Regeling vervallen per 01-01-2008

Subsidieregeling Noordelijke innovatie ondersteuningsfaciliteit 2000

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2007

Intitulé

Subsidieregeling Noordelijke innovatie ondersteuningsfaciliteit 2000

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1, Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.   MKB-ondernemer: de eigenaar of eigenaren van een onderneming

-     in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 die voldoet aan de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen; en

-     die niet voor meer dan 25% in eigendom is van een of meer grotere ondernemingen, met uitzondering van publieke investeringsmaatschappijen, van participatiemaatschappijen of van institutionele beleggers die geen zeggenschap over de bedrijfsvoering hebben; of

-     ten behoeve waarvan op grond van andere steunmaatregelen dan die waarop artikel 87, derde lid, van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, in de voorgaande drie jaar tot minder dan € 100.000,-- aan geldelijke bijdragen is verleend.

      Eigenaren die een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn of wier onderneming structureel voor meer dan 10% uit overheidsbijdragen wordt gefinancierd, zijn geen ondernemer in de zin van deze regeling;

b.   groep: een combinatie van enerzijds een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die direct of indirect de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aansprakelijk vennoot is van of overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

c.   deskundige: degene die op grond van opleiding of ervaring geacht moet worden bijzonder gekwalificeerd te zijn voor het uitvoeren van een opdracht in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit; onafhankelijk deskundige: onder onafhankelijk deskundige wordt verstaan een deskundige die niet reeds werkzaam is of is geweest bij de ondernemer of het verband in de zin van onder a, derde onderdeel, waartoe de ondernemer behoort.

      Van deze eis kan slechts dan afgeweken worden indien de ondernemer aantoont dat buiten het verband, waartoe de ondernemer behoort, geen of onvoldoende specifieke deskundigheid beschikbaar is ten aanzien van het aangevraagde project;

d.   prototype: model dat aan de productie c.q. dienstverlening vooraf gaat, zoals proef- en demonstratieopstellingen, maar niet gebruikt wordt voor (industriële) toepassing en commerciële exploitatie;

e.   loonkosten: het brutoloon plus een opslag van 20% ter forfaitaire dekking van de werkgeverslasten;

f.    cluster: een verband zonder rechtspersoonlijkheid van deelnemers die samenwerken in een bepaald project. Deelnemers kunnen zijn: ondernemers, niet behorend tot dezelfde groep, en publieke en onafhankelijke private kennisinstellingen.

      De samenwerking vindt plaats op basis van contracten, waarin de risicodragende samenwerking tussen minimaal twee deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld. Minimaal een van de risicodragende deelnemers dient een ondernemer te zijn;

g.   ontwikkelingsproject: een systematische activiteit, erop gericht om voor de ondernemer technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe systemen, nieuwe diensten dan wel wezenlijke onderdelen daarvan te ontwikkelen;

h.   kennisdrager: een in dienst te nemen werknemer die sinds maximaal 1 jaar in het bezit is van een diploma van het hbo of van het wetenschappelijk onderwijs. De op grond van het behaalde diploma verworven kennis dient in de onderneming te worden ingezet door middel van de uitvoering van een kennisplan.

[Deze regeling is in werking getreden per 1 juni 2000, voor die ondernemingen die voldoen aan de eis geformuleerd bij het vijfde aandachtsstreepje van artikel 1, sub a.

Ondernemingen die voldoen aan de combinatie van 3 eisen die worden genoemd in artikel 1, sub a, tweede tot en met vierde aandachtsstreepje, doch niet aan de eis geformuleerd bij het vijfde aandachtsstreepje, kunnen gesubsidieerd worden nadat de Europese Commissie op grond van artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft laten blijken dat door haar geen bezwaren tegen deze regeling bestaan.]

Artikel 2

Ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt tot welke plafonds subsidies kunnen worden verleend voor de verschillende onderdelen.

Paragraaf 2, Aanvragen

Artikel 3

1.   Subsidie kan worden verleend aan de ondernemer wiens onderneming volgens het handelsregister is gevestigd of een nevenvestiging heeft in de provincie

Fryslân, in de provincie Groningen of in de provincie Drenthe, ten behoeve van ondernemingsactiviteiten die in genoemde provincies door genoemde (neven-)

vestiging worden uitgevoerd.

2.   Onverminderd het gestelde in het eerste lid, wijst het bevoegd bestuursorgaan aan welke ondernemingen een aanvraag voor subsidie in kunnen dienen. Hiertoe wordt ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar een lijst opgesteld en gepubliceerd van categorieën van ondernemingen die voor subsidieverlening in aanmerking komen.

      Bij het opstellen van de lijst wordt gebruikgemaakt van de Standaardbedrijfs-indeling (SBI 1993) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bevoegd bestuursorgaan deelt de ondernemingen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd in op basis van de feitelijke ondernemingsactiviteiten uitgedrukt in de viercijferige SBI-code van de hoofdactiviteit van de onderneming en toetst op basis daarvan of deze voorkomt op de eerdergenoemde lijst.

Artikel 4

1.   Aanvragen worden ingediend door inzending van het daartoe vastgestelde formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij dienen te worden overgelegd.

2.   Indien subsidie wordt aangevraagd voor een ontwikkelingsproject dan wel haalbaarheidsonderzoek dat nieuw is voor Noord-Nederland, behoort in ieder geval een toelichting omtrent de nieuwheid van het project en een verklaring dienaangaande van een door het bevoegd orgaan deskundig geachte onafhankelijke instelling tot de bedoelde bijlagen.

Artikel 5

Aan de aanvrager wordt een bericht van ontvangst gezonden waarbij de datum van de ontvangst van de aanvraag wordt vermeld.

Artikel 6

1.   Omtrent de aanvraag kan advies worden ingewonnen van derden.

2.   In het verzoek om advies wordt vastgelegd, binnen welke termijn het advies dient te worden ingezonden.

3.   Van de toepassing van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.

Paragraaf 3, Het besluit op de aanvraag

Artikel 7

1.   Op de aanvraag wordt binnen 8 weken nadat deze in behandeling is genomen besloten.

2.   Indien ter zake van een aanvraag overeenkomstig artikel 6 advies van derden wordt gevraagd, wordt de termijn voor het nemen van een besluit verlengd met de termijn bedoeld in het tweede lid van artikel 6.

3.   In bijzondere gevallen kan een andere beslistermijn worden vastgesteld. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 8

Onverminderd artikel 3 wordt subsidie geweigerd, indien en voor zover:

a.   met ingang van de dag dat de aanvraag in behandeling wordt genomen, door verlening van de gevraagde subsidie het voor het desbetreffende jaar vastgestelde plafond zou worden overschreden;

b.   de subsidiegerechtigde na daartoe schriftelijk te zijn uitgenodigd, de continuïteit van zijn onderneming binnen de bij de uitnodiging te stellen termijn niet of niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt;

c.   ter zake van de betaling van subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan 4 weken vóór de ontvangst van de aanvraag;

d.   aan de aanvrager surseance van betaling is verleend of de aanvrager failliet is verklaard;

e.   tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 9

Geen subsidiabele kosten zijn:

a.   omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

b.   kosten in verband met nakoming van wettelijke verplichtingen;

c.   kosten van personeelsaangelegenheden, scholing, opleidingen en cursussen etc., tenzij deze een integraal en bescheiden onderdeel vormen (maximaal 10%) van de subsidiabele kosten van advisering door een onafhankelijk deskundige;

d.   kosten van projecten tot kwaliteitsverbetering of procesverbetering gericht op certificering of de verwerving van erkenningscertificaten en kosten van projecten voor de uitvoering van maatregelen van milieubescherming of energiebesparing.

Artikel 10

1.   Andere subsidies die in dezelfde kosten van het project worden verworven, worden van het maximale subsidiebedrag afgetrokken.

2.   Het maximale bedrag van de subsidie wordt rechtevenredig verlaagd, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep of een cluster en de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking hebben op vestigingen van de groep of het cluster buiten het in artikel 3 vermelde gebied.

3.   Het maximale bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 11

Het besluit tot subsidieverlening vermeldt de hoogte van de subsidiabele kosten en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 12

1.   Bij subsidieverlening wordt de verplichting opgelegd dat de administratie van de onderneming de kosten van de uitvoering van het project op eenduidige wijze dient weer te geven.

2.   Naast de in het eerste lid bedoelde verplichting worden bij een besluit tot subsidieverlening verplichtingen opgelegd ter zake van de termijn waarbinnen de gesubsidieerde activiteiten moeten worden uitgevoerd, alsmede ter zake van de termijn waarin na afloop van de uitvoeringstermijn een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet zijn ontvangen.

3.   Naast de in het eerste en het tweede lid bedoelde verplichtingen kunnen bij een besluit tot subsidieverlening andere verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 13

Zolang de subsidie niet overeenkomstig artikel 18 van deze regeling onherroepelijk is vastgesteld, kan het verleningsbesluit worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

a.   het project waarvoor de subsidie is verleend niet of niet overeenkomstig het verleningsbesluit wordt uitgevoerd of zal worden uitgevoerd;

b.   de subsidieontvanger handelt in strijd met de in deze regeling gegeven voorschriften of met de bij het verleningsbesluit opgelegde verplichtingen;

c.   de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid;

d.   de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

e.   conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of op een deel van het vermogen van de subsidieontvanger.

Paragraaf 4, Voorschotten

Artikel 14

1.   Op aanvraag van de subsidieontvanger kan naar evenredigheid met de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten eenmaal een voorschot worden verleend wanneer ten minste 50% van de subsidiabele kosten zijn gemaakt en betaald. Het voorschot bedraagt ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag.

2.   Ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt een formulier vastgesteld, waarop is vermeld welke bijlagen gelijktijdig met het formulier dienen te worden ingezonden.

Artikel 15

1.   Bij de verlening van een voorschot wordt de verplichting opgelegd dat als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk worden terugbetaald, indien en voor zover:

a.   de subsidie lager wordt vastgesteld dan het uitbetaalde voorschot;

b.   het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.

2.   Naast de in het eerste lid bedoelde verplichtingen kunnen bij een besluit tot verlening van een voorschot andere verplichtingen worden opgelegd.

Paragraaf 5, De vaststelling van het subsidiebedrag

Artikel 16

1.   De aanvraag tot vaststelling van het subsidiebedrag geschiedt door inzending van een volledig ingevuld formulier, overeenkomstig het daarvoor vastgestelde model.

2.   Het in het eerste lid bedoelde formulier vermeldt de bijlagen die daarbij dienen te worden gevoegd. Tot deze bijlagen behoort in ieder geval een exemplaar van het aan de ondernemer uitgebrachte advies, dan wel een schriftelijk verslag van de uitvoering van het project.

Artikel 17

1.   Op een aanvraag tot vaststelling van het subsidiebedrag wordt binnen 6 maanden beschikt.

2.   In bijzondere gevallen kan het besluit tot vaststelling worden aangehouden tot een nader vast te stellen later tijdstip. Van een bijzonder geval is in ieder geval sprake, indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de betrokken onderneming.

Artikel 18

1.   Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de ten behoeve van het project gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

2.   Het vastgestelde subsidiebedrag is niet hoger dan het maximale subsidiebedrag als bedoeld in artikel 11.

Artikel 19

1.   Het besluit tot vaststelling van het subsidiebedrag kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd:

a.   op grond van feiten of omstandigheden die bij de vaststelling van het subsidiebedrag redelijkerwijs niet bekend konden zijn en op grond waarvan het subsidiebedrag lager had kunnen worden vastgesteld;

b.   indien de vaststelling van het subsidiebedrag onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

c.   indien de subsidieontvanger na de vaststelling van het subsidiebedrag heeft gehandeld in strijd met de uit de subsidieverlening voortvloeiende verplichtingen.

2.   Tot intrekking of wijziging als bedoeld in het eerste lid kan niet langer worden besloten dan tot 5 jaar na de verzending van het besluit tot vaststelling van het subsidiebedrag, dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid, onder c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

3.   De subsidieontvanger is verplicht om de subsidie onmiddellijk terug te betalen na intrekking of wijziging van het besluit tot vaststelling van het subsidiebedrag.

HOOFDSTUK 2, BIJZONDERE BEPALINGEN

Paragraaf 1, Bijzondere bepalingen met betrekking tot ontwikkelings-projecten van een cluster

Artikel 20

De ondernemingen van de ondernemers die samenwerken in een cluster dienen volgens het handelsregister gevestigd te zijn in of een nevenvestiging te hebben in de provincie Fryslân, in de provincie Groningen of in de provincie Drenthe.

Artikel 21

1.   Subsidiabele kosten zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige, alsmede materiaalkosten voor het bouwen van een prototype. Indien en voor zover deze kosten worden geactiveerd, geldt als voorwaarde dat ze worden geactiveerd op de fiscale balans van de onderneming onder de rubriek van artikel 365, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek.

2.   De subsidiabele kosten bedragen minimaal € 23.000,-- en maximaal € 350.000,¿¿ per project.

3.   De subsidie bedraagt:

-     25% indien in het cluster 2 ondernemingen samenwerken

-35% indien in het cluster 3 of meer ondernemingen samenwerken

4.   Onverminderd het gestelde in artikel 22 kan, indien een kennisinstelling als deskundige optreedt, 10% extra subsidie van de subsidiabele kosten verstrekt.

5.   Onverminderd het gestelde in artikel 22 wordt, indien het ontwikkelingsproject nieuw voor Noord-Nederland is, 10% extra subsidie van de subsidiabele kosten verstrekt.

Artikel 22

Het maximale subsidiebedrag voor een ontwikkelingsproject bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf 2, Bijzondere bepalingen met betrekking tot ontwikkelings-projecten van en vermarkting door individuele ondernemingen

Artikel 23

Per periode van 6 maanden kan niet meer dan 1 aanvraag voor dezelfde kostensoort als bedoeld in artikel 24 worden ingediend, tenzij de eerder aangevraagde subsidie is geweigerd of zal worden geweigerd of de aanvraag eenduidig betrekking heeft op een ander project.

Artikel 24

1.   Subsidiabele kosten van ontwikkelingsprojecten zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige, alsmede materiaalkosten voor het bouwen van een prototype. Indien en voor zover deze kosten worden geactiveerd geldt als voorwaarde dat ze worden geactiveerd op de fiscale balans van de onderneming onder de rubriek van artikel 365, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek.

2.   Subsidiabele kosten van een strategisch marketingplan zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het maken of herzien van een beleidsplan voor de afzet van de onderneming.

3.   Subsidiabele kosten van marktverkenning zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het doen van onderzoek naar de afzetmogelijkheden van een product of dienst van de onderneming.

4.   Subsidiabele kosten van haalbaarheidsonderzoeken zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het doen van onderzoek naar de technische of bedrijfseconomische mogelijkheden voor en gevolgen van de uitbreiding van de productie met een voor de onderneming nieuw product of een nieuwe dienst.

5.   Subsidiabele kosten van samenwerking zijn de kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het voorbereiden, maken en uitvoeren van een plan voor het gericht zoeken naar externe ondernemers met wie ter zake van nieuwe ondernemingsactiviteiten kan worden samengewerkt.

6.   Subsidiabele kosten van bedrijfsovername zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het maken van een plan waarin de bedrijfseconomische haalbaarheid inzake de overname van een operationele onderneming wordt onderzocht.

Artikel 25

1.   De subsidiabele kosten bedragen minimaal € 2.300,-- en maximaal € 35.000,-- per project.

2.   Het subsidiebedrag bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

3.   Onverminderd het gestelde in artikel 24 wordt, indien het ontwikkelingsproject dan wel haalbaarheidsonderzoek nieuw voor Noord-Nederland is, 10% extra subsidie van de subsidiabele kosten verleend en bedragen de subsidiabele kosten maximaal € 70.000,-- per project.

Artikel 26

Geen voorschotten kunnen worden verleend na subsidieverlening ten behoeve van de in artikel 24 bedoelde kostensoorten.

Paragraaf 3, Bijzondere bepalingen met betrekking tot internationalisering

Artikel 27

1    De subsidiabele kosten voor internationale oriëntatie zijn de loonkosten van een in dienst te nemen deskundige tot een maximum van € 70.000,-- per jaar.

2.   De in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedurende maximaal 2 jaar subsidiabel en dienen te worden gemaakt ter uitvoering van 1 of 2 arbeidsovereenkomsten met een deskundige of deskundigen die gedurende ten minste 32 uur per week werken aan de uitvoering van een internationaal marketingplan.

3.   Geen subsidie kan worden verleend indien de deskundige of deskundigen in het voorgaande jaar reeds werkzaam is respectievelijk zijn geweest bij de ondernemer of de groep waartoe de ondernemer behoort.

Artikel 28

Het maximale subsidiebedrag voor internationale oriëntatie bedraagt 45% van de subsidiabele kosten per project.

HOOFDSTUK 3, TOEZICHT- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

1.   De subsidiabele kosten voor kennisdragers zijn de loonkosten van een in dienst te nemen kennisdrager tot een maximum van € 35.000,-- per jaar.

2.   De in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedurende maximaal 2 jaar subsidiabel en dienen te worden gemaakt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst met een kennisdrager die gedurende ten minste 20 uur per week werkt aan de uitvoering van een kennisplan.

3.   Geen subsidie kan worden verleend, indien de kennisdrager reeds werkzaam is geweest bij de ondernemer.

4.   Er kan geen subsidie worden verleend, indien bij de onderneming reeds twee of meer werknemers met een diploma van het hbo of van het wetenschappelijk onderwijs werkzaam zijn.

Artikel 30

Het maximale subsidiebedrag voor kennisdragers bedraagt 45% van de subsidiabele kosten per project.

Artikel 31

Per kalenderjaar kan niet meer dan 1 aanvraag voor de kostensoort kennisdragers worden ingediend.

Artikel 32

1.   Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen.

2.   De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 33

Deze regeling is gelijkluidend vastgesteld door provinciale staten van Fryslân,

Groningen en Drenthe.

Artikel 34

1.   De taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze regeling behoren aan gedeputeerde staten.

2.   Gedeputeerde staten worden gemachtigd tot de overdracht van hun taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze regeling aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

3.   Gedeputeerde staten worden gemachtigd wijzigingen door te voeren in de onderhavige regeling, zoals deze worden aangegeven door de Europese Commissie betreffende de instemming met de voorliggende regeling in het kader van de aanmeldingsprocedure bij de Europese Commissie.

Artikel 35

Deze regeling wordt aangehaald als: Noordelijke Innovatie Ondersteunings Faciliteit 2000 (NIOF 2000).