Regeling vervallen per 21-10-2015

Verordening op de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg 1995

Geldend van 21-10-2015 t/m 20-10-2015

Intitulé

Verordening op de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg 1995

Provinciale Staten van Noord-Brabant stellen de Verordening op de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg 1995 vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • de raad: de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Zorg in de provincie Noord-Brabant.

  • de zorg: het terrein van de volksgezondheid en de maatschappelijke zorg, met name toegespitst op de gezondheidszorg, de ouderenzorg en de jeugdhulpverlening in de provincie Noord-Brabant.

Artikel 2

De raad is gevestigd te 's-Hertogenbosch.

Artikel 3

De raad wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Taak van de raad

Artikel 4

  • 1 Het is de taak van de raad Gedeputeerde Staten respectievelijk Provinciale Staten, afhankelijk van de bevoegdheid die hen aangaat, te adviseren over algemene beleidszaken op het terrein van de zorg en op deze wijze een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en voorbereiding van het provinciaal beleid op het terrein van de zorg.

  • 2 De raad beperkt zich bij deze advisering tot de hoofdlijnen van dit beleid.

  • 3 Voorts is het de taak van de raad om pro-actief en initiërend in te spelen op relevante ontwikkelingen in de zorg en heeft de raad een signalerende taak ten aanzien van hiaten en knelpunten in de zorg.

  • 4 Ter bepaling van de onderwerpen waarop de raad zijn functie vervult, stellen Gedeputeerde Staten jaarlijks samen met de raad een activiteitenprogramma op.

  • 5 Ongevraagde advisering kan deel uitmaken van de activiteiten van de raad.

Hoofdstuk 3 Samenstelling van de raad

Paragraaf 1 Leden

Artikel 5

  • 1 In de raad hebben minimaal 6 en maximaal 8 leden zitting. De leden hebben zitting op persoonlijke titel.

  • 2 Bij de samenstelling van de raad wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met

    • a.

      brede deskundigheid op het in artikel 4 genoemde beleidsterrein;

    • b.

      een weerspiegeling van de Noord-Brabantse samenleving;

    • c.

      een goede spreiding van de leden over de provincie;

    • d.

      een evenwichtige verhouding tussen mannen en vrouwen;

  • 3 Niet tot lid van de raad kunnen worden benoemd de voorzitter en de leden van Provinciale Staten van Noord-Brabant en van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, alsmede ambtenaren van de provincie Noord-Brabant.

  • 3 Evenmin worden bij voorkeur bestuursleden van door de provincie Noord-Brabant gesubsidieerde instellingen en organisaties, werkzaam op het in artikel 4 genoemde beleidsterrein, tot lid van de raad benoemd.

Artikel 6

  • 1 Gedeputeerde Staten benoemen de leden van de raad op voordracht van de raad.

  • 2 Benoeming geschiedt voor een periode van vier jaar. De leden kunnen één keer worden herbenoemd.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen de leden, gehoord de raad, tussentijds ontslaan.

  • 4 Het lidmaatschap van de raad eindigt voorts door

    • a.

      overlijden;

    • b.

      schriftelijke opzegging.

Paragraaf 2 Functies

Artikel 7

  • 1 De voorzitter van de raad wordt door Gedeputeerde Staten benoemd op voordracht van de raad.

  • 2 Benoeming geschiedt voor een periode van vier jaar. De voorzitter kan één keer in de functie van voorzitter worden herbenoemd.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen de voorzitter, gehoord de raad, tussentijds ontslaan.

  • 4 Het voorzitterschap van de raad eindigt voorts door

    • a.

      overlijden;

    • b.

      schriftelijke opzegging.

  • 5 De raad benoemt uit zijn midden een secretaris en een penningmeester: beiden kunnen de voorzitter bij ontstentenis vervangen.

  • 6 Indien de secretaris en penningmeester ophouden lid van de raad te zijn, houden zij tevens op secretaris en penningmeester te zijn.

  • 7 Valt de plaats van voorzitter, secretaris of penningmeester open, dan wordt daarin overwijld voorzien.

Artikel 8

  • 1 De raad heeft een dagelijks bestuur bestaande uit de voorzitter, de secretaris en de penningmeester.

  • 2 Wie, uitgezonderd de voorzitter, ophoudt lid van de raad te zijn houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 9

  • 1 De directeur van het bureau van de raad is ambtelijk secretaris van de raad en van het dagelijks bestuur.

  • 2 Hij heeft in vergaderingen van de raad en het dagelijks bestuur een adviserende stem.

Artikel 10

  • 1 Een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen ambtenaar van de provincie wordt tot de vergadering van het dagelijks bestuur en van de raad uitgenodigd.

  • 2 Het dagelijks bestuur kan zich ter vergadering door andere deskundigen doen bijstaan. Deze hebben in de vergadering een adviserende stem.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden van de raad en van het dagelijks bestuur

Paragraaf 1 Bevoegdheden van de raad

Artikel 11

  • 1 Aan de raad behoort de bevoegdheid tot het verrichten van burgerrechtelijke rechtshandelingen.

  • 2 Geen uitgaven worden gedaan dan die welke in overeenstemming zijn met de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant goedgekeurde begroting van de raad, als bedoeld in artikel 8, derde lid sub a van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant 1994.

  • 3 De besluiten van de raad tot het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekening-courant-overeenkomsten, alsmede besluiten welke kennelijk zullen leiden tot uitgaven welke niet in overeenstemming zijn met de in het tweede lid genoemde begroting, behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 12

De raad kan het dagelijks bestuur machtigen met name aangewezen bevoegdheden van de raad namens hem uit te oefenen.

Artikel 13

  • 1 De raad kan voor de voorbereiding en/of uitvoering van bepaalde door hem omschreven taken vaste en/of tijdelijke commissies instellen. Deze commissies brengen advies uit aan de raad.

  • 2 De raad benoemt de leden van de commissie. Tenminste één lid is een lid van de raad.

  • 3 Bij advisering van de raad, na pré-advisering door één van de in het tweede lid genoemde commissies, wordt het advies van de raad aan Gedeputeerde Staten uitgebracht onder integrale weergave van het pré-advies.

Paragraaf 2 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 14

  • 1 Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van hetgeen in de vergaderingen van de raad ter behandeling aan de orde dient te worden gesteld.

  • 2 Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van de raad.

Artikel 15

  • 1 In spoedeisende gevallen is het dagelijks bestuur gerechtigd tot alle handelingen, welke voor een geregelde gang van zaken of ter bescherming van de belangen van de raad noodzakelijk blijken.

  • 2 Zodanige handelingen behoeven de goedkeuring van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

Hoofdstuk 5 Werkwijze

Paragraaf 1 Bepalingen van algemene aard

Artikel 16

De raad stelt een reglement van orde vast voor de vergaderingen van de raad en van het dagelijks bestuur. Dit reglement wordt aan Gedeputeerde Staten meegedeeld.

Artikel 17

  • 1 Alle stukken uitgaande van de raad en van het dagelijks bestuur worden ondertekend door de voorzitter en door de secretaris.

  • 2 De raad en het dagelijks bestuur kunnen de directeur van het bureau machtigen tot het tekenen van de door hen daartoe aangewezen stukken, uitgaande van de raad of het dagelijks bestuur.

Artikel 18

De raad regelt de instructie van de secretaris en de penningmeester en hun vervanging bij afwezigheid.

Paragraaf 2 Bureau

Artikel 19

  • 1 Besluiten van de raad tot benoeming, schorsing en ontslag van personeel behoeven goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 2 De raad stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten een formatieregeling voor het personeel vast.

  • 3 De directeur wordt benoemd door de raad op aanbeveling van het dagelijks bestuur.

Artikel 20

In geval van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Noodwet geneeskundigen, is de directeur van het bureau gemachtigd om namens de raad adviezen uit te brengen aan de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die, waarop zij in het provinciaal blad wordt afgekondigd.

  • 2 Wijziging van deze verordening kan slechts plaatsvinden na overleg met de raad.

Artikel 22

  • 1 Na in werking treden van deze verordening zal op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Dienstverlening geacht worden te zijn ontbonden.

  • 2 De leden van de in deze verordening bedoelde raad zullen de eerste keer worden benoemd door Gedeputeerde Staten op voordracht van de leden van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Dienstverlening.

  • 3 De raad, waarvan de leden krachtens deze verordening zullen zijn benoemd, zal op het tijdstip, bedoeld in het eerste lid in functie treden.

Artikel 23

  • 1 De voorzitter van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Dienstverlening blijft in functie als voorzitter van de raad, totdat Gedeputeerde Staten een opvolger hebben benoemd, overeenkomstig artikel 7, eerste lid.

  • 2 De voordracht voor de voorzitter zal de eerste keer worden gedaan door de leden van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Dienstverlening.

Artikel 24

Deze verordening kan worden aangehaald als (verkorte naam) Verordening op de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg 1995.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 1 september 1995.

Algemeen

De Gezondheidswet stelt in de artikelen 45 tot en met 60 een aantal eisen. Deze eisen zijn als zodanig niet opgenomen in deze verordening. Er is volstaan met het verwijzen naar de Gezondheidswet in de aanhef van de verordening.

In de loop van 1994 heeft het bestuur van de Provinciale Raad voor de Volkgezondheid en de Maatschappelijke Dienstverlening de aanzet gegeven tot een heroriëntatie op de taken en de samenstelling van de raad. Na uitgebreide discussie heeft het provinciaal bestuur in samenspraak met het bestuur van de raad gekozen voor een nieuwe koers van de raad met bijbehorende nieuwe taken, samenstelling en werkwijze. Een en ander maakt aanpassing van de verordening regelende de taak, samenstelling en werkwijze van de raad op een aantal punten noodzakelijk. In deze nieuwe verordening wordt, in overeenstemming met de gekozen nieuwe koers, uitgegaan van een smalle, deskundige raad, waarbij de leden zitting hebben op persoonlijke titel. In de verordening zijn enkele bepalingen opgenomen die beogen een evenwichtige samenstelling van dit deskundigencollege te waarborgen. Bedoeling is voorts dat meer dan voorheen gewerkt zal gaan worden met deskundigen, niet leden, in ad-hoc-commissies.

De nieuwe raad zal zich beperken tot advisering op hoofdlijnen van provinciaal beleid. De onderwerpen waarover wordt geadviseerd zullen in samenspraak met de gedeputeerde staten worden vastgesteld. Daarnaast is er enige ruimte voor ongevraagde advisering. Daarbinnen behoort het ook tot de taak van de raad om relevante ontwikkelingen in de zorg te signaleren en daarop in te spelen en om te wijzen op geconstateerde hiaten en knelpunten in de zorg.

Voornoemde nieuwe koers is in overeenstemming met het bepaalde in het rapport "Raad op Maat" van de Bijzondere Commissie Vraagpunten Adviesorganen van februari 1993. In dit rapport wordt gesproken van een scheiding tussen advies- en overlegfuncties en van een beperkt aantal onafhankelijke deskundigen als leden van een adviesraad.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder zorg wordt verstaan het terrein van de volksgezondheid en de maatschappelijke zorg, waarbij de activiteiten van de raad zich met name zullen richten op de gezondheidszorg, de ouderenzorg en de jeugdhulpverlening. Daarbij dient de raad bij haar advisering oog te hebben voor de nauwe relaties die er op deze beleidsterreinen liggen met andere beleidsterreinen, zoals welzijn. De raad dient in haar werkzaamheden dan ook zo veel mogelijk zorg te dragen voor afstemming tussen de betrokken beleidsterreinen, wat onder andere tot uitdrukking kan komen in afstemming c.q. samenwerking met de provinciale raad voor Welzijn, Onderwijs, en Cultuur (WOC).

Artikel 4

Het activiteitenplan van de raad zal gezamenlijk met de provincie worden opgesteld. De provincie stuurt primair aan en bepaalt, in goed overleg, het merendeel (ongeveer 80 %) van de adviesopdrachten aan de raad. De overige onderwerpen worden door de raad zelf bepaald.

Artikel 5

De leden van de raad worden benoemd, onafhankelijk van de functie die zij wellicht in het veld van de Zorg bekleden. Dit neemt echter niet weg dat affiniteit tot en kennis van dit veld van belang zijn voor een lid van de raad. In het kader van het provinciaal emancipatiebeleid is het streven de helft van het aantal leden van de raad uit vrouwen te laten bestaan.

Artikel 6

Na afloop van een benoemingsperiode is een herbenoeming mogelijk. Op deze wijze kan de noodzakelijke continuïteit binnen de raad worden gewaarborgd. Niet gekozen is voor een een vaste periode waarna alle raadsleden aftreden: het aftreden van alle leden in één keer is ons inziens niet bevorderlijk voor de continuïteit. Er gelden aldus voor alle raadsleden individuele benoemingsperiodes van vier jaar. Tussentijds ontslag door Gedeputeerde Staten is slechts mogelijk in geval van ernstig disfunctioneren van betrokkene als raadslid alsmede in geval van een veroordeling van betrokkene door de strafrechter. Gedeputeerde Staten zullen de Commissie voor volksgezondheid en maatschappelijke zorg informeren omtrent besluiten als genoemd in dit artikel.

Artikel 7

In verband de belangrijke positie die de voorzitter binnen de raad inneemt en de daaraan nauw verbonden vereiste onafhankelijke positie en deskundigheid is de mogelijkheid open gehouden dat een voorzitter wordt benoemd van buiten de raad. Gedeputeerde Staten zullen de Commissie voor volksgezondheid en maatschappelijke zorg informeren omtrent besluiten als genoemd in dit artikel.

Artikel 11

Uit hoofde van het feit dat de raad wordt bekostigd uit de provinciale middelen is bepaald dat uitgaven van de raad die buiten de jaarlijks bij Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in te dienen begroting vallen expliciete goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeven.

Artikel 12

In deze verordening is gekozen voor een kleine, deskundige en slagvaardige raad. Daarbij is in dit artikel de ruimte geschapen voor het ad hoc betrekken van deskundigheid die men niet direct "in huis" heeft. Een dergelijke werkwijze biedt ruimte voor open discussies en schept de voorwaarden voor een brede visie en een slagvaardige advisering.

Artikel 19

De salariskosten van het personeel worden bekostigd uit provinciale middelen. Op basis van de Gezondheidswet, artikel 52, tweede lid, heeft het peroneel van het bureau van de raad dezelfde rechtspositie als provinciale ambtenaren en zijn aldus de arbeidsvoorwaarden, waaronder de personeelsleden hun betrekking vervullen, gelijk aan die welke gelden voor het personeel in dienst van de provincie.

Artikelen 22 en 23

Alvorens tot ontbinden van de provinciale raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Dienstverlening over te gaan zal de leden van deze raad verzocht worden aan Gedeputeerde Staten een voordracht te doen voor de benoeming van de eerste leden en de eerste voorzitter van de nieuwe provinciale raad voor de Volksgezondheid en de Maatschappelijke Zorg.