Regeling vervallen per 01-01-2012

Spaarloonregeling

Geldend van 28-04-2004 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1999

Intitulé

Spaarloonregeling

Spaarloonregeling

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    werkgever: de gemeente Assen;

  • -

    werknemer: degene die in vaste of tijdelijke dienstbetrekking tot de werkgever staat;

  • -

    deelnemer: de werknemer die overeenkomstig artikel 3 tot de spaarregeling is toegetreden;

  • -

    partner: degene met wie de ongehuwde deelnemer een duurzame gezamenlijke huishouding voert gedurende het gehele voorafgaande kalenderjaar en aansluitend vermoedelijk gedurende meer dan zes maanden in het kalenderjaar zal voeren. Beide personen dienen gedurende die tijd in het bevolkingsregister te zijn ingeschreven op een gezamenlijk adres;

  • -

    spaarbedrag: ieder overeenkomstig de bepalingen van deze regeling ingehouden en op de spaarloonrekening van de deelnemer gestort bedrag;

  • -

    spaarinstelling: de door de deelnemer aan te wijzen bankinstelling die deze spaarloonregeling uitvoert;

  • -

    bankinstelling: een spaarbank, handelsbank, landbouwkredietinstelling, bouwkas, spaarfonds, verzekeringsmaatschappij en een daarmee vergelijkbare rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • -

    spaarloonrekening: een door de spaarinstelling ten name van de deelnemer geopende geblokkeerde spaarrekening, waarop de spaarbedragen door de werkgever worden gestort;

  • -

    vrije rekening: een rekening ten name van de deelnemer, waarop de jaarlijks vrijkomende spaar- en rentebedragen worden geboekt;

  • -

    werknemer/deelnemer/echtgenoot: waar in dit reglement wordt gesproken van werknemer, deelnemer en echtgenoot wordt daaronder ook verstaan de werkneemster, de deelneemster en de echtgenote.

Artikel 2 Doel

De spaarregeling heeft ten doel het verwerven van duurzaam bezit door de deelnemers aan de spaarloonregeling.

Artikel 3 Toetreding

  • 1.

    Deelname aan de spaarloonregeling staat open voor:

    • a.

      ambtenaren in de zin van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling met een vaste aanstelling;

    • b.

      personeel dat voor onbepaalde tijd op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen;

    • c.

      tijdelijk personeel met een vast basisinkomen;

    • d.

      personeel met een vaste aanstelling in het kader van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel;

    • e.

      personeel met een tijdelijke aanstelling in het kader van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel, onder de voorwaarde dat zij een vast basisinkomen hebben.

  • 2.

    Deelname aan de spaarregeling kan per de eerste van iedere maand ingaan.

  • 3.

    De toetreding geschiedt door het indienen van een ingevuld en ondertekend aanmeldingsformulier.

Artikel 4 Spaarbedrag

  • 1.

    Op het aanmeldingsformulier vermeldt de deelnemer het te sparen bedrag met inachtneming van het maximum dat daaraan in de Wet op de Loonbelasting 1964 is gesteld.

  • 2.

    Wijziging van het spaarbedrag is alleen mogelijk per 1 januari van enig jaar.

  • 3.

    Door invulling en ondertekening van het aanmeldingsformulier wordt de werkgever gemachtigd het spaarbedrag in te houden van het brutoloon en dit bedrag te storten op de spaarloonrekening.

Artikel 5 Wijze van sparen

  • 1.

    Het spaarbedrag wordt zonder inhouding van loonheffing en sociale premies overgemaakt naar de spaarloonrekening van de deelnemer.

  • 2.

    Het is de deelnemer niet toegestaan rechtstreeks bij de spaarinstelling gelden op zijn spaarloonrekening te storten.

Artikel 6 Blokkeringstermijn

Het spaarloon zal, nadat het gedurende 48 kalendermaanden - gerekend vanaf de eerste van de maand volgende op de maand van bijschrijving - op de spaarrekening heeft gestaan, worden overgeboekt naar de door de deelnemer opgegeven vrije rekening.

Artikel 7 Opnemen van tegoeden

  • 1.

    Het opnemen van spaarbedragen die korter dan vier volle kalenderjaren op de spaarloonrekening hebben uitgestaan is uitsluitend mogelijk uit hoofde van een erkend bestedingsdoel. Hiervoor is goedkeuring van de spaarinstelling vereist.Deze goedkeuring wordt op verzoek van de deelnemer of, in geval van overlijden, van zijn erfgenamen steeds verleend, mits de opname geschiedt onder overlegging van de nodige bewijsstukken en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.

  • 2.

    Indien een bedrag van de spaarloonrekening wordt opgenomen, geschiedt dit ten laste van de spaarbedragen die het laatst zijn bijgeschreven en is dit niet toereikend, dan van het voorlaatste enzovoorts. Hetgeen in dit lid is bepaald, geldt met inachtneming van het gestelde in lid 1 van dit artikel.

  • 3.

    Het spaarbedrag mag door de deelnemer niet worden vervreemd of bezwaard.

Artikel 8 Erkende bestedingsdoelen

Als bestedingsdoelen worden erkend:

  • a

    uitgaven tot verwerving van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning, als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, door de deelnemer of zijn echtgenoot, dan wel zijn partner. Hieronder wordt mede verstaan de verkrijging van het lidmaatschap van een coöperatie waarvan de leden enkel op grond van hun lidmaatschap het recht van uitsluitend gebruik hebben van een aan de coöperatie in eigendom toebehorend gebouw, dan wel van een afzonderlijk gedeelte van een zodanig gebouw;

  • b

    voldoening van premies, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, onder 1, 3, 4 of 5 en zesde lid, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 is verzekerd, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 9, lid 1;

  • c

    voldoening van premies, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapitaaluitkering bij in leven zijn is verzekerd en de voldane premies voor bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstellingen van premiebetaling bij invaliditeit, ziekte of ongeval, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 9, lid 2;

  • d

    regelmatige inleggingen, waartoe de deelnemer of zijn echtgenoot, dan wel zijn partner zich heeft verplicht ingevolge een overeenkomst met een spaarinstelling tot het sparen met levensverzekering, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 9, lid 3;

  • e

    uitgaven in verband met belegging in effecten, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 10;

  • f

    uitgaven in verband met de start van activiteiten uit welke de werknemer vermoedelijk, als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten. Artikel 8a, eerste tot en met derde lid, van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen van de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van overeenkomstige toepassing;

  • g

    compensatie van loon dat niet is genoten door de werknemer, als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de werknemer, mits de dienstbetrekking ten tijde van het onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof ongewijzigd blijft voortbestaan. Artikel 8b, eerste tot en met derde lid, van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen van de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van overeenkomstige toepassing;

  • h

    uitgaven in verband met kosten van het volgen van een opleiding of studie door de werknemer, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, met uitzondering van kosten:

    • 1

      die verband houden met een werk- of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting;

    • 2

      van binnenlandse reizen voor zover die meer bedragen dan het bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 en van cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke gevolgd door de werknemer ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;

  • i

    uitgaven ter voldoening van ingevolge een pensioenregeling vrijwillig te betalen premies. Artikel 8, eerste tot en met vierde lid, en artikel 8, zesde lid, van de Uitvoeringsregeling werknemers-spaarregelingen en winstdelingsregelingen van de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Levensverzekering

  • 1.

    In geval van besteding van een spaarbedrag voor voldoening van premies, als bedoeld in artikel 8, sub b:

    • a.

      dient de overeenkomst van levensverzekering te zijn aangegaan met een verzekeraar als bedoeld in artikel 45, lid 7, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964;

    • b.

      dient de polis van de overeenkomst van levensverzekering onbezwaard deel uit te maken van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot;

    • c.

      dienen de termijnen voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder te kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan.

  • 2.

    In geval van besteding van een spaarbedrag voor voldoening van premies, als bedoeld in artikel 8, sub c dient:

    • a.

      de overeenkomst van levensverzekering te voldoen aan lid 1 van artikel 1, onderdeel b, van de Wet Toezicht verzekeringsbedrijf en dient de overeenkomst te zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

    • b.

      de overeenkomst van levensverzekering te zijn gesloten door de deelnemer, zijn echtgenoot dan wel zijn partner hetzij op zijn eigen leven, hetzij op dat van zijn echtgenoot, partner of kinderen voor wie de deelnemer of zijn echtgenoot, dan wel zijn partner, op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan, recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge de Wet op de Studiefinanciering;

    • c.

      de overeenkomst van levensverzekering, voorzover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, te voorzien in een looptijd van tenminste vier jaren;

    • d.

      de polis van de overeenkomst van levensverzekering onbezwaard deel uit te maken van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot, dan wel dat van zijn partner.

  • 3.

    In geval van besteding van een spaarbedrag voor voldoening van regelmatige inleggingen, als bedoeld in artikel 8, sub d, dient de polis te voldoen aan het bepaalde van het vorige lid.

  • 4.

    Rechtstreekse betalingen in opdracht van de deelnemer van premies voor levensverzekeringen als bedoeld in artikel 8, sub b en c en van inleggingen voor een spaarovereenkomst als bedoeld in artikel 8 sub d, mogen voor de toepassing van artikel 8 worden gelijkgesteld met ten laste van de spaarloonrekening voldane premies.

Artikel 10 Effectenbezit

  • 1.

    Indien en voorzover een spaarbedrag, dat minder dan vier volle kalenderjaren heeft uitgestaan, wordt besteed voor belegging in effecten, worden de effecten gelijkgesteld met de laatst op de spaarloonrekening bijgeschreven spaarbedragen.

  • 2.

    Om voor gelijkstelling, bedoeld in lid 1, in aanmerking te komen dient tot aan het voor de belegging in effecten bestede bedrag, aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      de aan- en verkoop van effecten dient te geschieden door bemiddeling van de spaarinstelling;

    • b.

      de spaarinstelling dient de effecten te bewaren;

    • c.

      de effecten dienen onbezwaard deel uit te maken van het vermogen van de deelnemer;

    • e.

      bij de verkoop van de effecten dient het voor de aankoop van die effecten bestede bedrag onverwijld op de spaarloonrekening te worden teruggestort. Het eventuele overschot dient te worden gestort op de vrije rekening.

  • 3.

    De opbrengst van de effecten wordt elk jaar door de spaarinstelling geboekt naar de vrije rekening van de deelnemer.

Artikel 11 Rente en vrijgekomen spaarbedragen

Door de spaarinstelling wordt aan de deelnemer over het tegoed op zijn spaarloonrekening een rente vergoed, die zij voor deze inleggingen heeft vastgesteld. Deze rente zal, tezamen met de spaarbedragen die vier volle kalenderjaren hebben uitgestaan, uiterlijk op 31 januari van elk jaar automatisch worden overgeboekt naar de vrije rekening ten name van de deelnemer.

Artikel 12 Beëindiging van de deelname

  • 1.

    De deelname aan de spaarregeling eindigt door:

    • a.

      beëindiging van de dienstbetrekking, daaronder begrepen het overlijden van de deelnemer;

    • b.

      het opzeggen van de deelneming door de deelnemer.

  • 2.

    Indien de deelneming eindigt door overlijden van de deelnemer kunnen de erfgenamen de spaarloonrekening ofwel aanhouden, waarbij het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 14 onverminderd van kracht blijft, ofwel opheffen, waarbij aan de erfgenamen door de werkgever machtiging mag worden verleend tot het opnemen van een evenredig deel van het spaarbedrag voor elke volle maand gedurende welke dit op de spaarloonrekening heeft uitgestaan. Het resterende bedrag wordt uitbetaald door de werkgever, onder inhouding van de verschuldigde belasting en premies. Dit bedrag vormt op het moment van uitbetaling loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Wet op de Loonbelasting 1964.

  • 3.

    Indien de deelneming eindigt door opzegging of door beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden, zal de deelnemer de spaarloonrekening aanhouden, waarbij het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 14 onverminderd van kracht blijft.

Artikel 13 Algemene bepalingen

  • 1.

    Door toetreding tot de spaarregeling wordt de deelnemer geacht aan de spaarinstelling toestemming te hebben verleend, de werkgever de benodigde gegevens over zijn spaarloonrekening te verstrekken.

  • 2.

    De werkgever is met betrekking tot de hem ingevolge lid 1 verstrekte gegevens tot geheimhouding verplicht. Deze verplichting geldt niet tegenover de Belastingdienst en de Uitvoeringsinstelling voor sociale zekerheid.

Artikel 14

In alle gevallen waarin over de uitleg van dit spaarloonreglement verschil van inzicht bestaat beslist het college van burgemeester en wethouders. Hierbij dienen de bepalingen van de Uitvoeringsregeling Werknemersspaarregelingen en Winstdelingsregelingen in acht te worden genomen.

Artikel 15

Dit reglement kan worden aangehaald als de "Spaarloonregeling gemeente Assen". Na inwerkingtreding werkt de regeling terug tot 1 januari 1999. Deze spaarloonregeling dient als voortzetting van de spaarloonregeling die in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Assen van 21 juli 1994 werd vastgesteld en van de spaarloonreglementen die op grond van die spaarloonregeling door het college van burgemeester en wethouders in overleg met diverse spaarinstellingen zijn vastgesteld.

Ondertekening

Assen, 27-04-2004
 
Burgemeester  en  wethouders  van  Assen,
 
de secretaris,                            de burgemeester,