Archiefverordening van de provincie Noord-Brabant 1996

Geldend van 25-09-1996 t/m 07-11-2013

Provinciale Staten van Noord-Brabant stellen de Archiefverordening van de provincie Noord-Brabant vast.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet : de Archiefwet 1995;

  • b.

    Provinciale organen : de overheidsorganen bedoeld in artikel 1, onder b en artikel 27 van de wet, voor zover zij tevens bedoeld zijn in de Provinciewet, met uitzondering van de commissaris van de Koningin voor zover het de archiefbescheiden betreft voor welke hij ingevolge artikel 23, tweede lid, van de wet zorgdraagt;

  • c.

    de inspecteur : de provinciaal archiefinspecteur, bedoeld in artikel 28 van de wet, alsmede degene die een machtiging heeft gekregen hem te vervangen;

  • d.

    zorgdragers : degene die ingevolge artikelen 30, 35 en 40 van de wet en artikel 45 van de Politiewet is belast met de zorg voor de archiefbescheiden, voor zover het toezicht bij Gedeputeerde Staten berust;

  • e.

    beheerders : degenen die ingevolge artikel 3 zijn belast met het beheer van de archiefbescheiden van de Provinciale organen en de lichamen en organen ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan welke door één of meer provincies wordt deelgenomen, voor zover die archiefbescheiden nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht en deze verordening daarop van toepassing is;

  • f.

    beheerseenheid : het door Gedeputeerde Staten als zodanig aan te wijzen organisatieonderdeel;

  • g.

    informatiesysteem : systeem van documentatie, procedures, apparatuur en programmatuur, met behulp waarvan archiefbescheiden kunnen worden vervaardigd, bewerkt, verzonden, ontvangen en geraadpleegd.

Hoofdstuk II De zorg van Gedeputeerde Staten voor de archiefbescheiden

Artikel 2

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het inrichten en in stand houden van voldoende en doelmatige archiefruimten.

Artikel 3

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het aanwijzen van degenen die belast zijn met het beheer van archiefbescheiden van de Provinciale organen die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 4

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de aanstelling van voldoende deskundig personeel voor de werkzaamheden verbonden aan het beheer van de archiefbescheiden van de Provinciale organen, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 5

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat de vervaardiging en bewaring van archiefbescheiden geschiedt op zodanige wijze, dat het behoud van deze bescheiden voldoende is gewaarborgd.

  • 2 Ten aanzien van de vervaardiging van bescheiden bestemd voor een overheidsorgaan of andere belanghebbende is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op bescheiden waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zij voor dat overheidsorgaan of die belanghebbende als archiefbescheiden voor blijvende bewaring in aanmerking komen.

Artikel 6

Gedeputeerde Staten bevorderen, dat jaarlijks op de Provinciale begroting voldoende middelen worden geraamd ter bestrijding van de kosten die aan de zorg voor de archiefbescheiden zijn verbonden.

Artikel 7

Gedeputeerde Staten stellen voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de Provinciale organen die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht

Artikel 8

Gedeputeerde Staten doen tenminste éénmaal per twee jaar aan Provinciale Staten verslag omtrent hetgeen zij hebben verricht ter uitvoering van artikel 27 van de wet. Zij leggen daarbij over het verslag bedoeld in artikel 11.

Hoofdstuk III De inspecteur

Artikel 9

De inspecteur is bevoegd, ter uitoefening van het hem bij of krachtens artikel 28, eerste lid, artikel 33, eerste lid en artikel 38, eerste lid, van de wet opgedragen toezicht, onderscheidenlijk taken verband houdende met het toezicht, zich onder handhaving van zijn verantwoordelijkheid te doen vervangen door aan hem ondergeschikte ambtenaren, die in het bezit zijn van een diploma archivistiek als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Artikel 10

Gedeputeerde Staten stellen vast binnen welke tijdvakken de inspecteur tenminste éénmaal de archiefbescheiden en de ruimten waarin deze worden bewaard, inspecteert.

Artikel 11

De inspecteur doet eenmaal per twee jaar aan Gedeputeerde Staten verslag betreffende de bij de beheerders en zorgdragers uitgevoerde inspecties.

Hoofdstuk IV Toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, welke niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats

Artikel 12

De inspecteur ziet erop toe, dat het beheer van de archiefbescheiden van de Provinciale organen, welke niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de wet en de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften.

Artikel 13

  • 1 De beheerders verstrekken aan de inspecteur alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een goede vervulling van zijn taak en verlenen de benodigde medewerking om inzicht te verschaffen in de ordening en de toegankelijkheid van archiefbescheiden en in de opzet en de werking van de systemen waarin deze archiefbescheiden zijn opgenomen.

  • 2 De inspecteur heeft met inachtneming van de voorschriften ten aanzien van de beveiliging van geheimen toegang tot de archiefbescheiden en de ruimten waarin deze zich bevinden.

Artikel 14

De inspecteur doet van zijn bevindingen bij de uitoefening van het toezicht mededeling aan de beheerders alsmede, indien hij hiertoe aanleiding vindt, aan Gedeputeerde Staten. Hij geeft daarbij aan welke voorzieningen naar zijn oordeel in het belang van een goed beheer moeten worden getroffen.

Artikel 15

De beheerders doen aan de inspecteur tijdig mededeling van het voornemen tot:

  • a.

    opheffing, samenvoeging of splitsing van een provinciaal orgaan of beheerseenheid of overdracht van één of meer taken aan een ander overheidsorgaan of een rechtspersoon;

  • b.

    bouw, verbouwing, inrichting, of verandering van inrichting en ingebruikneming van ruimten als archiefruimte;

  • c.

    verandering van de plaats van bewaring van archiefbescheiden;

  • d.

    ontwerp, vervanging, aanschaf of invoering van een informatiesysteem;

  • e.

    vervanging van archiefbescheiden door reprodukties;

  • f.

    vervreemding van archiefbescheiden.

Hoofdstuk V Toezicht op de zorg voor de archiefbescheiden van de gemeenten, de waterschappen, de lichamen of organen ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan welke het rijk niet deelneemt en de politie

Artikel 16

  • 1 De zorgdragers verstrekken aan Gedeputeerde Staten en de inspecteur alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een goede vervulling van hun taak en verlenen de benodigde medewerking om inzicht te verschaffen in de ordening en de toegankelijkheid van archiefbescheiden alsmede in de opzet en werking van de hulpmiddelen en systemen waarin deze zijn opgenomen.

  • 2 De inspecteur heeft met inachtneming van de voorschriften ten aanzien van de beveiliging van geheimen, toegang tot de archiefbescheiden en de ruimten waarin deze zich bevinden.

Artikel 17

  • 1 De inspecteur deelt aan Gedeputeerde Staten mede, welke voorzieningen naar zijn oordeel door de zorgdragers moeten worden getroffen. Gedeputeerde Staten geven, voor zover zij dit nodig oordelen, hiervan kennis aan de zorgdrager.

  • 2 De zorgdragers stellen Gedeputeerde Staten in kennis van de maatregelen, welke zij naar aanleiding van de kennisgevingen bedoeld in het eerste lid hebben getroffen.

  • 3 Wanneer Gedeputeerde Staten van oordeel zijn, dat de verplichting voor de archiefbescheiden zorg te dragen onvoldoende wordt nagekomen, kunnen zij, nadat de zorgdrager de gelegenheid is geboden zijn zienswijze naar voren te brengen, bepalen vóór welk tijdstip de door hen nodig geachte voorzieningen moeten zijn getroffen. De inspecteur brengt aan Gedeputeerde Staten ter zake verslag uit. Indien daaruit blijkt, dat nog niet of niet voldoende aan de verplichting is voldaan, dan kunnen Gedeputeerde Staten gebruik maken van de bevoegdheid bedoeld in artikel 34, eerste lid en 39, eerste lid van de wet. Na het overleg bedoeld in artikel 34, tweede lid en artikel 39, tweede lid van de wet volgen zij daartoe de procedures omschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 18

Gedeputeerde Staten doen aan Provinciale Staten eenmaal per twee jaar verslag van het uitgeoefende toezicht op de zorgdragers; zij leggen daarbij het verslag bedoeld in artikel 11 over.

Artikel 19

  • 1 De zorgdragers geven aan Gedeputeerde Staten tijdig kennis van het voornemen tot het ordenen en beschrijven van archiefbescheiden, die berusten in een archiefbewaarplaats, waarvan het beheer niet is opgedragen aan een gemeentearchivaris of een waterschapsarchivaris in de zin van artikel 31 onderscheidenlijk 37 van de wet, tenzij het ordenen en beschrijven is opgedragen aan een persoon, die in het bezit is van een diploma archivistiek in de zin van de wet.

  • 2 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor, dat het ordenen en beschrijven van archiefbescheiden bedoeld in het eerste lid geschiedt onder toezicht van de inspecteur.

Artikel 20

  • 1 De zorgdragers doen aan Gedeputeerde Staten tijdig mededeling van tenminste het voornemen tot:

    • a.

      opheffing, samenvoeging of splitsing van een overheidsorgaan of overdracht van één of meer taken aan een ander overheidsorgaan of een rechtspersoon;

    • b.

      uitlening van archiefbescheiden ingevolge artikel 18, eerste lid van de wet indien deze voor langer dan zes maanden is voorzien;

    • c.

      bouw, verbouwing, inrichting, of verandering van inrichting en ingebruikneming van ruimten als archiefruimte;

    • d.

      verandering van de plaats van bewaring van niet naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen de inspecteur in kennis van de mededelingen in het vorige lid, alsmede van de door de zorgdragers medegedeelde verordeningen bedoeld in de artikelen 30, eerste lid, 32, tweede lid, 35, eerste lid en 37, tweede lid van de wet. Deze brengt indien hij daartoe aanleiding ziet advies uit aan Gedeputeerde Staten.

  • 3 Gedeputeerde Staten stellen de inspecteur in kennis van de voorzieningen die zij naar aanleiding van zijn advies hebben getroffen.

Artikel 21

Gedeputeerde Staten winnen het advies in van de inspecteur inzake verzoeken door de zorgdragers tot:

  • a.

    machtiging tot vervanging van archiefbescheiden door reprodukties;

  • b.

    machtiging tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden ouder dan 20 jaar dan wel verlenging van deze machtiging;

  • c.

    machtiging tot het stellen door de zorgdragers van beperkingen op de openbaarheid van archiefbescheiden, langer dan voor 75 jaar;

  • d.

    goedkeuring van plannen voor de bouw, verbouwing, inrichting of verandering van inrichting van een archiefbewaarplaats alsmede tot ingebruikneming van gebouwen of gedeelten van gebouwen als archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk VI Overige bepalingen

Artikel 22

De inspecteur kan aan Gedeputeerde Staten voorstellen doen inzake de bevoegdheid bedoeld in artikel 29 van de wet.

Artikel 23

  • 1 De inspecteur bevordert dat de zorgdragers voor het beheer van de naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archieven een archivaris aanstellen die in het bezit is van een diploma archivistiek.

  • 2 De inspecteur bevordert dat de zorgdragers voorzieningen treffen tot bevordering van de openbaarheid in de zin van de wet, met inachtneming van de beperkingen die daarop bij of krachtens de wet worden gesteld.

Hoofdstuk VII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24

Dit besluit treedt in werking de dag na uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het is geplaatst.

Artikel 25

Deze verordening kan worden aangehaald als de Archiefverordening van de provincie Noord-Brabant 1996.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 6 september 1996

Memorie van toelichting

Deze Archiefverordening sluit aan bij de Archiefwet 1995 (Stb. 276 en 277) en het Archiefbesluit 1995 (Stb. 671), en dient door Provinciale Staten te worden vastgesteld op grond van de in de aanhef genoemde artikelen in de Archiefwet 1995 en de Politiewet 1993.

Zij bestaat in hoofdzaak uit drie gedeelten, namelijk de regeling voor de zorg die Gedeputeerde Staten dragen voor de archieven van de Provinciale organen, het toezicht op het beheer van deze archieven door de Provinciale archiefinspecteur (verder aangeduid als inspecteur, zie artikel 1, sub d) en het toezicht door Gedeputeerde Staten op de zorg voor de archieven van lagere overheden. Dit laatste onderwerp moet thans voor het eerst door de Provinciale Staten worden geregeld; onder de Archiefwet 1962 werd dit geregeld in de artikelen 55-63 van het uit 1968 daterende Archiefbesluit.

Deze verordening is, evenals wet en besluit, niet alleen van toepassing op klassieke, papieren archiefbescheiden, maar ook op moderne, digitale informatiedragers.

De regeling is niet van toepassing op de archiefbescheiden van de Commissaris van de Koningin, voor zover bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet en artikel 182 eerste en tweede lid van de Provinciewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begripsbepalingen zijn alleen uit de wet overgenomen als daaraan in deze verordening een meer specifieke betekenis moest worden toegekend. Sub e: zorgdragers: hoewel ook Gedeputeerde Staten zorg dragen voor de archiefbescheiden van de Provinciale organen, is het begrip hier beperkt tot lagere overheidsorganen, om in de wijze van toezichthouden door respectievelijk Gedeputeerde Staten en de inspecteur onderscheid te kunnen maken. Om dezelfde reden is het begrip "beheerders" beperkt tot beheerders van Provinciale archiefbescheiden, hoewel ook de archiefbescheiden van lagere overheidsorganen een beheerder hebben.

Artikel 2

Een ministeriële regeling stelt op grond van artikel 13, vierde lid van het Archiefbesluit 1995 vast, aan welke bouwkundige en inrichtings-eisen deze ruimten moeten voldoen. Artikel 13, vierde lid zal op een nader bij Koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden (artikel 24, tweede lid van het Archiefbesluit 1995).

Artikel 3

De archiefbewaarplaats is voor de Provinciale organen de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van elke provincie, artikel 26, tweede lid van de wet.

Artikel 5

Een ministeriële regeling stelt op grond van artikel 11, tweede lid van het Archiefbesluit 1995 nadere regels omtrent de duurzaamheid van de voor bewaring in aanmerking komende archiefbescheiden. Artikel 11, tweede lid zal op een nader bij Koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden (artikel 24, tweede lid van het Archiefbesluit 1995). Uit overwegingen van behoorlijk bestuur en ter besparing van conserveringskosten voor de overheid als geheel achten wij een dergelijke voorwaarde, die slechts betrekking heeft op archiefbescheiden die de provincie zelf dient te bewaren, te beperkt. Om die reden bevatten de modelverordeningen terzake die zijn voorgelegd aan de lagere overheden een overeenkomstige voorwaarde. Als toezichthouder op lagere overheden heeft het college van Gedeputeerde Staten meer recht van spreken als het zichzelf dezelfde normen oplegt. De provincie heeft als ontvanger van door andere overheden opgemaakte archiefbescheiden daarvan zelf ook profijt. Dit is in het tweede lid vastgelegd.

Artikel 7

De bedoelde voorschriften zijn die, welke in het Besluit Informatiebeheer zijn opgenomen.

Artikel 8, artikel 11, artikel 18

Binnen één zittingsperiode vernemen Provinciale Staten aldus tenminste tweemaal wat er op het gebied van de archiefzorg en het toezicht daarop heeft plaatsgevonden.

Artikel 10

Dit werd voorheen bepaald in artikel 58 van het thans vervallen Archiefbesluit.

Artikel 13, eerste lid en artikel 16, eerste lid

De ontwikkelingen op het gebied van de moderne informatietechnologie hebben in de wet geleid tot een gewijzigde definitie van de term "archiefbescheiden". De wetgever heeft - binnen de formele betekenis van het begrip archiefbescheiden - bedoeld onder deze term alle op enigerlei wijze vastgelegde informatie te begrijpen inclusief die welke slechts via informatietechnologie opgevraagd kan worden. Ondanks de ruimere betekenis van "archiefbescheiden" kan de materie veelal met de traditionele bepalingen worden geregeld, zij het dat sommige begrippen een andere, ruimere inhoud hebben gekregen. Dat heeft onder andere gevolgen voor een term als "beheer". Zo zal het voor het toezicht op het beheer van machineleesbare gegevensbestanden niet meer voldoende zijn dat toegang tot de ruimte is verzekerd. De formulering betreffende de noodzakelijke medewerking is ontleend aan de artikelen 52 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en 45 van de Wet Persoonsregistraties. Artikel 17 van het Archiefbesluit 1995 regelt op overeenkomstige wijze het door de algemene rijksarchivaris uit te oefenen toezicht op de rijks- en andere overheidsorganen.

Artikelen 15, 17, 19, 20 en 21.

Slechts die aspecten van de uitoefening van de archiefzorg en het archiefbeheer zijn hier vermeld, die bij constatering achteraf tot onevenredig hoge kosten zouden kunnen leiden, of die ernstige schade voor het behoud dan wel de openbaarheid van de archiefbescheiden en de rechtszekerheid van de burger tot gevolg zouden hebben. Zaken die bij de wet zijn geregeld zijn niet vermeld, zoals de verplichting van de lagere overheidsorganen tot onderwerping van de plannen voor bouw en inrichting van archiefbewaarplaatsen aan goedkeuring door Gedeputeerde Staten (artikelen 33 tweede lid en 38 tweede lid van de wet) en tot het vragen van een machtiging voor vervanging van archiefbescheiden door reprodukties (artikel 7 van de wet) of de deelname door de inspecteur aan het ontwerpen van selectielijsten, artikel 3 van het Archiefbesluit 1995.

Artikel 17, derde lid en artikel 19

Dit was voorheen geregeld in de artikelen 59 en 60 van het thans vervallen Archiefbesluit.

Artikel 21

De medewerking van Gedeputeerde Staten is hier vereist ingevolge (sub a) artikel 7 van de wet, (sub b) artikel 13, derde en vierde lid van de wet, (sub c) artikel 15, vierde lid van de wet, (sub d) artikelen 33, tweede lid en 38, tweede lid van de wet.

Artikel 23

Deze artikelen geven de inspecteur als specifieke deskundige op het gebied van het beheer van overgebrachte archieven de mogelijkheid initiatieven te ontplooien, respectievelijk inhoud te geven aan het provinciaal beleid tot het bevorderen van de kwaliteit van het archiefbeheer bij lagere overheden.