lid 1 genoemde programma’s of thematische fondsen;

    • b.

      de activiteit draagt bij aan een of meerdere provinciale doelen.

Artikel 6.4.3 Aanvrager

Een aanvrager is een partij, die in één van de Europese programma’s of thematische fondsen genoemd is.

Artikel 6.4.4 Aanvraag, verlening en vaststelling van de subsidie

  • 1. De aanvraag voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de subsidiebepalingen en voorwaarden die gelden voor genoemde programma’s of thematische fondsen.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend bij de managementautoriteit of het secretariaat van het betreffende programma management. Een aanvraag die betrekking heeft op aanvullende cofinanciering voor projecten waarvoor ergens anders een Europese bijdrage wordt aangevraagd, wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 3. Bij de indiening en afhandeling van de subsidie worden de geldende afspraken en regels gevolgd van de genoemde programma’s of thematische fondsen.

Artikel 6.4.5 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2030 om 17.00 uur.

6.5 Ondersteuning startende ondernemers

[vervallen]

6.6 Jonge bedrijfsopvolgers

Artikel 6.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Familiebedrijf: een bedrijf is een familiebedrijf als:

    • 1.

      in het bedrijf meerdere leden uit één familie actief zijn; én

    • 2.

      de dagelijkse bedrijfsvoering van het bedrijf in handen is van de tweede generatie of dat het bedrijf binnenkort wordt overgedragen naar een volgende generatie.

Artikel 6.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bedrijfsopvolging stimuleren en ondersteunen. Met behulp van deze subsidie kunnen zij investeren in het bedrijf op het gebied van duurzaamheid en digitalisering. Daardoor kunnen zij beter inspelen op marktontwikkelingen en wensen vanuit de samenleving.

Artikel 6.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de volgende investeringen van een familiebedrijf:

    • a.

      vernieuwing of verbetering van het productieproces door digitalisering of gericht op verduurzaming;

    • b.

      een marktimplementatie van een nieuw product of nieuwe dienst door digitalisering of gericht op verduurzaming.

  • 2. De investering draagt bij aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf gevestigd in Overijssel.

  • 3. De dagelijkse bedrijfsvoering van het familiebedrijf is overgenomen door een familielid in de eerste, tweede of derde graad dat bij het indienen van de subsidieaanvraag:

    • a.

      jonger dan 41 jaar is;

    • b.

      mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering van het familiebedrijf;

    • c.

      uiterlijk 2 jaar voor de datum van indiening van de subsidieaanvraag tenminste 25% zeggenschap, verbonden aan het eigendom van het familiebedrijf, in handen heeft gekregen;

    • d.

      minimaal 25% eigenaar van het familiebedrijf is.

Artikel 6.6.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een familiebedrijf.

  • 2. Het familiebedrijf is daarnaast ook een Mkb-onderneming.

Artikel 6.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De kosten voor vervanging van machines en apparatuur met een gelijksoortige functie zijn niet subsidiabel.

Artikel 6.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 30% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 20.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. De subsidie wordt niet verleend als de hoogte van de berekende subsidie minder dan € 10.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 4. De aanvrager mag maximaal 1 keer een subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 6.6.7 Eigen bijdrage

Minimaal 70% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of van derden.

Artikel 6.6.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Jonge bedrijfsopvolgers.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan minimaal staat:

      • 1.

        een beschrijving van de investering;

      • 2.

        een investeringsbegroting;

      • 3.

        op welke wijze de investering wordt gefinancierd;

      • 4.

        op welke wijze de investering bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf;

    • b.

      een schriftelijke overeenkomst of statuten waaruit de zeggenschap van de bedrijfsopvolger en de ingangsdatum van deze zeggenschap blijkt.

Artikel 6.6.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 6.6.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten met de uitvoering van de investering;

    • b.

      deel te nemen aan een Leren-van-elkaar-kring, georganiseerd door Hogeschool Windesheim.

  • 2. De bedrijfsopvolger is verplicht:

    • a.

      de onderneming minimaal 5 jaar voort te zetten of, als het om aandelen in een BV of NV gaat, minimaal 5 jaar eigenaar van de aandelen te blijven;

    • b.

      de onderneming minimaal 5 jaar te blijven drijven.

Artikel 6.6.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening, de De-minimisverordening Landbouw en de De-minimisverordening Visserij. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 6.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

6.7 Family Next Overijssel

[Vervallen]

6.8 Versterken gemeentelijke informatiepositie vakantieparken

[Vervallen]

6.9 Versnelling toekomstbestendige werklocaties

[Vervallen]

6.10 Ondersteuning Nationaal Groeifondsaanvragen

[vervallen]

6.11 Bijzondere kleinere evenementen

Artikel 6.11.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie, bijzondere kleinere cultuur- en sportevenementen in Overijssel ondersteunen.

Artikel 6.11.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de voorbereiding en uitvoering van bijzondere kleinere evenementen in Overijssel.

  • 2. Het evenement voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het evenement is een bestaand jaarlijks of periodiek terugkerend cultuur- of sportevenement. Bestaand betekent in elk geval al eenmaal georganiseerd in Overijssel. Periodiek terugkerend betekent dat het evenement in een vast ritme van een aantal jaren georganiseerd wordt, variërend van 2 tot 5 jaar.

    • b.

      het evenement vindt plaats in 2024;

    • c.

      het evenement behaalt in totaal minimaal 7 punten op basis van Puntentabel 1;

    • d.

      het evenement vindt plaats in Overijssel;

    • e.

      de totaal begrote kosten van het evenement zijn minimaal € 20.000,-.

  • 3. Het evenement is geen evenement dat voor de subsidieperiode 2020-2023 aangewezen is als beeld bepalend evenement. In de subsidieregeling 6.17 Beeldbepalende evenementen 2020 t/m 2023 van het Ubs 2017 is dit uitgelegd.

  • 4. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie: kermis, circus, beurs, congres bedrijvencontactdagen, lokaal carnaval, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-, jaar-, streek-, vrij- of beestenmarkt, buurt-, wijk- of dorpsfeest, fair en rommelmarkt, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt, nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag, openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, demonstratie, workshop, één enkele culturele voorstelling, planten- of dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, feestweek, autorodeo, trekkertrek, paasvuren, tentoonstelling, tijdelijke kunstijsbaan, e-sportsevent, LAN-partys, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, tuinevenement, tuinexpositie, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten.

Artikel 6.11.3 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is de organisator van het evenement.

  • 2. De aanvrager is ook een stichting of vereniging.

Artikel 6.11.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.8 zijn van toepassing.

  • 2. Inzet van uren door vrijwilligers is subsidiabel. In de begroting en het dekkingsplan mag die inzet opgenomen worden voor maximaal € 15,- per uur.

Artikel 6.11.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 40% van de subsidiabele kosten

  • 2. De subsidie is maximaal € 10.000,- per subsidieaanvraag.

Artikel 6.11.6 Tenderregeling

  • 1. De subsidie is een tenderregeling.

  • 2. Bij een tenderregeling krijgt elke complete subsidieaanvraag punten op basis van Puntentabel 1. De beoordeelde aanvragen worden daarna in volgorde geplaatst op basis van de totaal behaalde punten. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van de totaal behaalde punten.

  • 3. Als twee of meer aanvragen hetzelfde aantal totale punten behaalt, vindt loting tussen die betreffende aanvragen plaats. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Artikel 6.11.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 13 oktober 2023 9.00 uur en moet uiterlijk 3 november 2023 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Bijzondere kleinere evenementen 2024.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De subsidieaanvraag moet vóór de sluitingsdatum volledig zijn.

  • 5. Na sluitingsdatum kunnen er geen inhoudelijke en financiële aanvullingen of wijzigingen meer ingeleverd worden. Een wijziging in de financiële dekking is wel mogelijk als de subsidie lager wordt verleend omdat het resterende bedrag van het subsidieplafond niet voldoende is. Deze wijzing van de financiële dekking kan alleen als artikel 6.11.8 lid 4 van toepassing is.

Artikel 6.11.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld en geldt voor de indieningstermijn die in artikel 6.11.7 lid 1 is genoemd.

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van vastgestelde volgorde. Dit is een afwijking van artikel 1.2.16. lid 2.

  • 3. De verdeling van het subsidieplafond begint bij de subsidieaanvraag met de hoogste score en gaat door tot het subsidieplafond bereikt is.

  • 4. Als de te verstrekken subsidie voor een subsidieaanvraag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, dan kan de subsidie lager worden verleend. Dit kan alleen na overleg met de aanvrager en onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de activiteiten ongewijzigd worden uitgevoerd;

    • b.

      de aanvrager of derden bereid zijn het financiële tekort zelf aanvullend te financieren. De gewijzigde financiële dekking wordt binnen 5 werkdagen ingeleverd.

Artikel 6.11.9 Adviescommissie

Een subsidieaanvraag voor subsidie wordt voorgelegd worden aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel 2020-2023. De commissie geeft advies over:

  • a.

    het onderscheidend karakter van het evenement;

  • b.

    of het evenement lokaal maatschappelijk gedragen is;

  • c.

    of het evenement regionale uitstraling heeft;

  • d.

    of het evenement voldoet aan de kwaliteitseis;

  • e.

    of het evenement een koppeling legt met DNA van Overijssel/regionale identiteit.

Artikel 6.11.10 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 6.11.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

Puntentabel 1, bij 6.11 Bijzondere kleinere evenementen:

 

Te behalen punten

1. Het evenement heeft een onderscheidend karakter

Ja: 3 punten

Nee: 0 punten

2. Het evenement is lokaal maatschappelijk gedragen

Ja: 1 punt

Nee: 0 punten

3. Het evenement heeft regionale uitstraling

Ja: 1 punt

Nee: 0 punten

4. Het evenement voldoet aan de kwaliteitseis.

De organisatie van het evenement heeft een heldere kijk op het evenement en beschrijft het doel van het evenement. Ze motiveert de keuze van de activiteiten en geeft aan hoe ze zorgt voor een goede kwaliteit van de activiteiten.

Ja: 1 punt

Nee: 0 punten

5. Het evenement legt een koppeling met DNA van Overijssel of regionale identiteit.

Onder DNA van Overijssel verstaan we een of meerdere karakteristiek(e) kenmerk(en) van Overijssel of van een deel van Overijssel. Een andere omschrijving voor DNA is regionale identiteit. De aanvrager beschrijft op welk DNA-onderdeel of regionale identiteit van Overijssel het evenement aansluit en toont aan waarom dat zo is. DNA/regionale identiteit is niet alleen een decor, maar is aantoonbaar benut en verwerkt in het evenement.

Ja: 4 punten

Nee: 0 punten

Totaal behaalde punten = 1+2+3+4+5

6.12 MKB-Voucher digitalisering cultuur

Vervallen

6.13 Digitale en circulaire industrie Overijssel

Artikel 6.13.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    CIRCO: [vervallen]

  • -

    CIRCO track: [vervallen]

  • -

    CIRCO-actieplan: [vervallen]

  • -

    Circulair: een product waarvan de grondstoffen later hergebruikt kunnen worden. Na gebruik van het product kan het product uit elkaar gehaald worden en de materialen opnieuw worden gebruikt.

  • -

    Digitalisering: het proces om informatie of fysieke documenten om te zetten in digitale informatie. Onder digitalisering wordt ook verstaan het opnemen van digitale technologieën in bedrijfsprocessen en producten, met als doel deze te verbeteren.

  • -

    EDIH-assessment: het doorlichten van een onderneming door innovatie deskundigen. Het resultaat is een EDIH-digitaliseringsplan met een overzicht van de digitaliseringsmogelijkheden voor de onderneming. EDIH staat voor European Digital Innovation Hub. De EDIH is een initiatief van de provincies Overijssel en Gelderland waar in totaal 17 partners in Oost Nederland samenwerken. Een EDIH ondersteunt bedrijven in hun digitale verandering en doet dit zonder winstoogmerk. EDIH krijgt steun van de Europese commissie, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de provincie Overijssel. Een aanmelding voor een EDIH-assessment kan via: https://boostsmartindustry.nl/wat-kunnen-wij-voor-u-betekenen

  • -

    EDIH-digitaliseringsplan: een overzicht van de digitaliseringsactiviteiten, opgesteld door EDIH nadat een EDIH-assessment is uitgevoerd.

  • -

    Werkplaats Circulair Organiseren: [vervallen]

Artikel 6.13.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een krachtig Mkb. Dit door Mkb-ondernemingen in Overijssel in de sector industrie te ondersteunen om stappen te zetten op het gebied van digitalisering en circulair ondernemen.

Artikel 6.13.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      het uitvoeren van digitaliseringsactiviteiten voor een onderneming die in Overijssel is gevestigd;

    • b.

      het uitvoeren van circulaire activiteiten voor een onderneming die in Overijssel is gevestigd.

  • 2. De digitaliseringsactiviteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om digitalisering van het productieproces;

    • b.

      het gaat om een of meer van de volgende digitaliseringsactiviteiten:

      • 1.

        het digitaal koppelen van het aanbod, bedrijfsvoering en verkoop;

      • 2.

        optimaal beheren en gebruiken van data in de onderneming en het verkrijgen van actueel inzicht op diverse lagen in de organisatie;

      • 3.

        digitaal archiveren en digitaal op orde brengen van bedrijfsinformatie;

      • 4.

        het toepassen of verbeteren van Enterprise Resource Planning (ERP) of Manufacturing Execution System (MES) computerprogramma;

      • 5.

        het automatiseren van productieprocessen door integrale toepassing van industriële automatisering en robotisering;

    • c.

      de digitaliseringsactiviteiten zijn in het EDIH-digitaliseringsplan van de aanvrager opgenomen;

    • d.

      de vervanging van bestaande apparatuur wordt niet gezien als een digitaliseringsactiviteit;

    • e.

      het EDIH-assessment is uitgevoerd na 1 januari 2023;

    • f.

      de digitaliseringsactiviteiten worden uitgevoerd door een deskundige derde, niet zijnde een moeder-dochter-zuster onderneming waarmee de aanvrager verbonden is.

  • 3. De circulaire activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      het gaat om een of meer van de volgende activiteiten om zo de overgang naar circulair ondernemen te versnellen:

      • 1.

        advies en ondersteuning om op een innovatieve wijze producten of diensten te ontwikkelen die bijdragen aan een circulaire economie. Denk hierbij aan circulair productontwerp, hergebruiken van materialen en het verminderen van afvalstromen en levensduurverlenging zoals hergebruik van een product, reparatie en hergebruik van productonderdelen;

      • 2.

        het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek op het gebied van circulair;

      • 3.

        advies en ondersteuning bij het verder ontwikkelen van een circulair verdienmodel. Dat is de manier waarop een onderneming geld verdient;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      de activiteiten zijn direct van belang voor de aanvrager en dragen bij aan de circulariteit van de onderneming. Dit betekent bijvoorbeeld dat een algemeen onderzoek over circulariteit niet voor de subsidie in aanmerking komt;

    • e.

      de activiteiten worden uitgevoerd door een deskundige derde, niet zijnde een moeder-dochter-zuster onderneming waarmee de aanvrager verbonden is.

Artikel 6.13.3a pretoets  

De aanvrager legt de circulaire activiteiten en de offerte voor aan één van de adviseurs van Kennispoort, Novel-T of OostNL en deze heeft op basis van de offerte positief geadviseerd dat de activiteiten:

  • a.

    direct van belang zijn voor de aanvrager en bijdragen aan de circulariteit van de onderneming;

  • b.

    worden uitgevoerd door een deskundige derde.

Artikel 6.13.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een BV, een NV, een eenmanszaak, een maatschap of een v.o.f.

  • 2. De aanvrager is daarnaast ook een Mkb-onderneming in de sector Industrie en heeft minimaal 2 medewerkers in vaste dienst.

  • 3. De aanvrager is geen grote onderneming.

Artikel 6.13.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De totale subsidiabele kosten per aanvraag bedragen minimaal € 5.000,- exclusief Btw.

Artikel 6.13.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 10.000,- per aanvraag.

  • 3. De aanvrager kan maximaal 2 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling: één keer voor digitaliseringsactiviteiten en één keer voor circulaire activiteiten. Een verbonden onderneming van moeder-dochter-zuster onderneming worden gezien als 1 aanvrager. Dit betekent dat als de aanvrager een verbonden onderneming is, per verbonden onderneming maximaal 2 keer subsidie ontvangen mag worden op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 6.13.7 Eigen bijdrage

Minimaal 60% van de subsidiabele kosten worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 6.13.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag moet uiterlijk 20 december 2024 voor 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Digitale en circulaire industrie Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      het EDIH-digitaliseringsplan. In het plan staat wanneer het EDIH-assessment is uitgevoerd;

    • b.

      offerte(s) van de kosten van de digitaliseringsactiviteiten of de circulaire activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De offerte is op het moment van de subsidieaanvraag niet ouder dan 12 weken.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 onderdeel b is niet van toepassing.

Artikel 6.13.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 en 2024.

Artikel 6.13.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten te starten binnen 3 maanden na de datum van de subsidieverlening;

  • b.

    de activiteiten binnen 12 maanden na de datum van de subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 6.13.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 6.13.12 Looptijd 

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025.

6.14 Regio Deal Twente 2023-2028

Artikel 6.14.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Regio Deal Twente: het convenant met als naam Bruto Twents geluk, in de groene, technologische topregio Twente, die tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de provincie Overijssel en de Twente Board is gesloten om de kwaliteit van leven, wonen en werken van inwoners en ondernemers in de regio Twente te verbeteren.

  • -

    Regio Deal-project: een door de Twente Board goedgekeurd project, dat voldoet aan de Regio Deal Twente en de KRACHT-criteria, zoals genoemd in artikel 6.14.3 onderdeel 4.

  • -

    Rijksbijdrage: specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering Regio Deals vierde tranche. Deze is te vinden op https://wetten.overheid.nl/BWBR0048154/2023-05-12/.

  • -

    Twente Board: stichting die inhoudelijk projectvoorstellen toetst aan de gestelde kaders op basis van de Regio Deal Twente en bepaalt welke maximale rijksbijdrage vanuit de Regio Deal Twente passend is en toetst of het projectvoorstel voldoet aan de Regio Deal Twente en de KRACHT-criteria zoals genoemd in artikel 6.14.3 onderdeel 4.

  • -

    Twente Board Development: uitvoeringsorgaan van de Twente Board die projecten aanjaagt, ontwikkelt en adviseert over de inhoudelijke toetsing.

Artikel 6.14.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling draagt de provincie bij aan de uitvoering van de Regio Deal Twente. De Regio Deal Twente draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van leven, wonen en werken van inwoners en ondernemers in de regio Twente.

Artikel 6.14.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de projecten die door de Twente Board aangemerkt zijn als een Regio Deal-project en voor de daarmee samenhangende voorbereiding, administratie en toezicht door de Twente Board.

  • 2. De uitvoering van de activiteiten mag gestart zijn nadat het project door de Twente Board is aangemerkt als Regio Deal-project. Artikel 1.2.3 is niet van toepassing.

  • 3. Lid 2 is niet van toepassing als sprake is van staatssteun. Als sprake is van staatssteun dan start het project pas nadat de aanvraag is ingediend.

  • 4. De activiteit voldoet aan de volgende KRACHT-criteria die door de Twente Board zijn vastgesteld. De KRACHT criteria zijn:

    • a.

      Kansrijk: het project is vernieuwend, heeft een innovatief karakter, heeft een economische waarde en draagt bij aan de structurele versterking van het ecosysteem;

    • b.

      Regionaal: de activiteiten en resultaten van het project komen ten goede aan Twente. Er wordt een meerwaarde gecreëerd door bovenregionale samenwerking;

    • c.

      Aanvullend: het project is nieuw ten opzichte van bestaande activiteiten, het is wat betreft deelnemers aanvullend op bestaande activiteiten in Twente of er is sprake van sector overstijgende samenwerking;

    • d.

      Concreet: het project is uitvoerbaar. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de samenstelling van het projectteam;

    • e.

      Helder: er is sprake van SMART-doelstellingen en planning. Hierbij wordt gekeken naar de uitwerking en de aanpak;

    • f.

      Toekomstgericht: het project speelt in op maatschappelijke trends. Hierbij wordt gekeken naar de aard van het project. Gaat het om tijdelijk inspelen op de schommelingen van de economische groei op korte termijn of om de structurele versterking van het ecosysteem? Ook wordt gekeken naar de bijdrage aan de strategische doelstellingen Twente Board en of het gaat om een duurzaam businessmodel.

Artikel 6.14.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een partij die door Twente Board is aangewezen als de aanvrager van de subsidie.

  • 2. De aanvrager is geen natuurlijk persoon.

  • 3. De aanvrager is de Twente Board als het gaat om de voorbereiding, administratie en toezicht op de Regio Deal Twente projecten.

Artikel 6.14.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 6.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal het percentage van de subsidiabele kosten dat door de Twente Board is vastgesteld.

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag dat door de Twente Board is vastgesteld.

Artikel 6.14.7 Pretoets door de Twente Board

  • 1. Voordat een aanvraag kan worden ingediend moet het project door Twente Board zijn aangemerkt als Regio Deal-project.

  • 2. Aanmelden van projecten kan het hele jaar door bij de Twente Board Development door een mail te sturen naar project@twenteboard.nl of via de https://twente.com/twente-board/programmas-projecten/project-indienen.

  • 3. Twente Board toetst of een project voldoet aan:

    • a.

      de Regio Deal Twente;

    • b.

      de KRACHT-criteria zoals opgenomen in artikel 6.14.3 onder 4.

  • 4. Als er meer aanmeldingen zijn dan het beschikbare budget, wordt prioriteit gegeven aan projectvoorstellen die het beste bijdragen aan de KRACHT-criteria.

Artikel 6.14.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar door ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Regio Deal Twente vierde tranche.

  • 3. Het is verplicht om een projectplan en een samenvatting ervan mee te sturen en het beschikbaar gestelde format te gebruiken. Dit is een afwijking van artikel 1.2.1 lid 2 onderdeel c.

  • 4. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

Artikel 6.14.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2027.

Artikel 6.14.10 Voorwaarden

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder het voorbehoud dat het Rijk de volledige rijksbijdrage beschikbaar stelt.

  • 2. Als het Rijk de rijksbijdrage niet beschikbaar stelt, of verlaagt, dan kan dit gevolgen hebben voor de verleende subsidie.

Artikel 6.14.11 Voortgangsrapportage

  • 1. De subsidieontvanger dient jaarlijks voor 1 februari een concept voortgangsrapportage in bij de Twente Board, door een mail te sturen naar project@twenteboard.nl.

  • 2. De subsidieontvanger dient jaarlijks voor 1 april een door de Twente Board goedgekeurde voortgangsrapportage in bij de provincie.

  • 3. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde format Voortgangsrapportage te gebruiken. In de voortgangsrapportage staan minimaal:

    • a.

      de gemaakte kosten en gerealiseerde eigen bijdrage en bijdragen van derden;

    • b.

      de voortgang van de activiteiten;

    • c.

      de geplande kosten;

    • d.

      de eventuele risico’s.

Artikel 6.14.12 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uiterlijk 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 6.14.13 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van gemeenten loopt via de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code C96B Regiodeals 4e tranche.

Artikel 6.14.14 Staatssteun

  • 1. Bij besteding van de subsidie zijn gemeenten, provincies en waterschappen verplicht zich te houden aan de Europese regels op het gebied van aanbesteding en staatssteun.

  • 2. Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 3. Als sprake is van staatssteun dan voldoet de subsidie aan de AGVV.

Artikel 6.14.15 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2027 om 17.00 uur.

6.15 Ons toeristisch Mkb: groen, digitaal en toegankelijk

Artikel 6.15.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie mkb-ondernemers in de toeristische sector helpen om de kwaliteit en duurzaamheid van de onderneming te verbeteren. Dit doet de provincie door bij te dragen aan de kosten van energiemaatregelen, vergroeningsactiviteiten, digitaliseringsactiviteiten, toegankelijkheidsactiviteiten, circulaire activiteiten en klimaatmaatregelen.

Artikel 6.15.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het uitvoeren van energiemaatregelen;

    • b.

      het uitvoeren van vergroeningsactiviteiten;

    • c.

      het uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan digitalisering en data-gedreven werken;

    • d.

      het uitvoeren van toegankelijkheidsactiviteiten zodat mensen met een beperking gebruik kunnen maken van de diensten van de onderneming. De toegankelijkheidsactiviteiten komen alleen voor de subsidie in aanmerking in combinatie met minimaal een van de andere activiteiten die in lid 1 zijn genoemd;

    • e.

      het uitvoeren van circulaire activiteiten, gericht op hergebruik van grondstoffen en het verminderen van afval;

    • f.

      klimaatmaatregelen om het gebruik van water te verminderen en water vast te houden.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten zijn zowel inhoudelijk als financieel haalbaar. Dit moet uit de aanvraag blijken. De haalbaarheid moet duidelijk uitgelegd zijn en er moeten concrete vervolgstappen benoemd zijn. Daarnaast moet de onderneming al voldoende financiële middelen hebben geregeld om de cofinanciering van de activiteiten te dekken;

    • b.

      de activiteiten dragen bij aan de toekomstbestendigheid van de onderneming. In de aanvraag moet duidelijk uitgelegd zijn waarom deze activiteiten van belang zijn voor de toekomst van de onderneming.

  • 3. De energiemaatregelen voldoen aanvullend aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de energiemaatregelen zijn opgenomen in het energieonderzoek van de onderneming. Het onderzoek is op het moment van de aanvraag niet ouder dan 3 jaar;

    • b.

      het energieonderzoek is uitgevoerd door een gecertificeerde energie-adviseur met aantoonbare ervaring in het mkb of door een branchespecialist;

    • c.

      de energiemaatregelen voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zoals van toepassing op het moment van het uitgevoerde energieonderzoek. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd en is te vinden op de website van de RVO;

    • d.

      alleen energiemaatregelen waarvan de kosten per investering € 10.000,- of meer bedragen komen voor de subsidie in aanmerking.

  • 4. De vergroeningsactiviteiten voldoen aanvullend aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om activiteiten waarmee de ruimte in en om het bedrijf biodiverser gemaakt wordt en beter ingepast wordt in het landschap. Bijvoorbeeld door het aanleggen van landschapselementen, een voedselbos, heggen en hagen, bloemrijk grasland, bewerking van de grond of een geschikte plek voor insecten en vogels;

    • b.

      er is een inrichtingsplan opgesteld door een deskundige die aantoonbaar ervaring heeft op het gebied van landschappelijke inpassing;

    • c.

      het inrichtingsplan voldoet aan de volgende voorwaarden:

      • 1.

        de eigenheid en schoonheid van de natuurlijke omgeving komt zichtbaar terug op de locatie;

      • 2.

        het inrichtingsplan bevat een korte beschrijving van het gebied en het type landschap, streekeigen kenmerken en bijzonderheden;

      • 3.

        foto’s van de huidige situatie en een schets van de nieuwe situatie;

      • 4.

        als het gaat om het biodiverser maken dan gaat het om de aanplant van passende bloemen, planten, struiken en bomen. Bij voorkeur uitgewerkt in een stukslijst;

      • 5.

        er wordt zoveel mogelijk gewerkt met inheems- en gebiedseigen groen-materiaal.

  • 5. De toegankelijkheidsactiviteiten voldoen aanvullend aan de volgende voorwaarde:

    het gaat om zichtbare aanpassingen op de locatie zodat mensen met een beperking gebruik kunnen maken van de diensten van de onderneming. Bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijke vissteigers, bungalows en kamers, spraakgestuurde thermostaten en gordijnen en braille bewegwijzering.

  • 6. De digitaliseringsactiviteiten voldoen aanvullend aan de volgende voorwaarden

    • a.

      het gaat om activiteiten waarbij digitale technologieën worden toegepast in bedrijfsprocessen met als doel de dienstverlening te verbeteren. Bijvoorbeeld het verbeteren van boekingssoftware, toepassen van kunstmatige intelligentie, meer focus op buitenlandse markten, robotisering en cybersecurity;

    • b.

      het maken van alleen een nieuwe website is niet subsidiabel, dit kan alleen in combinatie met procesmatige verbeteringen.

  • 7. De circulaire activiteiten voldoen aanvullend aan de volgende voorwaarde: het gaat om activiteiten die bijdragen aan het hergebruik van materialen of het verminderen van afval. Denk hierbij aan circulair bouwen.

  • 8. De klimaatmaatregelen voldoen aanvullend aan de volgende voorwaarde: het gaat om maatregelen om het gebruik van water te verminderen en water vast te houden. Voorbeelden: het aanleggen van wadi’s, waterbesparend sanitair en installatie van systemen die water uit wastafels, douches en wasmachines verzamelen en zuiveren voor hergebruik in toiletten.

Artikel 6.15.3 Aanvrager

De aanvrager:

  • a.

    is een BV, een NV, een eenmanszaak, coöperatie, maatschap of een v.o.f.; én

  • b.

    is een onderneming die meer dan 80% van de omzet haalt uit logiesverstrekking (gasten die blijven overnachten). Dit geldt niet voor Buitensport. ; én

  • c.

    is een Mkb-onderneming die op het moment van de subsidieaanvraag minimaal 1 jaar geregistreerd staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel; én

  • d.

    is volgens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd onder ten minste één van SBI-codes voor de toeristische sector:

    • -

      55 Logiesverstrekking, met uitzondering van 55.10.2 conferentieoorden en Bed en Breakfast (B&B’s);

    • -

      93.2 Overige recreatie, inclusief 93.12 inclusief Buitensport die niet hoofdzakelijk worden gefinancierd door gemeenten en met uitzondering van 93.21.2 Kermisattracties;

  • e.

    verkeert niet in financiële moeilijkheden.

Artikel 6.15.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De kosten van derden zijn subsidiabel ten behoeve van de uitvoer van de subsidiabele activiteiten. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De totale begrote subsidiabele kosten voor de hele aanvraag bedragen minimaal € 20.000,- exclusief btw.

  • 3. Als subsidie wordt gevraagd voor de vergroeningsactiviteiten, dan moeten de subsidiabele kosten voor de vergroeningsactiviteiten minimaal € 10.000,- exclusief btw bedragen.

  • 4. Als subsidie wordt gevraagd voor toegankelijkheidsactiviteiten, dan moeten de subsidiabele kosten voor de toegankelijkheidsactiviteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale subsidiabele kosten van de gehele aanvraag.

Artikel 6.15.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is minimaal € 10.000,- en maximaal € 15.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor vergroeningsactiviteiten is minimaal € 5.000,- en maximaal € 10.000,- waarvan maximaal € 500,- voor het inrichtingsplan.

  • 4. De aanvrager kan tijdens de looptijd van deze subsidieregeling maximaal 1 keer een subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling. Een verbonden onderneming van moeder-dochter-zuster onderneming wordt gezien als dezelfde aanvrager.

Artikel 6.15.6 Eigen bijdrage

Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 6.15.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 2 februari 2025 om 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Ons toeristisch Mkb: groen, digitaal en toegankelijk.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Uit het dekkingsplan blijkt dat de dekking is geregeld.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      foto(s) van de huidige situatie op de locatie. Dit geldt niet voor de digitaliseringsactiviteiten.

    • b.

      offerte(s) van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De offerte is op het moment van de subsidieaanvraag niet ouder dan 6 maanden.

  • 5. Als sprake is van vergroeningsactiviteiten het inrichtingsplan.

Artikel 6.15.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 tot en met 2027.

Artikel 6.15.9 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten te starten binnen 6 maanden na de datum van de subsidieverlening;

    • b.

      de activiteiten binnen 24 maanden na de datum van de subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • 2. De subsidieontvanger spant zich in om in de jaren 2025, 2026 en 2027 minimaal 1 keer per jaar mee te doen aan workshops, seminars en andere kennisdelingsevenementen georganiseerd door Gastvrij Overijssel en expertise en ervaringen deelt met anderen binnen de sector. Hier valt ook onder het meewerken aan het ontwikkelen van specifieke modules voor de sector voor uitnodigingen aan kennissessies, workshops, symposia, innovatie-awards en onderzoek.

Artikel 6.15.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 6.15.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2027.

6.16 Taalroute naar werk

Artikel 6.16.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • Arbeidsovereenkomst: arbeidsovereenkomst voor een traject waarbij door een laaggeletterde kandidaat werkervaring wordt opgedaan in combinatie met taalscholing of passende begeleiding, met als doel het vergroten van de kansen op betaald werk.

  • Basisvaardigheden: vaardigheden zoals lezen, schrijven, rekenen en omgaan met de computer;

  • Erkende opleiders: regulier gefinancierde onderwijsinstelling, die zijn geregistreerd als VAVO, MBO/HBO of een opleiding die is erkend door CEDEO, NRTO of CRKBO.

  • Laaggeletterde kandidaat: werkzoekende tussen 18 en 67 jaar zonder recent arbeidsverleden die, mede door onvoldoende basisvaardigheden, een lage kans heeft op werkhervatting, met als risico langdurige werkloosheid, geringe investeringen in kennis en beperkte mobiliteit. Voorbeelden van laaggeletterde kandidaten zijn herintreders die over onvoldoende basisvaardigheden beschikken, statushouders, migranten en vluchtelingen.

  • Vluchteling: vluchteling of asielzoeker wiens asielaanvraag minstens 6 maanden in behandeling is en die mag werken. Werken kan alleen als de werkgever een tewerkstellingsvergunning (TWV) heeft.

Artikel 6.16.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie, samen met erkende opleiders, ondernemers en andere overheden werken aan een inclusieve, wendbare en toekomstgerichte arbeidsmarkt. Wij richten ons op de prioriteiten basisvaardigheden, inclusiviteit, tegengaan van krapte en mismatch op de arbeidsmarkt. Door arbeidsovereenkomsten te financieren worden de kansen op de arbeidsmarkt voor laaggeletterden vergroot en wordt hun potentieel voor de krappe arbeidsmarkt aangeboord.

Artikel 6.16.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor één van de volgende activiteiten:

    • a.

      scholing en begeleiding van een laaggeletterde kandidaat;

    • b.

      scholing van een laaggeletterde kandidaat.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de laaggeletterde kandidaat met wie de arbeidsovereenkomst is gesloten is woonachtig in Overijssel en beschikt niet over een recent arbeidsverleden;

    • b.

      de gesloten arbeidsovereenkomst omvat minimaal 12 uur per week, gedurende minimaal twaalf maanden en is minder dan 3 maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag gesloten;

    • c.

      als de aanvrager een uitzendbureau is dan wordt samengewerkt met minimaal één onderneming uit Overijssel, die de arbeidsovereenkomst aanbiedt.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      scholing of begeleiding voor niet-laaggeletterden;

    • b.

      activiteiten die een inburgeringstraject, stageplek, regulier bekostigd onderwijs, vrijwilligerswerk of dagbesteding betreffen;

    • c.

      voorbereiding en organisatie van arbeidsovereenkomsten waarbij nog geen arbeidsovereenkomsten zijn overeengekomen met werkgevers;

    • d.

      activiteiten van bedrijven wiens kernactiviteit het is om leerwerktrajecten aan te bieden.

Artikel 6.16.4 Aanvrager

De aanvrager van subsidie is een onderneming of een samenwerkingsverband van ondernemingen. De aanvrager is gevestigd in Overijssel.

Artikel 6.16.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten voor begeleiding door de werkgever zijn subsidiabel.

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      loonkosten, reiskosten en materiaalkosten van de laaggeletterde kandidaat;

    • b.

      bemiddelingskosten van intermediaire organisaties.

Artikel 6.16.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.000,- per laaggeletterde kandidaat en een maximum van € 60.000,- per aanvrager.

  • 2. een laaggeletterde kandidaat mag maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 6.16.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. De eigen bijdrage bestaat uit een geldbijdrage en uit inzet van eigen uren. Het uurtarief dat gebruikt wordt bedraagt € 40,-.

Artikel 6.16.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan worden ingediend vanaf 1 mei 2024 om 09.00 uur en zijn ontvangen uiterlijk 31 augustus 2024 vóór 17.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Taalroute naar werk.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager kan per indieningstermijn maximaal 1 keer een aanvraag indienen.

Artikel 6.16.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningstermijn die is genoemd in artikel 6.16.8 lid 1.

Artikel 6.16.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten;

  • b.

    bij de start van de werkzaamheden met de laaggeletterde kandidaat één van de basismeters te hebben ingevuld. Deze basismeters zijn gratis beschikbaar via https://basismeters.nl

Artikel 6.16.11 Vaststelling

  • 1. De subsidie wordt eerst verleend en daarna vastgesteld op werkelijk gemaakte kosten. Artikelen 1.1.21 en 1.1.22 zijn van toepassing.

  • 2. Het verzoek tot vaststelling wordt ingediend binnen 18 maanden na subsidieverlening.

Artikel 6.16.12 Staatssteun

  • 1. De subsidie levert staatssteun op en voldoet aan hoofdstuk 1 en de artikelen 32 of 35 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage om de subsidiabele kosten te dekken is maximaal 50% inclusief de subsidie van de provincie.

Artikel 6.16.13 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025, om 17.00 uur.

6.17 Beeldbepalende evenementen 2025-2027

Artikel 6.17.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Breedtesport: de sport zoals deze door grote groepen van de bevolking beoefend kunnen worden waarbij het meer gaat om plezier en de gezondheidswinst dan om de sportprestatie.

  • -

    Evenement: een georganiseerde, tijdelijke gebeurtenis, bijgewoond door een verzameling mensen, die zich daarvoor in een inrichting of op een terrein bevindt of beweegt.

  • -

    Gevestigd cultuur- en sportevenement in Overijssel: een jaarlijks evenement dat al minimaal twee aaneengesloten jaren is georganiseerd of een periodiek evenement waarbij minimaal twee edities al zijn georganiseerd.

  • -

    Investeringsvoorstel Evenementenbeleid 2025-2027: op 26 juni 2024 door Provinciale Staten vastgesteld statenvoorstel met nr. PS24-000419.

  • -

    Periodiek evenement: een evenement dat in een vast ritme van een aantal jaren georganiseerd wordt, variërend van twee tot vijf jaar.

Artikel 6.17.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie beeldbepalende cultuur- en sportevenementen in Overijssel ondersteunen en er financieel aan bijdragen. Evenementen dragen bij aan de levendigheid en aantrekkelijkheid van Overijssel voor inwoners, bedrijven en bezoekers.

Artikel 6.17.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor voorbereiding en uitvoering van een gevestigd cultuur- of sportevenement of een periodiek evenement voor de periode 2025 tot en met 2027.

  • 2. Het evenement of de organisatie voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      de aanvrager bevindt zich op het moment van indienen van de aanvraag niet in financiële problemen;

    • c.

      de activiteiten scoren minimaal 45 punten op basis van puntentabel 1 en minimaal 10 punten per kwaliteitsvoorwaarde.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      een aanvraag voor een evenement dat betrekking heeft op: een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptocht, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk-dorpsfeest, fair en rommelmarkt, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, tentfeest, oktoberfeest, feestweek, autorodeo, trekkertrek, paasvuur, tentoonstelling, tijdelijke kunstijsbaan, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, tuinevenement, tuinexpositie, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteit.

    • b.

      De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidiabele kosten minder dan € 100.000,- bedragen per jaar of per editie als sprake is van een periodiek evenement. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 6.17.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een rechtspersoon.

  • 2. De aanvrager is de organisator van het evenement.

Artikel 6.17.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzondering op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

  • 2. De kosten voor prijzengeld en reis-en verblijfkosten voor professionele sporters en hun entourage, zijn niet subsidiabel.

Artikel 6.17.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 181.500,- per aanvraag. Dit bedrag wordt berekend aan de hand van een maximum subsidie van € 60.500,- per jaar of per editie als sprake is van een periodiek evenement, voor de periode 2025 tot en met 2027.

Artikel 6.17.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten worden betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. De eigen bijdrage bestaat uit een geldbijdrage en/of uit inzet van betaald personeel. Het uurtarief dat gebruikt wordt staat in artikel 1.2.6.

Artikel 6.17.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 1 oktober 2024 9.00 uur en moet uiterlijk 1 november 2024 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Beeldbepalende evenementen 2025-2027.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De subsidieaanvraag moet vóór de sluitingsdatum compleet zijn.

  • 5. Na sluitingsdatum kunnen er geen inhoudelijke en financiële aanvullingen of wijzigingen meer ingediend worden.

Artikel 6.17.9 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Voor deze subsidieregeling wordt het subsidieplafond vastgesteld voor de indieningstermijn zoals genoemd in artikel 6.17.8 lid 1.

  • 2. Het subsidiebudget wordt verdeeld op basis van vastgestelde volgorde. Dit is een afwijking van artikel 1.2.16 lid 2.

  • 3. De verdeling van het subsidiebudget begint bij de aanvraag met de hoogste punten en gaat door tot het subsidieplafond bereikt is.

  • 4. Als twee of meer aanvragen dezelfde eindscore hebben en er niet voldoende subsidieplafond is voor alle aanvragen, dan wordt door de adviescommissie een volgorde bepaald aan de hand van een evenwichtige spreiding over de regio’s en een balans tussen het aantal cultuur- en sportevenementen.

  • 5. Als de te verstrekken subsidie hoger is dan het resterende bedrag van het subsidiebudget, dan kan de subsidie lager worden verleend. Dit kan alleen na overleg met de aanvrager en onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de activiteiten ongewijzigd worden uitgevoerd;

    • b.

      de aanvrager of derden bereid zijn het financiële tekort zelf aanvullend te financieren. De gewijzigde financiële dekking wordt binnen 5 werkdagen ingeleverd.

Artikel 6.7.10 Tenderregeling

  • 1. De subsidieregeling is een tenderregeling.

  • 2. Bij een tenderregeling krijgt elke complete aanvraag die voldoet aan artikel 6.17.8 punten op basis van de beoordeling van de kwaliteitsvoorwaarden zoals genoemd in puntentabel 1. De beoordeelde aanvragen worden vervolgens in volgorde geplaatst op basis van het behaalde puntenaantal.

Artikel 6.17.11 Adviescommissie

Een aanvraag voor subsidie kan voorgelegd worden aan de adviescommissie Evenementen Overijssel. De commissie geeft advies in welke mate de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die genoemd zijn in puntentabel 1.

Artikel 6.17.12 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht bij de uitvoering van de evenementen rekening te houden met de Omgevingswet. Meer informatie is te vinden op Evenementen en natuur - Loket provincie Overijssel

Artikel 6.17.13 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie voor cultuurevenementen aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV en voor sportevenementen aan de Algemene De-minimisverordening.

  • 2. De totale bijdrage van alle overheden samen voor cultuurevenementen is maximaal 80% van de verleende subsidie. De totale bijdrage van alle overheden samen voor sportevenementen is maximaal Є 300.000,- over drie opeenvolgende jaren.

Artikel 6.17.14 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2027, om 17.00 uur.

Puntentabel 1 bij Beeldbepalende Evenementen 2025-2027

Kwaliteitsvoorwaarden

Te behalen punten

  • 1.

    Het evenement is van kwalitatief hoog niveau, wat aannemelijk gemaakt is aan de hand van de onderbouwing van:

    • a.

      Visie op het evenement

    • b.

      Toekomstbestendigheid van het evenement

    • c.

      Het concept van de programmering van het evenement

    • d.

      De inhoudelijke ontwikkeling van het evenement of onderdelen ervan t.o.v. de eerdere edities

    • e.

      De professionele en stabiele organisatie van het evenement

    • f.

      Bij cultuurevenementen: de artistieke kwaliteit

    • g.

      Bij sportevenementen; landelijk/internationaal niveau van het sportevenement

(totaal maximaal 15 punten)

Zeer goed: 15 punten

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

  • 2.

    Het evenement is van provinciaal belang, wat aannemelijk gemaakt is aan de hand van de uitwerking van:

    • a.

      De wijze waarop het evenement inspeelt op Overijsselse kenmerken

    • b.

      De uniciteit en onderscheidenheid van het evenement voor Overijssel

    • c.

      De betekenis van het evenement voor de tak van sport of voor de cultuuruiting

    • d.

      De wijze waarop het evenement de aantrekkelijkheid van onze provincie vergroot

    • e.

      De wijze waarop het evenement een verbindende rol in de samenleving en tussen stad en landelijke gebied speelt

(totaal maximaal 15 punten)

Zeer goed: 15 punten

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

  • 3.

    Het evenement heeft maatschappelijk effect en impact. Dit is overtuigend uitgelegd aan de hand van de volgende elementen:

    • a.

      Welke maatregelen een evenement neemt ter bevordering van de toegankelijkheid

    • b.

      Welke maatregelen een evenement neemt ter bevordering van de inclusiviteit

    • c.

      Bij sportevenementen: de verbinding van topsport aan breedte- en aangepaste sport

    • d.

      Bij cultuurevenementen: de verbinding met cultuurparticipatie en educatie

    • e.

      De kansen voor professionele groei van Overijssels talent, cultureel c.q. sportief

(totaal maximaal 15 punten)

Zeer goed: 15 punten

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

  • 4.

    Het evenement heeft een groot bereik, provinciale uitstraling en is regionaal ingebed. Dit is aannemelijk gemaakt door de uitwerking van:

    • a.

      De aantoonbare aantallen bezoekers en (indien van toepassing) deelnemers en de herkomst daarvan gebaseerd op vorige edities

    • b.

      Het aantal vrijwilligers dat is betrokken bij het evenement.

    • c.

      De rol en mate van betrokkenheid van het lokale en regionale bedrijfsleven

    • d.

      De rol en mate van betrokkenheid van sport- en of cultuurverenigingen en -stichtingen.

    • e.

      Een onderbouwd groot mediabereik, af te leiden uit de beschrijving en voorgaande edities hoe men wil bereiken dat er aandacht is in de vorm van: rapportages op landelijke en regionale TV-zenders; aandacht in landelijke en regionale dagbladen; publicaties in relevante tijdschriften; posts op social media door organisatie, bezoekers en deelnemers. Onderbouwd op basis van vorige edities

(totaal maximaal 15 punten)

Zeer goed: 15 punten

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

Totaal behaalde punten = 1+2+3+4

6.18 Regio Deal Regio Zwolle 2024-2028

Artikel 6.18.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Regio Deal: de Regio Deal Regio Zwolle II voor de periode 2024-2028. Dat is het convenant dat het Rijk met Regio Zwolle is gesloten. De Regio Deal richt zich op het aanpakken van kwetsbaarheden op het gebied van economie, arbeidsmarkt en ruimte, met als doel brede welvaart in de regio te verbeteren en op lange termijn te behouden.

  • -

    Regiokassier: de provincie Overijssel die ten behoeve van de uitvoering van de Regio Deal de taak van kassier vervult.

  • -

    Regionale private financiering: voor de activiteiten van de Regio Deal beschikbaar gestelde financiële bijdragen of bijdragen in natura van een private regiopartner.

  • -

    Regionale publieke financiering: voor de activiteiten van de Regio Deal beschikbaar gestelde financiële bijdragen of bijdragen in natura van een publieke regiopartner, niet zijnde een specifieke uitkering, opdracht of subsidie van het Rijk.

  • -

    Regio Zwolle: het samenwerkingsverband van 22 gemeenten en 4 provincies, ondernemers, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen.

  • -

    Rijksbijdrage: specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering Regio Deals vierde tranche. Deze is te vinden op Staatsblad 2024, 219 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)

  • -

    SPUK-uitkering: de specifieke uitkering waarin het Rijk de juridische- en financiële kaders en verplichtingen voor het toekennen van de rijksmiddelen uit de Regio Envelop aan een regiokassier heeft opgenomen.

Artikel 6.18.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling draagt de provincie, als regiokassier, bij aan de uitvoering van de Regio Deal Zwolle 2024-2028. Dit door de SPUK-uitkering Regio Deal Regio Zwolle II te besteden aan activiteiten die bijdragen aan de brede welvaart in Regio Zwolle.

Artikel 6.18.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor

    • a.

      projecten of programma’s die door de regiopartners van de Regio Deal aangemerkt zijn als een Regio Dealproject;

    • b.

      voorbereiding, administratie en toezicht op de Regio Deal.

  • 2. De activiteiten worden uitgevoerd in of komen overwegend ten gunste van de Regio Zwolle.

  • 3. De activiteiten passen binnen een van de volgende programmalijnen van de Regio Deal:

    • a.

      Arbeidsmarkt en Economie;

    • b.

      Leefbaarheid en Leefomgeving.;

    • c.

      Samenwerking;

  • 4. De activiteiten voldoen aan een of meer van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten hebben impact op de ambitie van de Regio Zwolle. Dit blijkt uit:

      • 1.

        de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals geformuleerd in de ‘Meerjarige Agenda 2024-2028: Regio Zwolle Stapt Door’ (Meerjarige agenda 2024-2028 Regio Zwolle - Regio Zwolle );

      • 2.

        de mate waarin initiatieven een bijdrage leveren aan één of meerdere van de programmalijnen zoals vastgelegd in de Regio Deal;

    • b.

      de activiteiten dragen bij aan de verbetering van de (sub)regionale brede welvaart. Dit blijkt uit:

      • 1.

        de mate waarin is beschreven aan welke brede welvaart-incidcatoren het initiatief beoogd positief bij te dragen;

      • 2.

        de mate waarin de onderliggende opgave is gerelateerd aan de beschreven context uit de propositie;

    • c.

      de activiteiten zijn schaalbaar, zowel binnen de Regio Zwolle als richting andere regio’s of nationaal. Dit blijkt uit:

      • 1.

        de mate van regionale deelname van gemeenten, provincies, waterschappen, private partners en reguliere, regionale kennis- of onderwijsinstellingen;

      • 2.

        de mate waarin het initiatief een regio [Zwolle]-overstijgende samenwerking faciliteert;

    • d.

      de activiteiten worden uitgevoerd door verschillende regionale partners. Dit blijkt uit:

      • 1.

        de mate waarin partners uit meer dan één type achterban betrokken zijn (de 4 O’s: onderwijs, ondernemingen, overheid en onderzoek);

      • 2.

        de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het versterken van de samenwerking tussen de 4 O’s;

      • 3.

        de betrokkenheid vanuit het bedrijfsleven: financieel of in kind;

    • e.

      de activiteiten kennen complimentariteit ten opzichte van bestaande activtiteiten. Dit blijkt uit hoe de activiteiten zich onderscheiden ten opzichte van bestaande regionale of (inter)nationale initiatieven;

    • f.

      de activteiten zijn concreet richting uitvoering. Dit blijkt uit:

      • 1.

        de mate waarin de uitvoerbaarheid is bescheven conform SMART-principes (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden);

      • 2.

        de mate waarin projectrisico’s en bijbehorende beheersmaatregelen zijn beschreven;

      • 3.

        de mate waarin monitoring en bijsturing gedurende de uitvoering is beschreven;

      • 4.

        dat 50% regionale cofinaciering aannemelijk is gemaakt;

      • 5.

        de wijze waaop structurele borging na de Regio Deal-periode is voorzien.

  • 5. De commissie Regio Deal Zwolle II heeft een positief pre-advies gegeven over de voorgenomen activiteiten.

Artikel 6.18.4 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een waterschap, een stichting, een vereniging, een BV of een NV.

Artikel 6.18.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 6.18.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal het bedrag dat de commissie Regio Deal Zwolle II heeft voorgesteld. Dit bedrag kan aangepast worden als gevolg van door medeoverheden te compenseren Btw.

Artikel 6.18.7 Eigen bijdrage

Minimaal 50% van de subsidiabel kosten is gedekt met een bijdrage van de aanvrager of derden. De bijdrage van derden mag niet afkomstig zijn van een specifieke uitkering, opdracht of subsidie van het Rijk.

Artikel 6.18.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan tot en met 30 juni 2025 worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Regio Deal Regio Zwolle 2024-2028.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager is verplicht om aanvullend een projectplan mee te sturen. In het projectplan staat minimaal:

    • a.

      de geplande kosten;

    • b.

      geplande dekking onder vermelding van de regionale private financiering en regionale publieke financiering en eigen bijdrage;

    • c.

      een inhoudelijke planning;

    • d.

      de eventuele risico’s.

Artikel 6.18.9 Beschikbaar budget voor de regeling

  • 1. Het subsidieplafond is inclusief de nog aan het BTW-Compensatiefonds af te dragen compensabele Btw van medeoverheden en geldt voor het tijdvak dat eindigt op 1 april 2025.

  • 2. Er geldt een deelplafond:

    • a.

      voor de programmalijn Arbeidsmarkt en Economie;

    • b.

      de gecombineerde programmalijnen Leefbaarheid en Leefomgeving;

    • c.

      de programmalijn Samenwerking:

    • d.

      Voorbereiding, administratie en toezicht (VAT kosten) van het projectbureau van de Regio Zwolle.

Artikel 6.18.10 Voorwaarden

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder het voorbehoud dat het Rijk de volledige rijksbijdrage beschikbaar stelt.

  • 2. Als het Rijk de rijksbijdrage niet beschikbaar stelt, of verlaagt, dan kan dit leiden tot verlaging van de verleende subsidie.

Artikel 6.18.11 Voortgangsrapportage

  • 1. De subsidieontvanger levert jaarlijks voor 15 juli een tussenrapportage in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier formulier te gebruiken.

  • 2. In de voortgangsrapportage staan minimaal:

    • a.

      de gemaakte kosten en gerealiseerde regionale private financiering en regionale publieke financiering en eigen bijdrage;

    • b.

      de voortgang van de activiteiten;

    • c.

      een inhoudelijke planning voor het komende jaar;

    • d.

      de geplande kosten voor het komende jaar;

    • e.

      de eventuele risico’s.

Artikel 6.18.12 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uiterlijk 31 december 2027 uitgevoerd te hebben.

Artikel 6.18.13 Sisa-verantwoording

De financiële verantwoording van gemeenten loopt via de Sisa-verantwoording. Artikel 1.2.22 is van toepassing. De verantwoording wordt ingediend onder Sisa-code nr. ‘Regio Deals vijfde tranche’ in kolom besteding.

Artikel 6.18.14 Staatssteun

  • 1. Bij besteding van de subsidie zijn gemeenten, provincies en waterschappen verplicht zich te houden aan de Europese regels op het gebied van aanbesteding en staatssteun.

  • 2. Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

  • 3. Als sprake is van staatssteun dan voldoet de subsidie aan de AGVV of de LVV.

Artikel 6.18.5 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2028 om 17.00 uur.

Hoofdstuk 7 Cultuur en sociale kwaliteit

7.1 Kader culturele instellingen

[vervallen]

7.2 Restauratie Rijksmonumenten

Artikel 7.2.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Rijksmonument: een van rijkswege beschermd monument of zelfstandig onderdeel, opgenomen in het landelijke Monumentenregister. Een orgel dat onderdeel is van een rijksmonument kan als zelfstandig onderdeel gezien worden. Het landelijke Monumentenregister is te vinden op www.monumentenregister.nl.

  • -

    Groen monument: een van rijkswege beschermd monument of zelfstandig onderdeel daarvan, zijnde een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting, zoals een park- of tuinaanleg.

Artikel 7.2.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het behoud van cultureel erfgoed. Dit door grote restauraties van rijksmonumenten te ondersteunen.

Artikel 7.2.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel van een rijksmonument.

  • 2. De restauratie voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het rijksmonument bevindt zich in Overijssel;

    • b.

      de restauratie wordt uitgevoerd op basis van een restauratieplan. In het restauratieplan staat minimaal:

      • 1.

        een tekening van de bestaande situatie en een plantekening van het gewenste resultaat;

      • 2.

        een werkomschrijving waaruit blijkt welke maatregelen worden getroffen;

    • c.

      de restauratie wordt uitgevoerd door een aantoonbaar deskundig restauratiebedrijf dat werkt volgens de in de beroepsgroep geldende kwaliteitsnormen en richtlijnen;

    • d.

      voor de restauratie is een inspectierapport opgesteld. Het inspectierapport beschrijft de technische of fysieke staat van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel daarvan. Het inspectierapport is opgesteld door een deskundige persoon of instantie. Het inspectierapport is op het moment van de subsidieaanvraag niet ouder dan twee jaar;

    • e.

      de voor de restauratie benodigde vergunning van de gemeente is gekregen.

Artikel 7.2.4 Opschortende voorwaarde

Als voor de restauratie een vergunning nodig is en deze op het moment van de aanvraag nog niet is verleend, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de betreffende vergunning wordt gekregen.

Artikel 7.2.5 Aanvrager

De aanvrager is de eigenaar van het rijksmonument.

Artikel 7.2.6 Tenderregeling

  • 1. De subsidieregeling is een tenderregeling.

  • 2. Bij een tenderregeling krijgt elke complete subsidieaanvraag punten op basis van Puntentabel 1. De beoordeelde aanvragen worden daarna in volgorde geplaatst op basis van de totaal behaalde punten. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis de totaal behaalde punten.

  • 3. Als twee of meer aanvragen hetzelfde totale punten behalen, bepaalt dan krijgt de subsidieaanvraag die hoogste punten heeft behaald voor de hoogte van het eigen aandeel in percentages voorrang. Als ook dan nog steeds sprake is van een gelijke punten , vindt loting tussen die betreffende aanvragen plaats. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Artikel 7.2.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan elk jaar worden ingediend vanaf 7 juli 9:00 uur en moet uiterlijk op 1 september van dat jaar vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Restauratie Rijksmonumenten.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een begroting en dekkingsplan. Het is verplicht om het begrotingsmodel te gebruiken van de Rijksoverheid. Het begrotingsmodel is te vinden op Aanvraag instandhoudingssubsidie voorbereiden | Subsidie instandhouding rijksmonumenten | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

    • b.

      een restauratieplan;

    • c.

      een inspectierapport;

    • d.

      als sprake is van een zelfstandig onderdeel van een beschermd archeologisch monument, een overzichtskaart waarop de betrokken kadastrale percelen zijn aangegeven;

    • e.

      als sprake is van een groen monument, een overzichtskaart van de groenaanleg met de plaats van de werkzaamheden en als het een zelfstandig onderdeel betreft, de kadastrale percelen;

    • f.

      een vergunning van de gemeente voor de uit te voeren werkzaamheden als die al verleend is of een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningsplichtig zijn.

  • 4. De subsidieaanvraag moet vóór de sluitingsdatum compleet zijn.

  • 5. Na sluitingsdatum kunnen er geen inhoudelijke en financiële aanvullingen of wijzigingen meer ingediend worden. Dit geldt niet voor de vergunning. De vergunning mag na sluitingsdatum datum ingediend worden.

  • 6. Er mag geen subsidieaanvraag worden ingediend voor een Rijksmonumenten die in het Monumentenregister als woonhuis is opgenomen. Dit geldt niet als de aanvrager een van de volgende instanties is:

    • a.

      een gemeente, waterschap of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of

    • b.

      een professionele organisatie voor monumentenbehoud (POM) als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten.

Artikel 7.2.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt elk jaar vastgesteld en geldt voor de indieningstermijn die in artikel 7.2.7 lid 1 is genoemd

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van de vastgestelde volgorde volgens artikel 7.2.6 lid 2 en 3. Dit is een afwijking van artikel 1.2.16. lid 2.

  • 3. De verdeling van het subsidieplafond begint bij de subsidieaanvraag met de hoogste score en gaat door tot het subsidieplafond bereikt is.

  • 4. Als de te verstrekken subsidie voor een aanvraag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, dan kan de subsidie lager worden verleend. Dit kan alleen na overleg met de aanvrager en onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de activiteiten ongewijzigd worden uitgevoerd;

    • b.

      de aanvrager of derden bereid zijn het financiële tekort zelf aanvullend te financieren. De gewijzigde financiële dekking wordt binnen 5 werkdagen ingeleverd.

  • 5. [vervallen]

Artikel 7.2.9 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidiabele kosten zijn opgenomen in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 die hoort bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim). De Sim wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

  • 2. De subsidiabele kosten zijn minimaal € 100.000,- en maximaal € 1.000.000,-.

Artikel 7.2.10 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 60% van de subsidiabele kosten.

Artikel 7.2.11 Bevoorschotting

Het eerste voorschot wordt verleend als de vergunning is ontvangen.

Artikel 7.2.12 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    voordat de restauratieactiviteiten starten, een startgesprek te voeren met een monumentenadviseur die namens de provincie het restauratieproject volgt;

  • b.

    op de restauratieplaats minimaal één leerlingplaats voor een leerling in de restauratiebouw, tuin- en parkaanleg of archeologie te realiseren.

Artikel 7.2.13 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV.

  • 2. De subsidie aan een particulier is geen staatssteun.

Artikel 7.2.14 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

Puntentabel 1, bij paragraaf 7.2 Restauratie Rijksmonumenten:

 

Te behalen punten

1. Het rijksmonument is eigendom van een professionele organisatie voor monumentenbehoud (POM) als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten.

Per POM kunnen maximaal twee aanvragen drie punten krijgen. Als de POM meer aanvragen indient, dan geeft de POM zelf aan welke 2 restauratieprojecten de 3 punten krijgen. De andere aanvragen krijgen dan 0 punten op dit onderdeel.

3

2. De gevraagde subsidie afgerond 50% tot en met 60% van de subsidiabele kosten is.

1

3. De gevraagde subsidie afgerond 30% tot en met 49% van de subsidiabele kosten is.

2

4. De gevraagde subsidie afgerond 1% tot en met 29% van de subsidiabele kosten is.

3

5. De aanvrager is aangewezen als Algemeen Nut Beogende Instelling.

4

Totaal behaalde punten = 1+2+3+4+5

 

7.3 Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel 2.0’

Artikel 7.3.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Archeologie: Overijsselse materiële overgebleven resten van de menselijke geschiedenis die zich onder de grond bevinden, meegerekend grafheuvels, hunebedden, mottes en vergelijkbare overgebleven resten van menselijk handelen in het verleden.

  • -

    Cultureel erfgoed: Overijsselse gebouwen, bouwwerken en cultuurlandschappen die vanuit het verleden zijn overgebleven, die het waard zijn om te behouden en die bijdragen aan de identiteit van het gebied.

  • -

    Immaterieel erfgoed: ‘levend erfgoed’, sociale gewoonten, voorstellingen, rituelen, tradities, uitdrukkingen, bijzondere kennis, verhalen of vaardigheden die de Overijsselse gemeenschappen en groepen accepteren als een vorm van cultureel erfgoed, inclusief streektaal.

Artikel 7.3.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan behoud van cultureel erfgoed. Dit door plannen te ondersteunen op het gebied van archeologie, cultureel erfgoed, immaterieel erfgoed en streektaal.

Artikel 7.3.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      het publieksvriendelijk presenteren van de archeologie en het verhaal wat daar bij hoort. Ook projecten die gaan over het ontstaan van het landschap vallen hieronder. Opgravingen of ander wettelijk verplicht archeologisch onderzoek vallen hier niet onder;

    • b.

      de restauratie- en herstelwerkzaamheden aan cultureel erfgoed, inclusief de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden;

    • c.

      activiteiten die bijdragen aan het levend houden van immaterieel erfgoed inclusief streektaal.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd of begeleid door een deskundige. De deskundige is gespecialiseerd in archeologie, cultureel erfgoed of immaterieel erfgoed.

  • 3. De restauratie- en herstelwerkzaamheden aan cultureel erfgoed voldoen aan de volgende extra voorwaarden :

    • a.

      de restauratie- en herstelwerkzaamheden van meerdere cultuurhistorische bouwwerken worden gebundeld tot 1 subsidieaanvraag. Er zijn minimaal twee eigenaren met ieder minimaal één cultuurhistorisch bouwwerk die deelnemen. Voor eigenaren van meerdere cultuurhistorische waardevolle gebouwen of bouwwerken geldt een uitzondering. Een dergelijke organisatie kan alleen een subsidieaanvraag indienen, zonder deelnemers, als de subsidieaanvraag wordt ingediend voor minimaal 2 bouwwerken met cultuurhistorische waarde waarvan de terrein beherende organisatie de eigenaar is;

    • b.

      de restauratie en herstelwerkzaamheden leveren een belangrijke bijdrage aan behoud en herstel van het cultureel erfgoed of ontwikkeling van de identiteit van het gebied;

    • c.

      bij restauratiewerkzaamheden gaat het om de noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan gevels, daken of cultuurhistorische elementen.

  • 4. De volgende activiteit komt niet in aanmerking voor de subsidie: het uitsluitend uitbrengen van een boek. muziekdrager of een dvd-uitgave, het voorbereiden en uitvoeren van een concert of andersoortige productie of de herbouw van gebouwen, bouwwerken en voer/vaartuigen.

  • 5. Subsidieontvangers die een subsidiebeschikking hebben ontvangen op basis van de subsidieregeling 7.7. Cultuurparticipatie, meedoen is kunst, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 7.3.4 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een stichting, een vereniging, een BV, een NV, een v.o.f., Commanditaire vennootschap, een coöperatie of een maatschap.

Artikel 7.3.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. Als sprake is van één subsidiabele activiteit dan is er sprake van een klein project en is de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten en maximaal € 10.000,- per subsidieaanvraag.

  • 2. Als sprake is twee subsidiabele activiteiten dan is er sprake van een middelgroot project en is de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten en maximaal € 25.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. Als sprake is van drie subsidiabele activiteiten dan is er sprake van een groot project en is de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten en maximaal € 100.000,- per subsidieaanvraag.

  • 4. Het subsidiepercentage van 40% wordt verhoogd naar 60% als voldaan wordt aan minimaal 1 van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten sluiten aan bij andere provinciale opgaven zoals leefbaar platteland of toekomstbestendig religieus erfgoed;

    • b.

      de activiteiten dragen bij aan het verduurzamen van erfgoed, het ontwikkelen van toeristisch recreatieve producten of het verbeteren van de sociale kwaliteit. Bij sociale kwaliteit gaat het er om dat er naast het erfgoedonderdeel ook aandacht is voor een inclusieve en vitale samenleving. Dit is een samenleving waarin iedereen mee doet en meetelt en oog heeft voor wat mensen verbindt. Een van de onderwerpen: gezondheid, sport en beweging, inclusiviteit, taalvaardigheid of laaggeletterdheid heeft een duidelijke plek in het project;

    • c.

      de activiteiten hebben Europese samenwerking als doel.

  • 5. De subsidie wordt met een vast bedrag van € 1.500,- verhoogd als er ook activiteiten worden uitgevoerd om de deskundigheid van de aanvragende organisatie te verbeteren. Het gaat dan om verbeteringen op het gebied van:

    • a.

      communicatie en marketing;

    • b.

      bestuurlijke vernieuwing;

    • c.

      financiën, sponsoring, crowdfunding;

    • d.

      vrijwilligersbeleid.

  • 6. Lid 5 geldt niet voor medeoverheden.

  • 7. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 5.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.7 lid 2.

Artikel 7.3.7 Eigen bijdrage

Minimaal 35% van de bijdrage van de aanvrager of derden is op het moment van de subsidieaanvraag definitief geregeld.

Artikel 7.3.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan elk jaar vanaf 16 januari 9.00 uur worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel 2.0’.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een begroting en een dekkingsplan. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

    • b.

      een projectplan met een communicatie- en marketingplan. Daarin staat:

      • 1.

        of er sprake is van het verbinden van de thema’s archeologie, cultureel erfgoed of immaterieel erfgoed;

      • 2.

        wat de doelgroep is of de doelgroepen zijn van het project, hoe de gekozen doelgroep wordt bereikt en welke communicatie- en marketinginstrumenten daarvoor worden ingezet;

      • 3.

        door welke organisatie of organisaties, met welke deskundigheid en ervaring de activiteit wordt begeleid of uitgevoerd.

    • c.

      en, als er sprake is van bijdragen van andere partijen dan de aanvrager zelf, schriftelijke verklaringen van die partijen waaruit hun bijdrage blijkt, zoals een bevestigingsbrief van een sponsorbijdrage of een subsidiebeschikking van een gemeente.

  • 4. Voor een jaarlijks terugkerend evenement met voornamelijk dezelfde basisactiviteiten mag maar 1 keer in 2 aaneensluitende jaren subsidie aangevraagd worden op grond van deze subsidieregeling.

  • 5. Er mag geen subsidieaanvraag worden ingediend voor activiteiten waarvoor ook een subsidieaanvraag is of wordt ingediend op basis van subsidieregeling 7.7 Cultuurparticipatie. Het is voor een aanvrager van belang om zelf te kiezen voor welke subsidieregeling hij een subsidieaanvraag indient.

Artikel 7.3.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      kleine projecten en middelgrote projecten;

    • b.

      grote projecten.

Artikel 7.3.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 7.3.11 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage om de subsidiabele kosten te dekken is niet meer dan 80% inclusief de subsidie van de provincie.

Artikel 7.3.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

7.4 Leren, ontmoeten en netwerken

Artikel 7.4.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.-

  • -

    Culturele organisatie: een organisatie uit de volgende sectoren of disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst, mediakunst.

Artikel 7.4.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het versterken van de culturele sector in Overijssel. Dit door het bevorderen van deskundigheid aan te moedigen.

Artikel 7.4.3 Activiteiten die in aanmerking komen voor de subsidie

  • 1. De subsidie wordt verleend voor deskundigheidsbevordering. Hierbij gaat het om deelname van minimaal 3 personen van de culturele organisatie aan een workshop, training, vakinhoudelijk congres, vakinhoudelijke masterclass, cursus of opleiding.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten vinden plaats in Nederland;

    • b.

      [vervallen]

    • c.

      de deskundigheidsbevordering gaat over een van de volgende thema’s:

      • 1.

        ondernemerschap. Bij ondernemerschap gaat het om de vaardigheid om productiefactoren zoals kapitaal, kennis en arbeid zo goed mogelijk te combineren voor het te leveren product. De ondernemerschapsthema’s zijn: nieuwe verdienmodellen, het opstellen van een goed bedrijfsplan, sponsoring, fondswerving, eerlijke beloning, opdrachtgeverschap, crowdfunding, marketing en publieke relaties (pr), samenwerken en cross-overtrajecten (bijvoorbeeld samenwerking met sociaal domein), impactmeting, arbeidsrelaties, toepassing van de drie codes: Fair Practice Code, de Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie;

      • 2.

        gastvrijheid ten aanzien van vrijwilligers.

    • d.

      de deskundigheidsbevordering wordt uitgevoerd door een partij die minimaal 3 jaar aantoonbare ervaring heeft in het vakgebied en beschikt over de benodigde kennis. Ervaringen en kennis van de deskundige kunnen worden aangetoond door te verwijzen naar relevante en al gegeven scholingen.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      reguliere bedrijfsactiviteiten, zoals op de website van de culturele organisatie staat;

    • b.

      activiteiten die aangeboden worden via het erfgoedplatform door HCO en KIEN. Op het Kennisplatform Erfgoed, een initiatief van HCO en KIEN, is een kennisbank te vinden met verschillende cursussen die te volgen zijn. Te vinden via Archief Kennisbanken - Erfgoed Platform Overijssel.

Artikel 7.4.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een stichting, een vereniging, een BV of een NV.

  • 2. De aanvrager is daarnaast ook een culturele organisatie die op het moment van de subsidieaanvraag minimaal 6 maanden staat ingeschreven staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 3. De aanvrager is geen onderwijsorganisatie of een kaderinstelling die genoemd is in de subsidieregeling 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024.

  • 4. De aanvrager heeft niet al eerder subsidie ontvangen op basis van de subsidieregeling 7.7 Versterking maakklimaat kunst en cultuur Overijssel.

Artikel 7.4.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 1 is niet van toepassing.

Artikel 7.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 85% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 5.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. De aanvrager mag maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 7.4.7 Eigen bijdrage

Minimaal 15% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden. Als de eigen bijdrage uit ureninzet bestaat, mag een tarief van € 40,- per uur worden gehanteerd.

Artikel 7.4.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend in de indieningsperiode 1 mei 2024 tot en met 31 december 2024.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Leren, ontmoeten en netwerken.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert een offerte in van de deskundige(n).

Artikel 7.4.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningsperiode uit artikel 7.4.8 lid 1.

Artikel 7.4.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening te realiseren.

Artikel 7.4.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 7.4.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 11 november 2024.

7.5 Overijssel in beweging

Artikel 7.5.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bovenlokaal beweeginitiatief: een initiatief waarin door uitvoering het bovenlokale beweegaanbod in Overijssel sterk wordt verbeterd of nieuw aanbod wordt toegevoegd.

  • -

    Lokale aanbodverbetering: een vernieuwend initiatief waarin ontdekt wordt of het initiatief aansluit op de vraag naar beweegmogelijkheden, uitvoerbaar is en geborgd kan worden. Dit door uitvoering van een proefproject of onderzoek.

  • -

    Openbaar toegankelijk: een voorziening moet voor iedereen beschikbaar zijn voor gebruik, zonder beperking door praktische, sociale of financiële drempels.

Artikel 7.5.2 Doel van de regeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan vitale en gezonde Overijsselaars die meer bewegen. Dit door initiatieven te ondersteunen die zorgen voor een toegankelijk en uitnodigend sport- en beweegaanbod voor iedereen.

Artikel 7.5.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor één van de volgende activiteiten:

    • a.

      het uitvoeren van een lokale aanbodverbetering;

    • b.

      het uitvoeren van een bovenlokaal beweeginitiatief.

  • 2. Beide activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteit speelt in op een vraag vanuit de samenleving;

    • b.

      de activiteit draagt bij aan de ambities uit het provinciaal sport- en beweegakkoord;

    • c.

      de activiteit draagt bij aan een inclusieve samenleving. Dat is een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn;

    • d.

      de activiteit past binnen de gemeentelijke ambities rondom sport en bewegen;

    • e.

      de activiteit is vernieuwend en geen gebruikelijke activiteit voor de aanvrager;

    • f.

      als er sprake is van fysieke aanpassingen moet dit gaan om aanpassingen in de buitenruimte die openbaar toegankelijk zijn. De aanpassingen moeten duurzaam zijn en het onderhoud en beheer moet aantoonbaar zijn geregeld. De eigenaar van de grond moet schriftelijk ingestemd hebben met de aanpassingen;

    • g.

      de activiteit is erop gericht dat er blijvend meer wordt gesport en bewogen. Het gaat, met uitzondering van een onderzoek lokale aanbodverbetering, niet om een eenmalig evenement;

    • h.

      uit het projectplan blijkt op welke manier gestreefd wordt de aanbodverbreding of het beweeginitiatief financieel en organisatorisch onder te brengen in het lokale sport- en beweegaanbod;

  • 3. Voor het uitvoeren van een lokale aanbodverbetering gelden de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      het initiatief draagt bij aan het lokale sport- en beweegaanbod. Dat blijkt uit hoe een gemeenschap of doelgroep betrokken wordt en welke activiteiten of organisatievorm tot goede resultaten gaan leiden. Ook blijkt of en hoe andere partners, waaronder de gemeente, betrokken kunnen zijn bij het initiatief;

    • b.

      er is sprake van actieve samenwerking met een andere inhoudelijk betrokken partij.

  • 4. Voor het uitvoeren van een bovenlokaal beweeginitiatief gelden de volgende extra voorwaarden:

    • a.

      het bovenlokale beweeginitiatief wordt uitgevoerd in ten minste twee gemeenten. De betreffende gemeenten staan achter het beweeginitiatief en hebben dit schriftelijk bevestigd of de gemeenten zijn partner in het beweeginitiatief;

    • b.

      door de uitvoering van het bovenlokaal beweeginitiatief wordt nieuw beweegaanbod toegevoegd, of bestaand beweegaanbod sterk verbeterd;

    • c.

      het bovenlokale beweeginitiatief speelt in op een concrete behoefte uit de samenleving;

    • d.

      het bovenlokale beweeginitiatief wordt gezamenlijk met ten minste twee andere Overijsselse partijen uitgevoerd, waarbij elke partij een actieve, belangrijke rol heeft in de uitvoering van het project;

    • e.

      het bovenlokale beweeginitiatief behaalt minimaal 30 punten op basis van de Puntentabel 1.

Artikel 7.5.4 Aanvrager

De aanvrager is een stichting, een vereniging, een Overijsselse gemeente of de aangewezen uitvoeringsorganisatie van gemeentelijk sportbeleid.

Artikel 7.5.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

Artikel 7.5.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het uitvoeren van een lokale aanbodverbetering is:

    • a.

      maximaal 90% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      maximaal € 10.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor het uitvoeren van een bovenlokaal beweeginitiatief is:

    • a.

      maximaal 75% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      maximaal € 50.000,- per aanvraag. Maximaal 25% van de totale subsidie is voor fysieke aanpassingen.

  • 3. De subsidie voor het uitvoeren van een bovenlokaal beweeginitiatief wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 15.000,-is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 7.5.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 5 september 2022 9.00 uur.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Overijssel in beweging.

  • 3. De aanvrager levert een begroting in waaruit de kosten en dekking blijken. Het is verplicht het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waaruit blijkt op welke manier aan de voorwaarden van artikel 7.5.3 wordt voldaan. Het is verplicht om bij het opstellen van het projectplan gebruik te maken van het format Modelprojectplan Overijssel in beweging. Het format Modelprojectplan Overijssel in beweging is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • 5. Per aanvrager wordt maximaal 1 keer per kalenderjaar subsidie verstrekt vanuit deze regeling.

  • 6. Er mag geen subsidieaanvraag worden ingediend voor zowel een lokale aanbodverbetering als bovenlokaal beweeginitiatief tegelijk.

Artikel 7.5.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      het uitvoeren van een lokale aanbodverbetering;

    • b.

      het uitvoeren van een bovenlokaal beweeginitiatief.

Artikel 7.5.9 Aanvullende verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is in aanvulling op artikel 1.4.1 verplicht om:

  • a.

    de activiteit binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten;

  • b.

    de opgedane kennis en ervaring te delen op samenvoorelkaar.nl, met betrokkenen en met iedereen die er naar vraagt;

  • c.

    als sprake is van een bovenlokaal beweeginitiatief: dit beweeginitiatief te monitoren en te evalueren

  • d.

    de activiteit uiterlijk 31 december 2025 af te ronden.

Artikel 7.5.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene de-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 7.5.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

Puntentabel 1, bij 7.5 Overijssel in beweging:

 

Te behalen punten

1. Het bovenlokale beweeginitiatief levert een bijdrage aan het beweegaanbod door de volgende punten:

a. het initiatief is erop gericht om mensen die niet bewegen aan het bewegen te krijgen en het is op basis van het projectplan aannemelijk dat dat lukt;

b. het initiatief beantwoordt aantoonbaar een grote vraag van inwoners uit de gemeenten;

c. in het initiatief worden nieuwe verbindingen gelegd met partijen over de gemeenten verspreid.

(totaal maximaal 15 punten)

a.

Ja : 5 punten

Nee : 0 punten

b.

Ja : 5 punten

Nee : 0 punten

c.

Ja : 5 punten

Nee : 0 punten

2. In het projectplan is concreet gemaakt hoe het initiatief kan worden voortgezet na afloop van de subsidieperiode, zowel financieel als organisatorisch.

(totaal maximaal 5 punten)

Ja : 5 punten

Nee : 0 punten

3. Er wordt minder dan 75% van de subsidiabele kosten aan subsidie gevraagd en de betreffende gemeenten dragen gezamenlijk minimaal 10% bij aan de dekking van de totale kosten.

(totaal maximaal 15 punten)

Gevraagde subsidie minder dan 75%: 5 punten

Bijdrage gemeenten 10% of meer: 10 punten

4. Het project is samen met inwoners (gebruikers) bedacht en ontwikkeld én wordt in samenwerking met inwoners uitgevoerd.

(totaal maximaal 5 punten) 

Ja : 5 punten

Nee : 0 punten

5. Het project draagt ook bij aan de volgende provinciale doelen:

a. Leefbaarheid op het platteland: het initiatief biedt beweegaanbod in kernen met minder dan 12.500 inwoners

b. Leefstijl en preventieve gezondheid: in het initiatief wordt gericht ingezet op het aanleren van een gezonde leefstijl (bestaande uit meer dan bewegen alleen)

c. Meer inzet vrijwilligers en betrokkenheid vanuit de omgeving: het project wordt uitgevoerd met behulp van ten minste 15 uur vrijwilligerswerk per week

d. Inclusie: het initiatief biedt meer sportaanbod voor specifieke doelgroepen waar nu aantoonbaar weinig sportaanbod voor is

e. Crossovers: er is samenwerking met 1 of meer partijen uit de cultuursector, de zorg of onderwijs

(totaal maximaal 15 punten)

0-1 doel :  0 punten

2 doelen :  5 punten

3 doelen :  8 punten

4 doelen :  12 punten

5 doelen : 15 punten

Totaal behaalde punten = 1+2+3+4+5

7.6 Startversneller ondernemers in de culturele sector

Artikel 7.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Coach: een professioneel deskundige die de startende ondernemer via coachingsgesprekken helpt bij het versterken van de ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden. De coach die of het bedrijf dat hij/zij vertegenwoordigt, staat ingeschreven bij in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • -

    Culturele sector: de volgende in het provinciaal cultuurbeleid 2021-2024 opgenomen sectoren dan wel disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst en mediakunst.

  • -

    Ondernemersvaardigheden: vaardigheden en kwaliteiten waarover een ondernemer beschikt om zelfstandig en onafhankelijk een eigen bedrijf te kunnen starten en voort te zetten.

  • -

    Startende ondernemer: ondernemer die gaat starten of is gestart in de culturele sector, wiens onderneming een vestigingsplaats heeft in Overijssel en die op het moment van de subsidieaanvraag voor de coaching maximaal vijf jaar staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Artikel 7.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden van startende ondernemers om weerbaar en toekomstbestendig te kunnen ondernemen als ondernemer in de culturele sector. Dit door startende ondernemers in de culturele sector te laten begeleiden in hun ondernemersvaardigheden.

Artikel 7.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor coaching om de ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden van een startende ondernemer in de Overijsselse culturele sector te verbeteren.

  • 2. De coaching voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het wordt uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      het gaat niet om de inkoop van adviesdiensten;

    • c.

      voor de coaching is niet eerder subsidie ontvangen via deze paragraaf of paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers.

  • 3. De coach voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de coach heeft minimaal vijf jaar aantoonbare ervaring met coachen en beschikt over de benodigde vaardigheden;

    • b.

      de coach heeft coaching als hoofdactiviteit;

    • c.

      de coach haalt op het moment van de subsidieaanvraag een substantieel deel van het inkomen uit coaching of vergelijkbare activiteiten ter ondersteuning van ondernemers;

    • d.

      de coach heeft ervaring met het coachen van ondernemers;

    • e.

      de coach heeft een website met minimaal een beschrijving van zijn dienstverlening;

    • f.

      de coach beschikt over minimaal drie referenties uit de afgelopen twee jaar;

    • g.

      de coach heeft geen persoonlijke of zakelijke relatie met de aanvragende startende ondernemer;

    • h.

      de coach hanteert een marktconform tarief.

Artikel 7.6.4 Aanvrager

De aanvrager is startende een ondernemers in de culturele sector.

Artikel 7.6.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden, zijnde de kosten van de coach, zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 7.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie maximaal € 1.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. Als sprake is van een startende ondernemer van een onderneming met meerdere eigenaren, dan bedraagt de subsidie per deelnemende startende eigenaar niet meer dan € 1.000,-.

  • 4. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie € 500,- of minder is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 5. De aanvrager mag in 2022 en 2023 samen maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 7.6.7 Eigen bijdrage

Minimaal 20% van de subsidiabele kosten worden betaald met een geldbijdrage van de startende ondernemer.

Artikel 7.6.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De subsidieaanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten via de webpagina van Oost.nl.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Startversneller ondernemers in de culturele sector.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend een offerte in. In de offerte staat:

    • a.

      waarvoor de coaching wordt ingezet;

    • b.

      wanneer de coaching wordt gegeven; en

    • c.

      wat de totale kosten zijn. Daarbij wordt ook het uurtarief van de coach vermeld.

  • 5. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 7.6.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2023 tot en met 2025.

Artikel 7.6.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening de activiteiten uitgevoerd te hebben.

Artikel 7.6.11 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene de-minimisverordening. Artikel 1.2.10 lid 4 is van toepassing.

Artikel 7.6.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt 28 februari 2025 om 17.00 uur.

7.7 Cultuurparticipatie, mee doen is kunst

Artikel 7.7.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de actieve deelname van publiek aan kunst en cultuur.

Artikel 7.7.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die bijdragen aan het vergroten van de interesse voor en de actieve deelname aan:

    • a.

      kunst en cultuur op de volgende deelgebieden: beeldende kunst, volkscultuur, podiumkunsten, erfgoed en literatuur. Dit wordt ook cultuurparticipatie genoemd; of

    • b.

      amateurkunst. Bij amateurkunst gaat het om het actief beoefenen van kunst als hobby. De inkomsten zijn niet zo hoog dat je er je eerste levensbehoeften mee kunt betalen.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is sprake van inhoudelijke vernieuwing. Dit betekent dat de aanvrager een nieuw doel heeft, een nieuwe doelgroep aanboort of een nieuwe inhoudelijke keuze maakt, ten opzichte van eerdere projecten of zijn reguliere werkzaamheden;

    • b.

      er is sprake van minimaal twee van de volgende vernieuwingen:

      • 1.

        vernieuwing in de samenwerking, dit door samenwerking tussen verschillende amateurkunstdisciplines of samenwerking tussen de amateurkunstsector en de professionele sector. Door deze samenwerking wordt de creativiteit en inhoudelijke kwaliteit van de kunst- en cultuuractiviteiten verbeterd.

      • 2.

        een nieuwe manier om de deskundigheid van een culturele organisatie te verbeteren. Het gaat om het verbeteren van de deskundigheid op het gebied van ledenwerving, vrijwilligersbeleid, publieksbereik, fondsenwerving, marketing en communicatie en bestuurlijke vernieuwing;

      • 3.

        een nieuwe of verbeterde methode om talenten te begeleiden in hun culturele en creatieve ontwikkeling.

    • c.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • d.

      [vervallen]

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      boekuitgaven, films of dvd’s, aanschaf van audiovisuele middelen, muziekinstrumenten, kleding, uniformen, tentoonstellingen, congressen of beurzen;

    • b.

      activiteiten waarbij de doelgroep passief kijkt of luistert naar kunst- of cultuuruitingen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een tentoonstelling in een museum, een concert, een film-, toneel- of dansvoorstelling;

    • c.

      activiteiten gericht op het ontwikkelen van cultuurlessen of cultuurprojecten voor het primair onderwijs;

    • d.

      activiteiten op het gebied van de media met een journalistieke en informatieve invulling;

    • e.

      beeld- of geluidsregistratie van bijvoorbeeld concerten en voorstellingen;

    • f.

      activiteiten die primair gericht zijn op, of plaatsvinden binnen, het kunstvakonderwijs met inbegrip van de mbo-kunstopleidingen en de particuliere opleidingen;

    • g.

      reguliere scholingsactiviteiten voor professionals;

    • h.

      activiteiten die behoren tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager.

Artikel 7.7.3 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een stichting, een vereniging, een BV, een NV, een vof, Commanditaire vennootschap, coöperatie of een maatschap.

Artikel 7.7.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.7.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 20.000,- per aanvraag.

  • 3. De maximale subsidie wordt met een vast bedrag van € 1.500,- verhoogd als er ook activiteiten worden uitgevoerd om de deskundigheid van de aanvragende organisatie te verbeteren. Het gaat dan om verbeteringen op het gebied van:

    • a.

      communicatie en marketing;

    • b.

      bestuurlijke vernieuwing;

    • c.

      financiën, sponsoring, crowdfunding;

    • d.

      vrijwilligersbeleid.

  • 4. Lid 3 geldt niet voor medeoverheden.

  • 5. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 5.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.7 lid 2.

  • 6. De aanvrager mag maximaal 1 keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 7.7.6 Eigen bijdrage

Minimaal 35% van de projectkosten is gedekt met een geldbijdrage van de aanvrager of derden. Deze bijdrage is op het moment van de subsidieaanvraag definitief geregeld en vastgelegd.

Artikel 7.7.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidie aanvraag kan jaarlijks vanaf 15 januari 9.00 uur worden ingediend

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Cultuurparticipatie, mee doen is kunst.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan. In het projectplan staat minimaal:

      • 1.

        het doel van de activiteit;

      • 2.

        op welke manier de activiteiten bijdragen aan het vergroten van de interesse in en de actieve deelname aan kunst en cultuur of amateurkunst;

      • 3.

        de mate van creativiteit en inhoudelijke kwaliteit van de kunst- en culturele activiteiten;

      • 4.

        de wijze van vernieuwing, als bedoeld in artikel 7.7.2 lid 2;

      • 5.

        hoe de doelgroep wordt bereikt;

      • 6.

        wat het aantal deelnemers is.

    • b.

      een begroting en het dekkingsplan. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Hierin zijn ook de opbrengsten en de eventuele bijdragen van de deelnemers vermeld;

    • c.

      een marketingplan betreffende de publieksgroep of -groepen die de aanvrager met het project wil bereiken en de marketinginstrumenten die worden ingezet. In een marketingplan staat beschreven hoe de doelgroep wordt opgezocht en aangesproken en waarom het op die manier aangepakt wordt.

    • d.

      een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat 35% van de projectkosten, is gedekt door de aanvrager of derde. Als de aanvrager zelf 35% van de projectkosten dekt, dan is deze verklaring niet nodig.

  • 4. Er mag geen subsidieaanvraag worden ingediend voor activiteiten waarvoor ook een subsidieaanvraag is of wordt ingediend op basis van subsidieregeling 7.3 Erfgoed: Het Verhaal van Overijssel 2.0. Het is voor een aanvrager van belang om zelf te kiezen voor welke subsidieregeling hij een subsidieaanvraag indient.

Artikel 7.7.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor:

  • a.

    de jaren 2022 tot en met 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 7.7.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening te realiseren.

Artikel 7.7.10 Staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 7.7.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2028 om 17.00 uur.

7.8 Cultuureducatie ‘Cultuur aan de basis 3.0’

Vervallen per 1 mei 2023

7.9 Cultuurmakelaars

Artikel 7.9.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Cultuurmakelaar: een onafhankelijke schakel die werkzaam is voor de culturele sector. De cultuurmakelaar werkt in opdracht van de gemeente met het doel om impact te creëren met kunst en cultuur als doel of als middel. De cultuurmakelaar wordt ingezet om de contacten tussen culturele organisaties sterker te maken, de deskundigheid van culturele organisaties te verbeteren en/of vernieuwend aanbod voor culturele organisaties te onderzoeken.

Artikel 7.9.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de laagdrempelige toegang tot actieve deelname van inwoners van Overijssel aan kunst en cultuur. De cultuurmakelaar is daarbij de centrale persoon die het lokale netwerk van culturele instellingen versterkt, culturele instellingen ondersteunt en waar mogelijk de bekendheid van amateurkunst en erfgoed vergroot.

Artikel 7.9.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het aanstellen of inhuren van een cultuurmakelaar in de jaren 2025 en 2026.

  • 2. De taken van een cultuurmakelaar voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de taken dragen bij aan de toegang tot cultuurbeoefening voor inwoners van de betreffende gemeente;

    • b.

      de taken gaan over het brede scala van cultuurdisciplines, zoals muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, podiumkunsten, film, nieuwe media of literaire cultuur;

    • c.

      het werkterrein van de cultuurmakelaar valt binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

    • d.

      de cultuurmakelaar wordt ingezet voor minimaal 4 uur per gemeente per week voor de periode van twee jaren achter elkaar tot uiterlijk 31 december 2026;

    • e.

      de cultuurmakelaar zorgt voor actieve afstemming en kennisuitwisseling met Stichting Rijnbrink Holding en de andere Overijsselse cultuurmakelaars.

Artikel 7.9.4. Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 7.9.5 Kosten die in aanmerking komen voor de subsidie

Alleen kosten van derden, zijnde de kosten van de cultuurmakelaar, zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 7.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 27.500,- per subsidieaanvraag.

  • 3. De aanvragende gemeente kan maximaal 1 keer per twee jaar subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 7.9.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de aanvrager.

  • 2. De bijdrage van de aanvrager is op het moment van de subsidieaanvraag aantoonbaar gedekt.

Artikel 7.9.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend voor de jaren 2025 en 2026 samen.

  • 2. De subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf 1 november 2024 en moet 31 januari 2025 voor 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Cultuurmakelaars.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een begroting en een dekkingsplan. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

    • b.

      een projectplan. In het projectplan staat minimaal:

      • -

        het functieprofiel van de cultuurmakelaar;

      • -

        het aantal werkuren van de cultuurmakelaar;

      • -

        de duur van de taken binnen deze aanvraag van de cultuurmakelaar;

      • -

        een uitleg wie formeel de werkgever is van de cultuurmakelaar.

Artikel 7.9.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningstermijn zoals genoemd in artikel 7.9.8 lid 2.

Artikel 7.9.10 Verplichtingen

De subsidieontvanger past de drie Culturele Codes toe, waaronder de Code Fair Practice. De Code Fair Practice is te vinden op https://www.fairpracticecode.nl.

Artikel 7.9.11 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 7.9.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2026 om 17.00 uur.

7.10 Vernieuwing sociale kwaliteit

Artikel 7.10.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Inclusieve samenleving: een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn.

  • -

    Informele zorg: alle hulp aan mensen met uiteenlopende gezondheidsproblemen die niet wordt gegeven in het kader van een beroep. Het kan gaan om hulp die mensen aan elkaar geven vanwege de onderlinge band die zij hebben (mantelzorg) maar ook om vrijwilligerswerk in zorg en ondersteuning.

  • -

    Positieve gezondheid: Positieve gezondheid gaat om dat men goed voor zichzelf zorgt en plezier uit het leven kan halen. Denk daarbij aan goede voeding, bewegen in de buitenlucht, een fijn sociaal leven en mee kunnen doen in de samenleving.

  • -

    Sociale ontmoetingsplekken: de locaties waar Overijsselaars elkaar ontmoeten. Denk hierbij aan dorpshuizen, kulturhusen en andere multifunctionele accommodaties. Het gaat bij sociale ontmoeting om laagdrempelige en openbaar toegankelijke ontmoeting. Dit houdt in dat bezoekers geen betaald toegangsbewijs of lidmaatschap nodig hebben om deel te nemen aan de activiteiten. Dit kunnen ook organisaties zijn die voornemens zijn een sociale ontmoetingsfunctie (en de daarbij horende activiteiten) te realiseren.

  • -

    Vitaliteit: geestelijke en lichamelijke gesteldheid van het individu, die leidt tot energie om te leven. Vitale en gezonde mensen hebben meer energie en kunnen goed voor zichzelf en hun leefomgeving zorgen.

Artikel 7.10.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie projecten ondersteunen die bijdragen aan de thema’s die zijn opgenomen in ons beleid Sociale Kwaliteit 2021-2026 ‘Op naar een vitale, inclusieve samenleving’. De thema's zijn: Gezond en vitaal blijven, Initiatief te nemen voor een fijne buurt en een omgeving die past bij wat je nodig hebt en Zo lang mogelijk zelfstandig kunnen leven in hun eigen fijne leefomgeving. Het gaat erom dat mensen lekker in hun vel zitten en voor elkaar klaar staan. En waar iedereen meedoet en zichzelf kan zijn.

Artikel 7.10.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die bijdragen aan één of meer van de volgende doelen:

    • a.

      Toekomstbestendigheid van sociale ontmoetingsplekken;

    • b.

      Positieve gezondheid en vitaliteit;

    • c.

      Mantelzorg en/of informele zorg;

    • d.

      Versterken van een inclusieve samenleving;

    • e.

      Versterken van vrijwilligerswerk door een bovenlokale aanpak of onderzoek. Het kan bijvoorbeeld gaan om bovenlokale deskundigheidsbevordering en/of samenwerking.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      de activiteit of een gedeelte daarvan dient nog niet eerder te zijn uitgevoerd in Overijssel;

    • c.

      de resultaten van de activiteiten hebben een bovenlokaal karakter, dat wil zeggen dat ze uitgevoerd of ondersteund worden in minimaal twee Overijsselse gemeenten;

    • d.

      de resultaten van de activiteiten worden gedeeld met de betrokken gemeenten en eventuele andere relevante partijen;

    • e.

      de betreffende gemeenten zijn op de hoogte van de uit te voeren de activiteiten;

    • f.

      de activiteiten scoren minimaal 35 punten op basis van Puntentabel 1;

    • g.

      voor de activiteit ‘Toekomstbestendigheid van sociale ontmoetingsplekken’ is geen subsidie aangevraagd of verstrekt op basis van subsidieregeling Sociale Hypotheek.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      activiteiten op het gebied van sport en bewegen zoals bedoeld in de regeling 7.5 Overijssel in beweging;

    • b.

      activiteiten die zich alleen richten op fysieke investeringen.

Artikel 7.10.4 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een waterschap, een stichting, een vereniging, een BV, een NV, een coöperatie, een maatschap, een ZZP-er, een v.o.f., Commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap.

Artikel 7.10.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.10.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 75.000,- per aanvraag.

  • 3. Maximaal 25% van de totale subsidie is voor fysieke investeringen.

  • 4. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 10.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 7.10.7 Eigen bijdrage

Minimaal 10% van de subsidiabele kosten worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of derden. De eigen bijdrage mag daarnaast bestaan uit ureninzet van vrijwilligers, waarbij deze uren worden opgevoerd voor een bedrag van € 15,- per uur.

Artikel 7.10.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Vernieuwing Sociale Kwaliteit.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. In geval van een bijdrage van derden: een schriftelijke bevestiging van de partij die een geldbijdrage inbrengt.

  • 5. Een projectplan, waaruit blijkt op welke manier aan de voorwaarden van artikel 7.20.3 wordt voldaan en hoe het initiatief wordt voortgezet na afloop van de subsidieregeling.

  • 6. Een aanvrager mag niet vaker dan 2 keer subsidie ontvangen op grond van deze regeling, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Artikel 7.10.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2026.

Artikel 7.10.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 6 weken na subsidieverlening de Social Handprint Meting in te vullen. Deze is te vinden op: https://socialhandprint.com/overijssel/;

  • b.

    informatie over het initiatief te plaatsen op de website Samen voor Elkaar https://www.samenvoorelkaar.nl/;

  • c.

    de activiteiten binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten;

  • d.

    de activiteiten binnen 24 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 7.10.11 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de Algemene De-minimisverordening of de AGVV.

Artikel 7.10.12 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2026, om 17.00 uur.

Puntentabel 1 bij Vernieuwing sociale kwaliteit

 

Te behalen punten

1. Het bovenlokale karakter is aannemelijk gemaakt. Dit is overtuigend uitgelegd aan de hand van de volgende elementen:

a. In het initiatief worden nieuwe verbindingen gelegd met partijen over de gemeenten verspreid.

a.

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

b. Partijen uit andere gemeenten dan de eigen gemeente dragen financieel bij aan het project, hetzij door een geldelijke bijdrage hetzij in kind.

b.

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

(totaal maximaal 20 punten)

2. In het projectplan is concreet gemaakt hoe het initiatief kan worden voortgezet na afloop van de subsidieperiode, zowel financieel als organisatorisch.

(totaal maximaal 10 punten)

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

3. Er wordt minder dan 50% van de subsidiabele kosten aan subsidie gevraagd en de betreffende gemeenten dragen gezamenlijk minimaal 10% bij aan de dekking van de totale kosten. Dit mag ook opgevoerd worden met in geld gewaardeerde producten of diensten, dus zonder de tussenkomst van geld.

(totaal maximaal 10 punten)

Gevraagde subsidie minder dan 50%: 5 punten

Bijdrage gemeenten 10% of meer: 5 punten

4. Het project is samen met inwoners (gebruikers) bedacht en ontwikkeld én wordt in samenwerking met inwoners uitgevoerd. Dit is overtuigend onderbouwd in de aanvraag.

(totaal maximaal 10 punten)

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

5. Het vernieuwende karakter van het project is uitgewerkt.

(totaal maximaal 10 punten)

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

6. De activiteit speelt in op een vraag vanuit de samenleving.

(totaal maximaal 10 punten)

Goed: 10 punten

Voldoende: 5 punten

Onvoldoende: 0 punten

Totaal behaalde punten = 1+2+3+4+5+6

7.11 Sociale hypotheek 2023-2025

Artikel 7.11.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Maatschappelijke tegenprestatie: extra of aanvullende inzet van vrijwilligerswerk door een Mfa voor het algemeen belang van de maatschappij.

  • -

    Multifunctionele accommodatie (Mfa): een dorpshuis, een wijkcentrum, een kulturhus of een samenwerking van verschillende maatschappelijke organisaties die vanuit een centrale locatie in Overijssel, meestal een gezamenlijk gebouw, hun voorzieningen, producten en diensten aanbieden. Er is sprake van een Mfa wanneer tenminste twee maatschappelijke voorzieningen worden aangeboden waaronder een functie voor een maatschappelijke ontmoetingsplek.

Artikel 7.11.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het financieel gezond houden en verder ontwikkelen van Mfa’s voor de toekomst.

Artikel 7.11.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die er voor zorgen dat een Mfa in de toekomst kan blijven bestaan.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      zijn gericht op verdere ontwikkeling van de Mfa;

    • b.

      dragen er aan bij dat de Mfa financieel gezond wordt of blijft.

Artikel 7.11.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is de eigenaar of exploitant van een Mfa.

  • 2. De aanvrager is geen particulier.

  • 3. De aanvrager is geen gemeente.

Artikel 7.11.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie op grond van deze regeling is gelijk aan de waarde van de maatschappelijke tegenprestatie en bedraagt maximaal € 15.000,- per Mfa. Voor het berekenen van de waarde van de Maatschappelijke tegensprestatie geldt artikel 7.11.9 onderdeel a.

  • 2. De subsidie is niet hoger dan de waarde van de maatschappelijke tegenprestatie.

Artikel 7.11.7 Subsidieaanvraag

De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Sociale Hypotheek Overijssel 2023-2025.

Artikel 7.11.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor 2023 en 2024.

  • 2. De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op volgorde van ontvangst van de complete aanvragen.

Artikel 7.11.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    een maatschappelijke tegenprestatie te realiseren ter waarde van minimaal het vastgestelde subsidiebedrag. De maatschappelijke tegenprestatie bestaat uit een bepaald aantal uren aan extra vrijwilligerswerk. Die inzet mag worden berekend voor een bedrag van € 15,- per uur. De maatschappelijke tegenprestatie mag niet bestaan uit reguliere activiteiten van de Mfa;

  • b.

    de maatschappelijke tegenprestatie uiterlijk binnen 24 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • c.

    de maatschappelijke tegenprestatie zichtbaar te maken aan de betrokken samenleving via de eigen website of via social media en daarbij de Provincie Overijssel te markeren door middel van de hashtags #socialehypotheek en #socialekwaliteit. Het delen van de maatschappelijke tegenprestatie kan ook door middel van het delen van een filmpje over de activiteiten op de website www.samenvoorelkaar.nl.

Artikel 7.11.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

7.12 Sociale acceptatie en veiligheid (regenboogprovincie) 2020 t/m 2023

Artikel 7.12.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de acceptatie en veiligheid van lhbti+-ers. Lhbti+-ers zijn lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders, interseksuelen en andere genderidentiteiten.

Artikel 7.12.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan sociale acceptatie en veiligheid van lhbti+-ers. Dit wordt ook wel lhbti+-emancipatie genoemd.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel of zijn grotendeels bedoeld voor de inwoners van Overijssel;

    • b.

      de activiteiten hebben te maken met voorlichting, veiligheid, geloof, sport of richten zich op een gemeente waar meer dan 20% van de beroepsbevolking in de landbouw werkzaam is;

    • c.

      de activiteiten zijn bedoeld voor het algemeen belang en niet voor slechts enkele individuen.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet voor de subsidie in aanmerking: het organiseren van een coming out day, een optocht, boottocht, een pride of een ander evenement.

Artikel 7.12.3 Aanvrager

De aanvrager is een gemeente, een stichting, een vereniging, een BV, een NV of een maatschap.

Artikel 7.12.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Personeelskosten en kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.12.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 7.12.6 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan het hele kalenderjaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Sociale acceptatie en veiligheid (regenboogprovincie) 2020 t/m 2023.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager mag maximaal 1 keer per kalenderjaar subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 7.12.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 7.12.8 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten voor 31 december 2025 uit te voeren.

Artikel 7.12.9 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024.

7.13 Lokale convenanten cultuuronderwijs

Artikel 7.13.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Lokaal convenant cultuuronderwijs: een convenant, ondertekend door partijen binnen een gemeente zoals schoolbesturen, culturele instellingen, vrijwilligersorganisaties, verenigingen en bedrijven, waarin meerjarige inhoudelijke en financiële afspraken worden gemaakt over de ondersteuning en versterking van het cultuuronderwijs in het primair onderwijs in een gemeente. Tevens worden de structurele samenwerkingsstructuur, afstemming en agendering beschreven.

Artikel 7.13.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan goed cultuuronderwijs.

Artikel 7.13.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het proces gericht op het maken van een Lokaal convenant cultuuronderwijs.

  • 2. De volgende activiteiten komen in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      de inhuur van een procesbegeleider;

    • b.

      de organisatie van een start- of kick-offbijeenkomst.

  • 3. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het proces wordt begeleid door een ervaren procesbegeleider van buiten de gemeentelijke organisatie;

    • b.

      het op te stellen convenant heeft tot doel het cultuuronderwijs in het primair onderwijs in een gemeente te ondersteunen en de werkwijze van het ondersteunen van het cultuuronderwijs in het primair onderwijs te versterken;

    • c.

      de betrokken partijen vinden het belangrijk en noodzakelijk dat er een lokaal convenant cultuuronderwijs komt;

    • d.

      de aan het Lokaal convenant cultuuronderwijs deelnemende partijen hebben schriftelijk bevestigd dat ze samen willen werken als partners in een Lokaal convenant cultuuronderwijs. Dit wordt een intentieverklaring genoemd.

Artikel 7.13.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente die het Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs Overijssel 2019-2026 (BKCO) heeft ondertekend. In het BKCO zijn de ambities op het gebied van cultuuronderwijs opgenomen. Het BKCO is of wordt ondertekend door de provincie, gemeenten en scholen in het primair onderwijs.

Artikel 7.13.5 Kosten die in aanmerking komen voor de subsidie

Alleen kosten van derden, zijnde de kosten voor de inhuur van een procesbegeleider en voor de organisatie van een start- of kick-offbijeenkomst, zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 7.13.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 7.500,- per subsidieaanvraag.

  • 3. Een gemeente mag maximaal 1 keer subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 7.13.7 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een geldbijdrage van de gemeente of derden.

Artikel 7.13.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Voucherregeling lokale convenanten cultuuronderwijs.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een begroting en een dekkingsplan. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

    • b.

      een projectplan. In het projectplan staat:

      • 1.

        de huidige infrastructuur van het cultuuronderwijs;

      • 2.

        een opsomming van de (culturele) partners;

      • 3.

        een onderbouwing waarom een lokaal convenant cultuuronderwijs belangrijk en noodzakelijk is;

      • 4.

        een algemene schets waar de gemeente specifiek op in wil zetten in het convenant;

      • 5.

        een beschrijving van het tijdpad om tot een convenant te komen;

    • c.

      een intentieverklaring als bedoeld in artikel 7.13.3 lid 3 onderdeel d. Een format voor de intentieverklaring is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

Artikel 7.13.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 7.13.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is vastgesteld uitgevoerd te hebben;

  • b.

    het Lokaal convenant cultuuronderwijs binnen 3 maanden na totstandkoming te delen met de provincie.

Artikel 7.13.10 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 7.13.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

7.14 Bibliotheek van de toekomst

Artikel 7.14.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Bibliotheekinnovatie: een nieuw of verbeterd product, proces of dienst voor bibliotheken.

Artikel 7.14.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan bibliotheekinnovatie zodat bibliotheken in Overijssel voldoen aan de eisen en wensen van inwoners nu en in de toekomst.

Artikel 7.14.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verleend voor bibliotheekinnovatie. De volgende activiteiten komen voor de subsidie in aanmerking:

    • a.

      het ondersteunen van het proces van ideevorming;

    • b.

      het ondersteunen van een experiment;

    • c.

      het ontwikkelen en invoeren van een nieuw of verbeterd product, proces of dienst bij een lokale bibliotheek.

  • 2. De bibliotheekinnovatie gaat over:

    • a.

      verbeteren van deskundigheid van personeel;

    • b.

      vernieuwende programmering met andere partners;

    • c.

      vernieuwende of verbeterde bedrijfsprocessen;

    • d.

      ontwikkeling en samenvoeging van vernieuwende diensten of producten;

    • e.

      vernieuwende of verbeterde vormen van samenwerking om tot nieuwe diensten en producten te komen.

  • 3. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten zijn bedoeld voor bibliotheken met een vestiging in Overijssel.

    • b.

      de activiteiten dragen bij aan minimaal één van de drie maatschappelijke opgaven:

      • 1.

        een geletterde samenleving;

      • 2.

        een leven lang leren;

      • 3.

        een participatie- en informatiesamenleving,

        of aan

      • 4.

        de uitvoering van de Verkenning toekomstbestendig organisatiemodel voor Overijsselse bibliotheken. De activiteiten hebben aantoonbaar een aanvullende waarde op het functioneren van het netwerk van samenwerkende bibliotheken die daarin actief zijn;

    • c.

      er is sprake van een samenwerking tussen bibliotheekstichtingen.

  • 4. De activiteiten hebben geen betrekking op:

    • a.

      bouwkundige- of installatiewerkzaamheden of andere materiële aanpassingen aan gebouw of inventaris;

    • b.

      de ontwikkelingen van cultuureducatiematerialen;

    • c.

      de gebruikelijke doorlopende bedrijfsvoering en exploitatie van een bibliotheek.

Artikel 7.14.4 Aanvrager

De aanvrager is één van de volgende bibliotheekstichtingen:

  • a.

    de Coöperatieve Vereniging De Kappen U.A.;

  • b.

    de Bibliotheek Almelo;

  • c.

    de Bibliotheek Dalfsen-Nieuwleusen;

  • d.

    de Bibliotheek Deventer;

  • e.

    de Bibliotheek Dinkelland;

  • f.

    de Bibliotheek Enschede;

  • g.

    de Bibliotheek Hardenberg;

  • h.

    de Bibliotheek Hengelo;

  • i.

    de Bibliotheek Hof van Twente;

  • j.

    de Bibliotheek Kampen;

  • k.

    de Bibliotheek Kop van Overijssel;

  • l.

    de Bibliotheek Oldenzaal;

  • m.

    de Bibliotheek Rijssen-Holten;

  • n.

    de Bibliotheek Salland;

  • o.

    de Bibliotheek Staphorst;

  • p.

    de Bibliotheek Tubbergen;

  • q.

    de Bibliotheek Twenterand;

  • r.

    de Bibliotheek Wierden;

  • s.

    de Bibliotheek ZINiN;

  • t.

    de Bibliotheek Zwartewaterland;

  • u.

    het Kulturhus de Bijenkorf Borne – Bibliotheek;

  • v.

    De Stadskamer;

  • w.

    de Stichting Fundament – Bibliotheek;

  • x.

    Bibliotheek Twente.

Artikel 7.14.5 Kosten die in aanmerking komen voor de subsidie

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. [vervallen]

  • 3. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 25.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

  • 4. De subsidie voor alle gezamenlijke bibliotheekvestigingen per gemeente op grond van deze regeling is in totaal maximaal € 95.000,-.

Artikel 7.14.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten worden betaald met een geldbijdrage van de aanvrager of van derden, waarvan minimaal 25% door de gemeente waar de bibliotheekstichting is gevestigd.

  • 2. Als de bibliotheekstichting zelf niet minimaal 25% van de subsidiabele kosten betaalt, dan moet de bibliotheekstichting een bijdrage in natura leveren ter waarde van de helft van de gevraagde subsidie. Als sprake is van een bijdrage in natura door inzet van eigen personeel, dan mag de ureninzet voor de subsidiabele activiteit gewaardeerd worden tegen een uurtarief van € 40,-. Als sprake is van inzet van vrijwilligers dan mag in de begroting en het dekkingsplan die inzet opgenomen worden voor maximaal € 15,- per uur.

Artikel 7.14.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Bibliotheek van de toekomst.

  • 3. De aanvrager levert een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een projectplan. In het projectplan wordt in ieder geval inzichtelijk gemaakt hoe de effecten van de activiteiten worden gemonitord en worden de daarbij passende indicatoren opgenomen.

    • b.

      een schriftelijke bevestiging van de gemeente waarin is opgenomen dat de gemeente minimaal 25% van de kosten betaalt.

    • c.

      een bevestiging van de gemeente waarin is opgenomen dat die gemeente in de jaren 2022, 2023 en 2024 geen bezuinigingen op de bibliotheekvoorzieningen gaat opleggen.

  • 5. De bibliotheekstichting kan vaker een subsidieaanvraag indienen tot dat de maximale subsidie voor alle gezamenlijke bibliotheekvestigingen per gemeente, die genoemd is in artikel 7.14.7, is bereikt.

Artikel 7.14.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 7.14.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht de gesubsidieerde activiteiten voor 31 december 2025 uit te voeren.

Artikel 7.14.11 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage is niet meer dan 80% van de dekking.

Artikel 7.14.12 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024.

7.15 Een bibliotheek op school 

Artikel 7.15.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Bibliotheek op school: samenwerking tussen school voor primair onderwijs, gemeente en gecertificeerde bibliotheek waarin uitvoering wordt gegeven aan de richtlijnen van de landelijke aanpak Bibliotheek op School. Het doel van een Bibliotheek op school is dagelijks aandacht voor leesplezier en mediawijsheid op school en thuis. Bibliotheek op school maakt deel uit van een doorgaande lijn binnen het programma ‘Tel mee met Taal’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 7.15.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de bestrijding van laaggeletterdheid en aan het vergroten van 21e-eeuwse vaardigheden. Dat wil zeggen vaardigheden op het gebied van kennis, inzicht en houding die je nodig hebt om goed te kunnen functioneren in de moderne kennissamenleving. Dit door scholen en bibliotheken te stimuleren om deel te nemen aan Bibliotheek op School.

Artikel 7.15.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de voorbereiding, het uitvoeren of de begeleiding om een Bibliotheek op School te realiseren. Deze activiteiten worden hierna procesondersteuning genoemd. Het doel van de procesondersteuning is om met de betrokken partijen afspraken te maken over de realisatie van één of meerdere Bibliotheken op School;

    • b.

      de realisatie van een Bibliotheek op School. Hierbij gaat het om collectievorming, inzet van bibliotheekpersoneel en scholing van onderwijspersoneel, die nodig zijn om een Bibliotheek op School te realiseren.

  • 2. De te realiseren Bibilotheek op school voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de Bibliotheek op school wordt gerealiseerd in Overijssel;

    • b.

      de Bibliotheek op school bevat de volgende bouwstenen: Collectie & Digitaal, Monitor, Lees- en mediaplan, Activiteiten lezen en mediawijsheid, Expertise, Marketing & Communicatie en Netwerk & Beleid;

    • c.

      de betreffende gemeente is betrokken bij de planvorming van de Bibliotheek op School;

    • d.

      scholen, gemeente en gecertificeerde bibliotheek hebben de wens uitsproken om een of meerdere Bibliotheken op School te realiseren óf om procesafspraken te maken om op termijn een Bibliotheek op School te realiseren. Deze schiftelijke verklaring van parijen wordt hierna de intentieverklaring genoemd.

Artikel 7.15.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een gecertificeerde Overijsselse bibliotheekstichting of -coöperatie.

  • 2. De aanvrager is gecertificeerd door de Certificeringsorganisatie Bibliotheekwerk, Cultuur en Taal (CBCT).

Artikel 7.15.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing.

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor de subsidie: 

    • a.

      gebouwkosten, zijnde de kosten van de bouw of huur van een gebouw;

    • b.

      inventaris, zijnde de kosten van onder andere meubilair en andere met het gebouw samenhangende investeringen.

Artikel 7.15.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 30% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor procesondersteuning bedraagt maximaal € 2.500,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor de realisatie maximaal € 10.000,- per Bibliotheek op School met een maximum van € 30.000,- per aanvraag.

  • 4. De aanvrager krijgt geen subsidie als op basis van deze subsidieregeling in die betreffende gemeente al subsidie is verleend voor procesondersteuning.

  • 5. De aanvrager krijgt geen subsidie als op basis van deze subsidieregeling in die betreffende gemeente al subsidie is verleend voor de realisatie van 3 Bibliotheken op School.

Artikel 7.15.7 Subsidieaanvraag 

  • 1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf 1 november 2024 9.00 uur en moet uiterlijk 13 december 2024 voor 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Een bibliotheek op school.

  • 3. De aanvrager levert een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      als sprake is van realisatie van een Biblotheek op school aanvullend een intentieverklaring;

    • b.

      als sprake is van procesondersteuning aanvullend een offerte van de procesbegeleider;

  • 5. Er mag geen aanvraag ingediend worden voor zowel procesondersteuning als voor realisatie.

Artikel 7.15.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de indieningstermijn zoals opgenomen in artikel 7.15.7 lid 1.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor procesondersteuning en een deelplafond voor realisatie

Artikel 7.15.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen drie maanden na subsidieverlening te starten;

  • b.

    de Bibliotheek op school minimaal 3 jaar na realisatie voort te blijven zetten.

Artikel 7.15.10 Staatssteun 

De subsidie voldoet aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV.

Artikel 7.15.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

7.16 Overijssel toont talent

Artikel 7.16.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel wordt een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

  • -

    Overijssel toont talent: een aantal activiteiten binnen een Overijsselse gemeente die binnen zes weken plaatsvindt, waarin amateurkunstenaars en culturele verenigingen zich presenteren aan een publiek. Zo’n evenement met meerdere activiteiten in één week was eerder bekend als bijvoorbeeld Week van Amateurkunst of Ik Toon.

Artikel 7.16.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het vergroten van de interesse en actieve deelname aan kunst en cultuur.

Artikel 7.16.3 Activiteiten die in aanmerking komen voor de subsidie

  • 1. De subsidie wordt verleend voor de voorbereiding en uitvoering van het evenement Overijssel toont talent.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Overijssel toont talent vindt plaats binnen de provincie Overijssel;

    • b.

      Overijssel toont talent vindt plaats in een periode van zes weken, waarbinnen op minimaal 5 dagen culturele activiteiten zijn geprogrammeerd;

    • c.

      professionele kunstenaars of andere professionals zijn inhoudelijk betrokken om:

      • 1.

        de kennis en vaardigheden van een amateurkunstenaar of culturele organisatie te vergroten of te verbeteren;

      • 2.

        talenten te begeleiden in hun culturele en artistieke ontwikkeling.

Artikel 7.16.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 7.16.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 7.16.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 5.000,- per subsidieaanvraag.

Artikel 7.16.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Overijssel toont talent.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in. In het projectplan is opgenomen:

    • a.

      een activiteitenplan met daarin het aantal en de aard van de activiteiten die worden uitgevoerd tijdens Overijssel toont talent;

    • b.

      met welke partijen wordt samengewerkt om Overijssel toont talent te organiseren en een omschrijving van die samenwerking;

    • c.

      hoe professionele kunstenaars of andere professionals worden betrokken om:

      • 1.

        de kennis en vaardigheden van een amateurkunstenaar of culturele organisatie te vergroten of te verbeteren; en

      • 2.

        talenten te begeleiden in hun culturele en artistieke ontwikkeling.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 7.16.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidiebudget geldt voor de jaren 2022 tot en met 2024.

Artikel 7.16.9 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht de activiteiten voor 31 december van het jaar waarin Overijssel toont talent plaatsvindt uitgevoerd te hebben.

Artikel 7.16.10 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

7.17 Gereserveerd

7.18 Experimenten powered by Cultuur

Artikel 7.18.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Artistieke kwaliteit: de kwaliteit van de artistieke ambities, uitgangspunten en de uitwerking daarvan, op basis van:

    • a.

      vakmanschap: ambachtelijke vaardigheden en visie van de maker(s),

    • b.

      zeggingskracht: de urgentie van de maker om het werk te maken, en

    • c.

      originaliteit: de mate waarin de activiteiten zich in artistieke en conceptuele zin onderscheiden van het overige aanbod in de culturele sector in Overijssel.

  • -

    Artistiek product: er is sprake van een product waarin een originele en creatieve ontwikkeling of signatuur aanwezig is, boven op de technieken en de materialen die de maker gebruikt.

  • -

    Cross-over: een nieuwe combinatie tussen vanouds gescheiden sectoren. Een cross-over speelt zich af tussen de culturele sector en een of meer andere sectoren of maatschappelijke vraagstukken.

  • -

    Culturele sector: de volgende in het provinciaal cultuurbeleid 2021-2024 opgenomen sectoren en disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst en mediakunst.

  • -

    Experiment: het ontwikkelen en in de praktijk toepassen, testen of uitproberen van een nieuw product, een dienst, een methode of aanpak om het aanbod en bereik in de culturele sector, eventueel in verbinding met andere sectoren of maatschappelijke vraagstukken, te versterken.

  • -

    Inclusie: een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn.

  • -

    Professioneel cultureel aanbod: een samenhangende dynamiek waarin op beroepsmatige wijze nieuw cultureel aanbod of toepassingen tot stand komt, dat gepresenteerd wordt aan publiek.

  • -

    Professionele culturele organisatie of maker: een organisatie of individu die beroepsmatig culturele activiteiten ontwikkelt, uitvoert en presenteert.

  • -

    Zakelijke kwaliteit: de kwaliteit van de zakelijke uitwerking van het experiment op basis van een realistische planning, een realistische en sluitende begroting en een redelijke verhouding tussen het gevraagde subsidiebedrag, de activiteiten en het verwachte resultaat.

Artikel 7.18.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een toekomstbestendige culturele sector die veerkrachtig, innovatief en ondernemend is en daarmee bijdraagt aan de vernieuwing van het culturele aanbod in Overijssel.

Artikel 7.18.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van een experiment ter versterking van het professionele culturele aanbod in Overijssel. De volgende experimenten komen in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      een experiment binnen de culturele sector, of

    • b.

      een experiment binnen de cultuursector en met een cross-over met minimaal één van de volgende sectoren of maatschappelijke vraagstukken: sociale kwaliteit, vrijetijdseconomie, economie, mobiliteit, leefbaar platteland, energietransitie, natuur, milieu, landschap of landbouw. Bij een cross-over met sociale kwaliteit is er:

      • 1.

        een combinatie met de sectoren zorg, sport of welzijn, én daarbinnen;

      • 2.

        een combinatie met de thema’s inclusie of het voorkomen of verminderen van eenzaamheid.

  • 2. Het experiment voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het experiment wordt uitgevoerd in Overijssel.

    • b.

      er is sprake van een artistiek product;

    • c.

      er is sprake van artistieke en zakelijke kwaliteit. Dat blijkt onder andere uit de opleiding en werkervaring van de aanvrager en andere betrokkenen;

    • d.

      het experiment levert een antwoord of conclusie op voor een vraagstuk of probleem. De uitkomst of conclusie van het experiment is van tevoren onzeker;

    • e.

      de beoogde uitkomst van het experiment en het vraagstuk of probleem is van belang voor een bredere groep dan de aanvrager zelf.

  • 3. Het experiment wordt getoetst aan de kwaliteitscriteria zoals genoemd in Puntentabel 1 of 2. Het minimale puntentotaal is:

    • a.

      20 punten voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.3 lid 1 onderdeel a, waarbij minimaal 10 punten wordt behaald voor artistieke kwaliteit;

    • b.

      15 punten voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.3 lid 1 onderdeel b, waarbij minimaal 5 punten wordt behaald voor artistieke kwaliteit.

  • 4. De activiteiten die niet in aanmerking komen voor de subsidie zijn:

    • a.

      de activiteiten die over amateurkunst of cultuureducatie, literaire uitingen of muziekdragers gaan;

    • b.

      de gebruikelijke (bedrijfs)activiteiten van de aanvrager;

    • c.

      een experiment dat uitsluitend betrekking heeft op: een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk-dorpsfeest, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een Nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag of Openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, een demonstratie of workshop, een concert of voorstelling, planten- of dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, paasvuren, tentoonstelling, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten, literaire uitingen en muziekdragers, webshops, digitale koppeling van bedrijfsprocessen, datamanagement, een boekingssysteem, ontwikkeling van apps, activiteiten gericht op het verbeteren van online vindbaarheid (SEO), streamingdiensten, website optimalisatie, social media campagnes, reclame en advertentiekosten, realiseren inschrijfmodules voor (online) lessen en activiteiten.

    • d.

      een productie: het geheel van artistieke ontwikkeling, creatie en uitvoering van een nieuwe culturele uiting.

Artikel 7.18.4 Aanvrager

De aanvrager is een professionele culturele organisatie of maker.

Artikel 7.18.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzonderingen op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

Artikel 7.18.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.3 lid 1 onderdeel a, is maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,- per subsidieaanvraag.

  • 2. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.3 lid 1 onderdeel b, is maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per subsidieaanvraag.

  • 3. De subsidie wordt niet verleend als de berekende subsidie minder dan € 10.000,- is. Dit is een afwijking van artikel 1.2.17 lid 2.

Artikel 7.18.7 Tenderregeling

[vervallen]

Artikel 7.18.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan ingediend worden vanaf 15 juli 2024 9.00 uur en moet uiterlijk 20 september 2024 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Experimenten powered by Cultuur.

  • 3. De aanvrager levert een begroting in waaruit de kosten en dekking blijken. Het is verplicht het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waaruit blijkt op welke manier aan de voorwaarden van artikel 7.18.3 wordt voldaan. Het is verplicht om bij het opstellen van het projectplan gebruik te maken van het format Voorstel Experimenten powered by Cultuur. Het format Voorstel Experimenten powered by Cultuur is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • 5. De aanvrager mag per indieningstermijn zoals genoemd in lid 1, maximaal 1 keer subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling.

  • 6. De subsidieaanvraag moet vóór de sluitingsdatum volledig zijn. Na sluitingsdatum kunnen er geen inhoudelijke en financiële aanvullingen of wijzigingen meer worden ingediend.

  • 7. Er mag geen subsidieaanvraag ingediend worden voor meerdere in artikel 7.18.3 lid 1 genoemde activiteiten.

  • 8. Er mag geen subsidieaanvraag ingediend worden als de aanvrager een subsidie heeft ontvangen op grond van:

    • a.

      subsidieregeling 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024,

    • b.

      paragraaf 7.17 Versterking maakklimaat kunst en cultuur Overijssel van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017.

Artikel 7.18.9 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de openstellingsperiode die genoemd is in artikel 7.18.8 lid 1.

Artikel 7.18.10 Adviescommissie

Een complete subsidieaanvraag wordt voorgelegd aan de Adviescommissie Cultuur. De adviescommissie geeft advies over:

  • a.

    de vraag of de activiteit voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 7.18.3 lid 1 en lid 2; en

  • b.

    de toekenning van de punten, zoals genoemd in artikel 7.18.3 lid 3 op basis van Puntentabel 1 of 2.

Artikel 7.18.11 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben;

  • b.

    het eindresultaat van het project publiekelijk toegankelijk te maken.

Artikel 7.18.12 Staatssteun

  • 1. Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan artikel 53 van de AGVV.

  • 2. De totale overheidsbijdrage om de subsidiabele kosten te dekken is niet meer dan 80%.

Artikel 7.18.13 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

Puntentabel 1, bij artikel 7.18.3 lid 1 onderdeel a:

 

Te behalen punten

1. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

2. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

3. Mate waarin het experiment bijdraagt aan de vernieuwing van het cultureel aanbod

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Totaal behaalde punten = 1+2+3

 

Puntentabel 2, bij artikel 7.18.3 lid 1 onderdeel b:

 

Te behalen punten

1. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

2. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

3. Mate van maatschappelijke impact.

Toelichting: onder maatschappelijke impact wordt hier verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving. In geval van een cross-over met sociale kwaliteit:

De mate van impact op inclusie of het voorkomen of verminderen van eenzaamheid

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Totaal behaalde punten = 1+2+3

 

7.19 Ondersteuning Steunpunten Vrijwillige Inzet

[vervallen]

Artikel 7.19.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 31 december 2023, om 17.00 uur.

7.21 Dorpsplannen

Artikel 7.21.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Dorp: dorp, niet zijnde een wijk of buurtschap in of aan een stad, waarbij de kern en het buitengebied samen maximaal 15.000 inwoners hebben volgens het CBS (Kerncijfers wijken en buurten 2023 | CBS)

  • -

    Dorpsplan: een document dat de toekomstvisie en een projectenlijst bevat. Een toekomstvisie is een vooruitblik op wat nodig is om het dorp en toekomstbestendig te maken en te houden. En het is een brede visie op zowel sociale, economische als fysieke aspecten. In het dorpsplan worden doelen en concrete acties beschreven om de leefbaarheid van een dorp en het omliggende platteland te verbeteren. Het dorpsplan bevat daarnaast een projectenlijst met projecten en activiteiten die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van het dorp.Het dorpsplan wordt opgesteld door lokale bewoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden, in samenwerking met overheden en experts. Het dorpsplan is ván het dorp.

Artikel 7.21.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het verder versterken van het platteland van Overijssel, zodat inwoners hier ook in de toekomst goed kunnen wonen, werken en leven in een gezonde en mooie omgeving. We werken aan een goed sociaaleconomisch perspectief. Dat doen we vanuit een gebiedseigen aanpak waarbij inwoners, organisaties en ondernemers uit de gebieden centraal staan.

Artikel 7.21.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      het opstellen van een dorpsplan, of;

    • b.

      het actualiseren van een bestaand dorpsplan, waarna dit voldoet aan de voorwaarden die zijn genoemd in lid 2;

    • c.

      het uitvoeren van enkele activiteiten uit het dorpsplan;

  • 2. Het dorpsplan voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het dorpsplan wordt opgesteld voor een dorp dat is gelegen in Overijssel;

    • b.

      het dorpsplan betreft een visie waarbij gekeken wordt naar de sociale, economische kant en de fysieke kant, zodat een samenhangende aanpak ontstaat;

    • c.

      de gemeente is deelnemer in het proces van het opstellen of actualiseren van het dorpsplan;

    • d.

      het opstellen of actualiseren van het dorpsplan wordt begeleid door een onafhankelijke procesbegeleider;

    • e.

      er is aannemelijk gemaakt dat er draagvlak in het dorp is voor het opstellen van een dorpsplan en dat inwoners hieraan mee werken;

    • f.

      de inwoners van het dorp worden uitgenodigd om ideeën aan te leveren en mee te werken aan het opstellen van het dorpsplan.

Artikel 7.21.4 Aanvrager

De aanvrager of de penvoerder is een stichting, een vereniging, een BV of een NV.

Artikel 7.21.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. In geval van een aanvraag voor één dorpsplan zijn alleen de kosten van derden subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      kosten van de bouw van gebouwen en aanschaf van inventaris;

    • b.

      kosten van vrijwilligers.

Artikel 7.21.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor het opstellen of actualiseren van een dorpsplan is maximaal € 24.999,- per dorpsplan.

Artikel 7.21.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Dorpsplannen.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook een offerte van de externe procesbegeleider in.

  • 5. Per dorp kan tijdens de looptijd van deze subsidieregeling maximaal 1 keer subsidie worden verstrekt.

Artikel 7.21.8 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025.

Artikel 7.21.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 6 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten;

  • b.

    de activiteiten binnen 18 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te hebben uitgevoerd;

  • c.

    van de subsidie minimaal 20% te besteden aan de uitvoering van projecten.

Artikel 7.21.10 Geen Staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie voldoet aan de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 7.21.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2025 om 17.00 uur.

7.22 Planvorming, uitwerking en analyses leefbaar platteland

Artikel 7.22.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Dorp: dorp, niet zijnde een wijk of buurtschap in of aan een stad, waarbij de kern en het buitengebied samen maximaal 15.000 inwoners hebben volgens het CBS (Kerncijfers wijken en buurten 2023 | CBS).

  • -

    Initiatief: de beginfase van het ontwikkelen van een nieuw product of dienst voor het dorp. Het initiatief geeft antwoord op een wens die, of probleem dat, in het dorp leeft (bottom-up). In de initiatieffase wordt een idee nader onderzocht en uitgewerkt. Het doel van deze fase is om het idee uit te werken tot het uitvoerbaar is of te concluderen dat dat niet haalbaar is.

  • -

    Religieus erfgoed: het gaat hierbij om de totale collectie kerkgebouwen, ongeacht denominatie, ouderdom of status van het gebouw.

Artikel 7.22.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een platteland waar inwoners goed kunnen wonen, werken en leven in een gezonde en mooie omgeving. Om dit mogelijk te maken kan met deze regeling subsidie worden aangevraagd voor het verder uitwerken van lokale initiatieven, bijvoorbeeld door het laten uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor een initiatief zoals het herbestemmen van een (kerk)gebouw, het doen van een cultuurhistorisch onderzoek, het opstellen van een landschapsbiografie en/of het financieren van een begeleider om een idee verder uit te werken.

Artikel 7.22.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het proces om een initiatief dat zich richt op de thema’s uit lid 2 onderdeel c, verder uit te werken. Zoals de haalbaarheid ervan te onderzoeken en/of het uit te voeren als het initiatief niet om fysieke investeringen gaat. De subsidie kan worden aangevraagd voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      het laten uitvoeren van een haalbaarheidsstudie;

    • b.

      de inhuur van een procesbegeleider of projectleider;

    • c.

      de inhuur van specifieke deskundigheid;

    • d.

      het laten uitvoeren van cultuurhistorisch onderzoek of het opstellen van een landschapsbiografie.

  • 2. Het intiatief voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in een dorp of het bijbehorende buitengebied in Overijssel;

    • b.

      er is aantoonbaar breed draagvlak in het dorp en bijbehorend buitengebied;

    • c.

      in geval van een aanvraag voor een haalbaarheidsstudie voor herbestemming van religieus erfgoed geldt dat de initiatiefnemers deelgenomen hebben aan de leerlijn Behoud het Kerkgebouw Overijssel, en dat het kerkgebouw onderdeel is van gemeentelijke inzet of kerkenvisie;

    • d.

      het initiatief draagt bij aan twee of meerdere van de volgende thema’s:

      • 1.

        Voldoende bereikbare voorzieningen, bijvoorbeeld de realisatie van een multifunctionele accommodatie gericht op ontmoeting, cultuur, sport, gezondheidszorg, onderwijs. Bereikbaarheid en mobiliteit zijn hierbij ook aandachtspunten.

      • 2.

        Blijven wonen in je dorp (jong en oud), bijvoorbeeld voorwaardenscheppende investeringeninitiatieven om te zorgen dat jongeren en/of ouderen in het dorp kunnen blijven wonen.

      • 3.

        Versterking van de lokale economie, bijvoorbeeld gezamenlijke initiatieven (samenwerking tussen ondernemers, bewoners en/of organisaties) die de lokale economie versterken.

      • 4.

        Noaberschap versterken, bijvoorbeeld initiatieven waardoor welzijn, sociale contacten, maatschappelijke betrokkenheid en lokale kracht worden versterkt.

      • 5.

        Gezonde en mooie leefomgeving, bijvoorbeeld initiatieven in de fysieke leefomgeving in en om het dorp, die bijdragen aan een aantrekkelijk en gevarieerd landschap en een gezond leven.

      • 6.

        Duurzaamheid, bijvoorbeeld initiatieven die een positief effect hebben op klimaat (zoals energiebesparing, gebruik biobased materialen, hergebruik van materialen, korte ketens, verminderen uitstoot broeikasgassen), biodiversiteit en/of water.

  • 3. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      initiatieven van of voor individuen of individuele ondernemingen;

    • b.

      initiatieven die deel uitmaken van de regiodeal Zwolle.

Artikel 7.22.4 Aanvrager

De aanvrager is een stichting, een vereniging, een BV, een NV of een coöperatie.

Artikel 7.22.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 7.22.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000,-.

Artikel 7.22.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Uitwerking initiatieven leefbaar platteland.

  • 3. De aanvrager levert bij de aanvraag offertes in van de op de begroting vermelde derde of derden.

Artikel 7.22.8 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025.

Artikel 7.22.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten.

Artikel 7.22.10 Geen staatssteun

Er is geen sprake van staatssteun als de subsidie verleend kan worden onder de Algemene De-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 7.22.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 30 november 2026, om 17.00 uur.

7.23 Kader cultuur en erfgoed 2025-2028

Artikel 7.23.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan realisatie van haar beleidsdoelen Erfgoed, Cultureel aanbod en talentontwikkeling en Bibliotheken. Dit door een subsidie te verstrekken voor meerjarige activiteitenplannen van organisaties.

Artikel 7.23.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die opgenomen zijn in het meerjarige activiteitenplan van de aanvrager en bijdragen aan de doelstellingen zoals verwoord in het Statenvoorstel Cultuur- en erfgoedbeleid 2025-2028. Het statenvoorstel is te vinden op Externe link:www.overijssel.notubiz.nl; 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      voor de activiteiten van een organisatie als bedoeld in artikel 7.23.3 lid 1 onderdeel a en b is een bijdrage beschikbaar uit de cultuurregio. Met Cultuurregio refereren we aan de samenwerking tussen gemeenten in de genoemde regio en niet per se aan de financiële huishouding van de regio. Financiering vanuit de cultuurregio moet afkomstig zijn van minimaal één gemeente uit de cultuurregio waar de aanvrager werkzaam is.

    • c.

      de activiteiten van Phion voldoen aanvullend aan de voorwaarden zoals opgenomen in het Statenvoorstel PS/2018/693. Het statenvoorstel is te vinden op Externe link:www.overijssel.notubiz.nl;

Artikel 7.23.3 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is:

    • a.

      een organisatie die meerjarige subsidie ontvangt vanuit de rijkssubsidieregeling Culturele basisinfrastructuur 2025-2028, of;

    • b.

      een organisatie die meerjarige subsidie ontvangt van het Mondriaan Fonds, Het Fonds Podiumkunsten of het Fonds voor Cultuurparticipatie in de periode 2025-2028;

    • c.

      een organisatie die meerjarige subsidie ontvangt vanuit de rijkssubsidieregeling Beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen in de periode 2025-2028;

    • d.

      een andere culturele of erfgoedorganisatie die op basis van het Cultuur- en Erfgoedbeleid Overijssel 2025-2028 met naam en bedrag op de provinciale begroting is opgenomen voor de periode 2025-2028.

  • 2. De aanvrager is met naam en toenaam en bedrag opgenomen op de provinciale begroting onder de structurele middelen.

  • 3. De aanvrager is opgenomen in Tabel 1 bij deze subsidieregeling.

Artikel 7.23.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De volgende kosten zijn subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten en de kosten van derden. Artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing;

    • b.

      de exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit. Het gaat dan om kosten voor het gebruik van materiaal, kosten voor communicatie, kosten voor het gebruik van gas, water en energie, kosten van onderhoud, kosten van huur en algemene administratiekosten van de instelling.

  • 2. Voor de organisaties als bedoeld in artikel 7.23.3 lid 1 onder onderdeel a, b en c gelden de subsidiabele kosten zoals opgenomen in de rijkssubsidieregeling Culturele basisinfrastructuur 2025-2028, de rijksregelingen ‘Meerjarige productiesubsidies 2025-2028' en ‘Meerjarige festivalsubsidies 2025-2028' van het Fonds Podiumkunsten, de regeling ‘Talentontwikkeling 2025-2028' van het Fonds voor Cultuurparticipatie, de regeling ‘Programma’s Kunstpodia 2025-2028' van het Mondriaanfonds of de regeling ‘Beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen’.

Artikel 7.23.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten;

  • 2. De subsidie is maximaal het bedrag zoals voor die aanvrager is opgenomen in Tabel 1.

  • 3. De subsidie is een maximumbedrag;

  • 4. Op de verleende subsidie wordt indexering toegepast volgens het jaarlijkse door de Provinciale Staten bepaalde indexeringspercentage.

  • 5. Voor Phion geldt, in afwijking van voorgaande lid, dat er een afwijkend indexeringspercentage gehanteerd kan worden op basis van het Statenvoorstel PS/2018/693.

Artikel 7.23.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag voor de subsidieperiode 2025 tot en met 2028 kan ingediend worden vanaf 1 oktober 2024.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Kader culturele en erfgoedinstellingen Overijssel 2025 tot en met 2028.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      een meerjarig activiteitenplan;

    • b.

      een begroting voor de betreffende subsidieperiode. Uit de begroting blijkt wat de verwachte omzet, kosten en nettowinst zijn. In de begroting wordt duidelijk gemaakt dat de opgenomen kosten voldoen aan de kosten die voor de subsidie in aanmerking komen. Het is niet verplicht om het begrotingsformat van de provincie te gebruiken.

  • 4. Als de aanvrager een organisatie is die is opgenomen in artikel 7.23.3 lid 1 onderdeel a, b of c levert de aanvrager aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      de aanvraag met bijlagen zoals ingediend bij de Rijksoverheid of het betreffende Rijkscultuurfonds;

    • b.

      het besluit van de Rijksoverheid of de Rijkscultuurfondsen tot verlening van de subsidie.

Artikel 7.23.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2025 tot en met 2028.

Artikel 7.23.8 Bevoorschotting

  • 1. Het voorschot per jaar is:

    • a.

      maximaal 25% van de verleende subsidie als sprake is van een subsidieverlening voor vier jaar.

    • b.

      maximaal 50% van de verleende subsidie als sprake is van een subsidieverlening voor twee jaar.

  • 2. Artikel 1.2.18 lid 1 is niet van toepassing.

Artikel 7.23.9 Aanvullende verplichtingen

Bij subsidieverlening kunnen aanvullende verplichtingen opgelegd worden die nodig zijn om aan de doelstellingen zoals verwoord in het Statenvoorstel Cultuur- en erfgoedbeleid 2025-2028 te voldoen. Als een aanvrager niet kan voldoen aan die verplichtingen dan kan dit van invloed zijn op de hoogte van de te verlenen subsidie of de subsidievaststelling.

Artikel 7.23.10 Tussenrapportage

De jaarlijkse tussenrapportage bevat ook de cumulatieve winst- en verliesrekening over het voorgaande jaar. Dit is een aanvulling op artikel 1.3.4.

Artikel 7.23.11 Aansluiten bij subsidieverstrekking van de Rijksoverheid of de Rijkscultuurfondsen

Als er sprake is van een subsidie aan een organisatie zoals bedoeld in artikel 7.23.3 lid 1 onderdeel a, b of c dan kunnen Gedeputeerde Staten bij verlening, vaststelling, eventuele wijziging of intrekking van de subsidie, aansluiten bij het besluit van de Rijksoverheid of de Rijkscultuurfondsen.

Artikel 7.23.12 Aanvraag voor de subsidievaststelling

Bij de aanvraag voor de subsidievaststelling levert de subsidieontvanger de volgende stukken in:

  • a.

    het vaststellingsbesluit van de Rijksoverheid of het Rijkscultuurfonds als sprake is van een organisatie die is opgenomen in artikel 7.23.3 lid 1 onderdeel a, b of c.

  • b.

    als er sprake is van staatssteun: de cumulatieve winst- en verliesrekening over de subsidieperiode waaruit de nettowinst blijkt.

Artikel 7.23.13 Vaststelling subsidie

Als uit de cumulatieve winst- en verliesrekening blijkt dat er sprake is van exploitatiewinst, dan stellen wij de subsidie lager vast. In dat geval wordt het volgende bedrag op de subsidie in mindering gebracht: het subsidiepercentage uit de subsidieverlening x de exploitatiewinst over de periode 2025 tot en met 2028.

Artikel 7.23.14 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan hoofdstuk 1 en artikel 53 van de AGVV.

Artikel 7.23.15 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2028 om 17.00 uur.

Bijlage 1: Tabel 1 bij 7.23 Kader culturele en erfgoedinstellingen Overijssel 2025 tot en met 2028

Nb. 1 bedragen zijn exclusief indexering

Nb. 2 bedragen zijn onder voorbehoud van vaststelling van de betreffende begroting (inclusief indexeringspercentage) door Provinciale Staten

Organisatieen onderdeel artikel 7.23.3

Totale maximale subsidiebedrag 2025-2028

Maximale subsidiebedrag 2025

Maximale subsidiebedrag 2026

Maximale subsidiebedrag 2027

Maximale subsidiebedrag 2028

A: BIS

Phion

€ 4.525.592,00

€ 1.131.398,00

€ 1.131.398,00

€ 1.131.398,00

€ 1.131.398,00

Nederlandse Reisopera

€ 821.600,00

€ 205.400,00

€ 205.400,00

€ 205.400,00

€ 205.400,00

Theater Sonnevanck

€ 1.304.766,53

€ 326.191,63

€ 326.191,63

€ 326.191,63

€ 326.191,63

De Nieuwe Oost

€ 1.848.600,00

€ 462.150,00

€ 462.150,00

€ 462.150,00

€ 462.150,00

Oostpool

€ 434.215,60

€ 108.553,90

€ 108.553,90

€ 108.553,90

€ 108.553,90

Introdans

€ 434.215,60

€ 108.553,90

€ 108.553,90

€ 108.553,90

€ 108.553,90

Tetem

€ 616.200,00

€ 154.050,00

€ 154.050,00

€ 154.050,00

€ 154.050,00

Planetart (Gogbot)

€ 234.600,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

B: Fonds podiumkunsten

De Jonge Honden

€ 336.000,00

€ 84.000,00

€ 84.000,00

€ 84.000,00

€ 84.000,00

Jansen en de Boer

€ 200.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

Theater producties Twente

€ 200.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

Nederlands Bach Consort

€ 200.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

€ 50.000,00

Stichting dEVENTer (Deventer op stelten)

€ 234.600,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

Stichting Stift International Music Festival ft Festival

€ 234.600,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

€ 58.650,00

B: Mondriaanfonds

Drawingcentre Diepenhem

€ 300.000,00

€ 75.000,00

€ 75.000,00

€ 75.000,00

€ 75.000,00

Kunstenlab Deventer

€ 205.400,00

€ 51.350,00

€ 51.350,00

€ 51.350,00

€ 51.350,00

L/NK Zwolle

€ 100.000

€ 50.000,00

€ 50.000,00

-

-

B: Fonds voor Cultuurparticipatie

Theaterschip

€ 205.400,00

€ 51.350,00

€ 51.350,00

€ 51.350,00

€ 51.350,00

Kunstbende

€ 100.000,00

€ 25.000,00

€ 25.000,00

€ 25.000,00

€ 25.000,00

C: Erfgoedwet

Rijksmuseum Twente

€ 308.100,00

€ 77.025,00

€ 77.025,00

€ 77.025,00

€ 77.025,00

D: Overig, Netwerk en erfgoedpartners

Het Oversticht (archeologie Malta gelden, regionale steunfunctie monumentenzorg).

€ 2.736.174,48

€ 684.043,62

€ 684.043,62

€ 684.043,62

€ 684.043,62

Stichting Monumentenwacht Overijssel

€ 1.396.720,00

€ 349.180,00

€ 349.180,00

€ 349.180,00

€ 349.180,00

RIBO

€ 219.778,00

€ 54.944,50

€ 54.944,50

€ 54.944,50

€ 54.944,50

Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland

€ 410.800,00

€ 102.700,00

€ 102.700,00

€ 102.700,00

€ 102.700,00

Inzet Nedersaksische taal en cultuur Overijsselacademie

€ 2.012.920,00

€ 503.230,00

€ 503.230,00

€ 503.230,00

€ 503.230,00

Stichting Poppunt

€ 868.431,20

€ 217.107,80

€ 217.107,80

€ 217.107,80

€ 217.107,80

Filmkenniscentrum

€ 211.562,00

€ 52.890,50

€ 52.890,50

€ 52.890,50

€ 52.890,50

De Fundatie

€ 5.307.536,00

€ 1.326.884,00

€ 1.326.884,00

€ 1.326.884,00

€ 1.326.884,00

Cultuurprijs

€ 164.320,00

€ 41.080,00

€ 41.080,00

€ 41.080,00

€ 41.080,00

Stichting Rijnbrink Holding (Overijsselse Bibliotheekdienst)

€ 11.378.264,46

€ 2.844.566,11

€ 2.844.566,11

€ 2.844.566,11

€ 2.844.566,11

Stichting Rijnbrink Holding (Provinciale bibliotheek Amateurmuziek)

€ 189.863,54

€ 47.465,89

€ 47.465,89

€ 47.465,89

€ 47.465,89

Totaal

€ 37.840.259,41

€ 9.460.064,85

€ 9.460.064,85

€ 9.460.064,85

€ 9.460.064,85

7.24 Cultuureducatie Overijssel 2025-2028 

Artikel 7.24.1 Betekenis van de begrippen  

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • 1.

    Combinatiefunctionaris: een cultuur(onderwijs)- of bovenschoolse cultuur(onderwijs)coördinator, die in opdracht van gemeenten en/of scholen werkt om scholen voor primair onderwijs te helpen in het faciliteren van cultuuronderwijs.

  • 2.

    Cultuureducatie: Leerlingen leren over cultuur door er actief mee bezig te zijn en zelf iets te maken. Ze leren van het kijken en luisteren naar cultuuruitingen, van cultuurbezoek en van lezen over cultuur. En door te reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Via cultuureducatie ontwikkelen leerlingen culturele vaardigheden, kennis en talenten. En ze ontwikkelen een open houding ten aanzien van cultuur.

  • 3.

    Curriculumvernieuwing: de uitwerking per leerjaar van wat een kind aan het eind van het primair, gespecialiseerd en voortgezet onderwijs moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnenschools- en buitenschools leren.

  • 4.

    Intentieverklaring: een schriftelijke verklaring waarin een schoolbestuur of schoolleiding vastlegt dat ze deelneemt aan het gemeentelijke cultuureducatieplan.

  • 5.

    Kerndoelen kunstzinnige oriëntatie: door Stichting Leerplan Onderwijs (wettelijk) vastgestelde kerndoelen op het gebied van cultuureducatie. Het primair, gespecialiseerd en voortgezet onderwijs hebben ieder hun eigen kerndoelen voor kunst & cultuur. De kerndoelen zijn te vinden op: https://www.slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/kunst-cultuur/kerndoelen/.

Artikel 7.24.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie gemeenten stimuleren om cultuureducatie in hun gemeente aan te bieden aan de scholen voor primair en eventueel voortgezet onderwijs.

Artikel 7.24.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van het gemeentelijke cultuureducatieplan voor het primair en gespecialiseerd onderwijs en eventueel voortgezet onderwijs in de schooljaren 2025/2026 tot en met 2028/2029.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende algemene voorwaarden:

    • a.

      minimaal 75% van de scholen voor primair onderwijs en gespecialiseerd onderwijs in de gemeente neemt deel aan het gemeentelijke cultuureducatieprogramma voor de schooljaren 2025/2026 tot en met 2028/2029;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de schooljaren 2025/2026 tot en met 2028/2029;

    • c.

      jaarlijks vindt een bezoek plaats van minimaal 1 leerjaar per school aan tenminste 1 cultureel aanbod (project, voorstelling, tentoonstelling) van de Overijsselse BIS of Rijks(fonds) ondersteunde instellingen die zijn opgenomen in subsidieregeling 7.23 Kader cultuur en erfgoed 2025-2028, artikel 7.23.3 onderdeel a of b;

    • d.

      in het cultuureducatieprogramma is aandacht besteed aan de verdieping en implementatie van doorgaande leerlijnen en curriculumvernieuwing van cultuureducatie;

    • e.

      in het cultuureducatieprogramma is aandacht besteed aan de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten inclusief vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie. Het gaat om zowel pedagogisch-didactische vaardigheden als ook om vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines en kennis van het cultureel erfgoed;

    • f.

      in het cultuureducatieprogramma is aandacht besteed aan het versterken van de meerjarige samenwerking van de school met de lokale culturele omgeving voor de kunstzinnige en culturele ontwikkeling van leerlingen;

    • g.

      in het cultuureducatieprogramma is uitgewerkt hoe de activiteiten passen binnen de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en hoe wordt gewaarborgd dat de activiteiten worden opgenomen in het jaarprogramma van scholen of deelname van scholen aan een Cultuureducatie met Kwaliteit project.

    • h.

      de gemeentelijke eigen bijdrage voor cultuureducatie is op de cultuurbegroting voor de jaren 2025 t/m 2028 opgenomen;

    • i.

      er is een combinatiefunctionaris in de gemeente aangesteld voor tenminste 8 uur per week, plus een half uur per deelnemende schoollocatie vanaf 31 december 2024 en tot ten minste 31 december 2029 (bijvoorbeeld Gemeente X heeft 10 deelnemende schoollocaties, dan heeft de combifunctionaris 8 + 5 (10*0,5) = 13 uur aanstelling per week).

Artikel 7.24.4 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 7.24.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 7.24.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is een vast bedrag per leerling per jaar op basis van het aantal leerlingen uit tabel 1. De hoogte van de subsidie is gelijk aan de gemeentelijke bijdrage met een minimum van € 4,00 per leerling tot een maximum van € 6,50 per leerling.

Artikel 7.24.7 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage van de gemeente betreft een geldbijdrage. De geldbijdrage van de gemeente bedraagt minimaal € 4,- per leerling.

Artikel 7.24.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 1 november 2024 9.00 uur en moet uiterlijk 28 december 2024 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Cultuureducatie Overijssel 2025-2028.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.13 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend ook de volgende stukken in:

    • a.

      een verklaring waarin burgemeester en wethouders of de gemeenteraad het aantal werkuren per week van de combinatiefunctionaris voor cultuureducatie bevestigt.

    • b.

      een overzicht van scholen die financieel en inhoudelijk deelnemen aan het gemeentelijk cultuureducatieplan;

    • c.

      een intentieverklaring of besluit van alle deelnemende scholen, ondertekend door het schoolbestuur of de schoolleiding, voor de financiële en inhoudelijke bijdrage. In de intentieverklaring geeft het schoolbestuur/de schoolleiding aan dat zij een financiële bijdrage levert van ten minste € 15,- voor elke leerling van de school per schooljaar, zoals cultuureducatieactiviteiten, deskundigheidsbevordering of ureninzet van vakleerkrachten handvaardigheid of muziek;

    • d.

      een voorstel of besluit waaruit blijkt dat de gemeentelijke eigen bijdrage voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegrotingen voor de jaren 2025, 2026, 2027 en 2028 is opgenomen.

    • e.

      het gemeentelijke cultuureducatieplan voor de jaren 2025 tot en met 2028.

Artikel 7.24.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningstermijn zoals opgenomen in artikel 7.24.8 lid 1.

Artikel 7.24.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    jaarlijks deel te nemen aan de provinciale Monitoring en Evaluatie, georganiseerd door Stichting Rijnbrink Holding;

  • b.

    ervoor te zorgen dat lokale samenwerkingspartners uit het gemeentelijke cultuureducatieplan ook deelnemen aan de provinciale Monitor en Evaluatie, georganiseerd door Stichting Rijnbrink Holding;

  • c.

    ervoor te zorgen dat de lokale scholen en/of de cultuurcoach jaarlijks de gevraagde data aanleveren rondom de ondernomen activiteiten, georganiseerd door Stichting Rijnbrink Holding;

  • d.

    de drie Culturele Codes, waaronder de Code Fair Practice, toe te passen. De Code Fair Practice is te vinden op https://www.fairpracticecode.nl.

Artikel 7.24.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 1 december 2028, om 17.00 uur.

Tabel 1 bij paragraaf 7.24

Gemeente

Aantal leerlingen DUO gegevens (peiljaar 2023)

Almelo

6743

Borne

2072

Dalfsen

2474

Deventer

8903

Dinkelland

1965

Enschede

13743

Haaksbergen

1837

Hardenberg

5748

Hellendoorn

3171

Hengelo

7366

Hof van Twente

2643

Kampen

5647

Losser

1705

Oldenzaal

2911

Olst-Wijhe

1232

Ommen

1889

Raalte

2621

Rijssen-Holten

4051

Staphorst

1993

Steenwijkerland

3641

Tubbergen

1833

Twenterand

3252

Wierden

2232

Zwartewaterland

2427

Zwolle

13899

7.25 Fysieke investeringen leefbaar platteland

Artikel 7.25.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Dorp: een dorp, niet zijnde een wijk of buurtschap in of aan een stad, waarbij de kern en het buitengebied samen maximaal 15.000 inwoners hebben volgens het CBS (Kerncijfers wijken en buurten 2023 | CBS).

  • -

    Fysieke maatregel: een daadwerkelijk aanwezig en tastbaar product, zoals een gebouw, plein of park.

  • -

    Leaderadviesgroep (LAG): Als LAG ingestelde representatieve groep bewoners en lokale overheden in de Overijsselse Leadergebieden. De groep geeft een advies over Leaderprojecten in het betreffende Leadergebied, maar ook over conceptaanvragen op grond van deze subsidieregeling. De werkwijze van de LAG is geborgd door een huishoudelijk reglement.

  • -

    Leadergebieden: de vier in Overijssel gelegen gebieden die onderdeel uitmaken van het LEADER Netwerk Nederland (LNN). Deze zijn te vinden op: https://www.leader-netwerk-nederland.org/leader-in-nederland

Artikel 7.25.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een platteland waar inwoners goed kunnen wonen, werken en leven in een gezonde en mooie omgeving. Om dit mogelijk te maken kan met deze regeling subsidie worden aangevraagd voor eenmalige investeringen in fysieke maatregelen die voorwaardenscheppend zijn om het dorp ook in de toekomst leefbaar te houden. Het gaat om investeringen zodat er voldoende bereikbare voorzieningen zijn, mensen kunnen blijven wonen in het dorp (jong en oud), de lokale economie, het noaberschap, de gezonde en mooie leefomgeving en/of duurzaamheid worden versterkt.

Artikel 7.25.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het realiseren van één of meerdere fysieke maatregelen.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de fysieke maatregelen scoren minimaal het aantal punten dat per onderdeel is opgenomen in Puntentabel 1;

    • b.

      over het initiatief heeft afstemming plaatsgevonden met de betreffende gemeente;

    • c.

      het initiatief draagt bij aan minimaal twee van de volgende thema’s:

      • 1.

        Voldoende bereikbare voorzieningen;

      • 2.

        Blijven wonen in je dorp (jong en oud);

      • 3.

        Versterking van de lokale economie;

      • 4.

        Noaberschap versterken;

      • 5.

        Gezonde en mooie leefomgeving;

      • 6.

        Duurzaamheid.

    • d.

      de benodigde vergunningen zijn aanwezig. Als deze op het moment van de aanvraag nog niet is of zijn verleend, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de betreffende vergunning(en) wordt of worden gekregen;

    • e.

      de resultaten van de fysieke maatregel zijn openbaar toegankelijk voor het hele dorp en bijbehorende buitengebied;

  • 4. De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      alleen proces zonder dat deze leidt tot een fysieke maatregel. Zoals het opstellen van een dorpsplan. Voor subsidie voor enkel proces verwijzen wij naar onze subsidieregeling 7.21 Dorpsplannen en 7.22 Uitwerken initiatief leefbaar platteland;

    • b.

      fysieke maatregelen die onderdeel zijn van de Regiodeal Regio Zwolle;

    • c.

      fysieke maatregelen waarbij primair een winstoogmerk bestaat.

Artikel 7.25.4 Aanvrager

De aanvrager is een stichting, een vereniging of een coöperatie.

Artikel 7.25.5 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De personeelskosten en de kosten van derden zijn subsidiabel. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn van toepassing. Er gelden geen uitzondering op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor de subsidie:

    • a.

      kosten voor regulier onderhoud en beheer van de fysieke maatregelen;

    • b.

      investeringen die grotendeels bestaan uit investeringen in energieopwekking of energiebesparing (zoals een zonnepark of windmolen). Investering in duurzame energie kan wel onderdeel zijn van de begroting.

Artikel 7.25.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten. De subsidie is maximaal € 100.000,- en minimaal € 50.000,-.

Artikel 7.25.7 Eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage bestaat uit een geldbijdrage of een bijdrage in ureninzet. Ureninzet van vrijwilligers mag worden opgevoerd als dekking voor een vast bedrag van € 15,- per uur. De ureninzet moet bijgehouden worden en controleerbaar zijn.

  • 2. De betreffende gemeente betaalt een geldbijdrage ter hoogte van minimaal 25% van de gevraagde provinciale subsidie.

Artikel 7.25.8 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan worden ingediend vanaf 2 december 2024.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Fysieke investeringen voor een leefbaar platteland.

  • 3. De aanvrager levert een begroting en een dekkingsplan in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken.

  • 4. De aanvrager levert bij de aanvraag offertes in van de op de begroting vermelde derde of derden.

  • 5. Bij een aanvraag levert de aanvrager aanvullend ook de volgende stukken in;

    • a.

      een projectplan, waarin in ieder geval is uitgewerkt:

      • -

        wat de aanleiding is voor de fysieke maatregelen;

      • -

        hoe de maatregelen bijdragen aan de leefbaarheid van het platteland de thema’s als opgenomen in artikel 7.25.3 lid 2 onderdeel c;

      • -

        wat het draagvlak voor de fysieke maatregelen is en waaruit dat blijkt;

      • -

        hoe de fysieke maatregel zich verhoudt tot verwachte toekomstige ontwikkelingen in het dorp en het bijbehorende buitengebied;

      • -

        een schetsontwerp van de fysieke maatregel;

      • -

        de manier waarop het beheer en onderhoud voor in ieder geval 3 jaar na oplevering organisatorisch is geregeld;

      • -

        de manier waarop het beheer en onderhoud voor in ieder geval 3 jaar na oplevering financieel is geregeld (exploitatiebegroting);

      • -

        een beschrijving van de wijze van financiering en een begroting van de benodigde financiële middelen (investeringsbegroting);

      • -

        een beschrijving van de wijze van organisatie;

      • -

        een beschrijving van de manier waarop de communicatie naar de inwoners zal plaatsvinden;

      • -

        de planning;

      • -

        hoe opgedane kennis en ervaring wordt gedeeld of beschikbaar wordt gesteld aan andere dorpen;

      • -

        andere informatie die volgens u relevant is voor de beoordeling op alle onderdelen uit Puntentabel 1.

    • b.

      het door de Leaderadviesgroep in het betreffende gebied ingevulde adviesformulier;

    • c.

      een bewijsstuk van de cofinanciering van de betreffende gemeente. Dit bewijsstuk kan bestaan uit een beschikking, brief of kan een andere vorm hebben. In het stuk staat het toegezegde brief vermeld.

  • 6. De aanvrager kan een onderbouwing aanleveren waarom het advies van de Leaderadviesgroep in het betreffende gebied niet toereikend is.

Artikel 7.25.9 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 en 2025. Er geldt een deelplafond voor:

  • a)

    Leadergebied Noord-Overijssel;

  • b)

    Leadergebied Zuidwest Twente;

  • c)

    Leadergebied Salland;

  • d)

    Leadergebied Noordoost Twente.

Artikel 7.25.10 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • 1.

    de activiteiten binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten;

  • 2.

    de activiteiten binnen 24 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te hebben uitgevoerd;

  • 3.

    de met de subsidie aangeschafte apparatuur niet door te verkopen.

Artikel 7.25.11 Beoordeling integriteit van de subsidieontvanger

Als sprake is van investeringen in vastgoed dan levert de een volledig ingevuld Bibob-formulier subsidies in. Artikel 1.2.25 is van toepassing.

Artikel 7.25.12 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de Algemene De-minimisverordening, De-minimisverordening Landbouw, De-minimisverordening Visserij, de AGVV of de LVV.

Artikel 7.25.13 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 31 december 2026, om 17.00 uur.

Puntentabel 1

Onderdeel

Te behalen punten per element

1. In hoeverre draagt het initiatief bij aan de thema’s Leefbaar Platteland?

Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende elementen: 

a. Voldoende bereikbare voorzieningen

Toelichting: bijvoorbeeld de realisatie van een multifunctionele accommodatie gericht op ontmoeting, cultuur, sport, gezondheidszorg, onderwijs. Bereikbaarheid en mobiliteit zijn hierbij ook aandachtspunten.

b. Blijven wonen in je dorp (jong en oud)

Toelichting: bijvoorbeeld initiatieven die voorwaarden scheppen zodat jongeren en/of ouderen in het dorp kunnen blijven wonen.

c. Versterking lokale economie

Toelichting: bijvoorbeeld gezamenlijke initiatieven (samenwerking tussen ondernemers, bewoners en/of organisaties) die de lokale economie versterken.

d. Noaberschap

Toelichting: initiatieven waardoor welzijn, sociale contacten, maatschappelijke betrokkenheid en lokale kracht worden versterkt.

e. Gezonde en mooie leefomgeving

Toelichting: bijvoorbeeld initiatieven in de fysieke leefomgeving in en om het dorp, die bijdragen aan een aantrekkelijk en gevarieerd landschap en een gezond leven.

f. Duurzaamheid

Toelichting: bijvoorbeeld initiatieven die een positief effect hebben op klimaat (zoals energiebesparing, gebruik biobased materialen, hergebruik van materialen, korte ketens, verminderen uitstoot broeikasgassen), biodiversiteit en/of water.

Totaal aantal te behalen punten: 30

Minimum voor dit onderdeel: 10 punten

Uitstekend: 5 punten

Zeer goed: 4 punten

Goed: 3 punten

Redelijk: 2 punten

Matig: 1 punt

Onvoldoende: 0 punten

2. In hoeverre voldoet het aan de kenmerken van een lokaal gedragen initiatief?

Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende elementen:

a. Het initiatief komt vanuit het dorp (bottom up) en draagt bij aan algemeen belang

Toelichting: initiatief komt bijvoorbeeld vanuit de dorpsraad, groep dorpsbewoners, lokale vereniging of stichting.

b. Er is breed draagvlak voor het initiatief vanuit het dorp

Toelichting: Er is aantoonbaar breed draagvlak. Bijvoorbeeld: het plan is opgenomen in het dorpsplan en dorpsbewoners zijn actief betrokken bij het plan.

c. Het initiatief voegt iets nieuws toe aan het dorp

Toelichting: bijvoorbeeld niet alleen renovatie van een bestaande voorziening, maar een nieuwe of aangepast voorziening, waardoor nieuwe activiteiten mogelijk zijn en nieuwe samenwerking ontstaat.

d. Er is goede samenwerking met andere partners in en rond het dorp

Toelichting: Er is goede afstemming en samenwerking met andere voorzieningen, organisaties, accommodaties, ondernemers, ontwikkelingen.

e. De initiatiefnemers werken actief mee aan overdracht van kennis en ervaring

Toelichting: Er wordt actief gecommuniceerd over het initiatief en initiatiefnemers zijn bereid om andere dorpen te helpen om te leren van elkaar

Totaal aantal te behalen punten: 25

Minimum score voor dit onderdeel: 15 punten

Uitstekend: 5 punten

Zeer goed: 4 punten

Goed: 3 punten

Redelijk: 2 punten

Matig: 1 punt

Onvoldoende: 0 punten

3. In hoeverre is het initiatief haalbaar en toekomstbestendig?

Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende elementen:

a. de financiering voor de eenmalige kosten (investering) zijn (nagenoeg) rond

b. de exploitatie is op langere termijn realistisch en volhoudbaar

c. de initiatiefnemers hebben aannemelijk gemaakt dat zij het project binnen de projectperiode kunnen uitvoeren

d. de initiatiefnemers hebben aannemelijk gemaakt dat het project organisatorisch op langere termijn in stand gehouden kan worden

Totaal aantal te behalen punten: 20

Minimum score voor dit onderdeel: 12 punten

Uitstekend: 5 punten

Zeer goed: 4 punten

Goed: 3 punten

Redelijk: 2 punten

Matig: 1 punt

Onvoldoende: 0 punten

4. In hoeverre is de investering efficiënt en doelgericht? 

Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende elementen:

a. De begrote kosten zijn doelmatig, efficiënt en reëel begroot

Toelichting: de begrote kosten zijn reëel. Er is een logisch verband tussen doel project en begrote kosten.

b. Value for money

Toelichting: de gevraagde bijdrage is proportioneel ten opzichte van urgentie en resultaat van het project

Totaal aantal te behalen punten: 10

Minimum score voor dit onderdeel: 6 punten

Uitstekend: 5 punten

Zeer goed: 4 punten

Goed: 3 punten

Redelijk: 2 punten

Matig: 1 punt

Onvoldoende: 0 punten

Hoofdstuk 8 Kwaliteit openbaar bestuur

8.1 Dodenherdenking en Bevrijdingsfestival 2024 tot en met 2027

Artikel 8.1.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie burgers bewust maken van het belang van democratie en vrijheid. Dit door bij te dragen aan viering van de vrijheid tijdens het Bevrijdingsfestival Overijssel en de herdenkingen van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog, in Europa en in Zuid-Oost Azië.

Artikel 8.1.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor:

    • a.

      de jaarlijkse Dodenherdenking op kerstavond op de Canadese Begraafplaats in Holten;

    • b.

      de jaarlijkse herdenkingsplechtigheid in Enschede voor de gevallenen in Zuid-Oost Azië;

    • c.

      de jaarlijkse 4-mei herdenking in Markelo;

    • d.

      de voorbereiding en uitvoering van het Bevrijdingsfestival Overijssel.

  • 2. De activiteiten tijdens het Bevrijdingsfestival Overijssel voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      tijdens het Bevrijdingsfestival worden ook activiteiten uitgevoerd die tot doel hebben om de Overijsselse burgers bewust te maken van het feit dat vrijheid niet vanzelfsprekend is;

    • b.

      de onder a genoemde activiteiten worden uitgevoerd vanuit de onderwerpen democratie en grondrechten.

Artikel 8.1.3 Aanvrager

De aanvrager is een van de volgende stichtingen:

  • a.

    Stichting Viering Nationale Feestdagen (SVNF) Holten voor de Dodenherdenking in Holten;

  • b.

    stichting Herdenking Gevallenen in Zuid-Oost Azië 1941-1949 voor de herdenkingsplechtigheid in Enschede;

  • c.

    stichting Overijssels Verzetsmonument 1940-1945 voor de 4-mei herdenking in Markelo;

  • d.

    stichting Bevrijdingsfestival Overijssel voor de activiteiten tijdens het Bevrijdingsfestival Overijssel.

Artikel 8.1.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per aanvrager per jaar. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 8.1.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor de Dodenherdenking in Holten is € 1.000,- per jaar.

  • 2. De subsidie voor de herdenkingsplechtigheid in Enschede is € 1.500,- per jaar.

  • 3. De subsidie voor de 4 mei herdenking in Markelo is € 750,- per jaar.

  • 4. De subsidie voor activiteiten tijdens het Bevrijdingsfestival Overijssel is € 122.500,- per jaar.

Artikel 8.1.6 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend voor de jaren 2024 tot en met 2027.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Dodenherdenking en Bevrijdingsfestival.

  • 3. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

  • 4. De subsidieaanvraag wordt ingediend voor de jaren 2024 tot en met 2027.

Artikel 8.1.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidiebudget geldt voor 2024 tot en met 2027.

Artikel 8.1.7a Vaststelling subsidie

Voor de vaststelling van de subsidie van € 125.000,- of meer geldt artikel 1.2.20.

Artikel 8.1.8 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun

Artikel 8.1.9 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

8.2 Versterken gemeentelijke informatiepositie vakantieparken

Artikel 8.2.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie gemeenten ondersteunen bij het in beeld brengen van wat er speelt op vakantieparken. Het gaat om vakantieparken waar de kwaliteit achteruitgaat en/of waar het toeristisch recreatief toekomstperspectief onzeker is.

Artikel 8.2.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van één of meer van de volgende onderzoeken:

    • a.

      een vitaliteitsscan;

    • b.

      een vitaliseringsscan;

    • c.

      een omgevingsscan;

    • d.

      een transformatiescan.

  • 2. Een vitaliteitsscan laat zien hoe het vakantiepark scoort op kwaliteit en de toeristische, recreatieve mogelijkheden voor de toekomst.

  • 3. Een omgevingsscan laat zien in hoeverre een vakantiepark zich los van andere vakantieparken in de omgeving kan ontwikkelen of laat zien dat een aanpak voor meerdere parken in de omgeving nodig is.

  • 4. Een transformatiescan laat zien voor welke andere functies een park zonder toeristische recreatieve mogelijkheden voor de toekomst mogelijk in aanmerking zou kunnen komen, welke beperkende factoren er zijn als gekozen wordt voor een andere functie en wat er op hoofdlijnen nodig is voor een transformatie naar een andere functie.

  • 5. Een vitaliseringsscan laat zien welke opties er zijn voor een park om weer te vitaliseren voor de toeristisch-recreatieve markt. Het betreft een uitbreiding op de vitaliteit.

  • 6. Het onderzoek voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      bij een vitaliteitsscan, transformatiescan of omgevingsscan is de parkeigenaar of een vereniging van eigenaren betrokken bij de opzet en uitvoering van het onderzoek;

    • b.

      het onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige die gespecialiseerd is in het doen van onderzoeken op vakantieparken;

    • c.

      de opzet van het onderzoek is besproken met het Expertisecentrum Vitale Vakantieparken Overijssel en deze heeft positief geadviseerd over de offerte van de in te huren onafhankelijke deskundige.

Artikel 8.2.3 Aanvrager

De aanvrager is een Overijsselse gemeente.

Artikel 8.2.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

Artikel 8.2.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 10.000,- per vakantiepark.

  • 3. In geval van een omgevingsscan is de subsidie maximaal € 10.000,- voor alle recreatieparken gezamenlijk die betrokken worden bij de omgevingsscan.

Artikel 8.2.6 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten worden betaald met een geldbijdrage van de gemeente of derden.

Artikel 8.2.7 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Versterken gemeentelijke informatiepositie vakantieparken.

  • 3. De aanvrager levert een offerte in.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 8.2.8 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor de jaren 2024 tot en met 2027.

Artikel 8.2.9 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de resultaten van het onderzoek te delen met het Expertisecentrum Vitale Vakantieparken Overijssel;

  • b.

    het onderzoek binnen 3 maanden na subsidieverlening te starten;

  • c.

    het onderzoek binnen 9 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 8.2.10 Geen staatssteun

De subsidie van de provincie aan een gemeente levert geen staatssteun op.

Artikel 8.2.11 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2027 om 17.00 uur.

8.3 Experimenten bestuursstijl

[Vervallen]

8.4 Gereserveerd

8.5 Burgerschap op scholen

Artikel 8.5.1 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een eigentijdse invulling van participatie door scholen voor primair en voortgezet onderwijs in aansluiting op het programma Jongeren en burgerschap in Overijssel.

Artikel 8.5.2 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan kennis over democratie en versterken van burgerschap van jongeren.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      de activiteiten dragen bij aan of zijn gericht op tenminste een van de volgende doelen:

      • 1.

        kennisoverdracht aan jongeren over het functioneren van politiek en openbaar bestuur;

      • 2.

        opkomstbevordering bij verkiezingen onder jongeren;

      • 3.

        jongeren bewust maken van het belang van inclusie. Dat is een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn;

    • c.

      de activiteiten zijn aanvullend op de gewone lesprogramma’s;

    • d.

      de kosten van de activiteiten bedragen minimaal € 1.000,-.

Artikel 8.5.3 Aanvrager

De aanvrager is een school voor primair of voortgezet onderwijs.

Artikel 8.5.4 Kosten die voor de subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een vast bedrag per aanvrager. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing.

Artikel 8.5.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie is € 1.000,- per subsidieaanvraag.

Artikel 8.5.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan het hele jaar worden ingediend.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Burgerschap op scholen.

  • 3. De aanvrager hoeft geen begroting en dekkingsplan in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 8.5.7 Beschikbaar budget voor de subsidieregeling

Het subsidieplafond geldt voor:

  • a.

    de jaren 2022 en 2023;

  • b.

    het jaar 2024.

Artikel 8.5.8 Geen staatssteun

De subsidie wordt niet gezien als staatssteun.

Artikel 8.5.9 Looptijd

Deze subsidieregeling vervalt op 30 november 2024 om 17.00 uur.

8.6 Herdenken en vieren 80 jaar vrijheid

Artikel 8.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden vaker voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    4- en 5 mei comité: comité dat volgens haar (statutaire) doelstelling zorg draagt voor de organisatie van de activiteiten ter herdenking van de oorlogsslachtoffers op 4 mei en de viering van Bevrijdingsdag op 5 mei in een bepaalde Overijsselse gemeente.

  • -

    Oranjevereniging: vereniging die volgens haar statutaire doelstelling zorg draagt voor het organiseren van feestelijkheden rondom Koningsdag en andere dagen die van nationale en/of Nederlands historische betekenis zijn in een bepaalde Overijsselse gemeente.

Artikel 8.6.2 Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de activiteiten die lokale organisaties organiseren voor het herdenken en vieren van 80 jaar vrijheid. Dit door een eenmalige waarderingssubsidie te verstrekken aan organisaties die zich structureel bezig houden met het herdenken van oorlogsslachtoffers en het vieren dat de Tweede Werldoorlog ten einde kwam en dat we sindsdien in vrijheid leven en stilstaan bij de waarde van democratie, vrijheid en mensenrechten.

Artikel 8.6.3 Activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen

  • 1. De subsidie wordt eenmalig verleend als waardering voor de activiteiten van de organisatie.

  • 2. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die bijdragen aan de herdenking en viering van 80 jaar bevrijding van Nederland.

  • 3. De activiteit herdenking en viering van 80 jaar bevrijding voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd door de aanvrager of onder diens verantwoordelijkheid;

    • c.

      voor de activiteit is geen andere subsidie verstrekt door de provincie Overijssel;

    • d.

      de aanvrager mag 1 keer subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 8.6.4 Aanvrager

  • 1. De aanvrager is een rechtspersoon.

  • 2. De aanvrager is een lokaal Overijssels 4 en 5 mei-comité, een Overijsselse gemeente namens een lokaal 4 en 5 mei-comité, een lokale Overijsselse Oranjevereniging of een andere organisatie die in haar statuten heeft opgenomen dat zij tot doel heeft de herdenking en viering in het openbaar van het einde van de Tweede Wereldoorlog in een Overijsselse gemeente of de herdenking in (een deel van) Overijssel van het einde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië/Indonesië en het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië op 15 augustus 1945.

Artikel 8.6.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is een vast bedrag per aanvrager van € 500,-. De artikelen 1.2.5 tot en met 1.2.9 zijn niet van toepassing. Artikel 1.2.17 is niet van toepassing.

  • 2. Per gemeente wordt aan maximaal twee aanvragers subsidie verstrekt.

Artikel 8.6.6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 8 november 2024 9.00 uur en moet uiterlijk 31 december 2024 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Herdenken en vieren 80 jaar vrijheid.

  • 3. Een aanvrager die geen 4- en 5 comité of oranjevereniging is, levert aanvullend een kopie in van de pagina van haar statuten waarin de statutaire doelstelling is opgenomen.

  • 4. Het is niet nodig om een begroting in te leveren. Artikel 1.2.13 lid 2 is niet van toepassing.

Artikel 8.6.7 Beschikbaar budget voor de regeling

Het subsidieplafond geldt voor de indieningstermijn die is opgenomen in artikel 8.6.6 lid 1.

Artikel 8.6.8 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2025, om 17.00 uur.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Overijssel.