Regeling vervallen per 01-01-2006

Subsidieverordening bodemsanering bedrijfsterreinen provincie Drenthe

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2005

Inhoud

HOOFDSTUK I, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:

a.   Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

b.   WBB: de Wet bodembescherming;

c.   subsidie: de subsidie op grond van deze verordening;

d.   convenant: het op 11 juni 2001 in werking getreden Convenant bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen;

e.   notitie: de Notitie bodemsanering bedrijfsterreinen, die als bijlage 1 aan het convenant is gehecht;

f.    Circulaire ouderdomsbepaling: de circulaire ter bepaling van de ontstaansperiode van verontreinigingen in de bodem in relatie tot het jaar 1975 (ouderdomsbepaling), zoals bekendgemaakt door de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer op 11 april 2002 en gepubliceerd in de Staatscourant nummer 86 van 2002;

g.   onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1991, zaak C 41/90 (Höfner), Jurisprudentie 1991, bladzijde I 1979, met uitzondering van de onderneming die behoort tot de landbouwsector, zoals bedoeld in de Communautaire richtsnoeren voor Staatssteun in de landbouwsector, Publicatieblad EG 2000, C 028 van 1 februari 2000, bladzijde 2;

h.   MKB-bedrijf: een kleine en/of middelgrote onderneming als bedoeld in Aanbeveling 96/280/EG van de Europese Commissie van 30 april 1996, Publicatieblad EG 1996, L 107 van 30 april 1996, bladzijde 4;

i.    bedrijfsterrein: het perceel waarop een onderneming, al dan niet in hoofdzaak, haar bedrijfsactiviteiten verricht;

j.    verwerving: de verkrijging van een bedrijfsterrein in de hoedanigheid van eigenaar overeenkomstig de artikelen 3:83, 3:84 en 3:89 van het Burgerlijk Wetboek of in de hoedanigheid van erfpachter overeenkomstig artikel 3:98, juncto de artikelen 3:83, 3:84 en 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

k.   saneringskosten:

-     de kosten van voorbereiding van de sanering, voor zover na de verlening van de subsidie in de zin van afdeling 4.2.3 van de Awb gemaakt, zoals opstellen saneringsbestek, besteksraming en -gunning, draaiboek, advisering en aanschaffen, niet-duurzame kapitaalgoederen of de reële huurprijs daarvan, aanbesteding, advies keuze adviesbureau en budgetbewaking;

-     de kosten van uitvoering van de sanering, zoals boringen, monsterneming, analyses, landmeten, pompen, graafwerk, damwanden, opvullen met schone grond, laden/lossen, transport, sloop/herstel en bemaling;

-     de kosten van toezicht, technisch overleg, (eind)rapportage en evaluatie;

-     de kosten van tijdelijke beveiligingsmaatregelen en nazorg;

-     de kosten:

-     van opslag en reiniging van de verontreinigde grond;

-     van stort, alleen indien het Service Centrum Grondreiniging een "niet-reinigbaar-verklaring" heeft afgegeven. Het oordeel van het Service Centrum Grondreiniging is niet vereist, indien artikel 3 van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering (Staatscourant nummer 121 van 2000) van toepassing is;

-     die in verband met sanering verschuldigd zijn op grond van andere verplichtingen (zuiveringslasten, stortingsrechten, nutsbedrijven, verzekeringen, vergunningen/ontheffingen, leges, niet-terugvorderbare BTW, kadastrale rechten);

l.    nettosaneringskosten: de saneringskosten, verminderd met de omzetbelasting (BTW), indien en voor zover deze in vooraftrek kunnen worden genomen, alsmede verminderd met de kosten die samenhangen met andere werkzaamheden dan het onderzoek of de sanering (samenlopende kosten) die:

-     in ander verband reeds waren voorgenomen of verplicht, zoals het bouwrijp maken, het graven van een bouwput, het slopen van opstallen, de taken voor waterleidingmaatschappijen voortvloeiende uit de Waterleidingwet;

-     met een ander oogmerk extra worden verricht, bijvoorbeeld het verbeteren van de infrastructuur na sanering;

-     in een ander kader uit praktische overwegingen gelijktijdig worden uitgevoerd, zoals het vernieuwen van de riolering;

      en voorts verminderd met het concrete bedrag dat bij de verwerving op de koopsom in mindering is gebracht met het oog op de aanwezigheid van een verontreiniging van het bedrijfsterrein,

      indien en voor zover de verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1983 en de bedoelde vermindering met het concrete bedrag blijkt uit de schriftelijke stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen;

m.  schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering: het verslag waarin voor wat betreft de sanering dan wel, in het geval van een gefaseerde sanering in de zin van artikel 38, vierde lid, van de WBB, voor wat betreft een fase of meerdere fasen van een sanering is opgenomen:

-     een beschrijving van de getroffen saneringsmaatregelen;

-     een beschrijving van de kwaliteit van de bodem na het uitvoeren van (de

fase(n) van) de sanering, waaronder mede begrepen een beschrijving van de aard en de omvang van de verontreiniging, indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven;

-     indien de verontreinigde grond is afgegraven of het verontreinigde grondwater aan de bodem is onttrokken, de hoeveelheid, de kwaliteit en de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;

-     indien ten behoeve van de sanering grond wordt aangevoerd, de hoeveelheid, de kwaliteit en de herkomst van de aangevoerde grond;

-     een evaluatie van de mate waarin de effecten van de getroffen saneringsmaatregelen overeenstemmen met de beoogde effecten;

-     indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is, een aanduiding dat de verontreiniging beperkingen in het gebruik met zich brengt, dan wel maatregelen noodzakelijk maakt;

-     de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond.

Artikel 2, Doel van de verordening en de bevoegdheid tot uitvoering

Deze verordening heeft ten doel het verstrekken van de subsidie ten behoeve van de sanering van de bodem van een in gebruik zijnd en blijvend bedrijfsterrein.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van deze verordening berust bij gedeputeerde staten.

De Algemene subsidieverordening Drenthe is niet van toepassing.

HOOFDSTUK II, DE AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 3, Wijze van indienen van de aanvraag

De aanvrager vraagt de subsidie aan met behulp van een door gedeputeerde staten vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Artikel 4, De inhoud van de aanvraag

De aanvraag bevat in ieder geval:

a.   de naam en het adres van de aanvrager, alsmede van de eigenaar of de erfpachter van het bedrijfsterrein, indien dat niet dezelfde persoon is als de aanvrager;

b.   de dagtekening;

c.   een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

d.   gegevens omtrent de ernst van de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein in de zin van artikel 6, eerste lid, onder d, zoals blijkend uit de resultaten van een nader onderzoek in de zin van artikel 1 van de WBB;

e.   gegevens omtrent de urgentie van de sanering van de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder f, eerste punt;

f.    gegevens omtrent de voorgenomen sanering van de verontreiniging, zoals blijkend uit een saneringsplan, waarmee overeenkomstig het bepaalde in artikel 39, tweede lid, van de WBB bij beschikking is ingestemd, dan wel op de datum van dagtekening van de aanvraag, zoals bedoeld onder b, nog dient te worden ingestemd;

g.   een begroting van de met de sanering verbonden saneringskosten en nettosaneringskosten, op basis van het onder f bedoelde saneringsplan, waarbij heeft te gelden dat deze begroting dient te worden opgemaakt volgens een goede werkomschrijving, waarvan de kosten worden opgesteld in de vorm van een voldoende gedetailleerde inschrijfstaat en waarin een duidelijk inzicht wordt geboden in de omvang en de eenheidsprijzen van werkzaamheden en waarbij voorts heeft te gelden dat de kosten van de opdrachtgever, zoals met betrekking tot aanbesteding, directievoering en milieukundige begeleiding in het geval dat de nettosaneringskosten meer dan € 50.000,-- bedragen, maximaal 10% van deze nettosaneringskosten, mogen zijn, in het geval dat deze kosten gelijk zijn aan of minder dan € 50.000,--, een bedrag ter grootte van maximaal 20% van de nettosaneringskosten;

h.   gegevens omtrent de eigendom van en de erfpachtsituatie ter plaatse van het bedrijfsterrein en de juridische relatie van de onder a bedoelde aanvrager tot het bedrijfsterrein, zoals blijkend uit een kopie van de koopovereenkomst, een kopie van de akte van eigendomsoverdracht en, wanneer van toepassing, een kopie van de akte tot vestiging van het erfpachtrecht en de akte tot overdracht van het erfpachtrecht;

i.    gegevens omtrent de onderneming;

j.    gegevens omtrent de ouderdom van de verontreiniging, zoals bedoeld in de invulformulieren die zijn gehecht aan de Circulaire ouderdomsbepaling.

Artikel 5, De ontvangst van de aanvraag

Gedeputeerde staten bevestigen onverwijld de ontvangst van de aanvraag.

HOOFDSTUK III, DE VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6, De voorwaarden voor de subsidie

1.   De subsidie wordt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.2, 9.3, 9.4 en 9.5, verleend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.   de subsidieaanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of de erfpachter;

b.   van een in gebruik zijnd bedrijfsterrein:

c.   waarvan de verwerving door de onder a bedoelde eigenaar of erfpachter vóór 1 januari 1995 heeft plaatsgevonden;

d.   welk bedrijfsterrein op het tijdstip van het indienen van een aanvraag om subsidie ernstig verontreinigd is in de zin van artikel 29 van de WBB;

e.   welke ernstige verontreiniging, voor wat betreft een percentage van 80 of meer, vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt, hetgeen wordt bepaald op basis van de Circulaire ouderdomsbepaling,

f.    van welk bedrijfsterrein de sanering van de verontreiniging:

-     ofwel milieuhygiënisch urgent is in de zin van artikel 37 van de WBB en de in de beschik-king ernst en urgentie in de zin van de artikelen 29 en 37 van de WBB op grond van de Circulaire bepaling saneringstijdstip voor gevallen van ernstige verontreiniging, waarvoor sanering urgent is, Staatscourant nummer 47 van 1997, dan wel de voor deze circulaire in de plaats komende wet- en/of regelgeving, opgenomen urgentietermijn op de dagtekening van de aanvraag voor de subsidie, zoals bedoeld in artikel 4, onder b, wordt ingediend, nog niet is verstreken;

-     ofwel verplicht is als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het bedrijfsterrein worden verricht;

g.   van welk bedrijfsterrein de ernst van de verontreiniging, zoals bedoeld onder d en e en de urgentie dan wel het ontbreken van urgentie van de sanering, zoals bedoeld onder f, blijkt uit een beschikking van het bevoegd gezag in de zin van de WBB,

h.   voor welk bedrijfsterrein de aanvraag voor de subsidie is ingediend vóórdat met de sanering van het bedrijfsterrein een aanvang is gemaakt overeenkomstig een saneringsplan waarmee ingevolge het bepaalde in artikel 39, tweede lid, van de WBB bij beschikking is ingestemd en deze beschikking in werking is getreden in de zin van het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer,

i.    terwijl gedeputeerde staten kunnen instemmen met de begroting van de met de sanering van het bedrijfsterrein verbonden saneringskosten en nettosaneringskosten, zoals bedoeld in artikel 4, onder g.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder c, wordt de subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, derde lid, en de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 6, eerste lid, onder d tot en met i, eveneens verleend aan de in artikel 6, eerste lid, onder a, bedoelde eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd bedrijfsterrein, waarvan de verwerving na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in de zin van artikel 18 heeft plaatsgevonden, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.   deze eigenaar of erfpachter overlegt als bijlage bij het in artikel 3 bedoelde aanvraagformulier aan gedeputeerde staten, een verklaring overeenkomstig een door hen opgesteld model, waaruit blijkt dat deze eigenaar of erfpachter zich op de datum van verwerving jegens gedeputeerde staten heeft verplicht het bedrijfsterrein te saneren of te doen saneren, terwijl

b.   uit de onder a bedoelde verklaring tevens blijkt dat de eigenaar of erfpachter naar genoegen van gedeputeerde staten financiële zekerheid heeft gesteld voor het bedrag ter grootte van de saneringskosten verminderd met de mogelijk aanspraak op de subsidie die zou hebben te gelden voor de eigenaar of erfpachter van wie hij het bedrijfsterrein heeft verworven.

      Indien de eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd bedrijfsterrein aan de voorwaarden in de eerste volzin van deze bepaling voldoet, wordt hij bij de bepaling van de hoogte van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 7, gelijkgesteld met degene van wie hij rechtstreeks de eigendom of de erfpacht heeft verworven.

3.   Het in artikel 6, eerste lid, onder h, bedoelde saneringsplan heeft betrekking op het gehele geval van ernstige verontreiniging, zoals bedoeld in artikel 1 van de WBB.

      In afwijking van de vorige volzin mag in milieuhygiënisch urgente gevallen, waarbij de verontreiniging zich over meer percelen uitstrekt dan slechts het bedrijfsterrein, het saneringsplan betrekking hebben op uitsluitend de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein en daarmee op een deelsanering, indien aan de navolgende voorwaarden is voldaan:

-     de bron van de verontreiniging bevindt zich niet op het bedrijfsterrein;

-     een gezamenlijke aanpak van de sanering van het gehele geval van de verontreiniging is naar het oordeel van het bevoegd gezag in de zin van de WBB niet mogelijk, en;

-     naar het oordeel van het bevoegd gezag in de zin van de WBB bestaan geen milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering.

      De in de vorige alinea geformuleerde uitzondering geldt niet in het geval dat de sanering van de verontreiniging van het bedrijfsterrein uitsluitend verplicht is, als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het bedrijfsterrein worden verricht, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder f, tweede punt, tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse verontreiniging betreft dat het eisen van de sanering van het gehele geval van verontreiniging naar het oordeel van het bevoegd gezag kennelijk onredelijk zou zijn.

Artikel 7, De hoogte van de subsidie

1.   In het geval dat de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein waarvan de ernstige verontreiniging in de zin van artikel 29 van de WBB voor 80% of meer vóór 1 januari 1975, zoals bepaald op basis van de Circulaire ouderdomsbepaling, heeft plaatsgevonden, een directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van die verontreiniging dan wel een duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker of veroorzakers, bedraagt de subsidie 35% van de nettosaneringskosten.

2.   In het geval dat de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein waarvan de ernstige verontreiniging in de zin van artikel 29 van de WBB voor 80% of meer vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt, zoals bepaald op basis van de Circulaire ouderdomsbepaling, niet zelf heeft veroorzaakt en evenmin een directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking dan wel een duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker of veroorzakers, bedraagt de subsidie:

a.   bij verwerving vóór 1 januari 1975 60% van de nettosaneringskosten;

b.   bij verwerving op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1987 35% van de nettosaneringskosten;

c.   bij verwerving op of ná 1 januari 1987 maar vóór 1 januari 1995 20% van de nettosaneringskosten.

3.   In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste en tweede lid, bedraagt de subsidie in het geval dat het bedrijfsterrein ten dienste staat aan een MKB-bedrijf:

a.   in het geval zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, 40% van de nettosaneringskosten;

b.   bij verwerving vóór 1 januari 1975 70% van de nettosaneringskosten;

c.   bij verwerving op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1987 40% van de nettosaneringskosten;

d.   bij verwerving op of ná 1 januari 1987 maar vóór 1 januari 1995 25% van de nettosaneringskosten.

4.   De subsidie bedraagt in het geval dat de in artikel 7, tweede lid, onder b, dan wel de in artikel 7, derde lid, onder b, bedoelde verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1983, de in artikel 7, tweede lid, onder a, respectievelijk de in artikel 7, derde lid, onder b, bedoelde subsidie, tenzij gedeputeerde staten op basis van de schriftelijke stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen van oordeel zijn dat de aanvrager ten tijde van de verwerving op de hoogte was dan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de ernstige verontreiniging van het bedrijfsterrein.

5.   In geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, vierde lid, van de WBB, in fasen geschiedt en de ontvanger van de subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, vierde lid, de mogelijkheid heeft een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 10, in te dienen, wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid, wordt de hoogte van de subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, eerste tot en met vierde lid, berekend over de nettosaneringskosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de voltooide fase of fasen van de sanering.

6.   De subsidie wordt met betrekking tot de sanering van een geval van ernstige verontreiniging, zoals bedoeld in artikel 1 van de WBB, dan wel de sanering of de deelsanering van een bedrijfsterrein, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, tweede volzin, eenmalig verleend, vastgesteld en uitbetaald, met dien verstande dat wanneer zich de situatie als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, voordoet, de subsidie, onverminderd de plicht tot voltooiing van de gehele sanering overeenkomstig het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h, eenmalig wordt verleend, vastgesteld en uitbetaald met betrekking tot de voltooide fase of fasen van de sanering.

7.   De subsidie wordt niet verstrekt in het geval ten behoeve van de uitvoering van de sanering van de bodem van het bedrijfsterrein een andere financiële bijdrage van de overheid dan deze subsidie is, wordt dan wel kan of had kunnen worden verkregen. De subsidie wordt evenmin verstrekt, indien de saneringsverplichting voortvloeit of samenhangt met maatregelen die hadden moeten worden getroffen op grond van het Besluit tankstations milieubeheer (besluit van 20 januari 1994, Staatsblad nummer 53, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 oktober 2001, Staatsblad nummer 487).

Artikel 8, De beslissing op de aanvraag tot verlening van de subsidie

1.   Gedeputeerde staten beslissen op de aanvraag tot verlening van de subsidie binnen een termijn van 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.

2.   Gedeputeerde staten kunnen de in artikel 8, eerste lid, bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met een termijn van 13 weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 9, De inhoud van de beschikking tot verlening van de subsidie

1.   De beschikking tot verlening van de subsidie vermeldt in ieder geval:

a.   de hoogte van de subsidie in een percentage, zoals bedoeld in artikel 7;

b.   de maximale hoogte van de subsidie in euro's, op basis van het percentage, zoals bedoeld onder a, van de begroting van de nettosaneringskosten, zoals bedoeld in artikel 4, onder g, vermeerderd met een percentage van 15 over de nettosaneringskosten.

2.   De beschikking vermeldt voorts dat de subsidie wordt verleend onder de navolgende voorwaarden en verplichtingen:

a.   in het geval dat wordt gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als bedrijfsterrein, dient het bedrijfsterrein gedurende een periode van 5 jaar na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, in gebruik te blijven als bedrijfsterrein;

b.   binnen 12 maanden nadat door het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in artikel 39, tweede lid, van de WBB is ingestemd met het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h, dient een daadwerkelijk begin te worden gemaakt met de uitvoering van de sanering;

c.   de sanering van het bedrijfsterrein dient te worden afgerond en uitgevoerd overeenkomstig het saneringsplan waarmee, ingevolge het bepaalde in artikel 39, tweede lid, van de WBB door gedeputeerde staten is ingestemd, zoals bedoeld onder b;

d.   binnen 8 weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend, welke aanvraag vergezeld dient te gaan van een schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering waaruit volgt dat de sanering is uitgevoerd en afgerond overeenkomstig het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 4, onder f;

e.   de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals hiervoor bedoeld onder d en in artikel 10, dient voorts vergezeld te gaan van een financieel verslag ter zake van de daadwerkelijk met de sanering, of met de fasen daarvan, verbonden nettosaneringskosten op basis van het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 4, onder f, welk financieel verslag vergezeld dient te gaan van een in opdracht en voor rekening van de aanvrager van de subsidie door een externe accountant, zoals bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, opgestelde verklaring omtrent de rechtmatigheid en de getrouwheid met betrekking tot het financieel verslag die wordt afgegeven na toetsing van de vorenbedoelde kosten aan artikel 7 van deze verordening;

f.    in het geval dat de nettosaneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering, of de fasen daarvan, in totaal worden geraamd op een bedrag dat gelijk is aan of minder dan € 50.000,--, dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals hiervoor bedoeld onder d en in artikel 10, vergezeld te gaan van minimaal 2 concurrerende offertes van aannemers, terwijl deze aanvraag in het geval dat de nettosaneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering, of de fasen daarvan, in totaal worden geraamd op een bedrag hoger dan € 50.000,-- vergezeld dient te gaan van minimaal 3 concurrerende offertes van aannemers, waarbij steeds heeft te gelden dat een schriftelijke motivering zal moeten worden bijgevoegd, indien niet wordt gekozen voor de goedkoopste offerte;

g.   bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals hiervoor bedoeld onder d en in artikel 10, dient een verklaring van de milieukundige begeleider en de directievoerder, inhoudende dat de nettosaneringskosten doelmatig zijn besteed, te zijn gevoegd.

3.   Gedeputeerde staten kunnen aan de beschikking tot verlening van de subsidie nadere voorschriften en verplichtingen verbinden.

4.   De in artikel 9, derde lid, bedoelde voorschriften kunnen de ontvanger van de subsidie, in geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, vierde lid, van de WBB in fasen geschiedt, de mogelijkheid bieden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 10, in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, vijfde lid.

5.   De in artikel 9, derde lid, bedoelde voorschriften kunnen, in aanvulling op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, voorts verplichtingen bevatten met betrekking tot de verwezenlijking van de uitvoering van de sanering van de bodem van het bedrijfsterrein.

HOOFDSTUK IV, DE VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10, De aanvraag tot vaststelling van de subsidie

1.   De ontvanger van de subsidie dient binnen 8 weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, bij gedeputeerde staten een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie, met behulp van een door hen vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

2.   In geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, vierde lid, van de WBB in fasen geschiedt en de ontvanger van de subsidie overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, vierde lid, de mogelijkheid is geboden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid maar niet de volledige sanering, dient de ontvanger van de subsidie binnen 8 weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden met betrekking tot de fase van de sanering die in het kader van het bepaalde in artikel 7, vijfde lid, bij de bepaling van de hoogte van de subsidie als laatste dient te worden meegerekend zijn afgerond, zoals vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, bij gedeputeerde staten een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie, met behulp van een door hen vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

3.   De in artikel 10, eerste en tweede lid, bedoelde aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat in ieder geval:

a.   de naam en het adres van de aanvrager;

b.   de dagtekening;

c.   een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

d.   een schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering of van de fasen ervan waaruit blijkt dat de sanering is uitgevoerd en afgerond overeenkomstig het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder d;

e.   een financieel verslag ter zake van de daadwerkelijk met de sanering of de fasen daarvan, verbonden nettosaneringskosten en een aan dit financieel verslag gehechte verklaring omtrent de rechtmatigheid en de getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder e;

f.    minimaal 2 concurrerende offertes van aannemers in het geval dat de nettosaneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering of van de fasen daarvan, in totaal op een bedrag gelijk aan of minder dan € 50.000,-- werden geraamd, dan wel minimaal 3 concurrerende offertes van aannemers in het geval dat de nettosaneringskosten op bedoeld tijdstip in totaal op een bedrag hoger dan € 50.000,-- werden geraamd, waarbij steeds heeft te gelden dat een schriftelijke motivering dient te worden bijgevoegd, indien bij de uitvoering van de sanering of van de fasen daarvan van het bedrijfsterrein niet is gekozen voor de goedkoopste offerte, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder f;

g.   een verklaring van de milieukundige begeleider en de directievoerder inhoudende dat de nettosaneringskosten doelmatig zijn besteed, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder g.

Artikel 11, De ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie

Gedeputeerde staten bevestigen onverwijld de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 12, De beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie

1.   Gedeputeerde staten beslissen op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen een termijn van 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.

2    Gedeputeerde staten kunnen de in artikel 12, eerste lid, bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met een termijn van 13 weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 13, De inhoud van de beslissing tot vaststelling van de subsidie

De beschikking tot vaststelling van de subsidie vermeldt in ieder geval:

a.   of is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen voor de verlening van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 9, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder a;

b.   in het geval dat aan de voorwaarden voor de verlening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 9, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder a, is voldaan: de hoogte van de subsidie in euro's, zoals bepaald op basis van de berekening waarin het percentage, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, juncto artikel 7, wordt gerelateerd aan de daadwerkelijk in het kader van de sanering gemaakte nettosaneringskosten, zoals bedoeld in artikel 10, derde lid, onder e;

c.   dat in het geval dat is gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als bedrijfsterrein, moet blijven worden voldaan aan de voorwaarde, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, op straffe van wijziging of intrekking van het besluit tot vaststelling van de subsidie.

HOOFDSTUK V, DE UITBETALING, DE INTREKKING, DE WIJZIGING EN DE TERUGVORDERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14, De uitbetaling van de subsidie

1.   De subsidie wordt door gedeputeerde staten uitbetaald als bijdrage ineens binnen 8 weken na de beslissing als bedoeld in de artikelen 12 en 13.

2.   Op de subsidie wordt geen voorschot verleend.

HOOFDSTUK VI, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15, Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze subsidieverordening zijn belast de bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen dan wel aan te wijzen personen.

Artikel 16, Evaluatie doeltreffendheid en effecten subsidie in de praktijk

Het in artikel 4:24 van de Awb bedoelde verslag wordt voor het eerst een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening gepubliceerd, zoals bedoeld in artikel 17.

Artikel 17, Inwerkingtreding en werkingsduur

1.   Deze verordening treedt in werking 6 weken na de dag van bekendmaking in het Provinciaal blad.

2.   Deze verordening vervalt met ingang van de dag waarop de WBB en/of de op die wet gebaseerde regelgeving in het onderwerp van deze verordening voorziet.

Artikel 18, Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening bodemsanering bedrijfsterreinen provincie Drenthe.

TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEVERORDENING BODEMSANERING BEDRIJFSTERREINEN PROVINCIE DRENTHE

ALGEMEEN

Als gevolg van de ondertekening door de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (VROM), de minister van economische zaken (EZ) en vertegenwoordigers van de colleges van gedeputeerde staten van de provincies, de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG), de Vereniging Verbond van Nederlandse Ondernemingen-Nederlandse Christelijke Werkgeversvereniging (VNO-NCW) en de KVMKB Nederland is op 11 juni 2001 het Convenant bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen (hierna te noemen het convenant) in werking getreden. Ingevolge het convenant verplicht het bedrijfsleven zich tot de sanering van verontreinigde bedrijfsterreinen, waar tegenover staat dat een overheidssubsidie kan worden verkregen ten behoeve van de sanering van bedrijfsterreinen, waarvan de verontreiniging in belangrijke mate vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt.

De totstandkoming van het convenant vormt een uitwerking van de beleidsvernieuwing bodemsanering (hierna te noemen BEVER) die is vastgelegd in het eindrapport BEVER van 21 september 2000. Het op dit eindrapport gebaseerde kabinetsstandpunt BEVER is door de minister van VROM bij brief van 16 januari 2002 aan de voorzitter van de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nummer 28 199, nummer 1). De (verdere) implementatie van BEVER zal onder meer plaatsvinden door middel van de aanpassing van de wet- en regelgeving, in het bijzonder in het kader van de Wet bodembescherming (WBB).

In de brieven die de minister van VROM en de directeur-generaal milieubeheer van zijn ministerie op respectievelijk 30 juli 2001, kenmerk LMV/2001065757, en

5 februari 2002, kenmerk LMV/2001137247, aan de bevoegde gezagen in de zin van de WBB zonden, gaven zij aan dat de mogelijkheid dient te bestaan om reeds nu, voorafgaand aan de vastlegging in wet- en/of regelgeving, door middel van interim-beleid uitwerking te geven aan hetgeen in het kader van het convenant is afgesproken. Deze subsidieverordening bedoelt aan dat interim-beleid nader vorm te geven, ten behoeve van de bevoegde gezagen in de zin van de WBB die in afwachting van de vorenbedoelde wet- en/of regelgeving met de daadwerkelijke uitvoering van het interim-beleid zijn belast.

De kernelementen van deze subsidieverordening zijn te vinden in artikel 1, onder g, h, i, j, k, l en m, artikel 4, onder d, e, f, g, h, i, en j, de artikelen 6 en 7, alsmede de artikelen 9.2 en 10, met uitzondering van de daarin genoemde termijnen.

Zoals bekend stelt de Algemene wet bestuursrecht de nodige eisen aan (de procedure omtrent) het verlenen van een overheidsbijdrage in de vorm van een subsidie. Met die eisen is bij het concipiëren van deze verordening rekening gehouden.

Zoals uit de navolgende bepalingen van de subsidieverordening blijkt, kan het interimbeleid op dit moment nog geen uitwerking geven aan alle elementen van de zogenoemde Bedrijvenregeling die in de als bijlage 1 aan het convenant gehechte Notitie bodemsanering bedrijfsterreinen (hierna te noemen de notitie) zijn neergelegd. Het interimbeleid vindt in het bijzonder een begrenzing in het feit dat zijn tijdelijk karakter noodzakelijkerwijs met zich brengt dat een aantal vereisten om in aanmerking te komen voor een overheidsbijdrage ten behoeve van de sanering van een bedrijfsterrein, anders dan in de notitie vermeld, gedurende de looptijd van het interimbeleid niet relevant is, dan wel niet wordt gesteld (waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan de plicht tot aanmelding vóór 31 december 2005) en de hoogte van de te verkrijgen overheidsbijdrage wordt bepaald aan de hand van de in de notitie voor de periode tot 1 januari 2011 genoemde percentages. Bij aanvang van de sanering vanaf 1 januari 2011 zullen lagere percentages gaan gelden.

Financieel

Het gaat bij de subsidieverlening niet om eigen provinciale middelen, maar om rijksmiddelen die via de provincie, als bevoegd gezag in het kader van de WBB via extra verhoging van het reguliere budget van de provincie, aan de rechthebbenden worden doorgesluisd. Teneinde de stimulerende werking zoveel mogelijk te bevorderen, heeft de minister van VROM de provincies gevraagd geen financieel subsidieplafond in te bouwen. De minister heeft daar een garantie tot uitbetaling aan de provincies tegenover gezet.

Relatie tot de Algemene subsidieverordening Drenthe

In termen van de Algemene subsidieverordening Drenthe is sprake van een incidentele subsidie. De verordening is overgenomen van een model dat door de provincies, het Ministerie van VROM en de landsadvocaat is opgemaakt. Dat is gebeurd om redenen van efficiency en om de Europese Commissie, aan wie goedkeuring moest worden gevraagd wegens relaties met de staatssteunproblematiek, inzage te geven in het beoogde subsidiëringsbeleid. Daarbij is de keus gemaakt om een model te maken dat compleet is en dat niet nader hoeft te worden afgestemd op de Algemene subsidieverordening Drenthe. Voorts wijkt de voorliggende subsidieverordening op diverse punten af van hoofdstuk 4, Incidentele subsidies van de algemene verordening. Die afwijkingen hebben te maken met de wenselijkheid dat subsidieaanvragen zoveel mogelijk naar analogie van de beschikkingenprocedures van de WBB worden afgewikkeld.

Aldus is het bijvoorbeeld mogelijk dat een bedrijf tegelijk zowel een saneringsplan ter instemming aanbiedt, als een subsidieaanvraag indient. Beide procedures kunnen dan synchroon worden afgewikkeld. Om al deze afwijkingen mogelijk te maken, kan ervoor worden gekozen dat steeds als zodanig per artikel aan te geven, maar in de plaats daarvan vinden wij het ter wille van de leesbaarheid duidelijker om in 1 bepaling de Algemene subsidieverordening niet van toepassing te verklaren.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

In deze bepaling wordt een aantal begrippen, dat in de navolgende bepalingen van de subsidieverordening wordt gebruikt, van een omschrijving voorzien. Een aantal van de omschrijvingen wijkt af van de omschrijving die wordt gebruikt in de notitie. Dat is het gevolg van het feit dat voortschrijdend inzicht tot de conclusie heeft geleid dat de nu opgenomen omschrijving beter voldoet aan de bedoelingen die bij het formuleren van hetgeen in de notitie is te lezen hebben bestaan, waarmee de nu opgenomen omschrijving bijdraagt aan de helderheid waaraan een subsidieverordening, gelet op haar praktische bruikbaarheid, dient te voldoen.

Voor wat betreft de omschrijving onder g van het begrip Onderneming kan nog worden opgemerkt dat deze, zoals ook volgt uit de brieven van de minister van VROM van 30 juli 2001 en de directeur-generaal milieubeheer van zijn ministerie van 5 februari 2002, mede aansluit bij de omschrijving van dit begrip, zoals die in de jurisprudentie in kader van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 2, eerste lid, onder d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt gehanteerd.

De omschrijving van het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering is opgenomen, aangezien de WBB geen omschrijving van dit verslag (in het algemeen ook wel aangeduid als: evaluatierapport) kent, terwijl dit verslag, zoals uit de navolgende bepalingen blijkt, in deze subsidieverordening een belangrijke plaats inneemt.

Artikel 2

Uiteraard blijkt het doel van deze subsidieverordening ook reeds uit hetgeen in de considerans is genoteerd. Het lijkt echter voor alle duidelijkheid en ter vermijding van ieder misverstand, juist ook in deze bepaling kort en krachtig aan te geven, welk doel door middel van de subsidieverordening wordt gediend.

Artikel 3

Een aanvraagformulier dat als model kan dienen bij het door het bevoegd gezag in concreto uitwerking geven aan deze subsidieverordening, is aan deze subsidieverordening gehecht.

Artikel 4

De vermelde vereisten zijn ontleend aan artikel 4:2 van de Awb, alsmede aan het als model aan deze subsidieverordening gehechte aanvraagformulier.

Artikel 5

De formulering van deze bepaling is gebaseerd op artikel 3:17, tweede lid, van de Awb, waarin is te lezen dat het bestuursorgaan de aanvrager "onverwijld" een bewijs van ontvangst van de aanvraag dient te zenden.

Artikel 6

In artikel 6, eerste lid, zijn de voorwaarden opgenomen waaraan (in ieder geval) dient te worden voldaan, wil de subsidie kunnen worden toegewezen. Opmerking verdient het feit dat deze voorwaarden niet op alle punten overeenstemmen met de voorwaarden die in de notitie zijn opgenomen. Zie daarover de algemene toelichting.

In de aanhef van artikel 6, eerste lid, wordt er voor alle volledigheid op gewezen dat mede het bepaalde in artikel 9, tweede tot en met vijfde lid, in acht dient te worden genomen.

Artikel 6, tweede lid, vormt een nadere uitwerking van hetgeen in de notitie, bladzijde 7, onder 7, "Overdraagbaarheid van de aanspraak op medefinanciering" is te lezen en heeft tot doel de aanspraak op medefinanciering onder een aantal nader omschreven voorwaarden ook in de interim-periode overdraagbaar te maken, in die zin dat degene die het bedrijfsterrein heeft verworven op een tijdstip nadat deze subsidieverordening in werking is getreden, aanspraak kan maken op een subsidie van dezelfde omvang als waarop zijn voorganger recht had kunnen doen gelden. Een model van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde verklaring is aan deze subsidieverordening gehecht.

Artikel 6, derde lid, is een uitwerking en verduidelijking van wat in de notitie, bladzijde 3, onder 5, over de reikwijdte van de regeling is te lezen.

Overeenkomstig het bepaalde in de WBB is als voorwaarde voor de subsidieverlening gesteld dat een saneringsplan en daarmee een sanering het gehele geval van ernstige verontreiniging in de zin van artikel 1 van de WBB betreft, ook wanneer dat bedrijfsterrein deel uitmaakt van een groter verontreinigd geval van verontreiniging in de zin van artikel 1 van de WBB. Wanneer een gezamenlijke aanpak van de verschillende percelen waarop het geval van verontreiniging is gelegen niet mogelijk is, de bron van de verontreiniging niet op het bedrijfsterrein is gelegen en ook geen milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering bestaan, kan echter worden gekozen voor een deelsanering die zich beperkt tot de perceelsgrenzen van het bedrijfsterrein. Die weg staat echter in beginsel niet open, zo blijkt uit de tweede volzin van de hier besproken bepaling, wanneer zich de situatie van artikel 6, eerste lid, onder f, tweede punt, voordoet (niet-milieuhygiënisch urgente gevallen, waarvan de sanering verplicht is op grond van bijvoorbeeld bouwactiviteiten). In dat geval zal de sanering van het gehele geval van ernstige verontreiniging ter hand moeten worden genomen, tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse verontreiniging betreft dat het vereiste van sanering van het gehele geval kennelijk onredelijk zou uitpakken. Deze laatste uitzondering ziet op de situatie dat gesaneerd wordt, als gevolg van bouwactiviteiten in een binnenstad, waar ter plaatse van een groot aaneengesloten gebied een diffuse verontreiniging aanwezig is die als 1 geval van ernstige verontreiniging dient te worden beschouwd. In een dergelijke situatie kan van de bouwende ondernemer in redelijkheid niet worden gevergd (nagenoeg) de gehele binnenstad te saneren.

Uiteraard staat ook bij deze deelsanering voorop dat de sanering niet slechts mag bestaan uit het herschikken van de grond op het bedrijfsterrein. Met een dergelijke herschikking zal immers geen wezenlijke verbetering van de bodemkwaliteit worden bereikt.

De situatie kan zich voordoen dat reeds voor of na de inwerkingtreding van de subsidieverordening een instemmende beschikking op een deelsanering is verkregen en dat deze deelsanering ook al is aangevangen of uitgevoerd. In dat geval kan voor het restant van het geval een apart saneringsplan worden ingediend waarop volgens de WBB, uitgaande van het (resterende) geval, zal moeten worden beschikt. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de uitvoering van dat nieuwe saneringsplan voor het restant van het geval zal worden beoordeeld op grond van de voorwaarden van de subsidieverordening.

Van vorenvermelde situatie dient te worden onderscheiden de situatie dat op grond van artikel 38, vierde lid, van de WBB door het bevoegd gezag is ingestemd met een saneringsplan ten aanzien van een gefaseerde sanering ingevolge artikel 38, vierde lid, van de WBB en al een of meer fasen van deze sanering is of zijn uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ingediend. In dat geval zal geen subsidie meer voor de resterende fasen van de sanering kunnen worden aangevraagd, omdat niet is voldaan aan het in artikel 6, eerste lid, sub h, genoemde vereiste dat de subsidieaanvraag moet zijn ingediend voordat met de te subsidiëren activiteit (het saneren) is begonnen.

Voor alle duidelijkheid dient er nog op te worden gewezen dat, zoals eveneens op de zojuist bedoelde plaats in de notitie is te lezen, steeds voor de gevallen van ernstige verontreiniging waarvan de sanering niet-urgent is, de doelstelling heeft te gelden, volgens welke in het jaar 2023 sprake moet zijn van een beheerste situatie. In dit geval geldt in beginsel dat geen aanspraak kan worden gemaakt op de subsidie, maar dat is anders in het geval dat de voorkeur wordt gegeven aan het treffen van saneringsmaatregelen.

Artikel 7

Aangezien de notitie een ruimere periode op het oog heeft, waarin de subsidieregeling van kracht dient te zijn, kunnen de in de notitie opgenomen percentages in deze als interim-beleid bedoelde subsidieverordening niet steeds onverkort in artikel 7, eerste tot en met vierde lid, worden overgenomen. Zie daarover ook de algemene toelichting.

Artikel 8

Bij de bepaling van de beslistermijn dient in ogenschouw te worden genomen dat ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. Die termijn is in artikel 8, eerste lid, gesteld op 13 weken.

Uit de formulering van artikel 8, derde lid, blijkt dat artikel 4:15 van de Awb onverkort van toepassing is.

Artikel 9

Met het oog op artikel 4:31, eerste lid, van de Awb dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, eerste lid, in de beschikking tot verlening van de subsidie zowel aan te worden gegeven op welke wijze de hoogte van de subsidie wordt bepaald, alsook het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Het opslagpercentage van 15, zoals vermeld in artikel 9, eerste lid, onder b, is opgenomen ter voorkoming van excessieve (meer)kosten.

Artikel 9.5 biedt de mogelijkheid in de beschikking tot verlening van de subsidie verdere verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein op te nemen.

Artikel 10

De in artikel 10, eerste lid, genoemde termijn is in overeenstemming met hetgeen wordt bepaald in artikel 4:44 van de Awb. De vermelde vereisten zijn ontleend aan artikel 4:2 van de Awb, alsmede aan het aan deze subsidieverordening gehechte model van een aanvraagformulier.

Artikel 11

Zie de Toelichting op de ontvangstbevestiging van de aanvraag bij artikel 5.

Artikel 12

Zie de toelichting bij artikel 8, in verband met het bepaalde in artikel 4:13 van de Awb.

Artikel 14

Artikel 4:52, tweede lid, van de Awb bepaalt dat het subsidiebedrag binnen 4 weken na de subsidievaststelling wordt betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat laatste is in artikel 14, eerste lid, het geval. Gelet op de financieringssystematiek in de relatie tussen het Ministerie van VROM en de subsidieverlenende instantie is gekozen voor een termijn van 8 weken. Mede gelet op deze financieringsstructuur en de mogelijkheid ook te opteren voor de vaststelling en betaling van een subsidie, nadat een of meer fasen in de uitvoering van de sanering van een bedrijfsterrein is voltooid, is in overeenstemming met artikel 4:54 van de Awb, uitdrukkelijk bepaald dat geen voorschot op de subsidie wordt verleend.

Artikel 17

Ingevolge het bepaalde in artikel 3:42, eerste lid, van de Awb dient de vaststelling van de verordening bekend te worden gemaakt door middel van kennisgeving van het vaststellingsbesluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. De gekozen wijze van bekendmaking dient te worden aangegeven.