Besluit van provinciale staten van Utrecht van 15 november 2023, UTSP-1716389265-48917, tot het vaststellen van de Verordening nadeelcompensatie provincie Utrecht (Verordening nadeelcompensatie provincie Utrecht 2024)

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van provinciale staten van Utrecht van 15 november 2023, UTSP-1716389265-48917, tot het vaststellen van de Verordening nadeelcompensatie provincie Utrecht (Verordening nadeelcompensatie provincie Utrecht 2024)

Provinciale staten van Utrecht;

Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 26 september 2023, UTSP-1716389265-48915;

Gelet op de artikelen 105, 145 en 152 van de Provinciewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

Overwegende dat het wenselijk is voorschriften te stellen voor de afhandeling van aanvragen om nadeelcompensatie en daarmee de rechtszekerheid en transparantie voor aanvrager en andere belanghebbenden te bevorderen;

Besluiten de volgende verordening vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1.1 Toepassingsbereik en procedurele bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om vergoeding van schade die een bestuursorgaan van de provincie Utrecht veroorzaakt in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen als daarvoor een specifieke schadevergoedingsregeling geldt die de toepassing van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluit.

Artikel 2 Heffing recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt een recht geheven van:

    • a)

      €250 als de aanvraag is ingediend door een natuurlijke persoon;

    • b)

      €500 als de aanvraag anders dan door een natuurlijke persoon is ingediend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt in geval van een natuurlijk persoon met een jaarlijks huishoudinkomen tot 130% van het sociaal minimum een recht geheven van €25.

Artikel 3 Delegatie aan gedeputeerde staten

Provinciale staten dragen hun bevoegdheid tot het besluiten op een aanvraag over aan gedeputeerde staten.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

  • 1. Bij het indienen van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. De aanvraag kan elektronisch worden ingediend.

  • 2. In aanvulling op de artikelen 4:2 en 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat de aanvraag in ieder geval:

    • a)

      als het schade in de vorm van winst- of inkomstenderving betreft:

      de jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren, desgevraagd voorzien van een accountantsverklaring, en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting;

    • b)

      als het schade in de vorm van gederfde huurinkomsten betreft: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en de eigendomsakte;

    • c)

      als het schade in de vorm van een toename van kosten betreft:

      de jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren, desgevraagd voorzien van een accountantsverklaring, en een opgaaf van de kostenstijging met een specificatie ervan;

    • d)

      als het schade door de aanpassing van kabels en leidingen betreft: in ieder geval een specificatie van de schade, met inachtneming van de Beleidsregel Nadeelcompensatie Infrastructurele maatregelen en kabels en leidingen en ingediend aan de hand van het model in bijlage 1 van deze verordening.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat ook andere informatie bij de aanvraag wordt overlegd.

Paragraaf 1.2 Advisering

Artikel 5 Adviescommissie

Het bestuursorgaan wijst één of meer onafhankelijke adviseurs aan die geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een van de bestuursorganen van de provincie Utrecht. Zij hebben tot taak dat bestuursorgaan te adviseren over het op een aanvraag te nemen besluit, tenzij:

  • a)

    de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld;

  • b)

    de aanvraag zonder meer wordt afgewezen;

  • c)

    het een soortgelijke aanvraag betreft waarvoor al eerder een advies is gegeven en waardoor hernieuwde advisering overbodig is;

  • d)

    een ander bestuursorgaan bevoegd is op de aanvraag te beslissen. In dit geval zendt het bestuursorgaan de aanvraag zo spoedig mogelijk door aan het bevoegde orgaan, onder vermelding van de datum van ontvangst en gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.

Artikel 6 Wraking adviseur

  • 1. Alvorens tot aanwijzing van een adviseur als bedoeld in artikel 5 over te gaan, stelt het bestuursorgaan de aanvrager en andere belanghebbenden schriftelijk in kennis van de voorgenomen aanwijzing.

  • 2. Binnen twee weken na de in het eerste lid bedoelde inkennisstelling kan de aanvrager of een andere belanghebbende schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meer adviseurs bij het bestuursorgaan indienen.

  • 3. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meer adviseurs.

Artikel 7 Procedure advisering

  • 1. Het bestuursorgaan stelt aan de adviseur of adviseurs ambtelijke ondersteuning ter beschikking ten behoeve van de uitvoering van de adviesopdracht. Het verstrekt aan de adviseur, al dan niet op verzoek, de gegevens die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak, waarbij artikel 5.1 van de Wet open overheid van overeenkomstige toepassing is.

  • 2. De adviseur kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Als daarmee kosten zijn gemoeid, wordt deze bevoegdheid pas uitgeoefend na instemming van het bestuursorgaan.

  • 3. De adviseur kan ter plaatse de situatie onderzoeken, indien deze dit nodig acht.

  • 4. De adviseur stelt de aanvrager en andere belanghebbenden in kennis van de te volgen procedure.

  • 5. De adviseur hoort aanvrager, het bestuursorgaan, andere betrokken bestuursorganen, belanghebbenden en eventueel door hen ingeschakelde deskundigen. De adviseur bepaalt datum, tijd en plaats van de hoorzitting en de wijze waarop deze zal plaatsvinden. De aanvrager, het bestuursorgaan, andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 6. De adviseur draagt er zorg voor dat van de hoorzitting en van de plaatsopneming een verslag wordt gemaakt. Het verslag maakt deel uit van het uit te brengen advies.

  • 7. De adviseur kan de aanvrager, het bestuursorgaan, andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden binnen een door de adviescommissie te stellen termijn om overlegging van nadere gegevens of stukken verzoeken.

  • 8. Binnen zestien weken na de aanwijzing van de adviseur zendt deze een concept van het advies aan:

    • a.

      de aanvrager;

    • b.

      het bestuursorgaan;

    • c.

      de andere betrokken bestuursorganen; en

    • d.

      de andere belanghebbenden.

  • 9. De adviseur kan de in het achtste lid genoemde termijn onder opgaaf van redenen met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 10. De aanvrager, het bestuursorgaan, andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden kunnen binnen vier weken na de toezending van het concept van het advies hierop schriftelijk reageren.

  • 11. Indien binnen de in het tiende lid genoemde termijn:

    • a)

      een reactie is ingediend, brengt de adviseur binnen vier weken na het verstrijken van die termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de ontvangen reacties zijn betrokken;

    • b)

      geen reactie is ingediend, brengt de adviseur binnen twee weken na het verstrijken van die termijn een advies uit aan gedeputeerde staten.

Paragraaf 1.3 Beslistermijn, uitbetaling en voorschotten

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken of – indien een of meer adviseurs zijn aangewezen als bedoeld in artikel 5 – binnen negen maanden na de ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de beslissing verdagen of aanhouden met inachtneming van artikel 4:130, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9 Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald op de dag dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt.

Artikel 10 Voorschotten

  • 1. Het bestuursorgaan kent de aanvrager op zijn schriftelijk verzoek een voorschot toe indien naar het oordeel van het bestuursorgaan aannemelijk is dat:

    • a.

      de aanvraag zal leiden tot het toekennen van een vergoeding in geld; en

    • b.

      het belang van aanvrager een voorschot redelijkerwijs rechtvaardigt.

  • 2. Het bestuursorgaan kan advies vragen aan één of meer onafhankelijk adviseurs als bedoeld in artikel 5, over het nut en de noodzaak van het toekennen van een voorschot.

  • 3. Een besluit tot het verlenen van een voorschot is geen erkenning van enig recht op vergoeding van schade als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 1.3 Omgevingswet

Artikel 11 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op aanvragen die onder de Omgevingswet vallen, tenzij dit in strijd is met afdeling 15.1 van de Omgevingswet.

HOOFDSTUK 2 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Intrekking

Ingetrokken wordt de Planschadeverordening provincie Utrecht 2011.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2024, met uitzondering van artikel 11 dat op 1 maart 2024 in werking treedt.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie provincie Utrecht 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van provinciale staten van Utrecht van 15 november 2023.

Provinciale staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Griffier,

mr. C.A. Peters

Bijlage 1

Aanvrager:

Verplichtingennummer:

Kabel/leiding (kenmerk):

Diameter:

Leeftijd:

Type/materiaal:

Omschrijving

Eenheid

Prijs per eenheid

Aantal

Bedrag

1. Materiaalkosten

Subtotaal

2. Voordeeltoerekening materiaalkosten

Subtotaal

(1-2) Totaal materiaalkosten € ...

Omschrijving

Eenheid

Prijs per eenheid

Aantal

Bedrag

1. Kosten van uit en in bedrijf stellen

 

Subtotaal

2. Voordeeltoer. uit en in bedrijf stellen

Subtotaal

(1-2) Totaal uit en in bedrijf stellen € ...

Omschrijving

Eenheid

Prijs per eenheid

Aantal

Bedrag

1. Kosten van ontwerp en begeleiding

 

Subtotaal

2. Voordeeltoer. ontwerp en begeleiding

Subtotaal

(1-2) Totaal ontwerp en begeleiding € ...

Omschrijving

Eenheid

Prijs per eenheid

Aantal

Bedrag

1. Uitvoeringskosten

 

Andere uitvoeringskosten

 

Andere uitvoeringskosten

 

Subtotaal

 

2. Voordeeltoer. uitvoeringskosten

 

Voordeeltoer uitvoeringskosten

 

Subtotaal

 

(1-2) Totaal uitvoeringskosten € ...

Totaal eindspecificatie € ...

TOELICHTING

ALGEMEEN

Nadeelcompensatie

Deze verordening heeft betrekking op nadeelcompensatie. Nadeelcompensatie is een vergoeding van schade die de overheid soms verschuldigd is, hoewel haar handelen niet onrechtmatig was. Een voorbeeld hiervan is de nadeelcompensatie die wordt toegekend als door een omgevingsvergunning of projectbesluit veranderingen in de omgeving plaatsvinden die leiden tot schade. Bij dit type schade is meestal sprake van vermogensschade door waardevermindering van woning, bedrijf of grond. Daarnaast kan het voorkomen dat er sprake is van inkomensschade, bijvoorbeeld als een bedrijf tijdelijk niet of beperkt is te bereiken als gevolg van de reconstructie van een weg.

Rechtmatig overheidshandelen leidt in de praktijk regelmatig tot schade. Dat is niet te voorkomen en de overheid is ook niet verplicht om elke schade te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige particulieren en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd; die schade behoort tot het normaal maatschappelijk risico van een burger en onderneming. In sommige gevallen moet dergelijke schade echter wel worden vergoed. Het is een algemeen aanvaard beginsel dat degene die in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen en de schade uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, daarvoor een vergoeding dient te ontvangen. Dit is het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten ofwel het “égalitébeginsel”. De hoogte van de compensatie moet in zo’n geval redelijk zijn. De vergoeding dekt dus niet de volledige schade.

Nieuwe wettelijke regeling van nadeelcompensatie

Met ingang van 1 januari 2024 voorziet een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (nieuwe titel 4.5) in een algemene nadeelcompensatieregeling. In deze nieuwe regeling zijn de verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen met betrekking tot nadeelcompensatie samengevoegd, geharmoniseerd en vereenvoudigd.

Afdeling 15.1 Omgevingswet bevat ook een regeling over nadeelcompensatie. Deze regeling neemt titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht als uitgangspunt en geeft op onderdelen ook eigen voorschriften. Zo is in voormelde afdeling 15.1 Omgevingswet bepaald welke schade-oorzaken onder deze wet tot nadeelcompensatie kunnen leiden (bepaalde besluiten). Het is een limitatieve opsomming. Daarnaast zijn de grondslagen, materiële eisen en procedurele bepalingen van titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht wel van toepassing op de toekenning van nadeelcompensatie als gevolg van besluiten die worden genomen op grond van de Omgevingswet.

Wat regelt deze verordening?

Er bestaat behoefte om in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht procedureregels vast te stellen. Dit maakt het voor aanvragers en andere belanghebbenden inzichtelijk, hoe het proces om te komen tot een besluit op een aanvraag om nadeelcompensatie verloopt en wat daarbij de rechten en verplichtingen zijn (indieningsvereisten, beslistermijn e.a.). Andere redenen voor het uitwerken van nadeelcompensatie in een verordening betreffen het feit dat het heffen van een recht als ‘behandelvergoeding’ bij wettelijk voorschrift moet zijn vastgelegd (zie artikel 4:128, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) en dat de mogelijkheid tot het instellen van een adviescommissie zo een solide basis krijgt.

Het heffen van voornoemd recht is niet te beschouwen als leges. De legesverordening ziet op het heffen van rechten vanwege door de provincie verstrekte diensten. Bij een aanvraag om nadeelcompensatie gaat het echter niet om een dienst van de provincie waarvoor belastingheffing plaatsvindt, maar om provinciale aansprakelijkheid. Het te heffen recht is een financiële drempel om lichtvaardige aanvragen om nadeelcompensatie tegen te gaan. Als de aanvraag wordt toegekend, moet het betaalde recht aan de aanvrager worden terugbetaald (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht).

Met het opnemen van voorschriften voor het instellen van een adviescommissie is het ook naar buiten kenbaar in welke gevallen en in welke vorm de adviescommissie wordt betrokken bij de afhandeling van aanvragen om nadeelcompensatie. Een andere reden om de adviescommissie in de verordening te regelen is dat daarmee afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht expliciet onderdeel wordt van het besluitvormingsproces bij aanvragen om nadeelcompensatie. In deze afdeling is onder meer bepaald dat het bestuursorgaan bij het besluit op de aanvraag kan verwijzen naar het advies, mits het zich ervan heeft vergewist dat dit advies op juiste feiten en uitgangspunten berust. Dit vereenvoudigt de motivering van het besluit.

Wat regelt deze verordening niet?

Deze verordening is niet van toepassing op een schadevergoeding anders dan bedoeld in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 Omgevingswet. Te denken valt aan schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de overheid bij wegwerkzaamheden onzorgvuldig handelt en iemands eigendom beschadigd raakt.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1Toepassingsbereik

De reikwijdte van de verordening beperkt zich tot de afhandeling van aanvragen om vergoeding van schade als gevolg van rechtmatige overheidsbesluiten of -handelingen. De verordening heeft betrekking op aanvragen nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 Omgevingswet.

De verordening geldt niet voor aanvragen om nadeelcompensatie waarvoor specifieke wetgeving geldt die de toepassing van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluit. Tevens vallen schadeclaims als gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad buiten de verordening.

Artikel 2Heffing recht

Lid 1: Heffen van recht voor het in behandeling nemen van een aanvraag om nadeelcompensatie is een financiële drempel om lichtvaardige aanvragen tegen te gaan. Daarbij is het wenselijk dat voor natuurlijke personen een lager recht geldt (€250 per aanvraag) dan voor bedrijven en andere organisaties (€500 per aanvraag). Het is van belang dat iedereen in staat blijft om een aanvraag om nadeelcompensatie in te dienen en de provincie aan te spreken op haar (gestelde) aansprakelijkheid.

Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, Algemene wet bestuursrecht).

Lid 2: Voor natuurlijke personen met een jaarlijks huishoudinkomen tot 130% van het sociaal minimum wordt het recht gematigd tot €25. Bij deze groep particulieren wordt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om nadeelcompensatie een recht geheven van €25 in plaats van €250. Hoewel een heffing ter voorkoming van lichtvaardige aanvragen van belang is, moet dit er niet toe leiden dat de toegang tot de regeling voor mensen met een laag inkomen onder druk komt te staan. Juist voor huishoudens met een laag inkomen kan het ondervonden nadeel door overheidshandelen een grote impact hebben. Door het matigen van de heffing voor mensen met een huishoudinkomen tot 130% van het sociaal minimum, wordt de toegankelijkheid tot de regeling voor iedereen gewaarborgd, terwijl tegelijkertijd de drempelwerking in tact blijft. Toetsing van het huishoudinkomen kan op eenvoudige wijze plaatsvinden door de aanvrager een inkomensverklaring over het huishoudinkomen van de belastingdienst te laten aanleveren (voorheen IB60-verklaring)

Artikel 3Delegatie aan gedeputeerde staten

Op grond van dit artikel zijn gedeputeerde staten bevoegd tot het afhandelen van aanvragen om nadeelcompensatie die betrekking hebben op handelen van provinciale staten. Daarmee zijn gedeputeerde staten belast met het nemen van een besluit op aanvragen om nadeelcompensatie die zijn gericht tot zowel PS als GS. Hiervoor is gekozen omdat deze besluiten slechts een financiële afwikkeling zijn van schade die het gevolg is van rechtmatige besluiten. Het gaat vaak om technische kwesties waarbij adviseurs betrokken moeten worden om inzicht te krijgen in de belangrijke aspecten en de (mate van) provinciale aansprakelijkheid, afhankelijk van de concrete omstandigheden. Beleggen bij GS is efficiënt (korte procedure, alles in één hand) en heeft het voordeel dat PS niet worden belast met zaken die niet tot hun eigenlijke taak behoren. Op grond van artikel 152 van de Provinciewet is delegatie mogelijk, tenzij de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet. Gezien het voorgaande is daarvan geen sprake.

Dit artikel heeft geen betrekking op aanvragen om vergoeding van schade die is veroorzaakt door handelen van de commissaris van de Koning. Delegatie van de commissaris van de Koning aan gedeputeerde staten is op grond van de Provinciewet niet mogelijk en gezien de taak van de commissaris zullen dergelijke aanvragen zich niet of nauwelijks voordoen. Mocht dat toch het geval zijn, dan is de commissaris zelf bevoegd daarop te beslissen en kan hij de adviescommissie van deze verordening (artikel 5) inschakelen voor advies.

Artikel 4Aanvraagvereisten

Lid 1: Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan, kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van nadeelcompensatie gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

Lid 2: De artikelen 4:2 en 4:127 Algemene wet bestuursrecht bevatten de basisvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om nadeelcompensatie. In artikel 4:2 Algemene wet bestuursrecht is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

In artikel 4:127 Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt.

In aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht zijn in artikel 4 van deze verordening aanvullende vereisten gesteld aan bescheiden en gegevens die, afhankelijk van het type schade waarop de aanvraag ziet, moeten worden ingediend bij de aanvraag.

Lid 3: Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat ook andere informatie bij de aanvraag wordt overlegd, zodat maatwerk mogelijk is.

Artikel 5Adviescommissie

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de provinciale deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om nadeelcompensatie aan te vullen. Uitgangspunt is dat er voldoende deskundigheid aanwezig is om aanvragen om nadeelcompensatie te kunnen beoordelen. Als die deskundigheid niet of onvoldoende aanwezig is, of als het een complexe zaak betreft, heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om een adviescommissie te benoemen die het bestuursorgaan adviseert over de betreffende aanvraag. Een adviescommissie kan bestaan uit één of maximaal drie deskundigen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de bestaande praktijk dat de voorzitter van de adviescommissie de meer eenvoudige gevallen zelf afdoet. Waar in de verordening gesproken wordt van adviescommissie kan ook worden gelezen: adviseur. De grondslag hiervoor is te vinden artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met afdeling 3.3, artikel 3:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De regeling in deze verordening voorziet niet in een vaste adviescommissie, zodat de deskundigheid van de adviseur of commissie kan worden afgestemd op de omstandigheden van het geval. In complexe gevallen kan een commissie worden ingesteld die uit maximaal drie onafhankelijke adviseurs bestaat.

De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6 Wraking adviseur

Dit artikel maakt het mogelijk voor de aanvrager of een andere belanghebbende om een wrakingsverzoek in te dienen. Een wrakingsverzoek kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een betrokken partij meent dat een adviseur niet onpartijdig kan oordelen over het verzoek om nadeelcompensatie. Er kunnen uiteraard ook andere redenen aan een wrakingsverzoek ten grondslag liggen. Een wrakingsverzoek moet worden vergezeld van een onderbouwing.

Artikel 7Procedure advisering

In dit artikel is opgenomen dat het betrokken bestuursorgaan en de aanvrager ervoor zorgen dat de adviescommissie alle gegevens krijgt die nodig zijn voor de beoordeling. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat hij schade heeft geleden.

Verder voorziet dit artikel in de procedure die de adviseur of adviseurs volgen alvorens een advies over de aanvraag om nadeelcompensatie uit te brengen. Aanvullend op hetgeen al is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht is in de verordening vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en andere belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De procedure bevat onder meer bepalingen over beslistermijnen, waarvoor wordt verwezen naar artikel 8 van deze verordening

Op grond van artikel 4:129 Algemene wet bestuursrecht komen, als er aanleiding bestaat voor de (gedeeltelijke) toekenning van nadeelcompensatie, de redelijke kosten die een aanvrager heeft gemaakt voor rechtsbijstand of andere deskundige bijstand, voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 8Beslistermijn

De beslistermijn voor de afhandeling van een aanvraag om nadeelcompensatie moet uiteraard passen binnen de beslistermijn van artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van dit artikel beslist het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag en als een adviescommissie in ingesteld, binnen zes maanden na ontvangst daarvan, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift (deze verordening) een andere termijn is bepaald. Gezien de lengte van de adviesprocedure (de artikelen 6 en 7) en de mogelijke complexiteit van aanvragen, bijvoorbeeld in het kader van de Omgevingswet, is in artikel 8 een maximale termijn van 9 maanden opgenomen als gebruik wordt gemaakt van een adviescommissie. Hierbij is rekening gehouden met de maximale termijnen die voor de verschillende onderdelen van de adviesprocedure zijn gesteld. Over het algemeen zal de besluitvorming in de praktijk echter sneller kunnen verlopen.

De Algemene wet bestuursrecht maakt het mogelijk om de beslistermijn eenmaal te verlengen met ten hoogste acht weken of, als sprake is van een adviescommissie, met ten hoogste zes maanden. Voorts is in de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat als de schade mede is veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, het bestuursorgaan de beslissing kan aanhouden totdat het besluit onherroepelijk is geworden.

Artikel 9Uitbetaling

In deze bepaling is de betaaltermijn geregeld. Als een aanvraag om nadeelcompensatie geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk betaald op de dag dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. Dat is het geval als er geen bezwaar of beroep meer mogelijk is en het besluit definitief is.

Artikel 10Voorschotten

De Algemene wet bestuursrecht bevat in de artikelen 4:95 en 4:96 bepalingen over voorschotten. Dit betekent onder andere dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkend verzoek kan beslissen om een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan nadeelcompensatie. In het eerste lid van artikel 10 staan de nadere eisen waaraan moet worden voldaan wil een voorschot worden verleend. Ook kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht onverschuldigde voorschotten worden teruggevorderd.

Artikel 10 regelt in het tweede lid dat als een adviescommissie is benoemd, deze om advies kan worden gevraagd over het toekennen van een voorschot.

Het derde lid geeft aan dat een voorschot in geen geval kan worden beschouwd als een erkenning van een aanspraak op nadeelcompensatie op grond van deze verordening.

Artikel 11Omgevingswet

Afdeling 15.1 Omgevingswet bevat ook een regeling over nadeelcompensatie. Deze regeling neemt titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht als uitgangspunt en geeft op onderdelen ook eigen voorschriften. Daarom moet worden geregeld hoe de algemene Verordening nadeelcompensatie zich verhoudt tot het gestelde in de Omgevingswet en de Omgevingsverordening.

In artikel 11 is opgenomen dat de Verordening nadeelcompensatie provincie Utrecht 2024 van toepassing is op aanvragen die onder de Omgevingswet vallen, tenzij dit in strijd is met afdeling 15.1 van de Omgevingswet.

In artikel 13 is vervolgens bepaald dat artikel 11 op 1 maart 2024 in werking treedt.

Tot die datum voorziet de Omgevingsverordening in aanvullende voorschriften voor nadeelcompensatie.

Vanaf 1 maart 2024 is dit niet meer het geval en moet artikel 11 van de Verordening nadeelcompensatie worden gevolgd.

Artikel 12 Intrekking

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt een aantal verordeningen van rechtswege te vervallen omdat de wettelijke grondslag daarvoor is gewijzigd, zoals bijvoorbeeld de Planschadeverordening provincie Utrecht 2011. Voor de rechtszekerheid is dit in artikel 12 expliciet benoemd, conform de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

Zoals reeds in de toelichting bij artikel 11 is vermeld, treedt deze verordening op 1 januari 2024 in werking, met uitzondering van artikel 11 dat op 1 maart 2024 in werking treedt. Deze uitzondering is nodig omdat tot 1 maart 2024 de Omgevingsverordening aanvullende voorschriften geeft voor de behandeling van aanvragen om nadeelcompensatie. De Verordening nadeelcompensatie is dan niet van toepassing.

Vanaf 1 maart 2024 is dit niet meer het geval en gaat de Verordening nadeelcompensatie voor deze aanvragen gelden tenzij dit in strijd is met de Omgevingswet.

Concluderend, ter voorkoming van misverstanden: tot 1 maart 2024 is de Omgevingsverordening van toepassing op aanvragen die onder de Omgevingswet vallen, en vanaf 1 maart 2024 is de Verordening nadeelcompensatie van toepassing op deze aanvragen.