Regeling vervallen per 05-11-2019

Verordening Ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 13-03-2012

Provinciale Staten van Noord-Brabant

Besluiten:

vast te stellen de navolgende Verordening ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aardkundig waardevolle gebieden: gebieden waar de natuurlijke ontstaanswijze - al dan niet mede teweeggebracht door menselijk handelen - herkenbaar is doordat geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen, zoals dekzandruggen, steilranden, breuklijnen, stuifduinen, rivierduinen, meanderende beeklopen en brede beekdalen, er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen;

  • -

    aardkundig waardevolle gebiedenkaart: de bij besluit van 30 november 2004 van Gedeputeerde Staten vastgestelde nadere regels op grond van het Streekplan 2002, inzake aardkundig waardevolle gebieden, met inbegrip van nadien vast te stellen wijzigingen;

  • -

    archeologisch monument: archeologische terreinen die op de Cultuurhistorische Waardenkaart staan afgebeeld en in bezit zijn van een monumentnummer;

  • -

    Cultuurhistorische Waardenkaart: de bij besluit van Gedeputeerde Staten van 26 september 2006 vastgestelde nadere regels op grond van het Streekplan 2002, inzake cultuurhistorische waarden, met inbegrip van nadien vast te stellen wijzigingen;

  • -

    de wet: de Ontgrondingenwet (Stb. 1965, 509);

  • -

    functionele ontgronding: een ontgronding die volledig gekoppeld is aan het realiseren of versterken van een maatschappelijke functie, zoals natuurontwikkeling, recreatie, wonen aan water e.d., en die voldoet aan de Handleiding functioneel ontgronden, vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 4 juni 2002, met inbegrip van nadien vast te stellen wijzigingen, dan wel aan de nota “De bodem in zicht”, vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 13 november 2001, met inbegrip van nadien vast te stellen wijzigingen;

  • -

    gesloten stortplaats: een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer;

  • -

    infrastructurele werken: wegen, spoor- en waterwegen, havens, kunstwerken, vliegvelden, waterkeringen en geleidingsdammen;

  • -

    natuurbouwproject: inrichtingsmaatregelen, die tot doel hebben de natuurlijke gesteldheid van een terrein te herstellen, te versterken of te ontwikkelen, die geen deel uitmaken van normaal onderhoud en die een omvorming van bestaande natuur of het ontwikkelen van nieuwe, gebiedseigen, natuur tot gevolg hebben;

  • -

    ontgronding / ontgrondingsactiviteit: werkzaamheden, gericht op het permanent dan wel tijdelijk verlagen van de hoogteligging van het maaiveld of het verdiepen van de waterbodem;

  • -

    ruimtelijk besluit een bestemmingsplan dan wel vrijstelling daarvan, voorbereidingsbesluit, projectbesluit, inpassingsplan of een beheersverordening;

  • -

    verbetering bodemgesteldheid: verbeteringen gericht op het veranderen van de samenstelling en/of structuur van de bodem om deze geschikt te maken voor de functie van de grond;

  • -

    voormalige stortplaats: een stortplaats waar vóór 1 september 1996 het storten van afval is beëindigd;

  • -

    waterkeringen: waterkeringen met aangrenzende gronden, die van belang zijn voor de bescherming tegen hoogwater en als zodanig zijn aangewezen in de Wet op de waterkering en/of de bij besluit van Provinciale Staten van 12 september 1997 vastgestelde Verordening op de waterkering Noord-Brabant 1997, met inbegrip van nadien vast te stellen wijzigingen, alsmede de kaden die dienen voor bescherming tegen wateroverlast vanuit het regionale watersysteem overeenkomstig de Keuren van de waterschappen;

Artikel 2 Ontgrondingsactiviteit

Voor de toepassing van deze verordening worden tot één ontgrondingsactiviteit gerekend, die ontgrondingsactiviteiten die in elkaars nabijheid en/of volgtijdelijk worden uitgevoerd en waarbij onderlinge technische, organisatorische en/of functionele bindingen bestaan.

Artikel 3 Vergunningplicht

Indien een ontgrondingsactiviteit die op basis van deze verordening is vrijgesteld van de vergunningplicht, onderdeel uitmaakt of onderdeel zal gaan uitmaken van vergunningplichtige ontgrondingsactiviteiten, blijven de vrijstellingsbepalingen van deze verordening buiten toepassing en geldt het verbod om zonder vergunning te ontgronden van artikel 3, eerste lid, van de wet onverkort.

Hoofdstuk 2 Vergunningen, vrijstellingen, meldingen

Vergunningen

Artikel 4 Indienen aanvraag

Een aanvraag tot verlenen of wijzigen van een vergunning voor een ontgrondingsactiviteit wordt op een door Gedeputeerde Staten vastgestelde wijze ingediend bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 5 Indienen verzoek tot intrekken

Bij een verzoek tot intrekking van een vergunning worden, onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden aangeleverd:

  • a.

    de datum en het kenmerknummer van de verleende vergunning;

  • b.

    de kadastrale sectie- en perceelnummers van de percelen waarvoor vergunning is verleend;

  • c.

    een uitleg omtrent de reden van het verzoek.

Artikel 6 Eigendomssituatie

Indien de aanvrager van de vergunning geen eigenaar is van de te ontgronden percelen, dient de aanvrager aannemelijk te maken dat vanuit de eigendomssituatie bezien, geen sprake is van kennelijke niet-uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontgronding.

Artikel 7 Advisering

  • 1 Gedeputeerde Staten wijzen bestuursorganen aan, die in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot de voorbereiding van een beschikking betreffende verlening, weigering, wijziging of intrekking van een vergunning, of die op een andere wijze bij de voorbereiding worden betrokken.

  • 2 Gedeputeerde Staten wijzen adviseurs aan, niet zijnde bestuursorganen, die in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot de voorbereiding van een beschikking betreffende verlening, weigering, wijziging of intrekking van een vergunning.

Vereenvoudigde procedure vergunningen

Artikel 8 Toepassingsbereik

  • 1 Het bepaalde in artikel 10, eerste tot en met vierde lid, van de wet, is niet van toepassing op ontgrondingen van eenvoudige aard, waarbij andere belangen niet of nauwelijks zijn betrokken en die betreffen:

    • a.

      een ondergeschikte wijziging van een reeds verleende vergunning, of;

    • b.

      een wijziging van de tenaamstelling van een reeds verleende vergunning, of;

    • c.

      een intrekking van een verleende vergunning op verzoek van de vergunninghouder.

  • 2 Gedeputeerde Staten nemen binnen twaalf weken na ontvangst van een aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, een beslissing.

Vrijstellingen

Artikel 9 Absolute vrijstellingen

  • 1 Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor de navolgende categorieën van ontgrondingsactiviteiten:

    • a.

      grondwerken voor het maken, wijzigen en verwijderen van bouwwerken en funderingen;

    • b.

      het delven, openen en ruimen van graven;

    • c.

      het doen van archeologische opgravingen met vergunning krachtens de Monumentenwet;

    • d.

      het maken van proefsleuven en het doen van grondboringen en sonderingen;

    • e.

      het plaatsen, vervangen en opruimen van in de grond aan te brengen of aangebrachte voorwerpen;

    • f.

      de normale uitoefening van het landbouw-, tuinbouw- en bosbouwbedrijf;

    • g.

      grondwerken voor het normale onderhoud aan grond, werken en bouwwerken inclusief het reguliere onderhoud van waterlopen en zandvangers;

    • h.

      het aanleggen, wijzigen en opruimen van infrastructurele werken, ter uitvoering van een ter plaatse geldend ruimtelijk besluit;

    • i.

      het verbeteren van de bodemgesteldheid voor het, ter uitvoering van een ter plaatse geldend ruimtelijk besluit met daarop gebaseerde vergunning, aanleggen en wijzigen van openbaar groen, pleinen, parkeer- en industrieterreinen, speelterreinen en sportterreinen en het verwijderen daarvan;

    • j.

      het ontginnen van een voormalige of gesloten stortplaats waarvoor Gedeputeerde Staten een ontheffing als bedoeld in artikel 4.4.4 van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant hebben verleend;

    • k.

      sanering van ernstige gevallen van bodemverontreiniging conform de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer;

    • l.

      functionele ontgrondingen die zijn opgenomen in een vastgestelde uitwerking van een reconstructieplan overeenkomstig artikel 19 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1, is geen vergunning vereist voor ontgrondingen, niet groter dan 2000 m2, en waarbij niet dieper dan 3,00 m beneden maaiveld wordt ontgrond.

Artikel 9a

Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor werkzaamheden in het kader van ecologische verbindingszone’s, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten die in overeenstemming zijn met het provinciaal natuurbeleid, en indien deze zijn opgenomen in een plan, waarover via een openbare inspraakprocedure besluitvorming heeft plaatsgevonden onder aantoonbare, integrale afweging van alle belangen betrokken bij de ontgronding.

Artikel 10 Relatieve vrijstellingen onder regels

Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet, is geen vergunning vereist voor functionele ontgrondingen, groter dan 2000 m2, mits:

  • a.

    niet dieper wordt ontgrond dan 3,00 meter beneden maaiveld, en

  • b.

    niet meer dan 15.000 m3 grond wordt vergraven, en

  • c.

    de ontgronding niet in strijd is met een ter plaatse geldend ruimtelijk besluit;

  • d.

    de ontgronding niet is gelegen in een gebied dat op de Aardkundige waardevolle gebiedenkaart is aangeduid als aardkundig waardevol gebied, en

  • e.

    de ontgronding niet is gelegen in een gebied dat op de Cultuurhistorische Waardenkaart is aangeduid als archeologisch monument, en

  • f.

    de ontgronding geen afbreuk doet aan archeologische en/of cultuurhistorische waarden, en

  • g.

    de ontgronding, behoudens indien het betreft de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van de waterhuishouding, zich niet binnen 30 meter van de teen van een waterkering en binnen 200 meter van het aansluitpunt van een primaire waterkering op de hogere gronden bevindt.

Meldingen

Artikel 11 Toepassingsbereik

Een voornemen om te ontgronden dat op grond van artikel 9a en 10 van deze verordening is vrijgesteld van de vergunningplicht, wordt gemeld bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 12 Indienen melding

  • 1 De melding wordt op een door Gedeputeerde Staten vastgestelde wijze ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Bij de melding van een ontgronding wordt overlegd,

    • a.

      een archeologisch rapportage, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, indien de ontgrondingswerkzaamheden worden uitgevoerd in een gebied dat op de Cultuurhistorische Waardenkaart is aangeduid met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische waarde of in een gebied met een zeer hoge of hoge historisch geografische waarde of historische groenstructuren;

    • b.

      een bodemkwaliteitsrapport overeenkomstig NEN 5740. De rapporten, genoemd onder a en b behoeven de instemming van Gedeputeerde Staten.

  • 3 Indien de melding niet volledig is of daarbij niet alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd, geldt de inzending niet als een melding in de zin van dit artikel.

Artikel 13 Indieningstermijn

De melding dient uiterlijk acht weken voorafgaand aan de aanvang van de voorgenomen ontgronding te zijn ingediend. In afwijking van het eerste lid mag gestart worden met de uitvoering nadat Gedeputeerde Staten de melding hebben geaccepteerd.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

Artikel 15 Intrekking verordening

Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Ontgrondingenverordening Provincie Noord-Brabant 1998 ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsregeling

  • 1 Op aanvragen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning of machtiging, ingekomen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de Ontgrondingenverordening Provincie Noord-Brabant 1998 van toepassing.

  • 2 Op besluiten tot ambtshalve wijziging of intrekking van een vergunning of machtiging, die worden bekendgemaakt binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de Ontgrondingenverordening Provincie Noord-Brabant 1998 van toepassing.

  • 3 Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt vereist voor een ontgronding die voordien is begonnen met gebruikmaking van een vrijstelling, ingevolge artikel 7 van de wet, kan deze ontgronding na inwerkingtreding van deze verordening worden voortgezet tot één jaar na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “verordening Ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008”.

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd,

de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen

de griffier mw. drs. E.M.W.J. Wöltgens

 

Nummer: 1342561

Uitgegeven, 19 december 2007

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

drs. W.G.H.M. Rutten