Regeling Studiefaciliteiten

1. Tijdens de persoonlijke gesprekken tussen de leidinggevende en medewerker over resultaten en ontwikkelingen worden onder andere de opleidingswensen die er - aan beide kanten- liggen, besproken. Bij het vaststellen van de opleidingswens wordt tevens aangegeven onder welke criteria (genoemd bij punt 3) deze valt.

2. De opleidingen[1] worden aangevraagd bij P&O. Op basis van argumentatie en beschikbaar budget wordt er al dan niet toestemming gegeven voor het volgen van de aangevraagde opleidingen.

3. De toekenning vindt plaats op basis van de volgende criteria:

• a.

  Vanuit organisatiebelang, anders dan noodzaak voor goed functioneren in huidige functie is het noodzakelijk dat de opleiding gevolgd wordt.

• b.

  De opleiding is noodzakelijk voor het goed kunnen uitoefenen van de huidige functie (vakkennis) dan wel voor de ontwikkeling van vaardigheden die in de huidige functie worden gevraagd (competenties);

• c.

  De opleiding is niet noodzakelijk voor het goed kunnen uitoefenen van de huidige functie, maar is een meerwaarde voor de functie.

• d.

  De opleiding is bedoeld om vakkennis en competenties op te doen voor mogelijke interne doorstroom;

• e.

  De opleiding is gericht op een externe loopbaan.

4. De studiefaciliteiten worden toegekend voor een termijn, die wordt afgeleid van de normaal te achten duur van de studie.

5. Nadat de opleidingsfaciliteiten aan een medewerker zijn toegekend, kan de medewerker starten met de opleiding. Wanneer de medewerker toch eerder begint met de opleiding en de studiefaciliteiten worden uiteindelijk niet toegekend, dan is de medewerker verantwoordelijk voor het betalen van de gemaakte studiekosten, verlofuren en reiskosten.

1. Opleidingskosten die gemaakt worden vanuit criteria a en b worden volledig vergoed.

2. Opleidingskosten die gemaakt worden vanuit criteria c en d worden voor 50-100% vergoed en die gemaakt worden vanuit criteria e voor 0-50%. Het definitieve percentage wordt in overleg tussen de leidinggevende, medewerker en consulent P&O afgestemd.

3. Een medewerker die een opleiding volgt die meer kost dan € 1.000,00 of die onder criteria c, d of e valt, ontvangt een besluit van toekenning studiefaciliteiten en krijgt tevens een terugbetalingsverplichting conform artikel 5.

1. Voor opleidingen, vallend onder criteria a en b geldt dat de duur van de studiedagen wordt vergoed. De vergoeding van de reistijd vind in overleg plaats met de direct leidinggevende, naar wat de leidinggevende als reëel acht.

2. Wanneer de opleiding, vallend onder criteria a en b buiten de reguliere werktijden gevolgd wordt, wordt in overleg met de leidinggevende het studieverlof bepaald. Voor opleidingen die buiten reguliere werktijden worden gevolgd, worden geen overwerktoeslagen vergoed.

3. Voor opleidingen vallend onder criteria c, d en e geldt dat de duur van de studiedag voor 50 – 100% wordt vergoed. Het definitieve percentage wordt in overleg tussen de leidinggevende, medewerker en consulent P&O afgestemd.

4. Voor voorbereiding op examen/ afronding van een studieonderdeel ontvangt de medewerker maximaal 5 keer 3,6 uur per studie. Deze worden toegekend in overleg met de leidinggevende. Dit betreft een richtlijn, geen recht.

1. Voor alle opleidingsactiviteiten die meer dan € 1.000,00 kosten of die onder criteria c, d en e vallen geldt een terugbetalingsverplichting, onder de volgende voorwaarden:Vergoeding van studiekosten wordt gegeven, nadat de medewerker schriftelijk heeft verklaard, dat hij de studiekosten zal terugbetalen, als:

• a.

  hij de studie niet met een positief resultaat afrondt;

• b.

  hij de studie, waarvoor de vergoeding is verleend, beëindigt zonder dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid;

• c.

  hij op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te wijten feiten of omstandigheden het dienstverband (wordt) beëindigd voor het einde van de studie waarvoor vergoeding is toegekend of binnen twee jaren na het behalen van het voor deze studie geldende diploma of afronding van deze studie;

2. De terugbetalingsverplichting vervalt, indien voortzetting van de studie redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd.

3. Indien op de datum van ingang van het ontslag van de onder c bedoelde termijn van twee jaren ten minste één jaar is verstreken blijft de verplichting tot terugbetaling beperkt tot 1/24 gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand, die aan de termijn van twee jaren ontbreekt.

4. Het afdelingshoofd PO&I kan de ambtenaar op zijn verzoek, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, ontheffen van de op hem rustende verplichting tot terugbetaling.