Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR99311
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR99311/14
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels mandaatverlening Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009
Geldend van 01-01-2017 t/m 21-02-2017
Intitulé
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels mandaatverlening Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND, DE COMMISSARIS VAN DE KONING IN DE PROVINCIE GELDERLAND EN DE BEHEERSAUTORITEIT OOST-NEDERLAND, IEDER VOOR WAT BETREFT DE EIGEN BEVOEGDHEDEN;
Gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
BESLUITEN
Vast te stellen de als volgt gewijzigde regeling: Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
- a.
mandaat: zowel mandaat, volmacht als machtiging, tenzij anders wordt aangegeven;
- b.
ondermandaat: mandaat, volmacht of machtiging verleend door een mandataris of een ondermandataris, tenzij anders wordt aangegeven;
- c.
eerste ondermandaat: ondermandaat, verleend door een mandataris;
- d.
tweede ondermandaat: ondermandaat, verleend door een ondermandataris;
- e.
directeur: lid van de directie;
- f.
afdelingsmanager: zowel manager van een afdeling als programmamanager van een prioritair programma.
Hoofdstuk II Instructies
Artikel 2. Mandataris
-
1 Mandaat kan worden verleend aan:
- a.
een collegelid, voor zover het geen bevoegdheid van de Commissaris van de Koning betreft;
- b.
de algemeen directeur;
- c.
een persoon die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning;
- a.
-
2 Mandaat aan een collegelid wordt verleend aan de eerste portefeuillehouder.
-
3 Het bepaalde in dit reglement is niet van toepassing op mandaatverlening als bedoeld in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3. Ondermandaat
-
1 Tenzij bij de mandaatverlening anders is bepaald, kan de algemeen directeur een eerste ondermandaat verlenen aan een directeur, een afdelingsmanager of een externe die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen de provinciale organisatie. Hij kan aan het eerste ondermandaat aanvullende voorwaarden verbinden.
-
2 Het is een ondermandataris toegestaan om een tweede ondermandaat te verlenen.
-
3 Indien een tweede ondermandaat wordt verleend aan een ambtenaar, is dit de hoogste ambtenaar die een inhoudelijke bijdrage levert aan de krachtens het tweede ondermandaat te nemen beslissingen.
Artikel 4. Functie mandataris
-
1 Een mandaat is gebonden aan de functie van de mandataris, tenzij bij de beslissing tot verlening van mandaat anders is bepaald.
-
2 Indien de mandataris in zijn functie wordt opgevolgd door een ander, wordt het mandaat geacht te zijn verleend aan die ander.
Artikel 5. Vervangingsregeling
-
1 Een (onder)mandataris wordt bij de uitoefening van het mandaat als volgt vervangen.
- a.
De algemeen directeur wordt vervangen door een directeur.
- b.
Een directeur wordt vervangen door de algemeen directeur of door een van de andere directeuren.
- c.
Een afdelingsmanager wordt vervangen door de teammanagers die werkzaam zijn op die afdeling.
- d.
Een teammanager wordt vervangen door zijn afdelingsmanager en de overige teammanagers die werkzaam zijn op die afdeling.
- a.
-
2 De afdelingsmanager kan andere personen, werkzaam op zijn afdeling, belasten met de vervanging van de binnen die afdeling werkzame ondermandatarissen.
-
3 De algemeen directeur kan andere personen dan die bedoeld in de voorgaande leden, belasten met de vervanging van een (onder)mandataris.
Artikel 6. Mandaatregister
-
1 Er is een openbaar mandaatregister, waarin de verleende algemene mandaten en de eerste en tweede ondermandaten systematisch worden opgenomen.
-
2 De (onder)mandaatgever draagt zorg voor bekendmaking van een beslissing tot verlening van algemeen mandaat in het Provinciaal Blad. Hij draagt tegelijk zorg voor opname van de beslissing in het mandaatregister.
Artikel 7. Bewijs mondelinge mandaatverlening
-
1 Onverminderd de verantwoordelijkheid van degene die mondeling mandaat heeft verleend, draagt de mandataris zorg dat onverwijld een schriftelijk bewijsstuk wordt opgemaakt van de beslissing tot verlening van mandaat.
-
2 Is de mandataris een collegelid dan draagt de algemeen directeur zorg voor het opmaken van een schriftelijk bewijsstuk als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 8. Instemming tweede portefeuillehouder
Een collegelid neemt geen beslissing krachtens mandaat dan na instemming van de tweede portefeuillehouder.
Artikel 9. Informeren mandaatgever
-
1 De mandataris legt een door hem te nemen beslissing voor aan de mandaatgever indien:
- a.
advies nodig is van anderen en het advies niet aansluit op het eigen standpunt dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt;
- b.
de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven.
- a.
-
2 Het niet voldoen aan de in het vorige lid bedoelde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de krachtens mandaat genomen beslissing.
-
3 De mandataris informeert de mandaatgever onverwijld over een door hem genomen beslissing indien het van belang is dat deze daar kennis van neemt.
Artikel 10. Ondertekening
-
1 Indien mandaat een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten betreft, worden uitgaande stukken ondertekend met: "Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland," gevolgd door de handtekening en naam van de mandataris.
-
2 Indien mandaat een bevoegdheid van de Commissaris van de Koning betreft, worden uitgaande stukken ondertekend met: "Namens de Commissaris van de Koning van Gelderland", gevolgd door de handtekening en naam van de mandataris.
-
3 Indien volmacht is verleend om namens de Commissaris van de Koning de provincie in en buiten rechte te vertegenwoordigen, wordt ondertekend met: "De provincie Gelderland, namens de Commissaris van de Koning van Gelderland", gevolgd door de handtekening en naam van de gevolmachtigde.
-
4 Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing voor zover het betreft de bekendmaking en mededeling van in mandaat genomen ontwerpbeslissingen of beslissingen van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning in het Provinciaal Blad of in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. In dat geval luidt de ondertekening “Gedeputeerde Staten van Gelderland" respectievelijk "Commissaris van de Koning van Gelderland".
-
5 Indien mandaat een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten betreft ter uitvoering van taken als managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Oost-Nederland 2014-2020 betreft, worden uitgaande stukken ondertekend met: "Namens de Managementautoriteit Oost-Nederland", gevolgd door de handtekening en naam van de mandataris.
Artikel 11. Elektronisch besluitvormingssysteem
-
1 Een mandataris neemt beslissingen krachtens mandaat door het geven van een akkoord in het elektronisch besluitvormingssysteem.
-
2 De algemeen directeur kan bepalen dat in afwijking van het eerste lid, bepaalde eenvoudige beslissingen of bepaalde categorieen van eenvoudige beslissingen kunnen worden genomen zonder gebruikmaking van het elektronisch besluitvormingssysteem.
Artikel 12. Begrenzing
-
1 Een ieder die een mandaat, eerste ondermandaat, dan wel tweede ondermandaat heeft, kan van zijn bevoegdheid slechts gebruik maken voorzover dat past binnen zijn taak en verantwoordelijkheid en hij binnen het aan hem toegekende budget blijft.
-
2 Een mandataris oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 13. Financiële verplichtingen
Indien het eerste of tweede ondermandaat tot het aangaan van financiële verplichtingen is verleend aan een ander dan de houder van het budget ten laste waarvan de verplichtingen worden gebracht, behoeft de ondermandataris voor het nemen van een beslissing krachtens een dergelijk ondermandaat de instemming van de budgethouder.
Artikel 14. Eerste en tweede ondermandaat
Het bepaalde in de artikelen 4, 5, 7 lid 1, 9 tot en met 12 is van toepassing op de eerste en tweede ondermandataris en het eerste en tweede ondermandaat.
Hoofdstuk III Mandaat algemene bevoegdheden
Paragraaf I Voorbereiding, bekendmaking, uitvoering en goedkeuring
Artikel 15. Voorbereiding- en uitvoeringsbesluiten.
-
1 Een (eerste of tweede onder)mandataris is bevoegd tot het verrichten van alle handelingen, benodigd voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een beslissing krachtens (eerste of tweede onder)mandaat, tenzij bij de beslissing tot verlening van (eerste of tweede onder)mandaat anders is bepaald.
-
2 De algemeen directeur is bevoegd tot het verrichten van alle handelingen, benodigd voor de voorbereiding, de bekendmaking en uitvoering van:
- a.
een door een portefeuillehouder te nemen beslissing krachtens mandaat, tenzij bij de verlening van het mandaat anders is bepaald;
- b.
door Provinciale Staten vast te stellen beleidsplannen, verordeningen en het provinciale milieuprogramma, alsmede het doen van mededelingen over de vaststelling of wijziging van deze besluiten;
- c.
een besluit van Provinciale Staten in verband met subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;
- a.
-
3 De algemeen directeur is bevoegd in het kader van de door het provinciebestuur uitgeoefende bevoegdheden:
- a.
de noodzakelijke inlichtingen te vragen;
- b.
natuurlijke of rechtspersonen in de gelegenheid stellen tot het indienen van zienswijzen;
- c.
het horen van de aanvrager en andere belanghebbenden voorafgaand aan het nemen van de beslissing op de aanvraag;
- d.
adviezen te verstrekken aan natuurlijke en rechtspersonen;
- e.
aanbevelingen te doen;
- f.
het buiten behandeling laten van een aanvraag;
- g.
zienswijzen of bedenkingen naar voren te brengen of door te zenden;
- h.
een aanvraagformulier vast te stellen.
- a.
-
4 De algemeen directeur is bevoegd tot bekendmaking en mededeling van ontwerpbeslissingen en beslissingen van een bestuursorgaan die niet krachtens mandaat zijn genomen.
Artikel 16. Goedkeuring
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in het kader van goedkeuring:
- a.
voorbereidingshandelingen;
- b.
besluiten tot verdaging van het besluit tot goedkeuring;
- c.
bieden van gelegenheid tot overleg met betrokken bestuursorganen.
- a.
-
2 De algemeen directeur is bevoegd, ter voldoening aan een wettelijke verplichting, tot het toezenden van een beslissing aan een ander bestuursorgaan dan wel het verzoeken om goedkeuring van een beslissing.
Paragraaf II Subsidie, vergunning, milieueffectrapportage
Artikel 17. Subsidie
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van besluiten omtrent verlening van subsidie tot en met € 125.000,-- .
-
2 De algemeen directeur is bevoegd tot het vaststellen van subsidie zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening tot en met € 125.000,--.
-
3 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van subsidiebeschikkingen met eenbedrag hoger dan € 125.000,-- ter uitvoering van beslissingen van Gedeputeerde Staten omtrent verlening van subsidie, waarbij de ontvanger, het bedrag en de omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend door Gedeputeerde Staten zijn bepaald.
-
4 De algemeen directeur is bevoegd tot het intrekken of wijzigen van een subsidie, niet inhoudende een verhoging van het verleende bedrag, en tot het vaststellen van een subsidie overeenkomstig of lager dan de subsidieverlening.
-
5 De algemeen directeur is bevoegd tot het verlenen van een voorschot als bedoeld in artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
6 De algemeen directeur is bevoegd tot het terugvorderen of verrekenen van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten.
-
7 De algemeen directeur is bevoegd tot het afwijzen van subsidieverzoeken als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016, tot het afwijzen van verzoeken waarop artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en tot het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016.
-
8 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beschikkingen op subsidieaanvragen ter uitvoering van besluiten van Provinciale Staten waarbij de bevoegdheid tot subsidieverstrekking aan Gedeputeerde Staten is gedelegeerd.
Artikel 18. Vergunning en ontheffing
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met vergunningverlening:
- a.
besluiten in verband met toetsing van de ontvankelijkheid van een aanvraag om vergunning;
- b.
besluiten op aanvragen om vergunning;
- c.
besluiten ambtshalve of op verzoek tot wijziging of intrekking van een vergunning;
- d.
besluiten naar aanleiding van een melding;
- e.
besluiten omtrent nadere eisen die krachtens de vergunning gesteld kunnen worden;
- f.
vervallen per 1 april 2013;
- g.
vervallen per 1 april 2013;
- h.
beslissingen omtrent het voeren van correspondentie over financiële zekerheidsstelling en over handhaving van vergunningvoorschriften met betrekking tot financiële zekerheid, met uitzondering van beslissingen inhoudende het opleggen van bestuursrechtelijke maatregelen;
- a.
-
2 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met ontheffingverlening:
- a.
beslissingen op aanvragen tot ontheffing;
- b.
het wijzigen en het intrekken van een ontheffing;
- a.
-
3 Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op vergunningbeslissingen en ontheffingen gebaseerd op wetten en regelingen die zijn opgenomen in bijlage I van dit reglement.
Artikel 18a. Verklaring van geen bedenkingen
-
1. De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen tot het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover deze betrekking heeft op Natura 2000-gebieden (Besluit omgevingsrecht, artikel 2.2aa)
-
2. De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen tot het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover deze betrekking heeft op de bescherming van dier- en plantensoorten (Besluit omgevingsrecht, artikel 6.10a).
Artikel 19. Milieueffectrapportage
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het verrichten van procedurele handelingen benodigd voor de voorbereiding, uitvoering en bekendmaking van beslissingen in het kader van milieueffectrapportage voor plannen en besluiten.
-
2 De algemeen directeur is bevoegd tot het geven van adviezen in het kader van milieueffectrapportage voor plannen en besluiten.
-
3 De algemeen directeur is bevoegd een m.e.r-beoordelingsbesluit te nemen, indien het nemen van dit besluit gekoppeld is aan een besluit waarvan de bevoegdheid tot het nemen daarvan gemandateerd is.
Paragraaf III Handhaving
Artikel 20. Handhaving door collegelid
Een collegelid is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met handhaving:
- a.
het verlenen, weigeren of intrekken van een gedoogbeschikking die afwijkt van de vigerende gedoogbeleidsregels;
- b.
de intrekking van een vergunning of ontheffing als sanctie;
- c.
een beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, die op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of op een deel van een dergelijke inrichting betrekking heeft en die een stillegging van het primaire productieproces tot gevolg heeft;
- d.
Een beschikking tot het opleggen van een last onder dwangsom, die op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of op een deel van een dergelijke inrichting betrekking heeft en die een stillegging van het primaire productieproces tot gevolg heeft.
Artikel 21. Handhaving door algemeen directeur
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met handhaving:
- a.
het beslissen op een verzoek tot handhaving;
- b.
het verlenen, weigeren, intrekken van een beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom;
- c.
het verlenen, weigeren of intrekken van een gedoogbeschikking die past binnen de vigerende gedoogbeleidsregels;
- d.
het verlengen van de termijn van een gedoogbeschikking;
- e.
het verminderen, opschorten of opheffen van de werking van een last onder dwangsom en het innen van een verbeurde dwangsom;
- f.
vervallen per 1 april 2013;
- g.
vervallen per 1 april 2013;
- h.
vervallen per 1 april 2013;
- i.
het instellen van onderzoek naar veiligheid op grond van de Wet hygiëne veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;
- j.
het met betrekking tot een badinrichting of een andere plaats die wordt gebruikt voor het zwemmen, geven van een last tot sluiten, het instellen van een zwemverbod of het uitbrengen van een negatief zwemadvies, alsmede het intrekken van een last tot sluiten, ingesteld zwemverbod of negatief zwemadvies;
- k.
het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn om het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument te herstellen of te behouden en van het voornemen daartoe schriftelijk mededeling doen aan eigenaar en gebruiker.
- a.
-
2 Het eerste lid, aanhef en onder b, is voor de beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of tot het opleggen van een last onder dwangsom van toepassing op een beschikking die een gehele dan wel een deel van de inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht betreft en die niet een stillegging van het primaire productieproces tot gevolg heeft.
-
3 De voorgaande leden zijn van toepassing op handhavingbeslissingen gebaseerd op wetten en regelingen die zijn opgenomen in bijlage II van dit reglement.
Paragraaf IV Bepalingen over bezwaar, beroep, mediation en klachten
Artikel 22. Bezwaar
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van bezwaarschriften:
- a.
het verlenen van verder uitstel voor de beslissing op het bezwaarschrift indien:
- 1e.
verder uitstel is nodig in verband met de naleving van wettelijke voorschriften; of
- 2e.
de indiener instemt; en
- 3e.
andere belanghebbenden niet in hun belangen worden geschaad of zij daarmee instemmen;
- 1e.
- b.
het indienen van een verweerschrift en andere processtukken;
- c.
de vertegenwoordiging tijdens de hoorzitting.
Artikel 23. Beroepschriften
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van bij Gedeputeerde Staten ingediende beroepschriften:
- a.
schriftelijk bevestigen van de ontvangst van een beroepschrift.
Artikel 24. Rechtsgedingen
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen in verband met het voeren van rechtsgedingen, arbitrage, het maken van bezwaar en het instellen van administratief beroep en (hoger) beroep bij een administratieve en burgerlijke rechter namens de provincie of het provinciebestuur, voorzover het betreft:
- a.
het indienen van een verweerschrift, repliek, dupliek en andere processtukken;
- b.
de vertegenwoordiging ter zitting;
- c.
het doen van verzet;
- d.
het indienen van een pro forma bezwaarschrift, beroepschrift en verzoekschrift bij een bestuursorgaan of een rechter in gevallen waarbij een besluit van Gedeputeerde Staten niet kan worden afgewacht.
- a.
-
2 Het besluit als bedoeld in eerste lid onder d wordt zo spoedig mogelijk door Gedeputeerde Staten bekrachtigd.
Artikel 25. Mediation
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met mediation:
- a.
het beslissen over deelname aan mediation alsmede het ondertekenen van de mediationovereenkomst;
- b.
het vertegenwoordigen van het provinciebestuur in geval van deelname aan mediation;
- c.
het beslissen over het aangaan van een vaststellingsovereenkomst alsmede het ondertekenen ervan.
- a.
-
2 Met uitzondering van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan ten aanzien van de in het eerste lid genoemde bevoegdheden geen tweede ondermandaat worden verleend.
-
3 De algemeen directeur wint over de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, tevoren advies in van de ambtelijke eenheid belast met mediation indien de mediation betrekking heeft op een kwestie, dat aanhangig is gemaakt door indiening van een bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift.
-
4 De algemeen directeur wint over de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, tevoren advies in van de ambtelijke eenheid belast met mediation indien de mediation betrekking heeft op een kwestie met een ambtenaar van de provincie, waarover geen bezwaarschrift of klaagschrift is ingediend.
Artikel 26. Klachten
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van klaagschriften:
- a.
het schriftelijk bevestigen van de ontvangst van het klaagschrift;
- b.
het niet in behandeling nemen van de klacht en het mededeling daarvan doen aan de klager;
- c.
de klager in de gelegenheid stellen om zijn klaagschrift aan te vullen;
- d.
het met de klager in overleg treden om tot een minnelijke oplossing te komen;
- e.
het verdagen van de afhandeling van het klaagschrift;
- f.
het indienen van een verweerschrift;
- g.
de vertegenwoordiging tijdens de hoorzitting.
Paragraaf V Overige bevoegdheden
Artikel 27. Overige publiekrechtelijke bevoegdheden
De algemeen directeur is bevoegd tot:
- a.
het nemen van besluiten omtrent verzoeken ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur;
- b.
het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen verband houdende met het bieden van gelegenheid tot inspraak op grond van de Inspraakverordening provincie Gelderland 2004, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of een andere wettelijke regeling;
- c.
het in kennis stellen van het statenlid van het feit dat zijn vraag niet binnen de voorgeschreven termijn kan worden beantwoord en het aangeven van de termijn waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden;
- d.
het aanvragen van een subsidie of een bijdrage bij een ander bestuursorgaan of een derde;
- e.
het aanvragen van ontheffingen of vergunningen bij een ander bestuursorgaan;
- f.
het nemen van beslissingen naar aanleiding van verzoeken om een dwangsom bij niet tijdig beslissen;
- g.
het meedelen aan de aanvrager van een dreigende termijnoverschrijding en het verlengen van de beslistermijn;
- h.
toepassing geven aan het bepaalde in artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht;
- i.
toepassing geven aan het bepaalde in artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
- j.
het nemen van besluiten naar aanleiding van verzoeken ingevolge de Wet hergebruik van overheidsinformatie;
- k.
het nemen van besluiten op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, 40 of 41 van die wet.
Artikel 28. Privaatrechtelijke rechtshandelingen
-
1 De algemeen directeur is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten en de provincie terzake te vertegenwoordigen.
-
2 Een tweede ondermandaat voor de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend worden verleend aan een ambtenaar met een leidinggevende functie dan wel een ambtenaar die is aangesteld als programma- of projectmanager. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan een tweede ondermandaat tot het nemen van beslissingen ter voorbereiding en uitvoering van privaatrechtelijke rechtshandelingen ook worden verleend aan een andere ambtenaar dan de daar bedoelde ambtenaren.
-
3 Bij afwijking van de terzake door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels legt de (onder)mandataris een door hem te nemen beslissing voor aan de mandaatgever. Het bepaalde in de vorige volzin vindt geen toepassing indien wordt afgeweken van de Algemene inkoopvoorwaarden Gelderland 2015 of toepassing wordt gegeven aan artikel 2, tweede lid, of artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels aanbesteding Gelderland 2013.
Artikel 29. Feitelijke aangelegenheden
-
1 Een collegelid is bevoegd tot het beslissen omtrent het voeren van correspondentie over feitelijke aangelegenheden, tenzij daaraan financiële, politieke of beleidsmatige gevolgen verbonden zijn.
-
2 Indien een beslissing als bedoeld in het eerste lid een persoonlijke aangelegenheid betreft, is artikel 10, eerste lid, niet van toepassing.
-
3 De algemeen directeur is bevoegd tot het beslissen omtrent het voeren van correspondentie over feitelijke aangelegenheden, tenzij daaraan financiële, politieke of beleidsmatige gevolgen zijn verbonden, voor zover deze bevoegdheid niet aan een collegelid is toegekend.
-
4 De Commissaris van de Koning en de secretaris zijn bevoegd tot het versturen van brieven aan Provinciale Staten en aan Statencommissies met mededelingen van feitelijke aard namens de leden van het college van Gedeputeerde Staten.
Artikel 29a. Bevoegdheden afdelings- en teammanagers
-
1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder b, zijn afdelingsmanagers en teammanagers bevoegd tot het nemen van besluiten en het uitvoeren van handelingen als bedoeld in de artikelen 15, 16, 19 en 22 tot en met 28 en 29, lid 3.
-
2 Afdelingsmanagers en teammanagers zijn bevoegd een ondermandaat te verlenen tot het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid. Artikel 3, tweede lid, is niet van toepassing.
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 30. Slotbepalingen
-
1 Dit reglement wordt aangehaald als: Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009.
-
2 Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2009.
-
3 Het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2006 wordt ingetrokken met ingang van het in het tweede lid bedoelde tijdstip.
Ondertekening
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Bijlage I Behorende bij het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009
Vergunningen
- -
Ontgrondingenwet;
- -
Waterwet;
- -
Wet natuurbescherming;
- -
Omgevingsverordening Gelderland;
- -
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover samenhangend met de Wet natuurbescherming.
Ontheffingen
- -
Wet milieubeheer;
- -
Wet natuurbescherming;
- -
Omgevingsverordening Gelderland;
- -
Lozingenbesluit bodembescherming;
- -
Wegenverkeerswet 1994;
- -
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
de Regeling voertuigen;
- -
Reglement rijbewijzen.
Bijlage II Behorende bij het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009
- -
Algemene wet bestuursrecht;
- -
Wet milieubeheer;
- -
Waterwet;
- -
Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;
- -
Ontgrondingenwet;
- -
Wet natuurbescherming
- -
Omgevingsverordening Gelderland;
- -
Wet Luchtvaart;
- -
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Toelichting
Algemeen
Het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009 is een regeling voor de gehele provinciale organisatie ten aanzien van het opdragen van bevoegdheden tot het verrichten van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. Een regeling derhalve, die alle vormen van vertegenwoordiging betreft: mandaat, volmacht en machtiging. Hiermee wordt een transparant kader voor al deze vormen van vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning beoogd. Transparant in die zin dat duidelijk is wie namens deze bestuursorganen waarover mag beslissen en dat voor derden herkenbaar is wie een beslissing feitelijk heeft genomen. Naast een aantal algemene beginselen die van toepassing zijn op alle besluiten tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging, bevat het reglement een aantal algemene bevoegdheden. Mandaat is de (publieke) vertegenwoordigingsvorm die centraal staat in de Algemene wet bestuursrecht. De Algemene wet bestuursrecht (artikel 10.1) verstaat onder mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Onder een besluit verstaat de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1.3, eerste lid): een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het bestuursorgaan dat mandaat verleent, blijft volledig verantwoordelijk. Daarom kan het bestuursorgaan degene aan wie mandaat is verleend instructies en beleidsregels geven of de bevoegdheid zelf uitoefenen, zonder dat het daarvoor het gegeven mandaat behoeft in te trekken. Mandaat is in beginsel toegestaan, tenzij het bij wettelijk voorschrift is verboden of de aard van de bevoegdheid zich er tegen verzet. De mandaatgever kan toestaan dat eerste en tweede ondermandaat wordt verleend: in dat geval verleent degene die het (onder) mandaat heeft ontvangen op zijn beurt (onder)mandaat aan een ander. Het verlenen van (eerste/tweede onder)mandaat, doorkruist de hiërarchische verhoudingen binnen de provinciale organisatie niet. In onderstaand schema is weergegeven hoe (onder)mandatering in de provinciale organisatie is belegd: (zie voor het schema Provinciaal Blad 2008/14). Een uitzondering op dit schema vormen de bevoegdheden die zijn genoemd in artikel 29a van het reglement, omdat deze rechtstreeks door Gedeputeerde Staten aan de afdelings- en teammanagers zijn verleend.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Bestuursorganen verrichten naast publiekrechtelijke rechtshandelingen ook privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. In die gevallen wordt bij vertegenwoordiging niet van mandaat gesproken, maar van volmacht respectievelijk machtiging. Om te voorkomen dat voor de verschillende vormen van vertegenwoordiging verschillende regimes zouden gelden, verklaart de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:12) dat alle bepalingen die betrekking hebben op mandaat van overeenkomstige toepassing zijn indien een bestuursorgaan volmacht of machtiging verleent aan een ander werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid. Van deze benadering is ook bij dit reglement uitgegaan: het gaat over mandaat, maar is ook van toepassing op volmacht en machtiging.
Artikel 2. Het reglement staat drie vormen van mandaat toe: mandaat aan een collegelid, i.c. de eerste portefeuillehouder, de algemeen directeur of een persoon die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning. De portefeuillehouder is belast met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde portefeuille van tot het bestuur behorende zaken. Ondermandaten aan ambtenaren worden in beginsel via een mandaat aan de algemeen directeur verleend, zulks in verband met diens verantwoordelijkheid voor het functioneren van de provinciale organisatie in het algemeen. Om het aantal uitvoeringshandelingen met betrekking tot het mandaatstelsel te beperken is een uitzondering op dit beginsel opgenomen in artikel 29a op grond waarvan bevoegdheden rechtstreeks aan ambtelijke afdelingsen teammanagers worden verleend.
Artikel 3. De algemeen directeur kan een eerste ondermandaat verlenen aan een directeur of aan een afdelingsmanager, tenzij Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning expliciet hebben aangeven dat zulks niet het geval is. De algemeen directeur kan tot op zekere hoogte een eerste ondermaat verlenen aan een externe, namelijk indien die externe werkzaam is onder zijn verantwoordelijkheid binnen de provinciale organisatie, bijvoorbeeld een interim-functionaris. De algemeen directeur kan dus geen ondermandaat verlenen aan personen die niet onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning werkzaam zijn. Deze bevoegdheid is voorbehouden aan de bestuursorganen zelf. Het verlenen van mandaat aan deze externen die niet functioneren binnen de provinciale organisatie is relatief uniek en vergt een afzonderlijke bestuurlijke afweging. Dit geldt a fortiori voor het verlenen van volmacht of machtiging aan externen, aangezien hier de regels van de Algemene wet bestuursrecht niet op van toepassing zijn. De ondermandataris kan een tweede ondermandaat verlenen aan de hoogste in de hiërarchie van de provinciale organisatie die nog een feitelijke toegevoegde waarde heeft. Ondermandaat hoger in de hiërarchie is niet wenselijk omdat dat slechts een rituele en geen materiële betekenis zou hebben. Uit dit artikel blijkt tevens dat een collegelid, anders dan de algemeen directeur, niet de bevoegdheid heeft ondermandaat te verlenen. De reden is dat indien dit wel de regel zou zijn, de hiërarchische lijn binnen de ambtelijke organisatie doorbroken zou worden, met een onduidelijke en minder overzichtelijke verantwoordelijkheidsrelatie als gevolg. Indien het toch gewenst is bevoegdheden door de ambtelijke organisatie te laten uitoefenen, zal dit via het verlenen van mandaat aan de algemeen directeur gestalte kunnen krijgen. Voor deze bevoegdheden is een voorziening getroffen in artikel 15, tweede en derde lid.
Artikel 4. Algemeen mandaat, een eerste en tweede ondermandaat wordt in principe verleend aan een functionaris en niet aan een persoon, omdat daarmee wordt voorkomen dat personele wisselingen noodzaken tot aanpassing van mandaatbesluiten. Er kunnen evenwel nader te motiveren omstandigheden zijn die ertoe leiden dat het verlenen van mandaat, eerste/tweede ondermandaat aan een persoon de voorkeur verdient.
Artikel 5. Het eerste lid van dit artikel bevat de hoofdregels van de vervanging van mandatarissen en ondermandatarissen. Directeuren vervangen elkaar en binnen een afdeling vervangen de managers elkaar. Indien er behoefte is aan meer vervangers binnen een afdeling dan kan de afdelingsmanager, gezien zijn integrale verantwoordelijkheid voor de gang van zaken binnen zijn afdeling, daartoe besluiten. In het derde lid is een vangnetbepaling opgenomen voor situaties die niet worden gedekt door de twee voorgaande leden. In deze situaties kan de algemeen directeur een vervanger aanwijzen.
Artikel 6. Beslissingen tot verlening van mandaat, eerste/tweede ondermandaat treden pas in werking als deze op de juiste wijze zijn bekendgemaakt. Beslissingen tot verlening van mandaat, eerste/tweede ondermandaat behoren volgens de terminologie van afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht tot de categorie die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, maar een algemeen karakter hebben. Deze mandaten worden, net als de mandaten aan een externe, schriftelijk verleend. Hiervoor is een algemene bekendmaking van toepassing. Deze algemene bekendmaking heeft de vorm van een integrale publicatie van de beslissing tot verlening van mandaat, eerste/tweede ondermandaat in het Provinciaal Blad. Tevens wordt iedere beslissing tot verlening van mandaat, eerste/tweede ondermandaat opgenomen in het mandaatregister in de bibliotheek van de provincie.
Artikel 7. Dit artikel is opgenomen omdat artikel 10:5 van de Algemene wet bestuursrecht alleen regelt dat schriftelijk mandaat moet worden verleend bij: a) algemeen mandaat en bij b) mandaat voor een bepaald geval aan een ander die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever. Het is uit een oogpunt van transparantie van belang dat mondeling verleend mandaat voor een bepaald geval óók schriftelijk kan worden bewezen.
Artikel 8. Voor wat betreft mandaat aan een collegelid is opgenomen dat dit alleen kan worden uitgeoefend met instemming van de tweede portefeuillehouder. Daarmee wordt recht gedaan aan het beginsel van collegiaal bestuur.
Artikel 9. Weliswaar mag de (eerste of tweede onder)mandataris de bevoegdheid uitoefenen, maar de (eerste of tweede onder)mandaatgever blijft verantwoordelijk. Om aan deze verantwoordelijkheid inhoud te kunnen geven, heeft degene aan wie het (eerste of tweede onder)mandaat is verleend de plicht om de (eerste of tweede onder)mandaatgever waar nodig tijdig een door hem te nemen beslissing voor te leggen. De (eerste of tweede onder)mandataris vraagt daarmee om sturing van de mandaatgever. Anders dan in het eerste en tweede lid wordt in het geval van het derde lid het mandaat gewoon uitgeoefend, maar wordt de (eerste of tweede onder)mandaatgever achteraf op de hoogte gesteld.
Artikel 10. Het is van belang dat stukken die van de provincie uitgaan op een uniforme wijze worden ondertekend. De standaardformuleringen zijn in dit artikel vastgelegd. In het vierde lid is bepaald dat de standaardformuleringen in het eerste en tweede lid niet gelden voor wat betreft - kort samengevat - bekendmakingen in dagbladen, e.d. In dat geval luidt de ondertekening "Gedeputeerde Staten van Gelderland" respectievelijk "Commissaris van de Koning van Gelderland".
Artikel 11. Voor alle te nemen beslissingen wordt in principe gebruikgemaakt van het minuutformulier volgens de daarvoor geldende regels (de Handleiding minuut). Het kan evenwel voorkomen dat de aard van de beslissing zich tegen gebruik van het minuutformulier verzet. Dat geldt bijvoorbeeld voor beslissingen die op locatie genomen moeten worden.
Artikel 12. In het eerste lid is aangegeven dat een taak en verantwoordelijkheid van de mandataris onder meer wordt beperkt door budget. Of een ambtenaar een budget heeft en hoe hoog dit budget is, blijkt uit de provinciale financiële administratie. Het tweede lid strekt ertoe verstrengeling van persoonlijke en openbare belangen te voorkomen. Het begrip "persoonlijk belang" moet blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 7 augustus 2002 inzake Winsum ruim worden genomen. Het kan daarbij gaan om belangen die strikt in de privé-sfeer liggen, maar ook om belangen van bedrijven, instellingen of personen, waarmee de mandataris is verbonden via een nevenfunctie of door familie-, vriendschaps- of daarmee gelijk te stellen relaties.
Artikel 13. De bepaling in het eerste lid over de houder van het budget is opgenomen om te waarborgen dat de bevoegdheid om financiële verplichtingen aan te gaan en de verantwoordelijkheid voor provinciale budgetten met elkaar zijn verbonden. Dit geldt voor publiekrechtelijke (zoals subsidieverlening) en privaatrechtelijke rechtshandelingen (aanschaf nieuwe bureaustoelen). In het tweede lid is geregeld dat in de situatie waarin niet een medewerker, maar de budgethouder zelf een minuut maakt, deze minuut, gezien het zogenaamde principe van de “vier ogen”, wordt voorzien van een medeparaaf van de leidinggevende van de budgethouder.
Artikel 15. Op basis van het eerste en het tweede lid is de algemeen directeur bevoegd (procedurele) beslissingen te nemen voorafgaand aan de feitelijke besluitvorming. Het gaat daarbij onder meer om artikel 2.2 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998, de artikelen 2:3, 4:5, 4:7, 4:8 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht. De besluitvorming ten principale vindt ten aanzien van het tweede lid steeds door het bevoegde bestuursorgaan plaats. Artikel 15, tweede lid sub b regelt de mandatering van de bevoegdheid tot het verrichten van voorbereidende en uitvoerende handelingen met betrekking tot de provinciale beleidsplannen, de verordeningen en het provinciale milieuprogramma. Onder de provinciale beleidsplannen worden onder andere begrepen: de structuurvisie, het provinciaal verkeers- en vervoerplan, het Gelders milieuplan, het provinciale waterhuishoudingsplan, enzovoort. De beslissing tot het vaststellen van de provinciale beleidsplannen is niet gemandateerd. Op basis van het tweede lid sub c kunnen beslissingen ter voorbereiding en uitvoering van subsidieverstrekkingsbesluiten van Provinciale Staten door de algemeen directeur worden afgedaan. Het gaat dan onder meer om de bevoegdheid tot het verlenen en betalen van voorschotten, betaling van subsidiebedragen in gedeelten en het vaststellen van subsidie. Het tweede lid heeft betrekking op het voldoen aan procedurele handelingen die in wetgeving van het Rijk is opgedragen aan Gedeputeerde Staten. Gedacht kan worden aan bepalingen in de Provinciewet, Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, Wet ziekenhuisvoorzieningen, Pachtwet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Monumentenwet 1988. De bekendmaking en mededeling van beslissingen die niet in mandaat zijn genomen, was tot en met 2011 beperkt tot publicaties in het Provinciaal Blad en in dag-, nieuws- of huisaan-huisbladen. Deze beperking is geschrapt omdat beslissingen steeds vaker niet meer in dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen worden gepubliceerd maar in plaats daarvan op elektronische wijze worden bekendgemaakt of meegedeeld (bijvoorbeeld op de provinciale website).
Artikel 16. Dit artikel regelt de mandatering van voorbereidingshandelingen van goedkeuring in de zin van artikel 10:25 Algemene wet bestuursrecht. Onder deze voorbereidingshandelingen vallen bijvoorbeeld het besluiten tot verdaging goedkeuring (artikel 10:31, tweede lid, Awb) en het bieden van gelegenheid tot overleg met betrokken bestuursorganen (artikel 10:30 Awb). De beslissing tot goedkeuring zelf is niet gemandateerd. In bijzondere mandaten is in sommige gevallen een mandaat opgenomen van de bevoegdheid tot goedkeuring. Het derde lid heeft betrekking op toezending van stukken en het verzoeken om goedkeuring gebaseerd op een wettelijk voorschrift, bijvoorbeeld het toezenden van provinciale verordeningen aan het ministerie van BZK op grond van artikel 95 van de Provinciewet of op grond van artikel 96 van de Provinciewet bij de minister van BZK goedkeuring vragen voor een provinciale verordening.
Artikel 17. In dit artikel is een staffel voor besluitvorming omtrent subsidieverlening vastgesteld. Het betreft niet alleen besluiten tot verstrekking van subsidie, maar ook besluiten tot weigering, intrekking en terugvordering van subsidie. Bepalend voor de besluitvorming is het bedrag in de aanvraag om subsidie. Afhankelijk van de wijze van subsidieverstrekking is dit inclusief of exclusief btw.
In het derde lid worden onder beslissingen van Gedeputeerde Staten verstaan: - programma’s; - verdeelnotities; - tenders, waarbij Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger, het te verlenen bedrag en een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend hebben aangeduid. In de individuele subsidiebeschikkingen worden vervolgens de verplichtingen omschreven die aan de subsidieontvanger worden opgelegd. Voor het nemen van die individuele beschikkingen wordt middels dit artikellid mandaat verleend.
De grens tussen de aanvragen die op basis van mandaat kunnen worden afgedaan (aanvragen van subsidie tot en met € 50.000, -) en de aanvragen die eerst aan Gedeputeerde Staten moeten worden voorgelegd (aanvragen van subsidie tot een bedrag hoger dan € 50.000, -) is opgetrokken tot € 125.000, -. Deze wijziging houdt verband met de implementatie op provinciaal niveau van het zogenaamde Rijksbrede Subsidiekader. Op grond van dit kader geldt voor subsidies tot en met € 125.000, - een verlicht regime met minder zware administratieve lasten voor de subsidieontvanger dan voor subsidies boven dat bedrag. Dit verlichte regime rechtvaardigt ook een besluitvorming op basis van ambtelijk mandaat, waardoor aanvragers sneller een besluit kunnen ontvangen.
In het vierde lid is een aantal bevoegdheden neergelegd die administratief regelmatig moeten worden toegepast, te weten het intrekken en wijzigen van verleende subsidies (namelijk als de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of anders worden uitgevoerd) en het vaststellen van de subsidie overeenkomstig of lager dan de verlening. Van dit mandaat wordt geen gebruik gemaakt als dit maatschappelijk, beleidsmatig, politiek, juridisch of financieel gevoelig ligt (zie artikel 9, eerste lid, onder b).
In het vijfde lid is de bevoegdheid tot het verlenen van een voorschot gemandateerd. Het voorschot kan worden verleend op een verleende subsidie als bedoeld in het eerste en derde lid, op een verleende subsidie door Provinciale Staten, dan wel als bedoeld in artikel 6.1 van de Verordening voor Welzijn, Zorg en Cultuur Gelderland 2005 en artikel 5.1 van de Verordening Jeugdzorg Gelderland 2005.
In het zesde lid is de bevoegdheid gemandateerd om bedragen terug te vorderen of te verrekenen. In dit stadium van het subsidieproces spelen er immers geen politieke afwegingen meer. De bevoegdheid om deze bedragen niet terug te vorderen valt niet onder dit mandaat.
In het zevende lid wordt mandaat verleend voor de afwijzing van zogenaamde ongereglementeerde subsidieverzoeken. Het gaat daarbij om subsidieverzoeken ingediend buiten de in de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 voorgeschreven termijn, voor activiteiten waarvoor geen bijzondere subsidieregeling geldt en waarvoor op de provinciale begroting ook geen gelden beschikbaar zijn gesteld. Tevens is in dit lid de bevoegdheid gemandateerd om aanvragen van subsidie af te wijzen indien door de inwilliging daarvan het desbetreffende subsidieplafond zou worden overschreden. Het betreft hier een imperatieve weigeringsgrond, zodat in een dergelijk geval geen bestuurlijke afweging behoeft te worden gemaakt. Ten slotte wordt in dit artikel ook de bevoegdheid gemandateerd toestemming te verlenen voor het verrichten van de in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde rechtshandelingen van de subsidieontvanger. Ook ten aanzien van deze rechtshandelingen is geen bestuurlijke afweging vereist.
Het achtste lid ziet op de situatie dat Provinciaal Staten besluiten om subsidie te verlenen, waarbij de subsidie-ontvanger en het te verlenen bedrag bekend zijn en waarbij de bevoegdheid om de besluit te nemen aan Gedeputeerde Staten is gedelegeerd.
Artikel 19. Dit artikel regelt de mandatering van procedurele bevoegdheden die verband houden met de milieueffectrapportage en in specifieke gevallen het nemen van het m.e.r-beoordelingsbesluit. Op grond van het eerste lid is de algemeen directeur bevoegd procedurele handelingen te verrichten die voorafgaan aan de vaststelling van het MER door GS of PS. Onder procedurele handelingen wordt bijvoorbeeld verstaan: publicaties, correspondentie met de commissie voor de m.e.r., het vaststellen van de startnotitie e.d. Onder dit mandaat is niet begrepen het besluit tot het vaststellen van de richtlijnen en het besluit tot het vaststellen van de MER. Indien een m.e.r-beoordelingsbesluit gekoppeld is aan een besluit waarvoor mandaat is verleend, kan ook het m.e.r-beoordelingsbesluit in mandaat worden afgedaan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer.
Artikel 20 en 21. Deze artikelen regelen de mandatering van de bevoegdheid om handhavend op te treden. Bij de omschrijving van de bevoegdheden is aansluiting gezocht bij artikel 122 van de Provinciewet en hoofdstuk 5, afdelingen 3 en 4 van de Algemene wet bestuursrecht. Onder artikel 21 tweede lid, onder h, valt niet het verlengen van de termijn tot het verbeuren van een dwangsom. Hiertoe zal een nieuw besluit genomen moeten worden. De terminologie van de artikelen 20 en 21 is aangepast aan de 4e tranche van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat ook een beschikking tot het opleggen van een last onder dwangsom het stilleggen van het primaire productieproces tot gevolg kan hebben, is een dergelijke beschikking alsnog in deze bepalingen opgenomen. Overigens wordt opgemerkt dat de bedoelde lasten niet rechtstreeks het primaire productieproces behoeven te betreffen. Zij kunnen ook betrekking hebben op een zodanig secundair proces binnen de inrichting, dat bij het stilleggen daarvan ook het primair productieproces geen voortgang kan vinden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een aan het primaire productieproces gekoppeld systeem van afvalwaterzuivering moet worden stilgelegd en er geen mogelijkheden zijn om het afvalwater ongezuiverd af te voeren. Of bij het primaire productieproces vrijkomende slib kan bij uitvoering geven aan de last niet langer bewerkt worden binnen de inrichting en onbewerkt niet worden afgezet. Voor de redactie van artikel 21, onderdeel j, is aansluiting gezocht bij de tekst van artikel 11 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Dit artikel kent de bevoegdheid tot het geven van een last tot sluiten van een badinrichting, het instellen van een zwemverbod en het geven van een negatief zwemadvies toe aan Gedeputeerde Staten en, als er onmiddellijk gevaar voor de gezondheid of veiligheid van bezoekers dreigt, ook aan de Commissaris van de Koning. Opmerkelijk is dat genoemde wet in artikel 11a wel voorziet in de mogelijkheid tot het intrekken van een last tot sluiting en van een ingesteld zwemverbod, maar niet tot het intrekken van een negatief zwemadvies. Uitgaande van het adagium "wie het meerdere mag, mag ook het mindere" ligt het voor de hand dat het bevoegde gezag, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, een eerder afgegeven negatief zwemadvies zal intrekken.
Artikel 22. Het onder a bedoelde mandaat heeft betrekking op de bevoegdheid als bedoeld in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Het onder b bedoelde mandaat heeft betrekking op de bevoegdheid als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 23. Verschillende bijzondere wetten, bijvoorbeeld de Wet op de lijkbezorging en de Waterschapswet, stellen beroep open op Gedeputeerde Staten die aldus een belangrijke rol spelen als administratief beroepsorgaan. De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om op administratieve beroepen te beslissen, is overgedragen aan de Commissie Administratieve Geschillen. Ten behoeve van de afhandeling van administratieve beroepen zijn in dit artikel de hiervoor noodzakelijke mandaten geregeld. Ten aanzien van het mandaat onder e het volgende. Ten overstaan van de Commissie Administratieve Geschillen staan twee partijen: de indiener van het beroep en het bestuursorgaan wat het bestreden besluit heeft genomen (bijvoorbeeld het college van B&W). Voor de Commissie Administratieve Geschillen wordt door de betreffende dienst van de provincie Gelderland een advies opgesteld. Een ambtenaar van de dienst fungeert hiermee als het ware als griffier van de commissie. Het mandaat onder e ziet hierop.
Artikel 24. Dit artikel heeft betrekking op het voeren van rechtsgedingen voor de bestuursrechter, de burgerlijke rechter en het voeren van een arbitraal geding. Bij de omschrijving van de bevoegdheden is aansluiting gezocht bij artikel 158, eerste lid, onder f, van de Provinciewet waarin de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten zijn opgenomen om rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures namens de provincie of het provinciebestuur te voeren. De bevoegdheden zijn omschreven in de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht en de desbetreffende artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 25. Dit artikel regelt de mandatering van de bevoegdheid tot het beslissen over deelname aan mediation alsmede van de overige aan mediation verbonden bevoegdheden. Bij mediation wordt onder leiding van een mediator buiten de procedure bij bijvoorbeeld de rechtbank of de Raad van State om onderhandeld over een oplossing van het geschil welke voor alle partijen aanvaardbaar is. Mediation is ook mogelijk in de bezwaarprocedure. Mediation wordt in de regel afgerond met een vaststellingsovereenkomst waarin alle betrokken partijen vastleggen uitvoering te geven aan het resultaat van de gesprekken en de onderhandelingen. In dat geval kan de rechterlijke procedure worden stopgezet. Met het onder a geregelde mandaat wordt ook de bevoegdheid gemandateerd deelname aan mediation te beëindigen. Het vierde lid betreft mediation bij een kwestie op het gebied van personeelsaangelegenheden.
Artikel 26. In dit artikel zijn de mandaten geregeld voor wat betreft de afhandeling van klaagschriften. Een klaagschrift is een schriftelijke klacht over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de klager heeft gedragen. Ten behoeve van de afhandeling van klaagschriften zijn hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening klachtbehandeling Gelderland van belang.
Artikel 27. Voor een restcategorie van beslissingen is een voorziening getroffen. Bij het nemen van besluiten omtrent verzoeken ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur heeft onder meer betrekking op de verlening en de weigering. Indien het verlening van de term van de beantwoording van statenvragen politiek gevoelig ligt,kan op grond van artikel 9 geen gebruik gemaakt worden van het mandaat en neemt door Gedeputeerde Staten het besluit. Met name bij de uitvoering van wegenprojecten en het beheer van de provinciale gebouwen komt het voor dat bij een andere bestuursorgaan een vergunning of ontheffing aangevraagd wordt. Gedacht kan worden aan bouwvergunning, vrijstelling, gebruikersvergunning, milieuvergunning, uitritvergunning, kapvergunning. De overige bevoegdheden hebben betrekking op onder meer: - artikel 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur; - artikel 2, 3, 4 en 5 van de Inspraakverordening provincie Gelderland 2004; - artikel 42 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten. In onderdeel h is de bevoegdheid neergelegd om aanvragen die al eens eerder zijn ingediend en afgewezen en vervolgens onherroepelijk zijn geworden (de zogenaamde herhaalde aanvragen), nogmaals af te wijzen indien de aanvrager geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. In onderdeel i is de bevoegdheid neergelegd om onjuist geadresseerde geschriften door te sturen of terug te sturen als er geen ander bevoegd bestuursorgaan valt te identificeren.
Artikel 28. Dit artikel regelt de mandatering van de bevoegdheid tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten (bijv. het sluiten van een contract ten behoeve van de inkoop van goederen of de inhuur van een externe medewerker) en de provincie terzake te vertegenwoordigen. In dit artikel verlenen Gedeputeerde Staten aan de algemeen directeur mandaat voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (artikel 158, eerste lid, onder e, van de Provinciewet). Daaraan gekoppeld is een besluit van de Commissaris van de Koning om ten aanzien van zijn bevoegdheid contracten te ondertekenen volmacht te verlenen aan de algemeen directeur (artikel 176 van de Provinciewet). In dit artikel is tevens bepaald dat bij afwijking van de terzake door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels de algemeen directeur een door hem te nemen beslissing voorlegt aan de mandaatgever. Hiermee wordt allereerst beoogd dat de (eerste/tweede onder)mandataris verplicht is de door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels in acht te nemen. Het betreft hier onder andere de Beleidsregels aanbesteding (onderdeel van het inkoopbeleid) en de regels ten aanzien van de betrokkenheid van Provinciale Staten bij privaatrechtelijke rechtshandelingen, rechtsgedingen en civiele verdediging. Bij afwijking van deze regels dient de te nemen beslissing te worden voorgelegd aan de mandaatgever. In dit artikel is in de tweede volzin van het derde lid een uitzondering opgenomen voor het afwijken van de Algemene inkoopvoorwaarden en het toepassen van artikel 2, tweede lid en artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels Aanbesteding Gelderland 2013. Sinds de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 en daarbij de Gids Proportionaliteit, dient de overheid proportioneel om te gaan met het hanteren van Algemene inkoopvoorwaarden. Het zal daardoor vaker dan voorheen voorkomen dat contractsbepalingen worden overeengekomen die afwijken van de Algemene inkoopvoorwaarden. In artikel 2, eerste lid, en 3, eerste lid, van de Beleidsregels Aanbesteding Gelderland 2013 is bepaald welk aanbestedingsregime de provincie per drempelbedrag moet toepassen. Op basis van het tweede lid van beide artikelen kan hiervan worden afgeweken, indien toepassing van het eerste lid niet proportioneel zou zijn of wanneer (ingeval van artikel 3, tweede lid, onder b) het zogenaamde 2B-diensten betreffen. De (onder)mandataris moet dit besluit motiveren. Een tweede ondermandaat voor deze rechtshandelingen kan alleen worden verleend aan een ambtenaar met leidinggevende bevoegdheid of aan een projectmanager. Voor voorbereidings- en uitvoeringshandelingen zoals bijvoorbeeld het tekenen van facturen, het paraferen van bestellingen uit het inkoopsysteem e.d. kan echter ook een tweede ondermandaat worden verleend aan ambtenaren die geen leidinggevende bevoegdheid hebben. De financiële omvang van de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen blijkt uit de provinciale financiële administratie.
Artikel 29. Voor correspondentie over feitelijke aangelegenheden die geen besluiten inhouden geldt dat zij in overeenstemming zijn met het beleid van Gedeputeerde Staten of ter uitvoering van het beleid van Gedeputeerde Staten dienen.
Artikel 29a Dit artikel bepaalt dat eenieder die binnen de provinciale organisatie belast is met een leidinggevende taak ten aanzien van een afdeling of een team over een aantal voorbereidende en uitvoerende bevoegdheden kan beschikken. De gebruikmaking van deze bevoegdheden is uiteraard gebonden aan de taken, verantwoordelijkheden en budgetten die in het concrete geval aan de desbetreffende functionaris zijn toevertrouwd. De verwijzing naar artikel 12 brengt deze beperking in de bevoegdheidsuitoefening tot uitdrukking.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl