Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 12 december 2023, nr UTSP-1706958736-174, tot vaststelling van de Beleidsregel Objectbewegwijzering Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023 (Beleidsregel Objectbewegwijzering Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023)

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 12 december 2023, nr UTSP-1706958736-174, tot vaststelling van de Beleidsregel Objectbewegwijzering Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023 (Beleidsregel Objectbewegwijzering Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023)

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en op de artikelen 4.5, 4.9, 4.42 tot en met 4.44 en subparagraaf 4.2.3.4 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022;

Overwegende dat:

  • het wenselijk is de regels ten aanzien van het hebben, plaatsen of wijzigen van objectbewegwijzering in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022, verder vorm te geven in beleidsregels;

Besluiten de volgende beleidsregel vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Bebouwde kom: de bebouwde kom, bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet;

Objectbewegwijzering: het geheel van visuele middelen die op, langs of boven de weg zijn aangebracht ten behoeve van de bewegwijzering naar objecten en terreinen, al dan niet met een toeristisch karakter, om de weggebruikers in staat te stellen hun route naar deze locatie te bepalen. Dit betreft onder andere informatiepanelen, verwijzingen naar informatiepanelen, objectwegwijzers, gebiedsaanduiding borden, streekgrensborden, provincie- en gemeentegrensborden en rivier- vaarwaternaamborden;

Bovenlokaal: bij een bovenlokaal niveau worden de mogelijkheden of de bevoegdheden van het gemeentelijk niveau overschreden. Het bovenlokaal niveau komt dus boven het gemeentelijk niveau: in de praktijk het provinciaal niveau. of rijksniveau.

Artikel 2 Aanduidingenbeleid

In aanvulling op artikel 4.30 en 4.31 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022 worden vergunningen ten behoeve van objectbewegwijzering verleend indien:

  • a.

    het terrein / object niet in aanmerking komt voor aanduiding door reguliere bewegwijzering;

  • b.

    het terrein / object niet bereikt kan worden door de bestaande reguliere bewegwijzering te volgen;

  • c.

    het noodzakelijk is in het kader van de verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer;

  • d.

    het terrein / object buiten de bebouwde kom ligt;

  • e.

    het terrein / object wordt gebruikt voor één of meerdere bovenlokale activiteiten;

  • f.

    het terrein / object over toereikende parkeeraccommodatie beschikt ;

  • g.

    het terrein / object een verkeer aantrekkende werking heeft, en

  • h.

    het terrein / object voorkomt op de lijst die is opgenomen in de bijlage van deze beleidsregel.

Artikel 3 Nadere voorschriften

  • 1. Indien door de gemeente verwezen wordt naar een object of terrein op basis van vastgesteld of geldend? gemeentelijk beleid, dan staat de provincie doorverwijzing toe met maximaal 2 borden voor objectbewegwijzering.

  • 2. Indien verschillende objecten of terreinen zijn gelegen aan dezelfde weg of aan een vanaf de provinciale weg niet of moeilijk zichtbare zijweg, kan worden gekozen voor een verwijzing naar een terrein of een straatnaam.

  • 3. Aan de vergunning kunnen (nadere) voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op:

    • a.

      het aantal borden;

    • b.

      de plaats, de vormgeving en de afmetingen van de borden;

    • c.

      de tekst en afbeeldingen op de borden;

    • d.

      de periode van aanwezigheid van de borden in het beheergebied van de provincie;

    • e.

      de werkzaamheden en andere activiteiten ten behoeve van het plaatsen, verwijderen en onderhouden van de borden.

Artikel 4 Intrekken oude beleidsregels

Ingetrokken worden de Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2024 of de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregel Objectbewegwijzering Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 12-12-2023.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Bijlage

Objecten en terreinen waarvoor ontheffing verleend kan worden:

  • Industrieterrein/ kantoorpark waarvan het oppervlak groter is dan 50 ha

  • Vliegveld / haven met minimaal 25.000 passagiers per jaar

  • Ziekenhuis dat voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

    • Minimaal 300 bedden of

    • Minimaal 500.000 bezoekers per jaar of

    • 24 uur spoedeisende hulp aanwezig of

    • Afdeling voor crisisopvang aanwezig of

    • Specialistisch of academisch ziekenhuis is of

    • Hulpverlening in noodsituaties verleent of

    • Bovenregionale functie heeft of

    • Landelijke functie heeft

  • Bezoekerscentrum van een Nationaal park

  • Overstappunt openbaar vervoer

  • Transferia

  • Carpoolplaatsen

  • Toeristische Overstappunt (TOP)

  • Toeristische-recreatieve voorziening met een (inter)nationaal karakter met:

    • Minimaal 500.000 bezoekers per jaar

    • Maximale rijafstand van object tot provinciale weg is 10 km

  • Toeristische-recreatieve voorziening met een bovenlokaal karakter met:

    • Minimaal 60.000 bezoekers per jaar

    • Maximale rijafstand van object tot provinciale weg is 5 km

    • Primair voor dagrecreatie ontwikkelde accommodatie (dierenparken, grote tentoonstellingsruimten met een nagenoeg permanent gebruik, attractieparken, kastelen, musea, stads/ dorpsgezichten, strand- en recreatiegebieden, sportterreinen en – complexen)

    • Verwijzing door de gemeente langs, op of boven de weg tussen de provinciale weg en het object

  • Toeristische-recreatieve voorziening met een lokaal karakter welke:

    • gedurende een vaste periode van minimaal 6 maanden geopend is

    • Een eigen ontsluiting of eigen zijweg met het karakter van een openbare weg op de provinciale weg heeft

Toelichting

Algemeen

Aanleiding

Objectbewegwijzering en aanduidingen dragen bij aan een juist, duurzaam en veilig gebruik van wegen en bevorderen bovendien een goede bereikbaarheid en vindbaarheid van een object en / of terrein.

De wegbeheerder dient dan ook zorg te dragen voor een adequaat beheer van zowel de hierbij behorende objecten, als van het inspelen op wijzigingen in de wegenstructuur. De wegenbeheerder heeft daarnaast te maken met verschillende vormen van aanduidingen, te weten aanduidingen voor objecten en terreinen (zoals ziekenhuizen, vliegvelden en havens) en aanduidingen voor toeristische-recreatieve voorzieningen. Toeristische-recreatieve voorzieningen zijn voorzieningen die door aard, omvang en wijze van beheer zijn ingesteld op bezoek door recreanten en/ of toeristen of een vergelijkbare publieksfunctie hebben.

Een duidelijk en eenduidig beleid voor objectbewegwijzering draagt bij aan het voorkomen van “ zoekend verkeer” op het wegennet en bevordert daarmee de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Een duidelijk en eenduidig toetsingskader bevordert de interne efficiency en een snelle afhandeling van aanvragen om vergunning.

Regelgeving

Voor het plaatsen, hebben en houden van borden is met name de navolgende regelgeving van toepassing:

  • Art. 4 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

    Verwijzing naar objecten en terreinen gebeurt over het algemeen met bewegwijzeringsborden of strokenborden. Verwijzing met deze borden is niet in één van de hoofdstukken van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) benoemd. Toch vallen deze borden onder de definitie van verkeersborden, omdat deze borden informatie voor weggebruikers bevatten. Deze borden bevorderen een veilige, vlotte en efficiënte afwikkeling van verkeersstromen.

  • Paragraaf 4.2.3.4 en artikelen 4.42 tot en met 4.44 van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022

    Het is verboden zonder vergunning borden, spandoeken, vlaggenmasten, handelsreclame, kunstuitingen, licht- of geluidgevende voorzieningen of vergelijkbare objecten te hebben, plaatsen of wijzigen in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen.

    Er wordt een uitzondering gemaakt voor borden en dergelijke buiten Gebied landschappelijke waarden. Deze zijn meldingsplichtig, evenals de tijdelijke borden bij een evenement.

  • Paragraaf 7.2.2 en bijlage XVIII van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022 (regels over activiteiten Landschap)

    Voor borden in het Gebied landschappelijke waarden is dit deel van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022 van toepassing. Doel is bescherming van de landschappelijke kwaliteit en het voorkomen van een wildgroei aan borden in dit gebied.

Voor borden op/ aan of boven de provinciale wegen in het Gebied landschappelijke waarden gelden in principe beide onderdelen van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023: hoofdstuk 4 (bescherming verkeersveiligheid, doorstroming etc.) en hoofdstuk 7 (bescherming landschappelijke kwaliteit en buitengebied). Dit is mogelijk omdat deze hoofdstukken verschillende belangen nastreven waardoor deze naast elkaar kunnen werken. (Verkeers)borden die op grond van de Wegenverkeerswetgeving of hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening 2022 op/aan de provinciale weg worden geplaatst zijn niet strijdig met paragraaf 7.2.2 en bijlage XVIII van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023.

Toetsingskader

In de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2023 is het volgende toetsingskader opgenomen:

Artikel 4.5 Oogmerk provinciale wegen

  • 1.

    De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en een doelmatige en veilige werking van een provinciale weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die weg behoort.

  • 2.

    Taken en bevoegdheden op grond van deze afdeling kunnen ook worden uitgeoefend met het oog op de volgende belangen in het gebied waar de provinciale weg is gelegen:

    • a.

      het beschermen van landschappelijke en aardkundige waarden;

    • b.

      het beschermen van ecologische waarden en natuur;

    • c.

      het beschermen van cultuurhistorische en archeologische waarden; en

    • d.

      het beschermen van recreatieve en toeristische belangen.

Artikel 4.30 Beoordelingsregel omgevingsvergunningen borden en vergelijkbare objecten

Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    niet voldaan wordt aan artikel 4.9, tweede lid, sub h;

  • b.

    er sprake is van commerciële aanduidingen;

  • c.

    het object in zichthoeken komt te staan;

  • d.

    het object botsgevaarlijk is;

  • e.

    het object bevestigd wordt aan wegmeubilair.

Artikel 4.31 Beoordelingsregel omgevingsvergunningen borden en vergelijkbare objecten ter aanduiding van objecten en terreinen

Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor borden of vergelijkbare objecten ter aanduiding van objecten en terreinen, al dan niet met een toeristisch karakter, wordt, aanvullend op artikel 4.30, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    er op basis van de algemene geografische bewegwijzering kan worden gereden naar een geografische bestemming waar het terrein of object is gelegen of waarmee het terrein of object wordt geassocieerd; of

  • b.

    hiermee geen verkeersveilige afwikkeling en geen ongehinderde doorstroming van het verkeer bevorderd wordt.

Deze regels laten nog wat ruimte open. Bijgaande beleidsregel geeft een nader toetsingskader ter invulling van die ruimte. Een bijkomend voordeel is dat in het besluit tot vergunningverlening of –weigering verwezen kan worden naar deze beleidsregels. Van het in de beleidsregels opgenomen beleid kan overigens wel door Gedeputeerde Staten worden afgeweken. In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat dit mogelijk is in geval de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Natuurlijk dient een dergelijke afwijking draagkrachtig te worden gemotiveerd in het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

Bebouwde kom:

De Wegenverkeerswet bepaalt dat de gemeenteraad de grenzen van de bebouwde kom vaststelt voor de toepassing van deze wet. De grenzen van de bebouwde kom worden door en op kosten van het gemeentebestuur aangegeven. In Bijlage 1 van het RVV staan in hoofdstuk H de borden voor de bebouwde kom en einde bebouwde kom.

Artikel 2 Aanduidingenbeleid

Een duidelijk en eenduidig beleid voor bewegwijzering biedt adequate informatie over objecten en terreinen, voorkomt zoekgedrag van weggebruikers, duidt bestemmingen op uniforme en herkenbare wijze aan, sluit aan bij internationaal geaccepteerde en toegepaste systemen en voorkomt een wildgroei aan verwijzingen. Daarmee worden de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op en langs provinciale wegen bevorderd. Maar te veel bewegwijzering kan juist het tegenovergestelde veroorzaken. Door het oerwoud aan borden ziet men het bos niet meer met als gevolg dat de veiligheid in het geding komt doordat de weggebruiker te veel informatie moet verwerken. Om dit te voorkomen wordt eerst naar het algemeen belang van de weg gekeken alvorens gekeken wordt naar de specifieke situatie van de aanvrager.

Onder aanduidingenbeleid verstaan we de voorwaarden waaronder terreinen en objecten kunnen worden opgenomen op bewegwijzering. De voorwaarden genoemd onder a tot en met h zijn cumulatief.

Sub a en b

Het terrein/ object wordt niet aangegeven op de grote blauwe wegwijzers.

Sub c

Er is sprake van een verkeersonveilige situatie.

Sub d

Het object / terrein ligt buiten de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom is het beleid van de gemeente bepalend.

Sub e

Met bovenlokale activiteiten worden activiteiten bedoeld die aantoonbaar hoofdzakelijk zijn gericht op bezoekers die buiten de gemeente waarin het object of terrein gelegen is woonachtig zijn.

Sub f

Zowel provincie als aanvrager van de vergunning zijn niet gebaat bij het parkeren langs de provinciale weg omdat er onvoldoende parkeergelegenheid is bij het object / terrein. De beoogde doelstelling van objectbewegwijzering, voorkomen van zoekend verkeer en daarmee verkeersveiligheid, zou hierdoor ongedaan gemaakt worden.

Sub g

Het moet duidelijk zijn dat het object / terrein bezoekers trekt. Per situatie zal hier naar gekeken worden.

Sub h

Zie bijlage.

Artikel 3 Nadere voorschriften

Lid 1

Om te voorkomen dat er te veel borden geplaatst worden, mogen indien noodzakelijk aanvullend op de reeds door de gemeente geplaatste borden, slechts 2 borden worden bijgeplaatst langs de provinciale weg.

Dit betreft in totaal 2 borden. Bijvoorbeeld 1 in elke rijrichting of twee losse borden anderszins.

Lid 2

Om te voorkomen dat er te veel borden onder elkaar geplaatst moeten worden waardoor de weggebruiker de informatie niet meer kan verwerken zal in deze gevallen een clustering plaatsvinden waarbij verwezen wordt naar een terrein of straat.

Lid 3

Voor invulling van deze voorschriften wordt gebruik gemaakt van de meest recente uitgave van de CROW richtlijn bewegwijzering