Regeling vervallen per 13-08-2014

Regeling op de ambtelijke organisatie

Geldend van 21-01-2004 t/m 12-08-2014

Intitulé

REGELING OP DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

gelet op de artikelen 103 lid 2 en 160 lid 1 van de Gemeentewet;

besluiten vast te stellen de navolgende

REGELING OP DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

- burgemeester en wethouders

het college zoals bedoeld in artikel 34 en 160 van de Gemeentewet

- gemeentesecretaris

de ambtenaar zoals bedoeld in artikel 100 en 103 van de Gemeentewet

- sector

elke organisatorische eenheid, als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen;

- sectordirecteur

de ambtenaar die belast is met en verantwoordelijk wordt gesteld voor de dagelijkse leiding van een sector;

- afdeling

elk als zodanig door de gemeentesecretaris aangewezen onderdeel van een sector;

- afdelingshoofd

de ambtenaar die belast is met en verantwoordelijk wordt gesteld voor de dagelijkse leiding van een afdeling;

- managementteam

het overlegorgaan zoals omschreven in artikel 16 en volgende van deze verordening.

HOOFDSTUK II ORGANISATIE

Artikel 2

  • 1. De ambtelijke organisatie is ondergebracht in één dienst en ingedeeld in sectoren en afdelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen, op voorstel van de gemeentesecretaris, de indeling van de dienst in sectoren vast.

  • 3. De sectoren zijn de sector Grondgebied, de sector Inwoners en de sector Middelen.

  • 4. De gemeentesecretaris stelt, op voorstel van de sectordirecteur, de indeling van de sector in afdelingen vast. De gemeentesecretaris kan, indien de situatie dat nodig maakt, op voorstel van de sectordirecteur, in de nadere onderverdeling van een afdeling voorzien.

  • 5. De sectordirecteur stelt, op voorstel van het afdelingshoofd, de organieke inrichting van de afdeling vast. Hij stelt de gemeentesecretaris voorafgaand aan de vaststelling op de hoogte.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn jegens de raad verantwoordelijk voor het functioneren van de ambtelijke organisatie.

  • 2. Tenzij de regeling waarop hun bevoegdheid steunt, zich daartegen verzet, kunnen burgemeester en wethouders, alsmede de burgemeester voor nader door hen aan te geven categorieën van zaken aan de gemeentesecretaris, een sectordirecteur of met diens instemming aan een van zijn medewerkers de bevoegdheid verlenen namens hen beslissingen te nemen en/of stukken te ondertekenen.

HOOFDSTUK III GEMEENTESECRETARIS

Artikel 4

  • 1. De gemeentesecretaris draagt met in achtneming van de richtlijnen van burgemeester en wethouders en onverminderd de verantwoordelijkheden van de burgemeester zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Hij draagt zorg voor een gedegen en tijdige advisering aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Hij is in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders aanwezig.

  • 4. Hij draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders.

  • 5. Hij draagt zorg voor de vastlegging van besluiten van het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van het Reglement van orde voor de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders en eventueel door dit college vastgestelde richtlijnen.

  • 6. Hij draagt zorg voor de uitvoering van besluiten van het college van burgemeester en wethouders. Hij draagt zorg voor de ondersteuning van de leden van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 5

De gemeentesecretaris draagt, onverminderd de taken en bevoegdheden van de griffier en met inachtneming van de Verordening ambtelijke bijstand 2002, zorg voor de ondersteuning van de raad en zijn leden.

Artikel 6

  • 1. De gemeentesecretaris staat, onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, aan het hoofd van de ambtelijke organisatie.

  • 2. Hij geeft in de functie van algemeen directeur leiding aan de ambtelijke organisatie en is als zodanig eindverantwoordelijk voor het goed functioneren daarvan.

  • 3. Hij is voorzitter van het managementteam.

  • 4. Hij ziet erop toe, dat de activiteiten van de ambtelijke organisatie gericht zijn op het realiseren van de, door of vanwege het gemeentebestuur aangegeven, beleidsdoelstellingen.

  • 5. Hij draagt zorg voor coördinatie en afstemming van visies, plannen en werkprocessen, het toedelen en bewaken van opdrachten, en is verantwoordelijk voor goede interne communicatie.

  • 6. Hij bewaakt de kwaliteit van de organisatie: de bestuurbaarheid, markt- en klantgerichtheid, bedrijfsmatigheid, resultaatgerichtheid en integraliteit.

  • 7. Hij bevordert een goede afstemming tussen de bestuursorganen en de leden daarvan enerzijds en de ambtelijke organisatie anderzijds. Hij onderhoudt de daartoe noodzakelijke contacten. Hij ziet er op toe dat de bestuursorganen tijdig en voldoende van ambtelijke ondersteuning en adviezen worden voorzien.

  • 8. Hij draagt zorg voor een integrale beleidsadvisering en beleidsuitvoering.

  • 9. Hij draagt zorg voor een planmatige verrichting van de door de ambtelijke organisatie te verrichten werkzaamheden. Daartoe stelt hij procedures vast voor de behandeling van zaken die aan het ambtelijke apparaat ter behandeling zijn opgedragen en overlegt hij periodiek met de sectordirecteuren over de voortgang van de werkzaamheden, zowel in de voorbereidende als in de uitvoerende fase. Hij stelt een systeem van voortgangs- en afdoeningssignalering vast.

  • 10. Hij draagt er zorg voor dat de voor de ambtenaren toepasselijke wettelijke voorschriften en instructies worden nageleefd.

  • 11. Hij is verantwoordelijk voor het inrichten en onderhouden van de ambtelijke organisatie, zodat die berekend is en blijft op haar taakstelling.

  • 12. Hij treedt op als opdrachtgever of projectleider van majeure projecten.

  • 13. Hij heeft het recht bij alle gemeenteambtenaren inlichtingen in te winnen die voor een goede vervulling van zijn taken nodig zijn.

HOOFDSTUK IV SECTOR

Artikel 7

  • 1. Een sector behandelt de zaken die tot zijn taakgebied behoren.

  • 2. Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan een sector uitstrekt, wijst de gemeentesecretaris na overleg met het managementteam een van die sectoren als verantwoordelijk voor de zaak aan.

HOOFDSTUK V SECTORDIRECTEUR

Artikel 8

De sectordirecteur geeft leiding aan de sector. Hij heeft, onverminderd het bepaalde in artikel 6, de verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke advisering aan burgemeester en wethouders voorzover het zijn sector betreft. Hij ondersteunt de gemeentesecretaris bij de uitvoering van diens taken.

Artikel 9

  • 1. De sectordirecteur is lid van het managementteam en, onverminderd het bepaalde in artikel 6 , medeverantwoordelijk voor het management van de totale ambtelijke organisatie.

  • 2. Hij is integraal verantwoordelijk voor het functioneren van de sector: planning en bewaking van de kwaliteit en kwantiteit van de producten, zorg voor een adequate informatievoorziening, zorg voor het personeel van de sector en zorg voor de voorwaarden waaronder de sector functioneert.

  • 3. Hij beoordeelt, of vanwege de sector uit te brengen adviezen passen in de door het bestuur aangegeven doelstellingen en of advies nodig is van andere sectoren. Dit geldt eveneens voor de uitvoering van genomen beslissingen.

  • 4. Hij draagt zorg voor de uitvoering van het gemeentelijk middelenbeleid binnen zijn sector. Tot het middelenbeleid worden gerekend:

    • a.

      het financieel beleid;

    • b.

      het personeels- en organisatiebeleid;

    • c.

      het juridisch beleid;

    • d.

      het communicatiebeleid;

    • e.

      het informatiebeleid;

    • f.

      het inkoopbeleid;

    • g.

      het automatiseringsbeleid;

    • h.

      het huisvestingsbeleid.

  • 5. Hij volgt en initieert nieuwe ontwikkelingen binnen de sector.

  • 6. Hij draagt zorg voor integrale afstemming tussen de afdelingen binnen de sector en met die van andere sectoren.

  • 7. Hij onderhoudt interne en externe contacten waaronder het overleg met en bijstaan van leden van het college van burgemeester en wethouders over beleidsaangelegenheden.

  • 8. Hij treedt op als opdrachtgever of projectleider van majeure projecten.

Artikel 10

  • 1. De sectordirecteur zorgt voor regelmatig overleg met de afdelingshoofden van zijn sector en bevordert regelmatig overleg met de leden van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Hij stelt het managementteam op de hoogte van de belangrijke aangelegenheden uit zijn sector.

Artikel 11

De sectordirecteur brengt aan de gemeentesecretaris periodiek verslag uit over de voortgang van de werkzaamheden.

HOOFDSTUK VI AFDELINGSHOOFD

Artikel 12

Het afdelingshoofd geeft leiding aan de afdeling. Hij heeft, onverminderd het bepaalde in artikel 6 en 8, de verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke advisering aan burgemeester en wethouders voorzover het zijn afdeling betreft. Hij ondersteunt de sectordirecteur bij de uitvoering van diens taken.

Artikel 13

  • 1. Het afdelingshoofd is integraal verantwoordelijk voor de coördinatie, voortgang, behandeling, afdoening en uitvoering van de zaken op het taakgebied van zijn afdeling, zowel ten aanzien van de voorbereiding als de uitvoering.

  • 2. Hij beoordeelt, of vanwege de afdeling uit te brengen adviezen passen in de door het bestuur vastgestelde doelstellingen en of advies nodig is van andere afdelingen. Dit geldt eveneens voor de uitvoering van genomen beslissingen.

  • 3. Hij is verantwoordelijk voor de werkverdeling binnen de afdeling.

  • 4. Hij bevordert een goed functioneren van de afdeling en een goed werkklimaat.

  • 5. Hij draagt zorg voor de uitvoering van het gemeentelijk middelenbeleid zoals omschreven in artikel 9, binnen zijn afdeling.

  • 6. Via de directeur van de sector adviseert hij burgemeester en wethouders over de zaken op het taakgebied van zijn afdeling.

  • 7. Hij is verantwoordelijk voor de aanlevering van gegevens voor de perspectiefnota, begroting, rekening, management- en bestuursrapportages.

Artikel 14

Het afdelingshoofd zorgt voor regelmatig overleg met de medewerkers van zijn afdeling.

Artikel 15

Het afdelingshoofd brengt aan de sectordirecteur periodiek verslag uit over de voortgang van de werkzaamheden.

HOOFDSTUK VII MANAGEMENTTEAM

Artikel 16

  • 1. Het managementteam bestaat uit de gemeentesecretaris en de sectordirecteuren. De gemeentesecretaris kan een ambtelijk secretaris toevoegen.

  • 2. De sectordirecteur wordt in de vergadering van het managementteam vervangen door een door hem aangewezen plaatsvervanger. De voorzitter kan ook niet-leden uitnodigen aan de besprekingen deel te nemen.

  • 3. Het MT heeft de functie van advies- en afstemmingsorgaan ten behoeve van de gemeentesecretaris.

Artikel 17

  • 1. De gemeentesecretaris bepaalt de vergaderdata en de agenda van de vergadering. Als regel wordt er één keer per week vergaderd. In bijzondere gevallen belegt de gemeentesecretaris een extra vergadering.

  • 2. De leden kunnen agendapunten bij de gemeentesecretaris dan wel de door hem aangewezen ambtelijk secretaris indienen.

Artikel 18

Onverlet de eindverantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris en het overigens in deze regeling bepaalde, draagt het managementteam in gezamenlijke verantwoordelijkheid zorg voor:

  • a.

    bewaking van de eenheid in de uitoefening van de aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken;

  • b.

    coördinatie van het ambtelijk handelen en de afstemming daarvan op het bestuurlijke beleid;

  • c.

    tijdige, adequate en integrale beleidsvoorbereiding en –uitvoering;

  • d.

    planning en voortgangsbewaking van de activiteiten;

  • e.

    informatieverstrekking aan het bestuur en het ambtelijk apparaat;

  • f.

    beleidsontwikkeling;

  • g.

    het management van de ambtelijke organisatie;

  • h.

    initiëren van van verbeterprocessen in de bedrijfsvoering;

  • i.

    het opstellen van de perspectiefnota, begroting, rekening, management- en bestuursrapportages;

  • j.

    het evalueren van het functioneren van de organisatie en de resultaten van de verbeterprocessen;

  • k.

    het geven van richtlijnen voor de stijl van leidinggeven en de uitvoering van het middelenbeleid.

Artikel 19

  • 1. Het managementteam overlegt met het oog op het bereiken van consensus.

  • 2. Het managementteam bespreekt naast actuele zaken in het bijzonder ontwikkelingen die op lange termijn voor de organisatie of de gemeente van belang zijn.

  • 3. In ieder geval komt in het managementteam aan de orde de planning- en controlcyclus :

    • -

      de begroting;

    • -

      periodieke rapportages;

    • -

      de jaarstukken.

Artikel 20

  • 1. Het verslag van de vergadering wordt na vaststelling aan burgemeester en wethouders en de organisatie ter kennisneming gegeven.

  • 2. De sectordirecteur bespreekt het verslag met de afdelingshoofden.

HOOFDSTUK VIII CONCERNCONTROLLER

Artikel 21

  • 1. De sectordirecteur van de sector Middelen vervult de functie van concerncontroller.

  • 2. De concerncontroller bevordert, onverlet de integrale verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris, sectordirecteuren en afdelingshoofden, het rechtmatig, doelmatig en doeltreffend functioneren van het gemeentelijk apparaat.

  • 3. De concerncontroller draagt, onverlet de integrale verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris, sectordirecteuren en afdelingshoofden, voor de gemeente als geheel zorg voor:

    • a.

      de beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering op concernniveau met betrekking tot de in artikel 9 genoemde middelenterreinen;

    • b.

      het functioneel beheer van de gemeentebrede informatieverwerkende systemen ten behoeve van de middelenfuncties;

    • c.

      het bewaken door middel van systemen en procedures van alle activiteiten met betrekking tot de middelen-consequenties;

    • d.

      het analyseren van beschikbare gegevens en op grond daarvan uitbrengen van adviezen;

    • e.

      de inrichting van de in artikel 22 genoemde planning- en controlcyclus;

    • f.

      het in overleg met de sectordirecteuren en afdelingshoofden stimuleren van een adequate, op de specifieke kenmerken van de afdelingen aansluitende administratieve organisatie, alsmede de daarin verankerde interne controle.

  • 4. Hij geeft uitvoering aan de in de lid 2 en 3 genoemde taken door middel van advisering en het geven van richtlijnen. Hij doet dit na overleg met het managementteam en in specifieke gevallen de betrokken sectordirecteur.

  • 5. Hij is hiërarchisch ondergeschikt aan de gemeentesecretaris. Indien de concerncontroller echter een van de gemeentesecretaris zwaarwegend afwijkend standpunt heeft ten aanzien van de in lid 2 en 3 genoemde taken, is hij bevoegd dit standpunt rechtstreeks aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

  • 6. De concerncontroller heeft het recht bij alle gemeenteambtenaren inlichtingen in te winnen die voor een goede vervulling van zijn taken nodig zijn.

Artikel 22

Bij afwezigheid van de concerncontroller treedt de gemeentesecretaris in de bevoegdheden van de concerncontroller, totdat is voorzien in de vervanging van de directeur Middelen.

HOOFDSTUK IX TIJDELIJKE SAMENWERKINGSVERBAND

Artikel 23

De gemeentesecretaris kan besluiten in aanvulling op de in artikel 2 genoemde organisatorische hoofdindeling van de ambtelijke organisatie tijdelijke samenwerkingsverbanden in te stellen.

HOOFDSTUK X BESTUURSOPDRACHT

Artikel 24

  • 1. De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders kunnen een bestuursopdracht geven, waarbij een kader wordt aangegeven voor de beleidsvoorstellen.

  • 2. Een bestuursopdracht is een besluit van een bestuursorgaan waarbij opdracht wordt gegeven tot beleidsvoorbereiding van bepaalde activiteiten, teneinde op hoofdlijnen te sturen, betrokken te worden en greep te houden op het adviesproduct.

  • 3. Een bestuursopdracht van de gemeenteraad richt zich tot burgemeester en wethouders.

  • 4. In een bestuursopdracht worden in ieder geval aangegeven:

    • a.

      de probleemstelling;

    • b.

      het beoogde resultaat van de opdracht;

    • c.

      de verhouding tot de bestuurlijke uitgangspunten;

    • d.

      de procesverantwoordelijkheid en de inschakeling van de sectoren;

    • e.

      de inschakeling van externe adviseurs of instanties;

    • f.

      een raming van de beschikbaar te stellen middelen;

    • g.

      de procedure en termijnen van de besluitvorming;

    • h.

      de bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • i.

      het bij de uitwerking te betrekken materiaal.

  • 5. Indien een aangelegenheid daartoe naar aard of omvang aanleiding geeft, legt de betrokken sectordirecteur deze aan de gemeentesecretaris voor ter beoordeling van de vraag of een bestuursopdracht dient te worden voorbereid.

  • 6. Een concept-bestuursopdracht wordt in het managementteam aan de orde gesteld.

  • 7. Na vaststelling van de bestuursopdracht door het college van burgemeester en wethouders ziet de sectordirecteur toe op de uitvoering daarvan.

HOOFDSTUK XI SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling op de ambtelijke organisatie 2004.

Artikel 26

Deze regeling treedt in werking op 20 januari 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen op 20 januari 2004.

De secretaris
De burgemeester

TOELICHTING

ALGEMEEN

In 1999 is het Besturings- en Managementconcept van de gemeente Kampen vastgesteld. Daarin wordt integraal management als principe gekozen, de verantwoordelijkheid van de medewerkers beschreven en de onderlinge relatie van ambtelijk management en de bestuursorganen uitgewerkt.

Volgens artikel 160 van de Gemeentewet is het college van burgemeester en wethouders bevoegd “regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente, met uitzondering van de organisatie van de griffie”. Sinds in 2002 de dualisering in de verhouding tussen raad en college is ingevoerd, is de bevoegdheid om regels voor de ambtelijke organisatie te stellen verschoven van de raad naar het college.

Beide ontwikkelingen vragen om een nieuwe regeling op de ambtelijke organisatie.

In de regeling worden derhalve in aansluiting op het besturings- en managementconcept en de dualisering:

  • ·

    integraal management als leidend principe vastgesteld,

  • ·

    de hiërarchische structuur beschreven onder toepassing van het uitgangspunt de verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie neer te leggen,

  • ·

    een gecoördineerd optreden en adviseren van de ambtelijke organisatie uitgewerkt,

  • ·

    de verantwoordelijkheden voor de control vastgelegd.

Artikel 1

In deze regeling staat de organisatie centraal: de bestuurlijke organen, de hoofdstructuur, de belangrijkste actoren die verantwoordelijk zijn voor het functioneren van de organisatie, worden in hun onderlinge verhouding beschreven.

Artikel 2

De hoofdindeling van de ambtelijke organisatie is: één dienst, ingedeeld in sectoren die vervolgens in afdelingen zijn ingedeeld. Hiermee wordt gekozen voor een lijnstructuur zonder stafafdelingen buiten de lijn; staftaken worden derhalve binnen de lijn ondergebracht.

De naast hogere leidinggevende is bevoegd om de indeling van het organisatieonderdeel van de hiërarchisch onder hem staande leidinggevende vast te stellen. De sectordirecteur is volgens lid 5 het laagste in deze zin bevoegde niveau. In dit artikel wordt tevens uitgedrukt, dat de leidinggevende als integraal verantwoordelijke voor de dagelijkse leiding van zijn organisatieonderdeel daarin een voorname stem heeft.

Burgemeester en wethouders stellen de ambtelijke dienst in sectoren vast. In lid 3 wordt deze bevoegdheid geëffectueerd.

De hiërarchische verhoudingen zijn uitgangspunt. De naast hogere leidinggevende is ten allen tijde bevoegd besluiten te nemen, indien de leidinggevende in gebreke blijft. In artikel 6 en 8 wordt deze verantwoordelijkheid verwoord.

In lid 4 wordt voorzien in de mogelijkheid om in aanvulling op de hoofdindeling van de ambtelijke dienst in sectoren en vervolgens in afdelingen, een nadere onderverdeling van een afdeling aan te brengen. De reden daarvoor kan gelegen zijn in de span of control van het afdelingshoofd in combinatie met de heterogeniteit van de taken van de afdeling.

Artikel 3

In lid 2 wordt de basis gelegd voor mandaat. Volgens artikel 10:14 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de college niet de bevoegdheid aan ondergeschikten te delegeren.

Het Besturings- en Managementconcept gaat ervan uit, gegeven de aanwezigheid van deskundige en betrokken medewerkers, de verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie neer te leggen. Criterium daarbij is, dat op het betreffende niveau alle informatie aanwezig moet zijn om de bevoegdheid te kunnen uitoefenen.

Ook hier zijn de hiërarchische verhoudingen uitgangspunt. Voor zowel de toewijzing van mandaat of delegatie als de uitoefening van de bij mandaat of delegatie verleende bevoegdheden, blijft de leidinggevende van de gemandateerde of gedelegeerde verantwoordelijk. De leidinggevende geeft de opdracht, degene aan wie hij direct leiding geeft, legt verantwoording af.

Artikel 4, 5 en 6

Artikel 103 van de Gemeentewet verplicht het college in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris vast te stellen. Achtereenvolgens worden in deze regeling de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de gemeentesecretaris jegens het college, de raad en de ambtelijke organisatie beschreven.

In lid 4 van artikel 6 wordt het ‘primaat van de politiek’ tot uitdrukking gebracht.

Artikel 8, 9, 12 en 13

Sectordirecteur en afdelingshoofd zijn integraal verantwoordelijk voor het functioneren van hun sector, respectievelijk afdeling. ‘Integraal’ in tweeërlei opzicht:

  • ·

    de inhoudelijke adviezen met de daarmee verbonden aspecten van alle betrokken functionele gebieden inclusief de onderscheiden middelen;

  • ·

    de uitvoering van het middelenbeleid.

De leidinggevenden zijn integraal verantwoordelijk binnen de vastgestelde kaders. Zo’n kader kan bijvoorbeeld gedwongen winkelnering zijn.

Integrale advisering is meer dan de optelsom van de adviezen van de betrokken afdelingen en sectoren. De intentie van integrale advisering is om op basis van de relevante overwegingen van de betrokken afdelingen tot een gezamenlijke conclusie en een gedeeld advies te komen.

Artikel 16

Ambtelijke overlegorganen vormen geen hiërarchisch niveau met eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Dat geldt ook voor het managementteam: het managementteam heeft geen beslissingsbevoegdheid, maar adviseert de gemeentesecretaris en stemt de werkzaamheden, met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers, op elkaar af.

Artikel 21

Hoewel de controltaken primair tot de (‘eerstelijns’) verantwoordelijkheid van de leidinggevenden behoren, wordt een verbijzonderde (‘tweedelijns’) controlfunctie ingesteld teneinde de checks and balances in de gemeentelijke organisatie te waarborgen.

Gegeven het feit, dat het organisatiemodel niet in stafafdelingen voorziet en de controlfunctie het brede terrein van alle middelenfuncties betreft, wordt de sectordirecteur van de sector Middelen als concerncontroller aangewezen. Daarmee wordt de verbijzonderde controlfunctie zo onafhankelijk mogelijk van de primaire productieafdelingen gepositioneerd. De concerncontroller is, met behoud van de hiërarchische verhoudingen, verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn taken door afdelingshoofden en medewerkers van de sector Middelen.

De concerncontroller geeft waar nodig richtlijnen. Bovenal heeft hij een adviserende en ontwikkelende rol gericht op de verbetering van de bedrijfsvoering.

Omdat de sectordirecteur Middelen ook in zijn functie van concerncontroller hiërarchisch ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, ziet de gemeentesecretaris toe op een adequate uitoefening van de controltaken binnen de sector Middelen. Hij kan zich hierin laten bijstaan door bijvoorbeeld de accountant.

Artikel 23

Het is de bevoegdheid van de gemeentesecretaris om tijdelijke samenwerkingsverbanden in te stellen, onverminderd de bevoegdheid van de bestuursorganen in dezen.

Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld projecten.

Artikel 24

Een bestuursopdracht heeft betrekking op zaken die niet via mandaten zijn geregeld. Het gaat om bijzondere activiteiten, doorgaans innovatieve processen, die worden gekenmerkt door een niet-routinematig karakter en de noodzaak van politieke keuzen. Het zijn processen die vaak projectmatig moeten worden opgepakt met betrokkenheid van verschillende gemeentelijke onderdelen en een duidelijke frasering en beheersing.

Gezien de impact en het tijdsbeslag van de activiteiten worden deze in een bestuursopdracht vastgelegd.