Regeling vervallen per 06-07-2012

Waterleidingverordening voor Noord-Brabant 1993

Geldend van 10-05-1996 t/m 05-06-2012

Provinciale Staten stellen de Waterleidingsverordening vast.Provinciale Staten van Noord-Brabant stellen de Waterleidingverordening voor Noord-Brabant 1993 vast. 

Artikel 1a

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    "waterleidingbedrijf": ieder bedrijf dat tot hoofddoel heeft het winnen en het door buisleidingen leveren van water aan derden;

  • -

    "verzorgingsgebied": het gebied waarover de bevoegdheid van een waterleidingbedrijf tot waterlevering zich uitstrekt;

Artikel 1b

Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten:

  • a.

    een waterleidingbedrijf op te richten;

  • b.

    het verzorgingsgebied van een waterleidingbedrijf uit te breiden.

Artikel 2

  • 1 Alvorens op de aanvraag om vergunning te besluiten wordt het dagelijks bestuur van de gemeente of gemeenten, voor welk gebied vergunning is aangevraagd, in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de aanvraag naar keuze mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

  • 2 Het besluit tot het verlenen van vergunning komt tot stand met toepassing van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3

De vergunning kan voor hoogstens veertig jaren worden verleend.

Artikel 4

Gedeputeerde Staten kunnen een vergunning weigeren danwel aan de door hen te verlenen vergunning voorschriften verbinden ter verzekering van de doelmatige watervoorziening van de gehele provincie.

Artikel 5

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd een vergunning in te trekken, wanneer de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet nakomt.

  • 2 Het bepaalde in artikel 2 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot intrekking van een vergunning.

Artikel 6

  • 1 Na afloop of intrekking van een vergunning is de gewezen vergunninghouder verplicht op de eerste aanzegging van Gedeputeerde Staten op te ruimen de werken, die hij krachtens het besluit van Gedeputeerde Staten volgens artikel 7, lid 1, heeft op, aan of boven de in dit artikel bedoelde gronden, werken en wateren.

  • 2 Wordt aan de in lid 1 bedoelde aanzegging niet voldaan binnen de door Gedeputeerde Staten gestelde termijn, of wordt het ingestelde beroep ongegrond verklaard, dan zijn Gedeputeerde Staten bevoegd op kosten van de nalatige en wanneer derden door de opruiming schade mochten lijden, onder de nodige vergoeding van de schade aan hen, eveneens op kosten van de nalatige, de bevolen opruiming te doen geschieden zoals hun goeddunkt.

Artikel 7

  • 1 Ieder beheerder van openbare gronden, werken en wateren, zomede ieder rechthebbende op andere gronden, werken en wateren - voor zover deze niet zijn met bewoonde perceelen één geheel vormende afgesloten tuinen of erven - is verplicht overeenkomstig het besluit van Gedeputeerde Staten alle werken, die nodig zijn voor watervoorziening in, op, aan of boven die gronden, werken en wateren te gedogen.

  • 2 De in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting treedt eerst in, nadat de vergunninghouder aan Gedeputeerde Staten heeft overgelegd de bescheiden, waaruit blijkt dat hij zich tegenover de in lid 1 bedoelde beheerders en rechthebbende onder de nodige zekerheidsstelling heeft verbonden alle uit de aanleg, de instandhouding en de opruiming van waterleidingwerken voortvloeiende schade te vergoeden en bovendien ingeval van opruiming van deze werken alles zoveel nodig en mogelijk in de vroegere toestand te herstellen.

  • 3 Onder dezelfde voorwaarden zijn de rechthebbenden op bomen en beplantingen, welke zich niet bevinden op met bewoonde percelen één geheel vormende afgesloten tuinen of erven, verplicht ten behoeve van de watervoorziening de nodige snoeiing of opruiming van bomen en beplantingen te gedogen.

  • 4 Door de aanleg van waterleidingwerken mag geen verandering in de bestemming en geen algehele ontneming van het gebruik en genot van gronden, werken en wateren worden veroorzaakt.

  • 5 Ook vóórdat omtrent schadevergoeding overeenstemming is verkregen of uitspraak is gedaan, kan met machtiging van Gedeputeerde Staten tot de uitvoering van waterleidingwerken worden overgegaan.

  • 6 De bepalingen van dit artikel gelden niet voor openbare gronden, werken en wateren, in beheer bij het Rijk.

Artikel 8

Hij die zonder de vereiste vergunning een waterleidingbedrijf opricht of het verzorgingsgebied van een bestaand waterleidingbedrijf uitbreidt, of, nadat de intrekking van een vergunning tot het hebben van een waterleidingbedrijf onherroepelijk is geworden het waterleidingbedrijf voortzet, dan wel de voorschriften, aan de hem verleende vergunningen verbonden, niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 2 maanden of geldboete van de 2e categorie.

Artikel 9

Naast de personen, bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemd, zijn de ambtenaren van de provincie Noord-Brabant en zij die door Gedeputeerde Staten hiertoe worden aangewezen belast met het toezicht op en de zorg voor de naleving van deze verordening.

Artikel 10

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 1b wordt niet vereist voor de uitbreiding van het verzorgingsgebied van een waterleidingbedrijf, wanneer de levering van water beperkt blijft binnen het gebied van gemeente(n) in welke het op 1 Juni 1925 water leverde of met welke het voor 1 Juni 1925 een regeling omtrent die levering getroffen heeft.

  • 2 Een vergunning, als bedoeld in artikel 1b, wordt insgelijks niet vereist, indien bij het eindigen of vervallen van een gemeentelijke concessie tot uitoefening van een waterleidingbedrijf, dat bedrijf door de gemeente zelf wordt voortgezet binnen het verzorgingsgebied, waarvoor de concessie gold.

Artikel 11

Ten aanzien van het nemen van besluiten die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling, blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling van toepassing.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de datum waarop de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 315, 1992) in werking treedt.

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Waterleidingverordening voor Noord-Brabant 1993".

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 12 april 1996