Regeling vervallen per 01-01-2020

Reglement functioneren en beoordelen van de Gemeente Velsen 2011

Geldend van 11-02-2011 t/m 31-12-2019

Intitulé

Reglement functioneren en beoordelen van de Gemeente Velsen 2011

Burgemeester en wethouders van de gemeenteVelsen;

gelet op het bepaalde in artikel 15:1:15 van de Velsense Arbeidsvoorwaarden Regeling;

gezien de bereikte overeenstemming in de commissie voor georganiseerd overleg d.d. 8 december 2010;

besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Reglement functioneren en beoordelen gemeente Velsen 2011

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerker:

  • de medewerker zoals in de zin van de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling.

  • b.

    leidinggevende:

  • de functionaris die hiërarchisch leidinggeeft aan de medewerker.

  • c.

    beoordelaar:

  • de direct leidinggevende van de medewerker.

  • d.

    informant:

  • een persoon die een functionele werkrelatie met de medewerker heeft en waardevolle informatie kan verstrekken aan de beoordelaar over het functioneren van de medewerker.

  • e.

    HR-adviseur:

  • de HR-adviseur die belast is met het toezicht op een juiste interpretatie en hantering van dit reglement en die leidinggevende en medewerker van advies kan dienen in de gesprekscyclus.

  • f.

    bevoegd gezag:

  • het college van burgemeester en wethouders.

  • g.

    functioneringsgesprek:

  • een gesprek tussen leidinggevende en medewerker waarbij op basis van gelijkwaardigheid de voortgang van de medewerker wordt besproken op basis van de gemaakte afspraken.

  • h.

    beoordelingsgesprek:

  • een gesprek waarin de beoordelaar de beoordeling kenbaar maakt aan de medewerker.

  • i.

    beoordelingsperiode:

  • de periode waarover de beoordeling plaatsvindt.

  • j.

    beoordeling:

  • het oordeel dat de beoordelaar opstelt over het functioneren van de medewerker, met betrekking tot de vastgestelde beoordelingsperiode.

  • k.

    functioneringsformulier:

  • het via een formulier schriftelijk vastgelegde functioneren.

  • l.

    beoordelingsformulier:

  • de via een formulier schriftelijk vastgelegde beoordeling.

Artikel 2. Functioneringsgesprek

  • 1. Met alle medewerkers wordt tenminste één maal per jaar een functioneringsgesprek gevoerd.

  • 2. Het functioneringsgesprek wordt gevoerd tussen de leidinggevende en de medewerker. Indien één van hen dit wenst, kan een informant en/of een HR-adviseur bij het gesprek aanwezig zijn.

  • 3. De leidinggevende neemt het initiatief een afspraak te maken voor het functioneringsgesprek. De medewerker kan vragen om een functioneringsgesprek.

  • 4. Het functioneringsgesprek wordt gevoerd aan de hand van het vastgestelde functioneringsformulier, waarbij in onderling overleg ook andere gesprekspunten aan de orde kunnen komen.

  • 5. Voor het begin van het gesprek stellen de gespreksdeelnemers een agenda op.

  • 6. Na afloop van het gesprek legt de leidinggevende de onderling bijgestelde en of nieuwe afspraken vast in het functioneringsformulier en de leidinggevende en de medewerker tekenen voor akkoord.

  • 7. Het functioneringsformulier wordt bewaard in het persoonsdossier van de medewerker.

Artikel 3. Beoordelingsgesprek

3.1 Beoordelingen

  • 1. Met alle medewerkers wordt tenminste één maal per jaar een beoordelingsgesprek gevoerd.

  • 2. Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de beoordelaar en de medewerker. Indien één van hen dit wenst, kan een informant en/of een HR-adviseur bij het gesprek aanwezig zijn.

  • 3. Het beoordelingsgesprek kan alleen plaatsvinden indien er een functioneringsgesprek is gevoerd. In onderling overleg kunnen de beoordelaar en de medewerker hiervan afwijken.

  • 4. De beoordeling vindt bij voorkeur in de laatste maand van de beoordelingsperiode plaats. Indien dit door omstandigheden niet mogelijk is, wordt de beoordeling zo spoedig mogelijk na afloop van de beoordelingsperiode opgesteld.

  • 5. De duur van de beoordelingsperiode is in principe één jaar. Hiervan kan de beoordelaar na overleg met de medewerker afwijken, bijvoorbeeld na wijziging van de functie of langdurige ziekte van de medewerker.

3.2 Beoordelingen medewerker bij wijze van proef

  • 1. Het gestelde in artikel 3.1 geldt niet voor een medewerker die tijdelijk bij wijze van proef is aangesteld.

  • 2. Voor het verkrijgen van een vaste aanstelling worden twee beoordelingsgesprekken gevoerd en wel in de vierde en negende maand na de datum van indiensttreding.

  • 3. Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de beoordelaar en de medewerker. Indien één van hen dit wenst, kan een informant en/of een HR-adviseur bij het gesprek aanwezig zijn.

3.3 Opstellen van de voorlopige beoordeling

  • 1.

    Enige tijd voor het einde van de beoordelingsperiode stelt de beoordelaar een voorlopige beoordeling op. Hij gebruikt daarbij het beoordelingsformulier.

  • 2.

    Op het beoordelingsformulier wordt één van de vier mogelijke scores ingevuld:

    • a.

      Score A (++): bovengemiddelde prestaties, excellent functioneren over langere periode, zit mogelijk meer in.

    • b.

      Score B (+): prestaties voldoen aan de eisen, functioneren naar behoren.

    • c.

      Score C (-): prestaties voldoen (nog) niet aan de eisen, afstand overbrugbaar.

    • d.

      Score D (--): prestaties onder de maat, afstand mogelijk niet overbrugbaar, moet waarschijnlijk van de plek af.

    • e.

      Bij de eindscore moet gekozen worden uit één van de in dit artikel genoemde scores.

    • f.

      Bij de afzonderlijke resultaten en competenties zijn wel combinaties van scores op het beoordelingsformulier mogelijk.

  • 3.

    De beoordelaar neemt twee weken voor het beoordelingsgesprek het initiatief voor het maken van een afspraak. De medewerker kan vragen om een beoordelingsgesprek.

  • 4.

    De beoordelaar beoordeelt het functioneren van de medewerker aan de hand van de beoordelingscriteria die voor zijn functie zijn opgesteld. Daarbij worden ook de afspraken in acht genomen die tussen medewerker en beoordelaar zijn gemaakt over de beoordelingsperiode.

  • 5.

    De beoordelaar gaat daarbij uit van zijn eigen ervaringen en maakt zo mogelijk gebruik van de ervaringen van door hem aan te wijzen informanten.

  • 6.

    Op het beoordelingsformulier wordt aangegeven bij welke informanten informatie is ingewonnen.

  • 7.

    De voorlopige beoordeling heeft louter betrekking op het functioneren van de medewerker in de voor de beoordeling vastgestelde beoordelingsperiode.

3.4 Beoordelingsgesprek

  • 1. In onderling overleg stellen de beoordelaar en de medewerker een datum vast voor een beoordelingsgesprek.

  • 2. Minimaal één week voor het beoordelingsgesprek ontvangt de medewerker een afschrift van de voorlopige beoordeling, dat door de beoordelaar is opgesteld aan de hand van het beoordelingsformulier.

  • 3. Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de beoordelaar en de medewerker. Indien één van hen dit wenst, kan een informant en/of een HR-adviseur bij het gesprek aanwezig zijn.

  • 4. De beoordelaar licht in het gesprek zijn voorlopige beoordeling toe.

  • 5. De medewerker krijgt in het beoordelingsgesprek de gelegenheid zijn visie op het functioneren tijdens de beoordelingsperiode kenbaar te maken.

  • 6. Indien de medewerker van mening is dat essentiële informatie betrokken kan worden van een informant, die nog niet ingeschakeld is door de beoordelaar, kan hij dat in het beoordelingsgesprek aangeven. De beoordelaar zal dan alsnog informatie inwinnen bij deze informant. Deze informatie zal meegenomen worden bij het opstellen van de definitieve beoordeling.

  • 7. De medewerker kan in het beoordelingsgesprek aangeven dat hij gebruik wil maken van zijn recht op het beoordelingsformulier kanttekeningen te plaatsen.

3.5. Definitieve beoordeling

  • 1. Naar aanleiding van het beoordelingsgesprek stelt de beoordelaar een definitieve beoordeling op. Hij gebruikt daarbij het beoordelingsformulier.

  • 2. Indien de medewerker dit in het beoordelingsgesprek heeft aangegeven, kan hij op het beoordelingsformulier zijn kanttekeningen plaatsen.

  • 3. De medewerker tekent de beoordeling op het beoordelingsformulier voor gezien en zijn eventuele kanttekeningen voor akkoord.

  • 4. De beoordeling wordt door de naast hogere leidinggevende van de beoordelaar namens het bevoegd gezag vastgesteld.

  • 5. De medewerker ontvangt een afschrift van het beoordelingsformulier. Onder aan het beoordelingsformulier en bij de overhandiging van het vastgestelde formulier wordt door de leidinggevende gewezen op de bezwaar- en beroepsmogelijkheden die de medewerker heeft.

  • 6. De medewerker die zich niet kan verenigen met een besluit als bedoeld in het vierde lid, kan op grond van de Awb een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het bevoegd gezag.

  • 7. Het beoordelingsformulier wordt bewaard in het persoonsdossier van de medewerker.

Artikel 4. Hardheidsclausule

In die gevallen waarin dit reglement niet of niet in redelijkheid voorziet, beslist het bevoegd gezag.

Artikel 5. Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement functioneren en beoordelen Gemeente Velsen 2011’.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2011 onder gelijktijdig intrekking van het oude Reglement functioneren en beoordelen Gemeente Velsen 2007.

Aldus vastgesteld door Burgemeester en wethouders van Velsen in de vergadering van 18 januari 2011.