Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat gevestigd te Waalwijk,

gelet op het bepaalde in artikel 7, 8, 9 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EGverordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat van 21 februari 2007;

b e s l u i t:

De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand, zoals vastgesteld bij besluit van 7 juni 2004, zodanig te wijzigen, dat deze als volgt komt te luiden.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat.

    • b.

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat.

    • c.

      de gemeenteraad: de raad van resp. de gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk.

    • d.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • e.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • f.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • g.

      WSW: Wet sociale werkvoorziening;

    • h.

      Wiw: Wet Inschakeling Werkzoekenden;

    • i.

      IDLW: Besluit In- en Doorstroombanen voor langdurig werklozen;

    • j.

      Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • k.

      ANW: Algemene nabestaandenwet;

    • l.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (voorheen GAK, Cadans, Sfb, etc);

    • m.

      CWI: Centrale organisatie werk en inkomen;

    • n.

      voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de WWB, artikel 34 IOAW, artikel 34 IOAZ en beschreven in deze verordening;

    • o.

      de doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder a. van de WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;

    • p.

      de belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • q.

      uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan 65 jaar die bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan ontvangt; dan wel een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, de IOAZ;

    • r.

      niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6 onder a. van de WWB;

    • s.

      ANW-er: de persoon met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

    • t.

      jongere: persoon onder de 23 jaar zonder uitkering van het UWV, niet schoolgaand, zonder arbeidsrelevante startkwalificatie en zonder werk;

    • u.

      algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid die algemeen aanvaard is en waar betrokkene fysiek en/of mentaal toe in staat is (niet zijnde werk in WSW–verband); het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige in een rechtmatig, levensvatbaar beroep of bedrijf valt ook onder algemeen geaccepteerde arbeid;

    • v.

      duurzame arbeid: algemeen geaccepteerde arbeid die over een periode van tenminste zes maanden wordt verricht waarbij uitkeringsonafhankelijkheid is gerealiseerd (niet zijnde gesubsidieerde arbeid);

    • w.

      sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

    • x.

      ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ;

    • y.

      een traject: een aaneenschakeling van re-integratie-instrumenten;

    • z.

      re-integratie-instrumenten: de instrumenten die het dagelijks bestuur ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ;

aa. arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder b. van de WWB, artikel 40 IOAW en artikel 40 IOAZ.

bb. Re-integratiebesluit: het door het dagelijks bestuur genomen besluit inzake de vaststelling van regels ten behoeve van de uitvoering van de re-integratieverordening.

Hoofdstuk 2: BELEID

Artikel 2 Opdracht aan het dagelijks bestuur.

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt aan leden van de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling in maatschappelijk geaccepteerde arbeid en, voor zover het dagelijks bestuur dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. Het dagelijks bestuur zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van re-integratie-instrumenten.

  • 3. Het dagelijks bestuur zal bij het bepalen van het aanbod aan re-integratie-instrumenten prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4. Het dagelijks bestuur bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een re-integratie-instrument.

  • 5. Het dagelijks bestuur werkt bij de uitvoering van het tweede lid samen met het CWI en het UWV.

Artikel 3 De doelgroep

De doelgroep van deze verordening zijn de personen wonende in de gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk, jonger dan 65 jaar en geregistreerd als werkzoekende bij het CWI en,

  • 1.

    die een uitkering ontvangen op grond van de IOAW of de IOAZ of algemene bijstand of

  • 2.

    personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en nietuitkeringsgerechtigden, of

  • 3.

    personen zoals die omschreven staan bij het eerste artikel van deze verordening bij het begrip “jongere” of

  • 4.

    personen die een dienstbetrekking hebben zoals eerder beschreven in het Besluit In- en Doorstroombanen of een dienstbetrekking in het kader van de Wet Inschakeling Werkzoekenden.

  • 5.

    personen die vanwege een voorziening zoals omschreven in hoofdstuk drie van deze verordening niet tot een van de groepen behoren zoals bedoeld in dit artikel.

Niet tot de doelgroep behoort:

  • 1.

    de persoon die geen uitkeringsgerechtigde is en die onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en

  • 2.

    de persoon die een kind is als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene Kinderbijslagwet.

  • 3.

    de persoon die een uitkering ontvangt van het UWV onafhankelijk de aard van de uitkering en/of de hoogte. Het dagelijks bestuur en het UWV kunnen overeenkomen dat het genoemde in artikel 2, lid 1 en 2, wel van toepassing is op de persoon met een uitkering van het UWV.

Artikel 4 Taken en Beleidsplan

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen behorende tot de doelgroep in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid. Het dagelijks bestuur stelt vast welke voorziening voor personen uit de doelgroep het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.

  • 2. Het dagelijks bestuur bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen c.q. verminderen.

  • 3. De voorzieningen die het dagelijks bestuur in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor een persoon uit de doelgroep inzet, worden vastgelegd in een beschikking.

  • 4. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht, stelt het algemeen bestuur jaarlijks een beleidsplan vast waarin op basis van het beschikbare budget wordt aangegeven op welke wijze het komende jaar wordt voorzien in de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de doelgroepen van de WWB.

  • 5. Het algemeen bestuur zendt eenmaal per jaar aan de raden van de gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk een jaarverslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 6. In het beleidsplan als bedoeld in het vierde lid en het jaarverslag als bedoeld in het vijfde lid is het oordeel van de klantenraad opgenomen.

Artikel 5 Rechten en plichten deelnemer

  • 1. De persoon uit de doelgroep is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden.

  • 2. De persoon uit de doelgroep kan aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, kortste weg naar duurzame arbeid. Het dagelijks bestuur bepaalt hoe deze aanspraak wordt ingevuld.

  • 3. Een persoon uit de doelgroep aan wie een voorziening zoals bedoeld in deze verordening wordt aangeboden, is verplicht gebruik te maken van deze voorziening.

  • 4. Een persoon uit de doelgroep aan wie een medische keuring op basis van de Wet WIA of de WSW wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 5. Onverminderd andere verplichtingen, voortvloeiend uit wet- of regelgeving, geldt voor een persoon die deelneemt aan of deelgenomen heeft aan een voorziening de verplichting:

    • a.

      zich als werkzoekende te laten registreren bij het CWI (art 9 WWB);

    • b.

      alle inlichtingen te verstrekken aan het dagelijks bestuur over de passendheid en de voortgang van de voorziening en wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van een voorziening, daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen in woonplaats, wijzigingen met betrekking tot gezondheidssituatie of arbeidshandicaps en wijzigingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden of neveninkomsten;

    • c.

      zijn medewerking te verlenen aan onderzoeken over de inhoud, passendheid, voortgang en uitvoering van de voorziening;

    • d.

      naar vermogen uitvoering te geven dan wel mee te werken aan de onderdelen van de voorziening;

    • e.

      na te laten alles dat de realisatie van het doel van de voorziening belemmert.

Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de WWB, onderscheidenlijk artikel 7a van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 5 van deze verordening genoemde verplichtingen wanneer:

    • a.

      de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders. Met zorg wordt bedoeld de zorg voor een kind c.q. kinderen. Deze afweging wordt door het dagelijks bestuur, in overleg met een (extern) deskundige gedaan voor wat betreft de duur en de zwaarte van de ontheffing. Maximaal 1 jaar kan ontheffing van de verplichting worden verleend.

    • b.

      belanghebbende om psychische dan wel medische redenen niet in staat is om te werken. De zwaarte van de belemmering bepaalt de geheel of gedeeltelijke ontheffing. De duur wordt bepaald door het dagelijks bestuur, in overleg met een (extern) deskundige. De maximale ontheffing bedraagt 3 jaar.

  • 2. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts voor een door het dagelijks bestuur vast te stellen periode verleend.

  • 3. Op basis van een herbeoordeling kan het dagelijks bestuur besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Hoofdstuk 3: VOORZIENINGEN

Artikel 7 Algemene bepalingen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan een persoon behorende tot de doelgroep (laten) begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid in loondienst of als zelfstandig ondernemer, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling, nadat is gebleken dat het deze persoon ondanks aantoonbare inspanningen zelf niet is gelukt betaalde arbeid te verkrijgen.

  • 2.

    Het doel van de inzet van de voorzieningen is het vergroten van de vitaliteit en de zelfredzaamheid van de tot de doelgroep behorende personen. Onder andere door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis die nodig zijn op de arbeidsmarkt of bij de start van een eigen bedrijf, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie en het bevorderen van sociale zelfredzaamheid wordt arbeidsinschakeling bevorderd. Scholing kan onderdeel uitmaken van de voorzieningen in dit hoofdstuk. Daarnaast kan het dagelijks bestuur ook scholing als zelfstandige voorziening aanbieden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan bij uitvoeringsbesluit ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in dit hoofdstuk, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van

subsidies.

Artikel 8 Sociale activering

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan uitkeringsgerechtigden activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering zijnde het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van sociale activering is het, met behoud van uitkering, op laten doen en/of behouden van werkritme.

  • 3. De activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling duren maximaal twaalf maanden.

  • 4. Op basis van een herbeoordeling kan het dagelijks bestuur besluiten de in lid drie genoemde activiteiten na afloop van de vastgestelde periode te verlengen met nog een periode van maximaal twaalf maanden.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan aan uitkeringsgerechtigden, indien activiteiten zoals bedoeld in het eerste lid (nog) niet mogelijk zijn, met behoud van uitkering activiteiten toestaan in het kader van sociale activering gericht op maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de activiteiten in het kader van sociale activering.

Artikel 9 Leerwerkstages

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan uitkeringsgerechtigden een leerwerkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van de leerwerkstage is het, met behoud van uitkering, opdoen van werkervaring, dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. De leerwerkstage duurt maximaal zes maanden.

  • 4. Het dagelijks bestuur plaatst de persoon alleen, indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en daardoor geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. Schriftelijk wordt tenminste vastgelegd het doel van de leerwerkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de activiteiten in het kader van leerwerkstages.

Artikel 10 Proefplaatsingen

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan uitkeringsgerechtigden een proefplaatsing aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van de proefplaatsing is het, met behoud van uitkering, opdoen van specifieke vaardigheden op de werkplek, dan wel het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk.

  • 3. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden.

  • 4. Het dagelijks bestuur plaatst de persoon alleen, indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en daardoor geen verdringing plaats vindt.

  • 5. Schriftelijk wordt tenminste vastgelegd het doel van de proefplaatsing, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de activiteiten in het kader van proefplaatsingen.

Artikel 11 Detacheringsbanen

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een persoon bedoeld in artikel 1 lid 2 onder q en t een detacheringsbaan aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van plaatsing in een detacheringsbaan is het opdoen van vaardigheden om betaalde arbeid te verrichten.

  • 3. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel werkgever en inlenende organisatie als tussen werknemer en inlenende organisatie.

  • 4. Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente het werkgeversschap voor de banen, bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de detacheringsbanen, de duur van de subsidie, de hoogte, en de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 12 Loonkostensubsidies

  • 1. Het dagelijks bestuur kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 lid 2 onder q en t een arbeidsovereenkomst sluiten, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Minimaal eenmaal per jaar wordt in overleg met de werknemer en de werkgever bezien welke mogelijkheden er voor de werknemer zijn voor arbeidsinschakeling.

  • 3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 13 Scholing

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 14 Voorzieningen gericht op nazorg

  • 1. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder o een voorziening verstrekken gericht op nazorg.

  • 2. Onder een voorziening gericht nazorg wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de geaccepteerde arbeid.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 15 Wiw en IDLW

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 4 van de Wiw, zoals dit luidde op 31 december 2003, en stimuleert de uitstroom.

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit besluit luidde op 31 december 2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5 eerste lid van de Wiw, zoals dit luidde op 31 december 2003 en stimuleert de uitstroom.

  • 3. De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en tweede lid zijn, vanaf het moment van inwerkingtreding van de WWB, voorzieningen in de zin van de WWB.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 16 Inkomstenvrijlating

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, ontvangt op aanvraag een vrijlating zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

  • 2. De inkomensvrijlating bedraagt 25% van dit inkomen uit arbeid gedurende zes aaneengesloten maanden tot het in artikel 31 tweede lid onder o van de wet genoemde maximum bedrag.

  • 3. De in het eerste lid genoemde vrijlating per uitkeringsperiode is eenmalig en is alleen van toepassing op inkomen uit algemeen geaccepteerde arbeid. In geval van onderbreking vindt geen verschuiving van de einddatum plaats.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van de inkomstenvrijlating.

Artikel 17 Premies

  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan personen een activeringspremie toekennen.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt bij het aanvaarden van duurzaam algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid, volgend op de inzet van een re-integratietraject of voorziening zoals genoemd in de artikelen 7 tot en met 16 van deze re-integratieverordening.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels over de doelgroepen, de voorwaarden en de hoogte van de premies.

Artikel 18 Afweging

  • 1. Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welke persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Daarbij houdt het dagelijks bestuur rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders voor hun kinderen. Hiernaast speelt de situatie op de arbeidsmarkt een rol.

  • 2. De alleenstaande ouder met kind(eren) in de leeftijd tot 12 jaar kan pas deelnemen aan een voorziening zoals bedoeld in dit hoofdstuk van deze verordening indien een kinderopvangvoorziening beschikbaar is. Wanneer het jongste kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, is reguliere kinderopvang niet meer mogelijk. Mocht opvang in die situatie een belemmerende factor zijn, zal via maatwerk een oplossing worden gezocht.

Hoofdstuk 4: AFSTEMMING

Artikel 19 Handhaving

  • 1. Als een bijstandgerechtigde zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 niet is nagekomen of niet nakomt, zal het dagelijks bestuur de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB.

  • 2. Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 niet nakomt, zal het dagelijks bestuur de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en de IOAZ.

Artikel 20 Beëindiging

  • 1. Het dagelijks bestuur zal de voorziening beëindigen als:

    • a.

      een persoon die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 van deze verordening en/of zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de WWB, niet nakomt;

    • b.

      een persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep bedoeld in artikel 3 van deze verordening behoort;

    • c.

      het dagelijks bestuur een andere voorziening aanbiedt;

    • d.

      een persoon die deelneemt aan een voorziening neveninkomsten heeft, die naar oordeel van het dagelijks bestuur betekenen dat hij in staat is zonder voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt.

  • 2. Beëindiging van de voorziening kan tevens inhouden: het opzeggen van de dienstbetrekking, bedoeld in de artikelen 11 en 15 eerste lid of het beëindigen van de subsidie, bedoeld in de artikelen 12 en 15 tweede lid van deze verordening.

  • 3. Wanneer een voorziening (voortijdig) beëindigd is zonder verwijtbare reden van de deelnemer en niet het beoogde doel heeft gehad, kan het dagelijks bestuur besluiten enige tijd geen nieuwe voorziening aan te bieden.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan besluiten enige tijd geen (nieuwe) voorziening aan te bieden aan de betrokkene als een eerdere voorziening door verwijtbaar toedoen van de deelnemer (voortijdig) beëindigd is.

Hoofdstuk 5: SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 Inwerkingtreding

De re-integratieverordening WWB treedt in werking met ingang van de eerste dag na publicatie in de daarvoor bestemde periodieken.

Artikel 23 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Re-integratieverordening WWB.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 05 maart 2007.

Het algemeen bestuur voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

Mevrouw A.E.W. van Limpt P.W.M. van Dongen

Algemene Toelichting

Deze verordening regelt de ondersteuning die de ISD Midden–Langstraat biedt bij de

arbeidsinschakeling van werkzoekenden die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die

ondersteuning te bieden, is geregeld in artikel 7 WWB. Het voorschrift om een verordening vast te

stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 8 WWB.

De gemeentebesturen van de gemeenten Heusden, Loon op Zand en Waalwijk hebben de uitvoering

van de WWB opgedragen aan de ISD Midden-Langstraat.

In het kader van deze verordening treedt bij de bepalingen van de WWB het "algemeen bestuur" in

plaats van "de raad" en het "dagelijks bestuur" in plaats van het "college".

In het door de gezamenlijke raden vastgestelde beleidsplan wordt aan de ISD Midden-Langstraat de

opdracht gegeven op een geheel eigen manier de uitvoering van de WWB ter hand te nemen op basis

van een eensluidend en gemeenschappelijk beleid.

Enkele belangrijke uitgangspunten daarbij zijn:

??stringente participatieplicht

??de eigen verantwoordelijkheid van de klant staat voorop

??invoering Workfirst-model

??resultaatgerichte uitvoering WWB met als doel beheersing van het uitkeringsvolume

Om deze uitgangspunten te kunnen waarmaken is het van belang om een stringente uitvoering te

geven aan de uitvoering van deze verordening in combinatie met de Afstemmings- en

handhavingsverordening. De WWB geeft tevens de opdracht een verordening inzake

klantenparticipatie op te stellen. In deze Re-integratieverordening is daarom opgenomen dat bij de

vaststelling van het beleidsplan en beleidsverslag de klantenraad wordt betrokken.

De uitgangspunten van deze verordening dienen middels een goede voorlichting aan de

belanghebbenden gecommuniceerd te worden.

De re-integratieverordening geeft de minimale en maximale reikwijdte aan van het re-integratiebeleid.

De verordening op zich is een technisch stuk. Het is niet mogelijk, en het zou er geen recht aan doen,

wanneer de gedachte achter het re-integratiebeleid ook letterlijk in deze verordening verwoord zou

worden. Welke achterliggende gedachte de koers bepaalt, staat in het door het algemeen bestuur

vastgestelde beleidsplan 2004 en de beleidsnotitie re-integratie “Brug naar de toekomst”. Naast

eerder genoemde uitgangspunten zijn kernbegrippen “de kortste weg naar werk”, “snelheid” (meer

snelheid in het proces om te komen tot werk) en “regulier werk” (in deze vorm van werk komt het

meest tot uitdrukking dat de persoon op eigen benen kan staan los van de lokale overheid).

Met de komst van de WWB verdwijnt de landelijke wet- en regelgeving over re-integratie zoals

vastgesteld in de WIW en het besluit ID. Ook financieel is er een verandering: Voor de uitvoering van

het re-integratiebeleid krijgt de gemeente een ongedifferentieerd budget (Werkdeel).

Staatssteun

Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het reintegratiebeleid,

worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder

meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr.

2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001).

De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het

gemeentelijke re-integratiebeleid opleveren. Van belang is om na gaan, in hoeverre de gemeentelijke

verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese verordeningen. Indien in de gemeentelijke

verordening sprake is van een generieke regeling, worden de subsidies niet aangemerkt als

staatssteun. De bepalingen uit de EG-verordeningen zijn dan niet van toepassing. Generiek wil

zeggen, dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren expliciet in de

verordening worden uitgesloten van subsidiëring. De redactie van de artikelen in deze verordening die

Re-integratieverordening

Pagina 12 van 17

gaan over detacheringsbanen en loonkostensubsidies is zodanig, dat sprake is van een generieke

regeling.

Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting

Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het

Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document

“Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van

belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet

werk en bijstand.”

De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als een expliciete verwijzing naar

deze beleidsaanbeveling opnemen in de re-integratieverordening. In deze verordening is ervoor

gekozen deze verwijzing op te nemen in de aanhef van de verordening (gelet op …). Hiermee wordt

aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in overeenstemming zijn met de eerder genoemde

beleidsaanbeveling van het Ministerie van SZW.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de

omschrijving in de WWB.

In de verordening wordt het begrip “belanghebbende” gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2 van de

Algemene wet bestuursrecht (Awb) omschreven als “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit

is betrokken”.

Artikel 2 Opdracht aan het dagelijks bestuur en

Artikel 3 De doelgroep

Het is aan het dagelijks bestuur om te zorgen voor een voldoende aanbod van re-integratieinstrumenten,

maar het dagelijks bestuur heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de

vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Dat

maakt dat het dagelijks bestuur bepaalt voor welke inwoners die tot de doelgroep van de WWB

behoren, zij bepaalde voorzieningen gaat inzetten. In het beleidsplan 2004 is aangegeven voor welke

doelgroep de ISD Midden-Langstraat welke middelen en voorzieningen gaat inzetten.

Artikel 4 Taken en Beleidsplan

De WWB geeft aan het dagelijks bestuur de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning.

Hoewel de tot de doelgroep behorende personen aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er

geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de tot de doelgroep behorende persoon

dat het liefst zou zien.

De wet vraagt om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de

systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van

beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten. Het vierde lid geeft aan dat het algemeen bestuur een

beleidsplan opstelt. Dit plan omvat in elk geval de omschrijving van het beleid ten aanzien van de

verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige

aanpak als uitgangspunt wordt genomen. Verder wordt aandacht besteed aan de wijze waarop de

aanbesteding wordt vormgegeven, de verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende

voorzieningen en het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

Het vijfde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Het algemeen bestuur doet dit elk

jaar door middel van een jaarverslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid en zendt

dit verslag aan de raden van de ISD-gemeenten. De voor de minister van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid (SZW) van belang zijnde informatie over de WWB wordt vervolgens door de

gemeenten verstrekt via de bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening.

Re-integratieverordening

Pagina 13 van 17

In het zesde lid wordt aangegeven dat bij de vaststelling van het beleidsplan en jaarverslag de

klantenraad wordt betrokken.

Artikel 5 Rechten en plichten deelnemer en

Artikel 19 Handhaving

Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Voor diegenen zonder uitkering worden voorwaarden

aan het re-integratietraject gekoppeld die staan vermeld in artikel 5 van de verordening.

Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen

gehouden en ook artikel 5 van de verordening geldt voor hen. Het niet nakomen van de verplichtingen

geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren,

bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Wanneer een re-integratietraject

door verwijtbaar toedoen van de belanghebbende voortijdig wordt beëindigd, vindt de koppeling plaats

naar artikel 18 van deze verordening (handhaving) en naar de afstemmingsverordening waarin de

hoogte van de op te leggen maatregelen zijn bepaald.

Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsplicht

Categoriale ontheffingen zijn vanaf 1 januari 2004 niet langer mogelijk. Dat betekent dat alleenstaande

ouders met kinderen onder de vijf jaar en personen ouder dan 57,5 jaar, die in de Abw een categoriale

ontheffing van de arbeidsplicht hadden, ook bekeken worden op hun mogelijkheden om op zo kort

mogelijke termijn zelf te kunnen voorzien in hun kosten van levensonderhoud.

Bij alleenstaande ouders met kind(eren) kan de combinatie zorg en werk of de combinatie zorg en

voorziening maken dat tijdelijke ontheffing wordt gegeven. Indien daarvoor dringende redenen

aanwezig zijn, kan het dagelijks bestuur in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de

verplichting tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid of het gebruik maken van een

door haar aangeboden voorziening dan wel het meewerken aan een onderzoek naar de

mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt.

Indien de tijdelijke ontheffing een alleenstaande ouder betreft maakt het dagelijks bestuur in het

bijzonder een afweging tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst

te geven aan de zorgplicht (artikel 9, lid 2 WWB).

De tijdelijkheid kent een maximale duur van 1 jaar respectievelijk 3 jaar. Daarna vindt herbeoordeling

plaats. In de praktijk komen situaties voor waarbij op basis van een herbeoordeling de situatie van

belanghebbende zodanig wordt beoordeeld dat de ontheffing blijvend (geheel of gedeeltelijk) verlengd

zou moeten worden. Dit is echter strijdig met artikel 9, lid 2 WWB. Uit het woord “tijdelijk” blijkt dat een

ontheffing nooit definitief kan zijn. Bij (her)onderzoeken zal dan ook periodiek bezien moeten worden

of, en in hoeverre, er aanleiding is om de tot arbeidsinschakeling strekkende verplichtingen (opnieuw)

aan de bijstand te verbinden of om voor een bepaalde periode verleende ontheffingen van deze

verplichtingen voort te zetten, in te trekken of te wijzingen. Voor wat betreft de periode van verlenging

wordt aangesloten bij het bepaalde in het heronderzoeksplan 2007 ISD Midden-Langstraat.

Voor personen ouder dan 57,5 jaar wordt de door het ministerie van SZW aangegeven lijn gevolgd.

Als blijkt dat er kansen zijn, worden met belanghebbende afspraken gemaakt over hoe die kansen te

benutten en daarmee uitstroom te bevorderen. Is die mogelijkheid er niet dan krijgt belanghebbende

ontheffing van de sollicitatieplicht met een maximale duur van drie jaar. Leeftijd op zich is geen

criterium voor ontheffing. Het gaat daarbij om een combinatie met andere factoren.

Voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar geldt expliciet dat de verplichting om algemeen

geaccepteerde arbeid te aanvaarden slechts van toepassing is nadat het dagelijks bestuur zich

genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van

voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene (artikel 9, lid 4 WWB).

Artikel 7 Algemene bepalingen

Re-integratie-instrumenten worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen

geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de instrumenten alleen ingezet als aan de

hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die instrumenten het vinden van algemeen

geaccepteerde arbeid mogelijk wordt. Re-integratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn.

Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld,

Re-integratieverordening

Pagina 14 van 17

maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken. Alleen als binnen een reeds lopende

voorziening blijkt dat arbeidsinschakeling niet tot de mogelijkheden behoort, kan maatschappelijke

participatie een doel van de inzet van re-integratie-instrumenten zijn. Ook in dat geval geldt dat het

instrument beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het dagelijks bestuur, dat

immers ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen.

Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid moet rekening gehouden met de wensen van de

belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk.

Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de

belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.

Voor alle tot de doelgroep behorende inwoners van de gemeenten Heusden, Loon op Zand en

Waalwijk staan de re-integratie-instrumenten genoemd in hoofdstuk 3 ter beschikking.

Arbeid als zelfstandige is ook algemeen geaccepteerde arbeid en biedt perspectief op uitstroom. Reintegratieactiviteiten

kunnen derhalve ook gericht zijn op het starten van een eigen bedrijf of

onderneming.

Artikel 8 Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor

bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen

staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop.

Gezien de beperkte middelen uit het werkdeel in relatie tot de omvang van de doelgroep, kan het een

overweging zijn onderscheid te maken tussen sociale activering als onderdeel van een reintegratietraject,

als voorbereiding op arbeidsinschakeling (eerste lid), en sociale activering gericht op

het laten participeren van de persoon in de maatschappij (vijfde lid). Kosten in verband met

voorbereiding op arbeidsinschakeling zijn aan te merken als trajectkosten en drukken op het werkdeel

van de WWB.

De kosten die gemaakt worden voor maatschappelijke participatie ter voorkoming van maatschappelijk

isolement kunnen niet aangemerkt worden als re-integratiekosten en kunnen derhalve niet betaald

worden uit het werkdeel van de WWB. Het algemeen bestuur kan besluiten uitkeringsgerechtigden

met behoud van uitkering deelname aan activiteiten gericht op maatschappelijke participatie toe te

staan. De activiteiten worden dan gezien als welzijnsactiviteiten en daaraan verbonden kosten komen

dan ten laste van de gemeentelijke welzijnsmiddelen. Een keuze voor een andere (gemeentelijke dan

wel ISD-) financiering is uiteraard ook mogelijk.

Het zevende lid geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om nadere regels te stellen. Dit vraagt

nadere uitwerking met betrekking tot financiële en organisatorische aspecten, wellicht in regionaal

verband. In dat kader is het noodzakelijk de positionering van de ISD bij sociale activering als

welzijnszaak nader te bepalen.

Artikel 9 Leerwerkstages

De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied,

waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De leerwerkstage is bedoeld voor

belanghebbenden die op korte termijn (< 1jr) perspectief op betaald werk hebben. Voor de

leerwerkstage geldt dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van de

voorziening. Scholing/training staat voorop.

Het derde lid geeft een duurbeperking. De termijn 6 maanden komt overeen met in de WWB

genoemde termijn van werken met behoud van uitkering. Leerwerkstages zijn een betrekkelijk nieuw

instrument om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term “leerwerkstage” is gekozen om te

benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren

werken staat centraal. Een leerwerkstage is in principe bij iedere werkgever of instelling mogelijk, niet

met uitsluitend de bedoeling daar in dienst te treden.

Re-integratieverordening

Pagina 15 van 17

Artikel 10 Proefplaatsingen

Bij de proefplaatsing is het doel vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk.

Het opdoen van specifiek vaardigheden op de werkplek staat voorop waardoor uitstroom naar betaald

werk mogelijk wordt. Net als de leerwerkstage kan het instrument worden ingezet voor leden van de

doelgroep met een perspectief op betaald werk op korte termijn (< 1jr). Voor de proefplaatsing geldt

net als voor leerwerkstages dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het

instrument. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden en heeft het oogmerk dat aansluitend een

dienstverband wordt aangeboden. Het kabinet is voornemens ook binnen de Werkloosheidswet de

mogelijkheid tot proefplaatsing te creëren, met behoud van uitkering.

Artikel 11 Detacheringsbanen

De WWB houdt de mogelijkheid op om à la de Wiw personen een dienstverband aan te bieden, om op

detacheringsbasis werkervaring op te doen.

Het eerste lid biedt de mogelijk tot het aangaan van het dienstverband aan personen met een WWB-,

IOAW- en IOAZ-uitkering en jongeren beneden de 23 jaar. Voor de doelgroep nuggers/Anw bestaat er

geen plicht om dezelfde voorzieningen aan te bieden als WWB-ers. Nuggers en Anw-ers beschikken

over voldoende inkomsten om in hun levensonderhoud te voorzien. Met hun arbeidsinschakeling

bespaart de gemeente geen uitkeringsgelden. Gelet op de beperkte middelen in het werkdeel ligt het

niet voor de hand om gesubsidieerd werk open te stellen voor deze doelgroep.

In het derde lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden of twee vlakken afspraken

gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als

de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de

begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken

gemaakt over werktijden, verlof, de inhoud van het werk, etc.

Het zesde lid biedt het dagelijks bestuur de bevoegdheid nadere beleidsregels vast te stellen ten

aanzien van de detacheringsbanen, de duur van de subsidie (gekoppeld aan de mate van

productiviteit), de hoogte, en de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidie worden

verbonden.

Artikel 12 Loonkostensubsidies

Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangeven dat het

primair gaat om een re-integratievoorziening. De voorziening wordt ook hier aangeboden aan

personen met een WWB-, IOAW- en IOAZ-uitkering en jongeren beneden de 23 jaar. Voor de

doelgroep nuggers/Anw bestaat er geen plicht om dezelfde voorzieningen aan te bieden als WWBers.

Nuggers en Anw-ers beschikken over voldoende inkomsten om in hun levensonderhoud te

voorzien. Met hun arbeidsinschakeling bespaart de gemeente geen uitkeringsgelden. Gelet op de

beperkte middelen in het werkdeel ligt het niet voor de hand om gesubsidieerd werk open te stellen

voor deze doelgroep.

Het instrument loonkostensubsidies gericht op re-integratie is onder de WWB geheel vormvrij

geworden. Het beleid komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (gekoppeld aan de mate van

productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en

begeleiding). Het vierde lid geeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid hierover nadere regels te

stellen.

Artikel 13 Scholing

In het rapport “Werklozen zonder startkwalificatie”1 wordt geconcludeerd dat de inzet van scholing als

re-integratievoorziening de afgelopen jaren sterk is afgenomen. Dit wordt mede veroorzaakt door het

spanningsveld tussen enerzijds zo snel mogelijke arbeidsinschakeling (de kortste weg naar werk) en

anderzijds de duurzaamheid van arbeidsinpassing. Op basis van het principe «de kortste weg naar

werk» dient ook de scholing zo kort mogelijk te zijn. De praktijk leert dat dat niet werkt, waardoor

klanten snel weer terug in de uitkering raken (draaideureffect). Met name op de duurzaamheid wordt

steeds meer de nadruk gelegd. Dit houdt in dat scholing en training een belangrijke plaats innemen op

de re-integratieladder. Daarbij onderscheiden zich verschillende vormen van scholing en training, die

1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30851, nrs 1-2

Re-integratieverordening

Pagina 16 van 17

allen hun verschillende betekenis hebben. Dit varieert van het verwerven van een startkwalificatie tot

het aanbieden van een functiegerichte training.

Scholing is een voorziening die in het algemeen de mogelijkheid biedt voor duurzame

arbeidsparticipatie. Scholing wordt geïndiceerd voor klanten waarvoor scholing een essentiële

voorwaarde is om kans te maken op een duurzame plaatsing op de arbeidsmarkt. Het uitgangspunt

blijft om eerst de arbeidsmogelijkheden te verkennen waarvoor geen scholing nodig is. Als die er niet

zijn, bijvoorbeeld omdat terugkeer naar het oude beroep niet mogelijk is of omdat de vakkennis van de

uitkeringsgerechtigde is verouderd, behoort scholing tot de mogelijkheden. Vervolgens wordt er

gekeken naar de arbeidsmarktrelevantie van de scholing. Er dient een directe relatie te bestaan met

een vacature of een concrete vraag op de regionale arbeidsmarkt. Tenslotte wordt het scholingsplan

getoetst aan de motivatie en de cognitieve vaardigheden.

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te

geven die in de verordening moeten worden opgenomen. Daarom is dit artikel alleen nodig indien het

dagelijks bestuur op het niveau van de verordening een aantal randvoorwaarden wil formuleren, zoals

die genoemd zijn in het derde lid. Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan

worden als voorziening die ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van

belang zijn indien de klant op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het dagelijks

bestuur als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod

van de gemeente.

Artikel 14 Voorzieningen gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat klanten na uitstroom niet na

een korte periode terugvallen in de uitkering. Het dagelijks bestuur kan ertoe besluiten veel aandacht

te besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. In de meeste

gevallen is nazorg een onderdeel van een re-integratietraject, echter niet in alle gevallen, bijvoorbeeld

als de belanghebbende rechtstreeks is geplaatst, zonder interventie van een re-integratiebedrijf.

Hierdoor ontstaat de noodzaak van de beschikbaarheid van een aparte voorziening met als doel een

duurzame plaatsing te realiseren. In het bijzonder kan gedacht worden aan de zgn. no-riskpolis die het

werkgeversrisico bij uitval door ziekte dekt. Dit risico wordt gedekt door een aparte polis als

voorziening voor nazorg aan te bieden. In het re-integratiebesluit worden nadere regels gesteld ten

aanzien van de toepassing van voorzieningen gericht op nazorg.

Artikel 15 Wiw en IDLW

Omdat de Wiw- en ID-regeling per 1 januari 2004 vervallen, is het noodzakelijk de afspraken met de

bestaande Wiw/ID-werknemers, inleners en werkgevers te herzien. In het beleidsplan 2004 en de

beleidsnotitie Re-integratie “Brug naar de toekomst” wordt uitgelegd wat de komende jaren de

bedoeling met gesubsidieerde arbeid is. Over de toepassing, vorm en financiën heeft het dagelijks

bestuur op 26 april 2004 voor de jaren 2004 en verder een besluit genomen.

Het derde lid geeft aan dat de voormalige Wiw- en ID-dienstbetrekkingen voorzieningen zijn in de zin

van de WWB.

Het vierde lid geeft het dagelijks bestuur op basis van het eerder genoemde besluit van 26 april 2004

de bevoegdheid nadere beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de dienstbetrekkingen en

arbeidsovereenkomsten genoemd in het eerste en tweede lid, de duur van de subsidie, de hoogte, en

de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 16 Inkomstenvrijlating

Met het amendement Bruls is het mogelijk gemaakt de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die

werken in deeltijd voor een deel vrij te laten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten

per maand, tot het in de Wet werk en bijstand in artikel 31, lid 2 onder o, genoemde maximum.

Op grond van de WWB wordt vereist dat het dagelijks bestuur een oordeel velt over de vraag of de

arbeid die door de belanghebbende tegen betaling wordt verricht, bijdraagt aan diens

arbeidsinschakeling. Er zijn weinig situaties voor te stellen waarbij dat niet het geval zal zijn. Met

andere woorden: in beginsel moeten inkomsten uit arbeid die een bijstandsgerechtigde gedurende zes

Re-integratieverordening

Pagina 17 van 17

aaneengesloten maanden heeft verdiend (tot het gestelde maximum) buiten beschouwing worden

gelaten als "aan de bijstandsgerechtigde toe te rekenen middelen". Dat geldt in beginsel voor iedereen

die bijstand geniet. Het onderbreken van de periode van vrijlating heeft geen opschortende werking

ten opzichte van de einddatum.

Artikel 17 Premies

Deze voorziening kenmerkt zich door de uitstroombevorderende werking in bredere zin voor personen

die via een vorm van een re-integratietraject er in slagen algemeen geaccepteerde arbeid te

verkrijgen.

Er wordt onderscheid te maken tussen het einddoel (duurzaam algemeen geaccepteerde arbeid) en

de inzet van voorzieningen om dat doel te bereiken. Als het doel bereikt is dan volgt premie. Dit houdt

dan in dat tijdens het re-integratietraject en de inzet van voorzieningen (sociale activering,

participatieplaats, leerwerkstage, proefplaatsing, detacheringsbaan, loonkostensubsidie, scholing,

oud-ID+-Wiw) géén premie wordt verstrekt. Het recht op een premie ontstaat als via de inzet van het

re-integratietraject en/of de re-integratievoorziening duurzaam algemeen geaccepteerde arbeid wordt

verkregen. Er kan ook sprake zijn van de inzet van een re-integratietraject en/of re-integratievoorziening

door een derde partij, anders dan de ISD, zoals bijvoorbeeld het UWV (betrokkene komt

na een WW-periode in de WWB en kan het UWV-traject afmaken). Ook kan er sprake zijn van een

hulpverleningstraject of traject sociale activering gericht op zelfredzaamheid, ter voorkoming c.q.

doorbreking van sociaal isolement dat door of via een derde partij wordt uitgevoerd. Een dergelijke

traject of voorziening kan gelijk gesteld worden aan een traject of voorziening die door de ISD wordt

uitgevoerd. Onder voorwaarde dat de betrokken persoon tot de WWB-doelgroep behoort en duurzaam

regulier werk vindt, kan een premie toegekend worden.

In het re-integratiebesluit stelt het dagelijks bestuur vervolgens nadere regels over de doelgroepen, de

voorwaarden en de hoogte van de premie.

Artikel 18 Afweging

Een bijzondere positie neemt in de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar. De

belangenafweging ten aanzien van de zorgtaak dient zorgvuldig te geschieden, waarbij flankerende

voorzieningen een cruciale rol spelen. De algemene arbeidsplicht geldt immers voor iedereen. Alleen

op individuele basis is een ontheffing mogelijk. Dit artikel gaat in op die belangenafweging. Daarbij

blijft de eigen verantwoordelijkheid voor de ouder om in kinderopvang te voorzien het uitgangspunt.

Dit is immers geen WWB-voorziening waarop via de WWB aanspraak afgedwongen kan worden. Het

dagelijks bestuur bevordert wel de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen zoals

kinderopvang.

Artikel 20 Beëindiging

Naast de mogelijkheid tot het beëindigen van de voorziening geeft dit artikel het dagelijks bestuur de

bevoegdheid enige tijd geen nieuwe voorziening aan te bieden indien het beoogde doel niet gehaald

is dan wel door verwijtbaar toedoen van de deelnemer een eerdere voorziening (voortijdig) beëindigd

is.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 23 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.