Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR3905
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR3905/1
Regeling vervallen per 01-01-2018
nr 12.11 Reintegratieverordening Wet werk en bijstand
Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2017
Intitulé
nr 12.11 Reintegratieverordening Wet werk en bijstandHoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
- a.
de wet: de Wet werk en bijstand;
- b.
het college: het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar;
- c.
de gemeente: de gemeente Zevenaar;
- d.
vrijwilligerswerk: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle
activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige
maatschappelijke participatie;
e.werken met behoud van uitkering; als bedoeld in artikel 9 van deze
verordening;
f.opstapbaan: een arbeidsplaats die door de gemeente gesubsidieerd wordt
op grond van afdeling 2 van hoofdstuk 4 van deze verordening;
g.vangnetbaan: een arbeidsplaats die door de gemeente gesubsidieerd
wordt op grond van afdeling 3 van hoofdstuk 4 van deze verordening;
h.alleenstaande: de alleenstaande zoals bedoeld in artikel 4 onder a. van de
wet;
- i.
alleenstaande ouder: de alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 onder
- b.
van de wet;
- j.
gezin: het gezin als bedoeld in artikel 4 onder c. van de wet;
- k.
gehuwden: gehuwden of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn
volgens artikel 3 van de wet;
- l.
kind: een kind als bedoeld in artikel 4 onder d. van de wet;
- m.
de doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder
- a.
van de wet door de gemeente ondersteuning kan worden geboden, met
uitzondering van Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden met een
vermogen boven de in de wet geldende vermogensgrens, waarbij eigen
huis en auto niet tot het vermogen worden gerekend. Bovendien mag het
inkomen van de partner niet meer bedragen dan 2 keer het wettelijk
minimumloon;
n.degene die bijstand ontvangt, ook wel uitkeringsgerechtigde: degene die
algemene bijstand ontvangt op grond van de wet. Met degene die bijstand
ontvangt wordt gelijkgesteld degene die een uitkering ontvangt op grond
van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of op grond van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen (Ioaz);
o.de belanghebbende: Het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op
ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;
p.de werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met
een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze
verordening;
- q.
ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;
- r.
een traject: een aaneenschakeling van reïntegratie-instrumenten;
- s.
reïntegratie-instrumenten: de instrumenten die het college ter beschikking
heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de
wet;
- t.
arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder
- b.
van de wet;
- u.
wettelijk minimumloon: Het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op
de werknemer, exclusief werkgeverslasten. Als op de werknemer een
minimumjeugdloon van toepassing is, geldt dat als het voor hem geldende
minimumloon;
v.arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met
een arbeidsovereenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond
van het ambtenarenrecht;
Artikel 2 Opdracht aan het college
- 1.
Het college biedt ondersteuning aan leden van de doelgroep.
- 2.
Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratieinstrumenten.
Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang
van door het college te bepalen doelgroepen en de instrumenten die het
meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.
3.Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan reïntegratieinstrumenten
prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden
en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.
4.Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de
opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor
zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname
aan een reïntegratie-instrument, of voor het bereiken van het doel van een
traject of een reïntegratie-instrument.
Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep
Artikel 3 Doel van de ondersteuning
Het college kan aan een lid van de doelgroep ondersteuning bieden bij het
vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is,
bij zelfstandige maatschappelijke participatie.
Artikel 4 Vorm van de ondersteuning
1.Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden een traject,
waarbij zonodig reïntegratie-instrumenten kunnen worden ingezet, of door
het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere
instanties.
2.Bij de inzet van reïntegratie-instrumenten wordt gekozen voor dat
instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het
doel dat beoogd wordt.
3.Reïntegratie-instrumenten die gericht zijn op de arbeidsinschakeling
worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen
geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.
4.Van het vorige lid kan worden afgeweken als het college van oordeel is dat
dat nodig is om duurzame uitstroom te realiseren en het college dat
gewenst acht.
5.Personen uit de onder artikel 1, lid m genoemde doelgroep kunnen
aanspraak maken op:
-Begeleidingsactiviteiten om reïntegratietrajecten goed te laten verlopen.
-Bemiddelingsactiviteiten ten behoeve van de het realiseren van uitstroom.
-Plaatsingsactiviteiten ten behoeve van het verkrijgen van een reguliere
baan, gesubsidieerde baan, een vrijwilligersbaan, werken met behoud van
uitkering of een stageplek.
-Nazorgactiviteiten om de uitstroom een duurzaam karakter te geven.
Artikel 5 Onderzoek
Het college kan voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van
reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden
van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de
reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.
Artikel 6 Verplichtingen
Onverminderd andere verplichtingen die gelden op grond van de wet of van
andere wetten, bijvoorbeeld in verband met een uitkering die de
belanghebbende ontvangt, gelden voor de belanghebbende de volgende
verplichtingen:
a.het verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor
het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt reïntegratieinstrument;
b.het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in het
vorige artikel;
c.het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende onderdelen
van het traject;
d.na te laten wat de realisatie van het doel van het traject of van de
reïntegratie-instrumenten belemmert.
e.Indien een belanghebbende gebruik maakt van de in artikel 4
genoemde ondersteuning en niet voldoet aan het gestelde in de
voorgaande leden, kan het college de in verband met de ondersteuning
gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Hoofdstuk 3 Werk als instrument voor reïntegratie
Afdeling 1 Werken met behoud van uitkering
Artikel 7 Proefplaatsing
1.Bemiddeling naar een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject
gericht op arbeidsinschakeling.
2.De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een
bijstandsuitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het
verrichten van betaalde arbeid.
3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand
van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of
(middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een
proefplaatsing geïndiceerd is.
4.De proefplaatsing kan maximaal zes maanden duren. Wanneer door het
college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de
belanghebbende op korte of middellange termijn een reëel perspectief
heeft op regulier werk, en de proefplaatsing in combinatie met een
opstapbaan wordt ingezet, duurt de proefplaatsing maximaal drie maanden.
Artikel 8 Leerwerkstage
1.Een leerwerkstage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op
arbeidsinschakeling.
De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een
bijstandsuitkering, door middel van een stage werkervaring en
vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.
3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand
van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of
(middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een
leerwerkstage geïndiceerd is.
4.De leerwerkstage duurt maximaal negen maanden.
Artikel 9 Terugkeerbanen (participatiebanen)
1.Een terugkeerbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op
arbeidsinschakeling
2.De terugkeerbaan heeft als doel de belanghebbende, met behoud van
een bijstandsuitkering, te laten wennen aan aspecten die
samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.
3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de
hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op
(middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en
een terugkeerbaan geïndiceerd is.
- 4.
Een terugkeerbaan kan maximaal 2 jaar duren.
- 5.
Het college kan aan uitkeringsgerechtigden op een terugkeerbaan een
tijdelijke subsidie verlenen.
6.Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor die
subsidie en de hoogte daarvan.
Artikel 10 Vrijwilligerswerk
1.Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op
arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige
maatschappelijke participatie.
2.Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van
uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden, danwel een zinvolle
en nuttige bijdrage te laten leveren aan de lokale samenleving.
3.Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.
In afwijking daarvan kan vrijwilligerswerk ook verricht worden bij een
organisatie die ten behoeve van de gemeente reïntegratieactiviteiten
verricht als bedoeld in deze verordening, of een instelling of organisatie
gelieerd aan de gemeente met als doel sociale activering en activiteiten.
4.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand
van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende geen
perspectief, of op (middel)lange termijn een reëel perspectief, heeft op
regulier werk en dat inzet van het instrument wenselijk is.
Artikel 11 Sociale activering
1.Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een
activeringstraject- of project, activiteiten aanbieden in het kader van
sociale activering.
2.Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteiten, eventueel ter voorbereiding op een
traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van
sociaal isolement, in ieder geval gericht op het participeren in de lokale of
regionale samenleving.
Afdeling 2 Betaald werk
Artikel 12 Opstapbanen
1.Bemiddeling naar een opstapbaan kan een onderdeel zijn van een traject
gericht op arbeidsinschakeling.
2.De opstapbaan heeft als doel de belanghebbende, door betaald werk,
sneller op regulier werk te plaatsen.
3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand
van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of
middellange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een
opstapbaan geïndiceerd is.
4.Het instrument wordt niet ingezet als de belanghebbende gehuwd is en het
bruto-inkomen van de partner hoger is dan twee maal het wettelijk
minimum loon.
5.De opstapbaan duurt maximaal twee jaar.
Artikel 13 Vangnetbanen
1.Bemiddeling naar een vangnetbaan kan een onderdeel zijn van een traject
gericht op arbeidsinschakeling.
2.De vangnetbaan heeft als doel de belanghebbende, door betaald werk, een
zodanige werkervaring op te laten doen dat het perspectief op regulier werk
vergroot wordt.
3.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand
van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende die bijstand
ontvangt op lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en
een vangnetbaan geïndiceerd is.
4.Het instrument wordt niet ingezet als de belanghebbende gehuwd is en het
bruto-inkomen van de partner hoger is dan twee maal het wettelijk
minimum loon.
6.De vangnetbaan kan maximaal drie jaar duren.
Artikel 14 Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf
1.Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een dienstverband bij een
reïntegratiebedrijf aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling;
2.De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een
onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke
overeenkomst.
3.Met het reïntegratiebedrijf worden in ieder geval schriftelijke afspraken
gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.
Hoofdstuk 4 Subsidies voor de werkgever
Afdeling 1 Algemene voorwaarden voor subsidies aan werkgevers
Artikel 15 Doel van de subsidies voor de werkgever
Het college kan een subsidie verstrekken voor de loonkosten en aanverwante
kosten van bepaalde werknemers, om zo werkgevers te stimuleren
arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos
werkzoekenden.
Artikel 16 Werkingssfeer
Subsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen
die worden vervuld door leden van de doelgroep.
Artikel 17 Samenloop van subsidies
Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de
gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.
Artikel 18 Definitieve vaststelling
Als de subsidie voor een bepaalde periode geldt, wordt het recht op die
subsidie telkens na afloop van het kalenderjaar vastgesteld.
Artikel 19 Voorschotten
1.Het college kan in de situatie die bedoeld wordt in het vorige lid
voorafgaande aan de subsidievaststelling voorschotten verstrekken als aan
de andere voorwaarden voor subsidie is voldaan.
2.Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde
subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar.
Als een werkgever meerdere subsidies ontvangt, kunnen voorschotten op
de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond
van deze verordening of met voorschotten op een andere subsidie op
grond van deze verordening worden verrekend.
- 3.
Verstrekking van voorschotten kan worden gestaakt, als:
- a.
de werkgever in staat van faillissement verkeert;
- b.
als ten aanzien van de werkgever surséance van betaling is
- a.
aangevraagd;
c.als een schuldeiser van de werkgever executoriaal of conservatoir
beslag heeft gelegd op goederen van de werkgever.
Artikel 20 Bevoegdheid college
1.Het college kan aanvullende regels stellen met nadere voorwaarden voor
subsidies aan werkgevers.
2.Het college kan regels stellen waarin categorieën van werkgevers of
werknemers worden aangewezen waarvoor voor aan bepaalde
voorwaarden voor subsidie of de hoogte of de duur daarvan niet hoeft te
worden voldaan.
3.Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor de subsidies aan
werkgevers.
- 4.
Het college kan in dit hoofdstuk genoemde subsidiebedragen aanpassen.
- 5.
Het college kan besluiten de subsidie voor de werkgever hoger vast te
stellen als de werknemer in dienst treedt bij een niet commerciële instelling
of organisatie.
Aan de subsidie kunnen verplichtingen worden verbonden met de strekking
dat de werkgever de medewerking verleent die nodig is voor het realiseren
van de reintegratiedoelstellingen ten aanzien van de werknemer.
Artikel 21 De aanvraag
1.De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd uiterlijk drie
maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.
2.De subsidie bij doorstroom naar regulier werk moet worden aangevraagd
binnen drie maanden na het verstrijken van de periode van zes maanden
na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de
werknemer.
3.Van de termijn bedoeld in vorige leden kan worden afgeweken als de
termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Afdeling 2 Subsidie voor opstapbanen
Artikel 22 Voorwaarden bij subsidie voor opstapbanen
1.Het college kan aan een werkgever een subsidie geven voor de loonkosten
van een werknemer die in het kader van een traject gericht op reïntegratie
in de arbeid ten behoeve van de werkgever werkt.
2.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een
arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer van wie vooraf
door of namens het college is vastgesteld dat deze tot de doelgroep voor
een opstapbaan behoort.
Artikel 23 Duur van de subsidie voor opstapbanen
- 1.
De subsidie geldt voor een periode van:
- a.
één jaar als door het college aan de hand van een onderzoek is
- a.
vastgesteld dat er bij aanvang van het dienstverband op korte termijn een
reëel perspectief is op arbeidsinschakeling en hij tot de aanvang van de
arbeidsovereenkomst bijstand ontving;
b.twee jaar als door het college aan de hand van een onderzoek is
vastgesteld dat er bij aanvang van het dienstverband op middellange
termijn een reëel perspectief is op arbeidsinschakeling en hij tot de
aanvang van de arbeidsovereenkomst bijstand ontving;
2.De subsidie wordt na rato verlaagd als het dienstverband korter heeft
geduurd dan de periode waarvoor hij geldt.
3.De subsidie geldt voor dienstverbanden van 32 uren per week. Het
subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder
dan 32 uren per week.
Afdeling 3 Subsidie voor vangnetbanen
Artikel 24 Voorwaarden bij subsidie voor vangnetbanen
1.Het college kan aan een werkgever een subsidie geven voor de loonkosten
van een werknemer die in het kader van een traject gericht op reïntegratie
in de arbeid ten behoeve van de werkgever werkt.
2.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een
arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf
door of namens het college is vastgesteld dat deze tot de doelgroep voor
een vangnetbaan behoort.
Artikel 25 Hoogte en duur van de subsidie voor vangnetbanen
1.De subsidie bedraagt ten hoogste een percentage van het wettelijk
minimumloon, zoals dat zou gelden bij een dienstverband van 32 uren per
week. Dit percentage is niet afhankelijk van de leeftijd en gezinssituatie van
de werknemer en bedraagt 104% van het bruto wettelijk minimum loon.
- 2.
De subsidie wordt gedurende maximaal drie jaar verstrekt.
- 3.
De subsidie wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan
32 uren per week.
Artikel 26 Bevoegdheid college
Het college kan categorieën van werknemers of categorieën van werkgevers
aanwijzen waarvoor de subsidie in afwijking van het vorige artikel hoger kan
worden vastgesteld of voor een langere duur kan worden verstrekt.
Afdeling 4 Subsidie bij doorstroom naar regulier werk
Artikel 27 Voorwaarden voor subsidie bij doorstroom naar regulier werk
1.Het college kan aan een werkgever een subsidie geven als een werknemer
reguliere arbeid heeft aanvaard bij dezelfde of een andere werkgever.
2.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever voor de loonkosten van
de werknemer een subsidie ontvangt of heeft ontvangen op grond van deze
verordening.
3.De subsidie wordt alleen verstrekt als de in het eerste lid bedoelde
werkaanvaarding is geschied binnen de duur waarvoor de
loonkostensubsidie geldt.
4.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer bij de aanvang van de
arbeidsovereenkomst bijstand ontving.
5.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer aansluitend op het
gesubsidieerde dienstverband voor zijn nieuwe baan een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten.
6.De subsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer na zes maanden na
de datum met ingang waarvan het gesubsidieerde arbeidsverband is
beëindigd nog arbeid in loondienst verricht.
Artikel 28 Hoogte van de subsidie
Het college stelt de hoogte van de subsidie nader vast.
Hoofdstuk 5 Subsidies voor de werknemer
Artikel 29 Vrijwilligerssubsidie
1.Burgemeester en wethouders kennen een vrijwilligerssubsidie toe aan de
uitkeringsgerechtigde die minimaal 8 uur per week vrijwilligerswerk
verricht.
2.De subsidie wordt aan het einde van het jaar vastgesteld en gerelateerd
aan het aantal gewerkte maanden.
3.De vrijwilligerssubsidie wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het
prijsindexcijfer.
Artikel 30 Persoonsgebonden reïntegratiebudget
1.Het college kan aan de cliënt een subsidie verstrekken in de vorm van
een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget.
2.Onder een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt verstaan een
subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van
werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.
3.Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels met betrekking tot de
uitvoering van dit artikel.
Artikel 31 Subsidie voor buitengewone verwervingskosten
Burgemeester en wethouders kennen een subsidie voor buitengewone
verwervingskosten toe aan:
1.De uitkeringsgerechtigde die buitengewone verwervingskosten heeft. De
hoogte van de subsidie is in dit geval gelijk aan de buitengewone
verwervingskosten.
2.De uitkeringsgerechtigde die een inkomen boven bijstandsniveau geniet,
doch in verband met buitengewone verwervingskosten onder dit niveau
geraakt. De hoogte van de subsidie is in dit geval gelijk aan het verschil
tussen het inkomen minus de buitengewone verwervingskosten en de van
toepassing zijnde bijstandsnorm.
Hoofdstuk 6 Slotbepalingen
Artikel 32 Bevoegdheid college
1.Het college kan categorieën van personen aanwijzen aan wie een subsidie
verstrekt kan worden ter bevordering van de aanvaarding of het behoud
van werk gericht op arbeidsinschakeling.
2.Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor die subsidie
en de hoogte daarvan.
3.In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college
van Burgemeester en wethouders.
Artikel 33 Citeerwijze en inwerkingtreding
1.Deze verordening kan worden aangehaald als: de Reïntegratieverordening
Wet werk en bijstand.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.
- 3.
Deze verordening vervangt de "Reïntegratieverordening Wet werk en
bijstand", vastgesteld op 7 juli 2004”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 november 2007.
De griffier, de burgemeester,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl