Beleidsregels Wet Bibob Velsen 2020

Geldend van 29-09-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob Velsen 2020

De burgemeester en het college van de gemeente Velsen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen het volgende beleid:

Algemeen

Doelstelling Wet bibob

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet Bibob wordt tevens beoogd de concurrentiepositie van bonafide ondernemers te beschermen.

Toepassingsbereik Wet Bibob

De wet Bibob is van toepassing op (bepaalde) vergunningen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties (zie artikel 1 van de Wet Bibob), waarvan de volgende van belang zijn voor op gemeentelijk niveau:

  • gemeentelijke vergunningen die op grond van een verordening verplicht zijn gesteld voor een inrichting of een bedrijf;

  • Drank- en horecawetvergunningen (artikel 3 en 30a Drank- en Horecawet);

  • Een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo);

  • Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten (artikel 30b Wet op de kansspelen);

  • Huisvestingsvergunning, onttrekkingsvergunning en splitsingsvergunning (artikel 8, 21 en 22 Huisvestingswet);

  • Subsidies;

  • Aanbestedingen in de sectoren bouw, ICT en milieu (artikel 3 Besluit Bibob);

  • Vastgoedtransacties met de overheid als partij:

  • koop en verkoop onroerende zaken;

  • vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • huur en verhuur;

  • het verlenen van een gebruikersrecht;

  • deelname aan een rechtspersoon, cv of vof die het recht op eigendom of een zakelijk recht heeft op een onroerende zaak of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Algemene uitgangspunten Wet Bibob

De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Door middel van een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen wordt getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang. In het licht van deze proportionaliteitsgedachte is er voor gekozen om de Wet Bibob op bepaalde sectoren van toepassing te laten zijn.

Verder is het Bibob-instrumentarium een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een gevraagde beschikking te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid dient op grond van de proportionaliteit in beginsel dan ook uitsluitend gebruik te worden gemaakt, indien een beschikking niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.

Werking van de Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk om een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (hierna: het RIEC) en/of een adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (hierna het LBB) krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.

Er zijn gronden om een vergunning, een gunning, een subsidie of vastgoedtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Waarom beleidsregels?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van bestuursorganen om het Bibob-instrumentarium toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleid, waarin de bestuursorganen (burgemeester en college) duidelijk aangeven op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Velsens Bibob-beleid

De Wet Bibob heeft een breed toepassingsbereik. In dit beleid wordt onderscheid gemaakt tussen beschikkingen (vergunningen, subsidies en aanbestedingen) en privaatrechtelijke transacties (vastgoed- en grondtransacties). Per type beschikking of transactie wordt in het beleid aangegeven hoe het Bibob-instrumentarium wordt toegepast. Het toepassen van het Bibob-instrumentarium is ofwel standaard ofwel signaal gestuurd. Met standaard wordt bedoeld dat in alle gevallen in een Bibob-toets wordt gedaan. Signaal gestuurd houdt in dat bij signalen van criminaliteit een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Die signalen kunnen volgen uit eigen onderzoek, maar ze kunnen ook afkomstig zijn van partners die samenwerken in het RIEC-verband (OM, politie of belastingdienst).

Standaard Bibob-toets

Signaal afhankelijke Bibob-toets

Aanvragen voor een beschikking als bedoeld in:

artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), met uitzondering van slijtersbedrijven en paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en horecawet

artikel 2:15 van de APV (exploitatievergunning)

artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten)

artikel 3:3 van de APV (exploitatievergunning voor een seksinrichting of een escortbedrijf)

artikel 2:10 van de APV (evenementenvergunning), voor zover het betreft:

1º. een op grond van artikel 2:10, derde lid, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s;

2º. een evenement (mede) georganiseerd door of in opdracht van (leden van) zogeheten Outlaw Motor Gangs (OMG’s)

artikel 3 van de Verordening speelautomaten Velsen 2020 (vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal)

artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit), voor zover het gaat om:

1°. Bouwactiviteiten ten behoeve van bepaalde in dit beleid opgenomen branches;

2°. bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan €500.000 (excl. BTW);

3°. bouwactiviteiten in het gebied, dat valt onder het bestemmingsplan Havengebied IJmuiden, indien de bouwkosten meer bedragen dan €50.000 (excl. BTW).

Aanvragen voor een beschikking als bedoeld in:

- artikel 30a van de Drank- en horecawet (aanvraag wijzigen aanhangsel Drank- en horecawetvergunning);

- artikel 3 van de Drank- en horecawet (drank- en horecavergunning), voor zover het betreft een slijtersbedrijf of een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en horecawet;

- artikel 2:10 van de APV (evenementenvergunning), voor het zover het niet betreft een op grond van artikel 2:10, derde lid, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s;

- artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit), voor zover deze niet vallen onder artikel 2, onderdeel g van deze beleidsregels;

- artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet (inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken);

- artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd.

- artikel 5:14 van de APV (standplaatsvergunning);

- artikel 2:35 van de APV ( vergunning verkoop/opslag consumentenvuurwerk);

- de Algemene subsidieverordening gemeente Velsen;

Vastgoedtransacties

Aanbestedingen

Inleidende bepaling

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • APV: de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen 2019;

  • Besluit Bibob: het besluit van 12 april 2003, houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger dan wel de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan;

  • de Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • Bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

  • Bibob-toets: een toets waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de beschikking of vergunning te weigeren of er voorschriften aan te verbinden, respectievelijk de beschikking of vergunning in te trekken of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie tijdens de looptijd te ontbinden;

  • Bibob-vragenformulier: de vanuit de gemeente beschikbaar gestelde Bibob-vragenformulieren ten behoeve van het uitvoeren van de Bibob-toets;

  • Gemeente: de gemeente Velsen;

  • Indicatorenlijst: de in de uitvoeringsplannen opgenomen indicatorenlijsten die indicatoren bevat(ten) die aanleiding kunnen zijn om de wet toe te passen;

  • RIEC: het Regionale Informatie- en Expertisecentrum Noord-Holland;

  • OM-tip: informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de Wet.

Beschikkingen

Artikel 2. Standaard Bibob-toets

  • 1.

    1.Een Bibob-toets vindt plaats bij elke aanvraag om een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), met uitzondering van slijtersbedrijven en paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en horecawet;

    • b.

      artikel 2:15 van de APV (exploitatievergunning);

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten);

    • d.

      artikel 3:3 van de APV (exploitatievergunning voor een seksinrichting of een escortbedrijf);

    • e.

      artikel 2:10 van de APV (evenementenvergunning), voor zover het betreft:

    • f.

      1º. een op grond van artikel 2:10, derde lid, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s;

    • g.

      2º. een evenement (mede) georganiseerd door of in opdracht van (leden van) zogeheten Outlaw Motor Gangs (OMG’s);

    • h.

      artikel 3 van de Verordening speelautomaten Velsen 2020 (vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal);

    • i.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit), voor zover het gaat om:

  • 1°. bouwactiviteiten ten behoeve van één van de volgende branches:

  • horeca (waaronder coffeeshops en shishalounges);

  • seksinrichtingen;

  • speelautomatenhallen;

  • sportscholen;

  • massagesalons;

  • zonnestudio’s;

  • nagelstudio’s;

  • kapperszaken;

  • auto(garage)bedrijven;

  • 2°. bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan €500.000 (exclusief BTW);

  • 3°. bouwactiviteiten in het gebied, dat valt onder het bestemmingsplan Havengebied IJmuiden, indien de bouwkosten meer bedragen dan €50.000 (exclusief BTW);

  • 2.

    2.Bij aanvragen om een beschikking als bedoeld in het eerste lid, sub g, aanhef en onder 2º en 3º geldt dat ook een Bibob-toets plaatsvindt indien voor een bepaald object sprake is van meerdere aanvragen binnen een periode van drie jaar waarmee de totale bouwkosten uitkomen boven het onder 2º of 3 genoemde bedrag.

Artikel 3. Signaalafhankelijke Bibob-toets

Indien op basis van ambtelijke informatie, informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband of een zogenoemde OM-tip, signalen zijn dat er een ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • strafbare feiten te plegen,

vindt in ieder geval een Bibob-toets plaats bij aanvragen om een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 30a van de Drank- en horecawet (aanvraag wijzigen aanhangsel Drank- en horecawetvergunning);

  • b.

    artikel 3 van de Drank- en horecawet, voor zover het betreft een slijtersbedrijf of een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en horecawet;

  • c.

    artikel 2:10 van de APV, voor het zover het niet betreft een op grond van artikel 2:10, derde lid, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s;

  • d.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit), voor zover deze niet vallen onder artikel 2, onderdeel g van deze beleidsregels;

  • e.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet (inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken);

  • f.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd.

  • g.

    artikel 5:14 van de APV (standplaatsvergunning);

  • h.

    artikel 2:35 van de APV ( vergunning verkoop/opslag consumentenvuurwerk);

  • i.

    de Algemene subsidieverordening gemeente Velsen;

Artikel 4. Uitzonderingen

  • 1.

    Een Bibob-vragenformulier is niet vereist, indien in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag om een beschikking, reeds een Bibob-vragenformulier is ingediend bij de gemeente en zich in de tussentijd geen wijzigingen hebben voorgedaan op financieel, organisatorisch of juridisch gebied. In dat geval kan worden volstaan met het afleggen van een verklaring dat deze wijzigingen zich niet hebben voorgedaan.

  • 2.

    Een Bibob-toets vindt niet plaats indien de aanvraag om een beschikking afkomstig is van:

    • a.

      een overheidsinstantie;

    • b.

      een semi-overheidsinstantie;

    • c.

      toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;

    • d.

      van door het gemeentebestuur bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (bijvoorbeeld PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

Artikel 5. Reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit bij reeds verleende beschikkingen als bedoeld in artikel 2 en 3 van deze beleidsregels, indien op basis van ambtelijke informatie, informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband of een zogenoemde OM-tip, signalen zijn dat er een ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede wordt gebruikt of mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

Vastgoedtransacties

Artikel 6. Toepassingsbereik

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o, van de Wet Bibob waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is.

  • 2.

    Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 3.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen waarin onder andere de ontbindende voorwaarden zijn vastgelegd. Op basis van de integriteitsclausule kan een Bibob-toets worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomst van de Bibob-toets kan overgegaan worden tot een wijziging, ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 4.

    Een Bibob-toets wordt in ieder geval uitgevoerd indien uit ambtelijke informatie, informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband of een zogenoemde OM-tip, blijkt dat er signalen zijn dat:

    • a.

      het aangaan van een vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

    • b.

      in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd, of

    • c.

      er feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

Aanbestedingen

Artikel 7. Toepassingsbereik

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij aanbestedingen in de sectoren bouw, ICT en milieu.

  • 2.

    Een Bibob-toets wordt in ieder geval uitgevoerd indien uit ambtelijke informatie, informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband of een zogenoemde OM-tip, blijkt dat er signalen zijn dat:

    • a.

      een gegadigde of onderaannemer mogelijk wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen; of

    • b.

      een gegadigde, indien de overheidsopdracht aan hem wordt gegund, of de onderaannemer bij de uitvoering van die opdracht strafbare feiten zal plegen.

Procedure

Artikel 8. Bibob-vragenformulier

  • 1.

    In de gevallen waarin de Bibob-toets wordt toegepast moet betrokkene het Bibob-vragenformulier met de bijbehorende bijlagen ingevuld inleveren.

  • 2.

    Het Bibob-vragenformulier maakt onderdeel uit van de aanvraag om een beschikking dan wel van de procedure om te komen tot een vastgoedtransactie.

  • 3.

    Weigering om het in het eerste lid bedoelde Bibob-vragenformulier in te vullen, dan wel het onvolledig of niet naar waarheid invullen van deze vragenformulieren, kan, naast een aangifte van overtreding van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte), een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te stellen, de beschikking in te trekken, een vastgoedtransactie niet aan te gaan of de onderhandelingen af te breken of een reeds gesloten overeenkomst te ontbinden of op te schorten.

Artikel 9. Bibob-toets

  • 1.

    Voordat een Bibob-toets wordt gestart, zal een aanvraag zo veel als mogelijk eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de toepasselijke regelgeving.

  • 2.

    De Bibob-toets bestaat in het geval van een beschikking uit het beoordelen of er signalen zijn dat er een ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

    • a.

      uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; of

    • b.

      strafbare feiten te plegen

  • 3.

    De Bibob-toets bestaat in het geval van een vastgoedtransactie uit het beoordelen of er signalen zijn dat:

    • a.

      het aangaan van een vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; of

    • b.

      in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd; of

    • c.

      er feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

  • 4.

    Het Bestuursorgaan dan wel de Gemeente kan zich bij het onderzoek laten ondersteunen door het RIEC.

  • 5.

    Voor zover daaraan behoefte is kan het Bestuursorgaan dan wel de Gemeente een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet inwinnen bij het Landelijk Bureau.

Artikel 10. Notificatieplicht

  • 1.

    Conform artikel 32 van de Wet informeert het Bestuursorgaan, dan wel de Gemeente, Betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau.

  • 2.

    Betrokkene wordt tevens gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet.

  • 3.

    In het geval waarin het Bestuursorgaan, dan wel de Gemeente, overgaat tot het aanvragen van advies aan het Landelijk Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste en tweede lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 11. Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan advies vraagt aan het Landelijk Bureau, wordt de wettelijke termijn waarbinnen een beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de in artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wet bedoelde termijn.

  • 2.

    Indien het Landelijk Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet de termijn te verlengen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Landelijk Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Landelijk Bureau in de gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Besluitvorming

Artikel 12. Uitkomst onderzoek

  • 1.

    Indien uit de Bibob-toets en een eventueel afgegeven advies van het Landelijk Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet gaat het Bestuursorgaan over tot:

    • a.

      het nemen van een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking; of

    • b.

      het nemen van een beslissing af te zien van het aangaan van een vastgoedtransactie met de betreffende betrokkene; of

    • c.

      in het geval van een verleende beschikking, het intrekken van die beschikking; of

    • d.

      in het geval van een tot stand gekomen overeenkomst in het kader van een vastgoedtransactie, het zo mogelijk ontbinden van de overeenkomst.

  • 2.

    Voordat een negatief besluit wordt genomen als bedoeld in het eerste lid moet het bestuursorgaan zich, op grond van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht, ervan vergewissen dat het onderzoek van het Landelijk Bureau op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan overgaat tot het toepassen van het gestelde in het eerste of derde lid van dit artikel, neemt het artikel 33 van de wet in acht.

  • 5.

    Het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die een advies van het Landelijk Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking de dag nadat zij bekend is gemaakt.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1.

    Dit beleid is van toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 2 en 3 van dit beleid, ontvangen vanaf de dag van inwerkingtreding.

  • 2.

    Op aanvragen ontvangen voor inwerkingtreding van dit beleid is het oude beleid van toepassing.

Artikel 15. Intrekking

Al het voorgaande beleid met betrekking tot de Wet Bibob wordt ingetrokken.

Artikel 16. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Wet Bibob Velsen 2020”.

Ondertekening