Regeling vervallen per 01-01-2010

Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe

Geldend van 11-06-2009 t/m 31-12-2009

Intitulé

Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe

Hoofdstuk 1, Algemeen

 Artikel 1

1.   In deze regeling wordt verstaan onder:

a.   minister: minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit

b.   ondernemer: ondernemer van een bedrijf waarop de landbouw wordt uitgeoefend;

c.   terrein: een in de provincie Drenthe gelegen gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:

I.    wegen breder dan 5 meter,

II.  waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter,

III. een dubbelsporige spoorlijn, of

IV.  een geëlektrificeerde spoorlijn,

en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;

d.   plan van toedeling: plan van toedeling als bedoeld in artikel 201 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, als bedoeld in artikel 48, onderdeel b, van de Wet inrichting landelijk gebied, als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, als bedoeld in artikel 85 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of als bedoeld in artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

e.   beheerder: ondernemer, dan wel enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van een publiekrechtelijk lichaam of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, doch voor zover het een vereniging betreft, slechts een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die

I.    krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein

II.  krachtens een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007 beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein, mits dit gebruik blijkens een overeenkomst met de landinrichtingscommissie, bedoeld in hoofdstuk III, titel 2 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, een duurzaam karakter heeft;

III. beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein op grond van een besluit van GS (GS) als bedoeld in artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied met betrekking tot het tijdelijk in gebruik geven van gronden mits dit gebruik een duurzaam karakter heeft.

f.    landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van

akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland of de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;

g.   beheerspakket: in een van de bijlagen 6 tot en met 28f beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, fauna, boomsoorten, beheersvoorschriften of gebiedskenmerken;

h.   landschapspakket: in een van de bijlagen 32 tot en met 46 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende landschappelijke elementen met de daarbij behorende bepalingen;

i.    beheerssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel a;

j.    landschapssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel b;

k.   inrichtingssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel c;

l.    beheersbijdrage: bedrag als opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 46;

m.  Bureau Beheer Landbouwgronden: bureau als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

n.   beheersgebied: gebied dat als zodanig is begrensd in een beheersgebiedsplan;

o.   beheersgebiedplan: plan als bedoeld in artikel 14, of een plan als bedoeld in artikel 10 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

p.   quotum: bij een in een beheersgebiedsplan opgenomen beheerspakket of groep van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschapspakket of groep van landschapspakketten, behorend aantal hectares, meters, onderscheidenlijk stuks, waarvoor in het desbetreffende beheersgebied ten hoogste beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie kan worden verstrekt;

q.   probleemgebied: gebied dat overeenkomstig de artikelen 16 en 17 is begrensd.

r.    probleemgebiedenvergoeding: steun als bedoeld in artikel 36, onderdeel a, onder II van Verordening (EG) nummer 1698/2005, betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

s.   verzamelaanvraag: aanvraag als bedoeld in deel II, titel II, hoofdstuk I, van

Verordening (EG) nummer 796/2004, betreffende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nummer 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

t.    Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

u.   natuurgebied: gebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe of als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

v.   tijdvak: ononderbroken periode van 6 jaar;

w.   beheerseenheid: oppervlakte-eenheid binnen een terrein waarop een beheers- of landschapspakket ontwikkeld of in stand gehouden wordt;

x.   GVE: grootvee-eenheden, berekend door omrekening aan de hand van de tabel van Verordening (EEG) nummer 2078/92, betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en betreffende natuurbeheer (Pb EG 1992, L 215);

y.   verdunningsfactor: quotiënt van de oppervlakte van de grond verkregen door hemelsbreed een lijn te trekken om de buitenste hoeken van de buitenste terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de totale oppervlakte van de in dat gebied gelegen terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

2.   Voor de toepassing van deze regeling wordt onder terrein mede verstaan:

samenstel van terreinen dat door een beheerder als een geheel wordt beheerd.

Artikel 2

1.   GS kunnen aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 5 op landbouwgronden ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:

a.   de instandhouding en ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28f;

b.   de instandhouding van de landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46, of

c.   het door middel van maatregelen met een eenmalig karakter rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van gronden, zonder welke wijziging de daarop volgende instandhouding van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschappelijke elementen, niet mogelijk is;

d.   de vergoeding als bedoeld in hoofdstuk 3.

2.   Op beslissingen omtrent subsidies op grond van de regeling is de Algemene

Subsidieverordening Drenthe niet van toepassing.

3.   In afwijking van de Verordening rechtsbescherming (Statenstuk 2006-252,

Provinciaal blad @ van @) vindt de advisering over bezwaar in zijn geheel plaats door Dienst Regelingen.

4.   GS kunnen wijzigingen in de bijlagen aanbrengen.

Artikel 3

GS kunnen aan de in artikel 5 bedoelde anderen dan beheerders ter bevordering van collectief natuurbeheer en bekwaamheid in natuurbeheer op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van de organisatie van activiteiten gericht op:

a.   kennisbevordering, professionalisering en ecologische sturing;

b.   draagvlak, promotie en samenwerking;

c.   werving, aanvraagbegeleiding en administratie;

d.   kwaliteitsborging, monitoring en rapportage.

Artikel 4

Indien er naast een beheersbijdrage of inrichtingssubsidie op grond van deze regeling uit andere hoofde van overheidswege een subsidie is of wordt verstrekt voor de in het kader van deze regeling gemaakte kosten, waaronder mede wordt begrepen vergoeding van inkomstenderving en hierdoor het totaal van de overheidsbijdragen meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage, dan wel, voor zover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.

Artikel 5

1.   Subsidie aan anderen dan beheerders kan worden verstrekt indien op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag:

a.   tussen de beheerder en de subsidieaanvrager een schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen, bij welke overeenkomst:

1.   de subsidieaanvrager het recht op uitbetaling van subsidies en deelbetalingen uit hoofde van deze regeling, betrekking hebbend op het desbetreffende terrein of water, bij voorbaat aan de beheerder overdraagt, en

2.   de beheerder zich bij voorbaat verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager uit hoofde van deze regeling met betrekking tot het desbetreffende terrein gehouden is, zolang de beheerder beschikt over het recht tot gebruik en beheer van het desbetreffende terrein, alsmede zich verbindt, bij overdracht van het desbetreffende gebruiksrecht aan een ander dan het bureau beheer landbouwgronden en de provincie, van de verkrijger daarvan te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de in deze volzin bedoelde verplichtingen zal nakomen en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen, en

b.   de beheerder jegens de provincie schriftelijk heeft verklaard borg te staan voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en deelbetalingen.

2.   Bij het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en een afgifte van een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gebruik gemaakt van het model, opgenomen in bijlage 49 van deze regeling.

Artikel 6

1.   GS stellen voor ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies, bedoeld in de artikelen 2 en 3. Zij kunnen voor de in die artikelen onderscheiden subsidies, voor op grond van artikel 14 begrensde gebieden, voor de verschillende beheers- of landschapspakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragers verschillende subsidieplafonds vaststellen.

2.   GS verdelen de beschikbare bedragen naar de datum van ontvangst van de subsidieaanvragen. Bij gelijktijdige datum van ontvangst van de subsidieaanvragen wordt de volgorde van behandeling bepaald door loting. Als datum van ontvangst wordt aangemerkt de datum waarop de aanvraag volledig is ontvangen.

3.   GS kunnen voor de verschillende subsidies en voor de verschillende beheers- of landschapspakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragers verschillende aanvraagperioden instellen.

4.   Aanvragen worden alleen voor die subsidies en beheers- of landschapspakketten of categorieën subsidieaanvragers in behandeling genomen waarvoor een aanvraagperiode als bedoeld in het derde lid is ingesteld.

5.   Voor aanvragen wordt gebruikgemaakt van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

6.   Aanvragen tot subsidieverlening worden beoordeeld aan de hand van beheersgebiedsplannen zoals deze door GS zijn vastgesteld en van kracht zijn uiterlijk 25 dagen voor openstelling van de desbetreffende aanvraagperiode.

Artikel 7

De beheersbijdragen van de beheerspakketten en landschapspakketten en het maximumbedrag aan inrichtingssubsidie worden jaarlijks door GS vastgesteld, gebaseerd op de grondslagen, bedoeld in artikel 8.

Artikel 8

Bij het vaststellen van de beheersbijdragen van een beheerspakket als bedoeld in artikel 7 wordt rekening gehouden met de volgende grondslagen:

a.   de productiederving

b.   de toename van de arbeidsaanspraken

c.   de wijziging van de exploitatieaanspraken, als gevolg van de uitvoering van agrarisch natuurbeheer, en

d.   in voorkomende gevallen transactiekosten, tot een maximum van € 1.987,-- per bedrijf per aanvraag tot subsidieverlening.

Artikel 9

1.   Subsidie wordt niet verstrekt aan beheerders ter voldoening aan verplichtingen die op grond van enig wettelijk voorschrift zijn voorgeschreven.

2.   Subsidie wordt niet verstrekt indien de subsidie minder dan € 170,-- per jaar bedraagt.

Artikel 9a

Per hectare wordt voor de onderdelen van het beheerpakket ganzenfoerageergebied, opgenomen in de bijlage 28c van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe 2008, een beheersbijdrage vastgesteld waarbij voor de onderdelen Grasland en Bouwland per hectare een maximumbedrag wordt vastgesteld.

Het Faunafonds, bedoeld in artikel 83 van de Flora- en Faunawet, adviseert de individuele provincies over de omvang van een variabel bedrag per hectare. Bedoelde omvang wordt per beheerseenheid bepaald aan de hand van de inkomensderving, die in de bedoelde beheerseenheid door het foerageren van ganzen is veroorzaakt en voor zover die niet reeds als vaste component in de maximumbeheersbijdrage van het eerste lid is opgenomen.

Het advies van het Faunafonds, bedoeld in het tweede lid, berust op taxaties die op grond van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds worden uitgevoerd door door het Faunafonds aangewezen taxateurs.

Artikel 10

Voor zover de regeling bemesting toestaat, geschiedt de aanwending van kunstmest op grond van een bemestingsadvies of bemestingsplan.

Artikel 11

De subsidie wordt voor de duur van een jaar niet verstrekt indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI, of onderdeel C of op artikel 52 onderdeel a, onder I of III, of onderdeel b van Verordening nummer 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het ELFPO of indien een verleende subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 86 of een vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken ingevolge artikel 87.

Artikel 12

Indien de aanvrager opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI, of onderdeel C of op artikel 52, onderdeel a, onder I of III, of onderdeel b van Verordening nummer 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het ELFPO of indien in geval van opzet een verleende of vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk is ingetrokken op grond van artikel 86 of 87, wordt tevens geen subsidie verleend in het daarop volgend jaar.

Artikel 13

Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling, of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister heeft ingediend, wordt geen subsidie verstrekt voor het daaropvolgend jaar.

Hoofdstuk 2, Begrenzing van beheersgebieden

Artikel 14

1.   Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden beheersgebieden begrensd met de vaststelling van beheersgebiedsplannen, die in ieder geval bestaan uit:

a.   een kaart met een topografische ondergrond op een schaal 1 : 25.000, waarin de grenzen van het beheersgebied zijn opgenomen;

b.   een omschrijving van de in het beheersgebied nagestreefde doelstellingen op het gebied van agrarisch natuurbeheer;

c.   de in het betrokken beheersgebied te ontwikkelen of in stand te houden beheerspakketten;

d.   een vaststelling van een totaal van de quota voor de onderscheiden beheerspakketten indien het totaal aantal hectares van de te ontwikkelen of in stand te houden beheerspakketten kleiner is dan de oppervlakte van het begrensde beheersgebied;

e.   de in het betrokken beheersgebied aan te leggen, te herstellen of in stand te houden landschapspakketten;

f.    een aanduiding of het beheersgebied bestaat uit veen-, klei- of zandgebied.

2.   Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt onder veengebied verstaan: dat gebied dat voor ten minste 50% bestaat uit grond waar in de bovenste 80 centimeter meer dan de helft van de dikte bestaat uit moerig materiaal.

3.   Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt onder zandgebied verstaan: gebied dat voor ten minste 50% bestaat uit minerale grond waarvan het niet-moerige gedeelte tussen 0 en 80 centimeter diepte voor meer dan de helft van de dikte uit zand (minder dan 8% lutum) bestaat.

4.   Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel f, wordt onder kleigebied verstaan: gebied dat niet is een veen- of zandgebied.

5.   Voor zover in gebiedsplannen andere quota zijn opgenomen dan die bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt met deze quota geen rekening gehouden bij de beoordeling van subsidieaanvragen.

6.   Voor zover beheersgebiedsplannen voorzien in het aanleggen, herstellen of in stand houden van het landschapspakket dat is opgenomen in bijlage 32 kan in het desbetreffende beheersgebied tevens het landschapspakket dat is opgenomen in bijlage 33 worden aangelegd, hersteld of in stand gehouden.

Artikel 15

1.   Beheersgebiedsplannen worden vastgesteld en gewijzigd bij besluit van GS.

2.   Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een beheersgebiedsplan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 3, Probleemgebieden

Artikel 16

Probleemgebieden worden begrensd met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel 50 van de Verordening (EG) nummer 1698/2005 van 20 september 2005 van de Raad van de Europese Unie inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEG L 277).

Artikel 17

Probleemgebieden kunnen worden begrensd door gedeputeerde staten.

Artikel 18

1.   Op aanvraag kan jaarlijks de probleemgebiedenvergoeding worden verstrekt, mits:

a.   het terrein is gelegen in een probleemgebied;

b.   op het terrein een beheerspakket als bedoeld in de bijlagen 6 tot en met 28f wordt ontwikkeld of in stand gehouden én de beheersvoorschriften behorende bij dat beheerspakket in acht worden genomen;

c.   het reliëf van het terrein en de bestaande waterhuishouding worden gehandhaafd;

d.   de subsidieontvanger op zijn gehele bedrijf voldoet aan de Randvoorwaarden GLB, zoals vastgelegd in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006;

e.   de subsidieontvanger zich ertoe verbindt zijn landbouwactiviteiten in het desbetreffende probleemgebied gedurende ten minste 5 jaar na de eerste betaling voort te zetten;

f.    voor het terrein geen probleemvergoeding wordt verstrekt op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister.

2.   In het geval, bedoeld in artikel 81, kan de in dat artikel bedoelde derde in het jaar waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan slechts naar evenredigheid aanspraak maken op de probleemgebiedenvergoeding, indien hij in de voor dat desbetreffende jaar in te dienen verzamelaanvraag heeft verzocht om toekenning.

3.   De aanvraag tot toekenning van de probleemgebiedenvergoeding wordt gedaan door middel van de verzamelaanvraag en wordt ingediend in de periode als bedoeld in artikel 55, derde lid, van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.

4.   Gedeputeerde staten beslissen in december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend omtrent toekenning van de probleemgebiedenvergoeding voor dat desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 19

1.   De probleemgebiedenvergoeding bedraagt € 94,-- per ha.

2.   De probleemgebiedenvergoeding wordt vastgesteld op het bedrag dat wordt gevormd door het aantal hectares waarvoor in het desbetreffende jaar beheerssubsidie ten behoeve van de beheerspakketten, bedoeld in artikel 18, eerste lid,

onderdeel b, wordt verstrekt, te vermenigvuldigen met het in het eerste lid genoemde tarief.

3.   De probleemgebiedenvergoeding wordt verstrekt per kalenderjaar. Indien het tijdvak waarvoor beheerssubsidie wordt verstrekt niet gelijk loopt met het kalenderjaar, wordt de probleemgebiedenvergoeding voor het desbetreffende kalenderjaar naar evenredigheid vastgesteld.

4.   De probleemgebiedenvergoeding wordt betaald binnen 8 weken na bekendmaking van het besluit van gedeputeerde staten omtrent toekenning.

Artikel 19a

De subsidieontvanger is verplicht:

a.   binnen 2 weken nadat hij daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan één van de verplichtingen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen b tot en met d;

b.   uiterlijk 3 maanden nadat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, hiervan schriftelijk melding te doen aan de directeur van de Dienst Regelingen.

Artikel 20

1.   Behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid wordt de probleemgebiedenvergoeding geheel of gedeeltelijk geweigerd onderscheidenlijk teruggevorderd indien:

a.   het terrein niet gelegen is in een probleemgebied of voor het terrein reeds een probleemvergoeding wordt verstrekt op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

b.   niet is voldaan aan één van de verplichtingen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen b tot en met e.

2.   Het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, vindt geen toepassing indien het niet voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b of d, het gevolg is van overmacht.

3.   Onverminderd het eerste lid wordt in de gevallen, bedoeld in de artikelen 78, tweede lid, en 81 tot en met 85, de probleemgebiedenvergoeding overeenkomstig die artikelen naar evenredigheid vastgesteld.

4.   In afwijking van het eerste en derde lid wordt de probleemgebiedenvergoeding met 5% verminderd indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 19a, onderdeel a of b.

5.   Wanneer een terrein waarvoor de probleemgebiedenvergoeding wordt verstrekt op enig moment geen deel meer uitmaakt van een probleemgebied, wordt de probleemgebiedenvergoeding voor het desbetreffende jaar naar evenredigheid vastgesteld over de periode dat het terrein in dat jaar deel uitmaakte van een probleemgebied.

6.   Het vijfde lid is niet van toepassing indien in het desbetreffende jaar niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, tenzij het niet voldoen aan de verplichting, bedoeld in de onderdelen b en d van die bepaling het gevolg is van overmacht.

Hoofdstuk 4, Aanvragen van subsidie

Artikel 21

1.   Aanvragen tot subsidieverlening uit hoofde van deze regeling worden ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst

Regelingen.

2.   In de aanvraag tot subsidieverlening wordt in ieder geval aangegeven:

a.   welk beheerspakket, onderscheidenlijk welke beheerspakketten de aanvraag betreft;

b.   welk landschapspakket, onderscheidenlijk welke landschapspakketten de aanvraag betreft;

c.   of de aanvraag mede betrekking heeft op de maatregel, bedoeld in artikel 37;

d.   of er sprake is van inrichtingssubsidie;

e.   of de aanvraag wordt ingediend door een ondernemer en

f.    of de subsidieaanvrager beheerder is.

3.   Indien de subsidieaanvrager niet krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over een recht tot gebruik en beheer van het terrein waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, wordt in de aanvraag tevens vermeld of het gebruiksrecht van het desbetreffende terrein berust bij een ondernemer.

4.   GS beslissen binnen 26 weken op de aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste 26 weken worden verdaagd.

Artikel 22

1.   De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van een of meer topografische kaarten met een schaal van 1 : 10.000 waarop de grenzen van het desbetreffende terrein zijn aangegeven.

2.   Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere beheers- of landschapspakketten op een terrein worden op de topografische kaart, bedoeld in het eerste lid, tevens de grenzen aangegeven waar de verschillende beheers- of landschapspakketten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zullen worden in stand gehouden of ontwikkeld.

3.   Indien de subsidie wordt aangevraagd door een aanvrager als bedoeld in artikel 21, derde lid, gaat de aanvraag tot subsidieverlening tevens vergezeld van de met betrekking tot het desbetreffende terrein tot stand gekomen overeenkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, alsmede van de met betrekking tot het desbetreffende terrein opgestelde verklaring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 23

In afwijking van artikel 21, tweede en derde lid, gaat een aanvraag tot subsidieverlening uit hoofde van artikel 3 van deze regeling vergezeld van een projectplan dat is opgesteld aan de hand van de volgende criteria:

a.   doelstelling van het samenwerkingsverband;

b.   doelstelling van het desbetreffende project;

c.   aard en omvang van de activiteiten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 3;

d.   aantal leden van het samenwerkingsverband;

waarbij de criteria specifiek en meetbaar zijn beschreven.

Artikel 24

Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 21 en 22, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.

Hoofdstuk 5, Beheerssubsidie

Paragraaf 1, Algemene bepalingen

Artikel 25

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder beheersgebied eveneens verstaan: natuurgebied als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe of artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, indien het beheerspakket is opgenomen in het desbetreffende natuurgebiedsplan.

Artikel 26

1.   Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten aanzien van terreinen gelegen in een natuurgebiedsplan, die zijn verworven door Staatsbosbeheer, Vereniging

Natuurmonumenten of de Stichting "Het Drentse Landschap".

2.   Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten aanzien van terreinen, gelegen in een natuurgebiedsplan, waarvoor subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 40 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister of waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 9 van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer, is toegekend.

3.   Het bepaalde in de leden 1 en 2 vindt geen toepassing indien de eigenaar, dan wel zakelijk gerechtigde van het terrein, na 1 december 1977 het gebruik heeft afgestaan aan een ondernemer en dit heeft geleid tot de ononderbroken voortzetting van het op 1 december 1977 bestaand gebruik door:

-     de ondernemer

-     zijn echtgenoot

-     een pleegkind of

-     een of meer bloed- en aanverwanten in de rechte lijn

Artikel 27

1.   Per terrein kan voor een of meerdere beheerspakketten beheerssubsidie worden verstrekt, met dien verstande dat in het terrein niet meerdere beheerspakketten op dezelfde oppervlakte kunnen worden ontwikkeld of in stand gehouden.

2.   In afwijking van het eerste lid kunnen de beheerspakketten, opgenomen in onderdeel 4 van de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch

natuurbeheer van de minister, op dezelfde oppervlakte worden ontwikkeld of in stand gehouden als de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28b tot en met 28f.

3.   In afwijking van het eerste lid kan het beheerspakket, opgenomen in bijlage 28c, op dezelfde oppervlakte worden ontwikkeld of in stand gehouden als de beheerspakketten opgenomen in de bijlage 15, 16, 17 van deze regeling of de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, tenzij de beheerseenheden overeenkomstig onderdeel 3 van de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, worden beheerd op een wijze als bedoeld in de bijlagen 12, 13, 14, en 18.

4.   Onverminderd het eerste lid, kunnen de landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 33, 36, 38, 40 en 46 op dezelfde oppervlakte in stand worden gehouden als de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28f. `

5.   In afwijking van het eerste lid kan het beheerspakket, opgenomen in bijlage 31 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister op dezelfde oppervlakte in stand worden gehouden als het beheerspakket, opgenomen in bijlage 28c.

Artikel 28

Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied kan worden verstrekt:

a.   met het oog op de ontwikkeling van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6, 10, 12 tot en met 15 en 24a tot en met 28a, voor zover die ontwikkeling in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan;

b.   met het oog op de instandhouding van een of meerdere beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 9 en 11 tot en met 28a die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld, voor zover die instandhouding in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.

Artikel 29

1. Beheerssubsidie kan worden verstrekt ten behoeve van een terrein met het oog op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlage 28b.

2. Beheerssubsidie kan worden verstrekt ten behoeve van een terrein met het oog op de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket opgenomen in de bijlage 28c voor zover gelegen in een door de provincie begrensd foerageergebied.

Artikel 30

Beheerssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak indien de subsidie betrekking heeft op de ontwikkeling of instandhouding van een of meerdere beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28f.

Artikel 31

[Vervallen]

Artikel 32

1.   Beheerssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied voor de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket op een beheerseenheid:

a.   waarvan de oppervlakte niet ten minste overeenkomt met het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen;

b.   waarvan de breedte kleiner, onderscheidenlijk groter, is dan de minimumbreedte, onderscheidenlijk maximumbreedte, en de lengte kleiner is dan de minimumlengte die is opgenomen in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen.

2.   Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling of instandhouding van meerdere beheerspakketten op een terrein, zijn de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden van overeenkomstige toepassing voor elk afzonderlijk beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend op het desbetreffende terrein.

3.   GS kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot het aantal van een planten- of diersoort bedoeld in de onderscheiden beheers- en landschapspakketten per oppervlaktemaat en de spreiding van de desbetreffende soort binnen de beheerseenheid, onderscheidenlijk de oppervlaktemaat.

4.   Beleidsregels als bedoeld in het derde lid, worden als bijlage 51 bij deze regeling opgenomen.

Artikel 33

1.   Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:

a.   aan Staatsbosbeheer;

b.   ten behoeve van de terreinen die niet zijn gelegen in een beheersgebied, tenzij de aangevraagde beheerssubsidie betrekking heeft op beheerspakketten genoemd in de bijlagen 28b tot en met 28f, of

c.   ten behoeve van een in een beheersgebied gelegen terrein voor zover daardoor het quotum wordt overschreden, of

d.   ten behoeve van terreinen waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

1.   de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

2.   de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe ;

3.   de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

4.   de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

5.   de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland;

6.   hoofdstuk 2, paragraaf 5.2 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;

7.   de Beschikking beheersovereenkomsten 1983;

8.   de Regeling beheersovereenkomsten 1988;

9.   de Regeling beheersovereenkomsten 1993;

10.   de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;

11.   de Beschikking bijdragen probleemgebieden;

12.   de Regeling functiebeloning bos- en natuurterreinen.

2.   In afwijking van het eerste lid, sub d, onderdelen 5 en 6 kan beheerssubsidie verstrekt worden voor bijlage 28b.

3.   In afwijking van het eerste lid, sub d, onderdeel 3, kan beheerssubsidie verstrekt worden tezamen met onderdeel 4 van de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister.

Artikel 34

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt aan een beheerder indien in de 2 jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening een verzoek tot intrekking van een subsidieverlening op basis van deze regeling of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, voor de desbetreffende beheerseenheid door de beheerder is ingediend en dit verzoek is gehonoreerd.

Artikel 35

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket bijdragen worden genoten door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 5.

Artikel 36

1.   Indien op het terrein een beheerspakket wordt ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal 6 met de desbetreffende beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende beheerspakket en het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.

2.   Indien op het terrein meerdere beheerspakketten worden ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak de som van de bedragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal 6 met de desbetreffende beheersbijdragen opgenomen in de bijlage van elk van de onderscheiden beheerspakketten en het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.

Artikel 37

1.   Indien ruige stalmest wordt uitgereden op een terrein waarvoor beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket, opgenomen in bijlage 16, kan op verzoek van de beheerder de overeenkomstig artikel 36 bepaalde beheerssubsidie worden verhoogd voor zover:

a.   de ruige stalmest wordt uitgereden op de oppervlakte van het desbetreffende beheerspakket;

b.   de ruige stalmest wordt uitgereden gedurende het desbetreffende tijdvak jaarlijks in de periode tussen 1 februari en 1 april;

c.   per hectare ten minste 10 ton en ten hoogste 20 ton ruige stalmest wordt uitgereden, en

d.   de beheerder binnen twee weken na het uitrijden van de ruige stalmest hiervan melding doet aan de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe door de directeur van de Dienst Regelingen ter beschikking gesteld formulier.

2.   De verhoging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

a.   € 149,75 voor zover de ruige mest wordt uitgereden op land dat vanaf bedrijfsgebouwen alleen bereikbaar is via water;

b.   € 77,14 voor zover de ruige mest wordt uitgereden op andere grond dan bedoeld in onderdeel a.

Artikel 38

[Vervallen]

Paragraaf 2, Subsidieverlening

Artikel 39

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van meerdere beheerspakketten op een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

a.   de ligging en de grootte van het terrein;

b.   de doelen van de beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen of in stand houden van de desbetreffende beheerspakketten;

c.   het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend;

d.   de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar ligging;

e.   het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en het bedrag, bedoeld in artikel 37, en

f.    de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel 40

Indien beheerssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding of ontwikkeling van een beheerspakket, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

a.   de ligging en de grootte van het terrein;

b.   het doel van beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen, onderscheidenlijk in stand houden, van het desbetreffende beheerspakket;

c.   de beheersbijdrage op basis waarvan de beheerssubsidie zal worden vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar ligging;

d.   het aantal hectares waar ruige mest op wordt uitgereden en de daarmee samenhangende verhoging, bedoeld in artikel 37, eerste lid, en

e.   de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel 41

De datum, bedoeld in de artikelen 39, onderdeel f, onderscheidenlijk artikel 40, onderdeel e, waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend aanvangt, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.

Artikel 42

[Vervallen]

Paragraaf 3, Verplichtingen

Artikel 43

1.   De subsidieontvanger is verplicht:

a.   de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doelen, bedoeld in artikel 40, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid, te realiseren;

b.   indien op het terrein voor meerdere beheerspakketten beheerssubsidie wordt verleend, de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doelen, bedoeld in artikel 39, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid, te realiseren;

c.   de in het beheerspakket, onderscheidenlijk de beheerspakketten, opgenomen beheersvoorschriften te treffen die zijn vermeld in de bijlage waarin het beheerspakket is, onderscheidenlijk de beheerspakketten zijn, opgenomen;

d.   het reliëf van het terrein te handhaven;

e.   de bestaande waterhuishouding van het terrein te handhaven;

f.    van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, binnen 2 weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst

Regelingen schriftelijk melding te doen;

g.   uiterlijk 3 maanden nadat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, dit schriftelijk te melden aan de directeur van de Dienst Regelingen;

h.   op zijn gehele bedrijf te voldoen aan de Randvoorwaarden GLB, zoals vastgelegd in hoofdstuk 1, paragraaf 2 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;

i.    op zijn gehele bedrijf te voldoen aan de voorschriften inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, zoals vastgelegd in subbijlage 13 bij het Plattelandslandsontwikkelingsprogramma 2007-2013.

2.   De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, gelden voor de periode waarover beheerssubsidie is verleend, met dien verstande dat zij niet gelden voor zover dit in de beschikking tot verlening van beheerssubsidie, dan wel in de beheerspakketten, anders is bepaald.

3.   Indien subsidie is verleend voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, al dan niet in combinatie met een beheerspakket opgenomen in de bijlagen 28b tot en met 28f, niet voor die oppervlakten waarop onderdeel 4 van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, van toepassing is.

Paragraaf 4, Deelbetalingen

Artikel 44

1.   GS verstrekken binnen 8 weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een deelbetaling en vervolgens telkens ten minste 1 jaar later. De hoogte van de deelbetaling komt overeen met de jaarlijkse beheersbijdrage van elk van de beheerspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend, alsmede, voor zover van toepassing, het bedrag, bedoeld in artikel 37.

2.   In afwijking van het eerste lid wordt in een jaar de deelbetaling verminderd met 100% als de beheerder in de 2 jaar voorafgaande aan de verstrekking van de deelbetaling op enig moment niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdelen c tot en met g, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.

3.   Per terrein kunnen per tijdvak ten hoogste 5 deelbetalingen worden verstrekt voorafgaand aan de subsidievaststelling.

Paragraaf 5, Subsidievaststelling

Artikel 45

1.   Telkens binnen 8 weken na afloop van een tijdvak of zoveel eerder indien noodzakelijk dient de ontvanger van beheerssubsidie voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

2.   De ontvanger van beheerssubsidie geeft in de aanvraag aan in hoeverre het doel, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, is gerealiseerd.

Artikel 46

1.   GS stellen na ontvangst van de in artikel 45 bedoelde aanvraag de beheerssubsidie vast binnen 13 weken. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd

2.   De beheerssubsidie wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

Artikel 47

1.   De subsidie per beheerspakket opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28f wordt vastgesteld op het bedrag dat uit de subsidieverlening voor het desbetreffende terrein voortvloeit, verminderd met:

a.   15%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, maar wel is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c;

b.   100%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage;

c.   100%, indien, voor zover van toepassing, niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdelen d en e, tenzij de aard en de ernst van het niet nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage;

d.   5%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g.

2.   De subsidie voor het beheerspakket opgenomen in bijlage 31 van de Subsidie-regeling agrarisch natuurbeheer van de minister, zoals die luidde tot 1 oktober 2004, wordt overeenkomstig het eerste lid, aanhef, en onderdelen b en c, vastgesteld.

3.   De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, worden niet toegepast voor zover niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b of c, ten gevolge van overmacht.

4.   De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, worden niet toegepast op de beheerssubsidie, voor zover het bedrag daarvan bestaat uit een verhoging op grond van artikel 37.

5.   De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, worden niet toegepast ten aanzien van dat deel van die verminderingen dat het bedrag van de beheerssubsidie te boven gaat.

Hoofdstuk 6, Inrichtingssubsidie

Paragraaf 1, Algemene bepalingen

Artikel 48

1.   Inrichtingssubsidie kan worden verstrekt met betrekking tot terreinen ten aanzien waarvan beheerssubsidie is verleend ten behoeve van de ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 14 en 18, voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.

2.   Inrichtingssubsidie wordt ten behoeve van de aanleg of het herstel van een landschapspakket verstrekt met betrekking tot terreinen ten aanzien waarvan landschapssubsidie is verleend, voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.

Artikel 49

1.   Inrichtingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt, voor zover deze betrekking heeft op het, door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van terreinen, zonder welke wijziging ontwikkeling, onderscheidenlijk instandhouding, van het beheerspakket, onderscheidenlijk landschapspakket, ten behoeve waarvan beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, is verleend niet mogelijk is.

2.   Onverminderd het eerste lid kan inrichtingssubsidie worden verstrekt overeenkomstig een inrichtingsplan waarin in ieder geval zijn opgenomen:

a.   de te treffen inrichtingsmaatregelen;

b.   de oppervlakte waarop of de lengte waarin die maatregelen zullen worden uitgevoerd;

c.   de met de maatregelen beoogde situatie van het terrein;

d.   een gespecificeerde begroting;

e.   een topografische kaart met ten hoogste een schaal van 1 : 10.000 waarop is aangegeven waar de onderscheiden maatregelen zullen worden getroffen;

f.    een beschrijving van de uitgangssituatie;

g.   de motivering voor het treffen van de maatregelen en

h.   een tijdsplanning voor de uit te voeren werkzaamheden.

Artikel 50

Tot de subsidiabele kosten behoren de kosten, inclusief BTW, voor zover verrekening niet mogelijk is, verband houdende met:

a.   het opstellen door derden van een inrichtingsplan;

b.   maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

c.   maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding;

d.   grondverzet;

e.   het plaatsen van een raster;

f.    afvoer van grond, of

g.   overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel 51

Niet tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval de kosten, verband houdende met:

a.   de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

b.   de bouw van opstallen;

c.   achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

d.   de aanschaf van machines, of

e.   de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 50.

Artikel 52

Geen inrichtingssubsidie wordt verstrekt:

a.   voor kosten die zijn gemaakt, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, behoudens de kosten, bedoeld in artikel 50, onderdeel a;

b.   ten behoeve van maatregelen waarmee een aanvang is gemaakt, onderscheidenlijk die reeds zijn uitgevoerd, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, of

c.   indien de aanvraag tot inrichtingssubsidie niet wordt ingediend tegelijk met de aanvraag tot beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie, voor het desbetreffende terrein.

Artikel 53

[Vervallen]

Artikel 54

Inrichtingssubsidie bedraagt 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten, met dien verstande dat geen vergoeding wordt verstrekt voor zover deze kosten meer bedragen dan een door gedeputeerde staten bij de subsidieverlening te bepalen maximumbedrag.

Artikel 55

GS kunnen beleidsregels vaststellen met het oog op de toepassing van de artikelen 49, 50 en 54.

Paragraaf 2, Subsidieverlenin

Artikel 56

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

a.   in hoeverre het plan, bedoeld in artikel 49, tweede lid, in uitvoering kan worden genomen;

b.   de aard van de benodigde wijzigingen van de fysieke condities of kenmerken van het betrokken terrein;

c.   het aantal hectares ten behoeve waarvan inrichtingssubsidie wordt verleend;

d.   de datum waarop de periode waarover inrichtingssubsidie wordt verleend, aanvangt, en

e.   het bedrag waarop de inrichtingssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Paragraaf 3, Verplichtingen

Artikel 57

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen overeenkomstig het door GS goedgekeurde inrichtingsplan uit te voeren binnen 1 jaar na de datum van subsidieverlening.

Paragraaf 4, Deelbetalingen

Artikel 58

1.   Op de inrichtingssubsidie kunnen gedeputeerde staten ten hoogste tweemaal per jaar op aanvraag tot ten hoogste 95% deelbetalingen verrichten voor in het kader van de inrichtingsmaatregel onderscheidenlijke inrichtingsmaatregelen, verrichte betalingen, met een minimum van € 2.500,--.

2.   De aanvraag tot verlening van een deelbetaling gaat vergezeld van:

a.   een overzicht van de liquiditeitsbehoefte, en

b.   facturen en bewijsstukken van betalingen, dan wel stukken met vergelijk-bare bewijskracht.

3.   Deelbetalingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts worden verricht aan degene die op grond van de beschikking tot subsidieverlening of de overeenkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, verplicht is de inrichtingsmaatregel, onderscheidenlijk inrichtingsmaatregelen, te treffen.

Artikel 59

De aanvraag tot het doen van een deelbetaling wordt ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

Artikel 60

GS nemen binnen 13 weken na ontvangst van de in artikel 59 bedoelde aanvraag een besluit. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

Paragraaf 5, Subsidievaststelling

Artikel 61

1.   De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen 8 weken na afloop van de maatregelen bij de directeur van de Dienst Regelingen.

2.   De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:

a.   een verklaring dat de maatregelen overeenkomstig de subsidieverlening zijn uitgevoerd, en

b.   een financiële verantwoording met betrekking tot de getroffen maatregelen, bestaande uit een rekening alsmede, indien de subsidieverlening een bedrag van € 25.000,-- te boven gaat, een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de maatregelen zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening van inrichtingssubsidie.

Artikel 62

GS stellen na ontvangst van de in artikel 61 bedoelde bescheiden de inrichtingssubsidie binnen 13 weken vast op grond van de werkelijk gemaakte kosten zoals bepaald bij de subsidieverlening. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

Hoofdstuk 7, Landschapssubsidie

Artikel 63

1.   Landschapssubsidie wordt verstrekt in beheersgebieden ten behoeve van de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 32 tot en met 46, voor zover dit in overeenstemming is met het desbetreffende beheersgebiedsplan.

2.   Landschapssubsidie ten behoeve van de instandhouding van het landschapspakket, bedoeld in bijlage 46, wordt alleen verstrekt tezamen met een landschapssubsidie voor instandhouding van een landschapspakket, bedoeld in een of meer van de bijlagen 32 tot en met 45.

Artikel 64

Landschapssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak.

Artikel 65

1.   Indien op het terrein een landschapspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de landschapssubsidie het bedrag per tijdvak dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal 6 met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlagen van het desbetreffende landschapspakket en het aantal hectares, onderscheidenlijk meters, onderscheidenlijk stuks waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.

2.   Indien op het terrein meerdere landschapspakketten in stand worden gehouden, bedraagt de landschapssubsidie de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal 6 met de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van de desbetreffende landschapspakketten en het aantal hectares, onderscheidenlijk meters, onderscheidenlijk stuks per landschapspakket waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.

Artikel 66

Indien landschapssubsidie wordt verstrekt voor het beheren van een of meerdere landschapspakketten binnen een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

a.   de ligging en grootte van het terrein;

b.   het doel van de landschapssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein beheren van een of meerdere landschapspakketten;

c.   het bedrag, onderscheidenlijk de bedragen, op basis waarvan de landschapssubsidie zal worden vastgesteld, en

d.   de datum waarop het tijdvak waarover landschapssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel 67

De subsidieontvanger is verplicht:

a.   het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 66, onderdeel b, te realiseren;

b.   van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen 2 weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen, en

c.   uiterlijk drie maanden nadat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, dit schriftelijk te melden aan de directeur van de Dienst Regelingen.

Artikel 68

De artikelen 27, eerste lid, 32, 33, eerste lid, onderdelen a, b en d, 34, 35, 41, 43, eerste lid, onderdelen h en i, 44, 45 en 46 van deze verordening en artikel 33, eerste lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8, Subsidie organisatiekosten samenwerkingsverbanden

Artikel 69

1.   Subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt eenmalig verstrekt voor een tijdvak.

2.   De subsidie kan enkel worden verstrekt indien deze vóór 1 mei 2009 is aangevraagd.

Artikel 70

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt ingediend uiterlijk op 30 april van het eerste kalenderjaar van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 71

1.   De subsidie bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten die samenhangen met de activiteiten, genoemd in het projectplan, bedoeld in artikel 23, met een maximum per hectare per jaar van:

a.   € 74,40 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 32, dan wel bijlage 37 betreft;

b.   € 37,20 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 12, bijlage 13, bijlage 14, bijlage 23a, bijlage 23b, bijlage 23c, dan wel bijlage 28 betreft;

c.   € 18,88 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 16, bijlage 17 dan wel bijlage 18 betreft, indien en voor zover monitoring in het derde en in het zesde jaar plaatsvindt overeenkomstig de Handleiding Nationaal Weide-vogelmeetnet, uitgave 2001, van SOVON Vogelonderzoek Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek;

d.   € 10,20 ingeval het een pakket als bedoeld in de bijlagen 28c tot en met 28f betreft, indien op het perceel op grond van deze regeling geen andere subsidie wordt verstrekt;

e.   € 5,-- ingeval het een pakket als bedoeld in de bijlagen 28c tot en met 28f betreft, indien voor het perceel reeds subsidie wordt verleend voor een pakket als bedoeld in bijlage 15 of 16 van deze regeling, of de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

f.    € 14,88 ingeval het een pakket als bedoeld in een van de overige bijlagen betreft.

2.   De kosten, bedoeld in het eerste lid, betreffen de activiteiten die betrekking hebben op de doelstellingen, bedoeld in artikel 3, waarbij de kosten in 1 jaar ten minste 5% en ten hoogste 50% van de totale kosten in het desbetreffende tijdvak bedragen, de kosten voor activiteiten met betrekking tot de doelstelling, bedoeld in artikel 3, onderdeel c, ten hoogste 50% van de totale kosten in dat tijdvak bedragen en de kosten voor activiteiten met betrekking tot de doelstelling, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, ten minste 20% van de totale kosten in dat tijdvak bedragen.

3.   Indien gedurende het tijdvak het aantal hectares waarvoor op grond van artikel 2 subsidie wordt verstrekt met meer dan 100% wordt uitgebreid, kunnen de kosten, bedoeld in het eerste lid, van activiteiten die betrekking hebben op de doelstellingen bedoeld in artikel 3, voorafgaand aan bedoelde uitbreiding per jaar minder dan 5% van de totale kosten van het gehele tijdvak bedragen, mits de totale kosten gedurende het resterende tijdvak in elk jaar ten minste 5% en ten hoogste 50% van de totale kosten bedragen in het tijdvak van het aantal hectares na uitbreiding.

4.   Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 72 tot en met 74 worden gelijk gesteld met 1 hectare:

a.   400 strekkende meter lijnvormige landschapselementen;

b.   5 poelen;

c.   150 hoogstambomen of knotbomen.

Artikel 72

1.   Het aantal hectares waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt verleend is niet groter dan het aantal hectares waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 5.

2.   Ingeval het aantal hectares waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 3 is verleend in enig jaar afwijkt van het aantal hectares waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 5, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar een projectplan in dat is gebaseerd op het gewijzigde aantal hectares, tenzij de afwijking minder dan 25% is.

3.   De subsidieverlening op grond van artikel 3 wordt in voorkomend geval 1 keer per jaar in overeenstemming gebracht met het gewijzigde aantal hectares, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 73

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

a.   het aantal hectares waarop de subsidieverlening betrekking heeft;

b.   het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

c.   het jaar met ingang waarvan de subsidie wordt verleend; en

d.   de periode waarop de subsidiabele kosten betrekking kunnen hebben.

Artikel 74

1.   De subsidieontvanger dient uiterlijk op 31 maart van het tweede en volgende jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft een overzicht in van de subsidiabele kosten van de met betrekking tot dat jaar geplande activiteiten.

2.   Ingeval de met betrekking tot een jaar geplande activiteiten niet of anders zijn opgenomen in het projectplan komen de met die activiteiten samenhangende kosten enkel voor subsidie in aanmerking als de afwijking van het projectplan naar het oordeel van GS voldoende is gemotiveerd. In dat geval wijzigen GS op aanvraag de beschikking tot subsidieverlening.

3.   Voor het eerste jaar van het tijdvak waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft dient de aanvrager tegelijk met de subsidieaanvraag een overzicht in van de subsidiabele kosten van de met betrekking tot dat jaar geplande activiteiten.

Artikel 75

1.   Voor het eerste jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft wordt binnen 8 weken na de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verleend, gebaseerd op 70% van de subsidiabele kosten die zijn opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 74, derde lid.

2.   Voor elk van de volgende jaren van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft wordt binnen 17 weken na aanvang van het kalenderjaar een voorschot verleend, gebaseerd op 80% van de subsidiabele kosten die zijn opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 74, eerste lid.

3.   Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, kan in voorkomend geval worden verhoogd of verlaagd met het verschil tussen de daadwerkelijke subsidiabele kosten in het voorafgaande jaar en het verleende voorschot voor dat jaar.

Artikel 76

1.   Met betrekking tot het tijdvak, bedoeld in artikel 69, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger steeds na afloop van een kalenderjaar, met uitzondering van het laatste jaar van dat tijdvak, vóór 1 april van het daarop volgende jaar, de volgende gegevens over de in het desbetreffende afgelopen jaar gemaakte kosten, bedoeld in artikel 71:

a.   gegevens waaruit blijkt ten behoeve van welke activiteiten de kosten zijn gemaakt;

b.   gegevens waaruit blijkt ten behoeve van wie de kosten zijn gemaakt;

c.   gegevens waaruit blijkt door wie de kosten zijn gemaakt;

d.   gegevens waaruit blijkt wanneer de kosten zijn gemaakt; en

e.   gegevens waaruit blijkt tot welk resultaat de uitgevoerde activiteiten hebben geleid.

2.   De verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, geschiedt aan de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier dat verkrijgbaar is bij die directeur.

3.   Ingeval de kosten ten minste €25.000,-- bedragen overlegt de subsidieontvanger bij de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, een verklaring, overeenkomstig een door de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de kosten in overeenstemming zijn met artikel 71.

Artikel 77

1.   Vóór 1 april van het jaar, volgend op het laatste jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij die directeur.

2.   Artikel 76 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 9, Wijziging en intrekking

Artikel 78

1.   Een aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening die leidt tot vergroting van het areaal van de aanvrager ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt wordt slechts gehonoreerd indien de extra oppervlakte maximaal 10% of niet meer dan 2 hectare bedraagt.

2.   Een aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening die leidt tot verkleining van het areaal van de aanvrager ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt wordt slechts gehonoreerd indien de verkleining het gevolg is van de uitvoering van een werk van algemene nutte.

3.   Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan slechts eenmaal per jaar worden gedaan.

4.   In geval van een wijziging uit hoofde van het eerste of tweede lid wordt de subsidie naar evenredigheid verleend en vastgesteld voor het resterende gedeelte van het tijdvak, bedoeld in artikel 30, waarvoor subsidie is verleend.

5.   De artikelen 1 tot en met 9, eerste lid, 10 tot en met 13 en 21 tot en met 24 zijn ten aanzien van een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat op een aanvraag als bedoeld in het tweede lid het bepaalde in artikel 6, vierde en vijfde lid, niet van toepassing is.

6.   Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt afgewezen indien de subsidie door toewijzing van dat verzoek met minder dan € 50,-- per jaar zou toenemen.

7.   In geval subsidie is verleend voor het beheerspakket opgenomen in bijlage 28c kan, in afwijking op het eerste lid, een aanvraag tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening die leidt tot een vergroting van het areaal van de aanvrager tot een grotere oppervlakte dan genoemd in lid 1 worden gehonoreerd.

8.   In geval subsidie is verleend voor het beheerspakket opgenomen in bijlage 28c kan, in afwijking op het tweede lid, een aanvraag om wijziging van de beschikking tot subsidieverlening die leidt tot een verkleining van het areaal van de aanvrager zonder dat daarbij sprake is van een werk van algemene nutte worden gehonoreerd.

9

Artikel 79

1.   Een aanvraag als bedoeld in artikel 78, eerste lid, die wordt ingediend door een aanvrager als bedoeld in artikel 5, tezamen met een verzoek van een beheerder tot intrekking van een aan hem verleende subsidie voor het terrein waarop die aanvraag betrekking heeft, wordt niet gehonoreerd indien die aanvraag ertoe zou leiden dat minder dan 5 jaar subsidie voor het desbetreffende terrein kan worden verleend.

2.   In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid wordt de subsidie naar evenredigheid verleend en vastgesteld voor het verstreken gedeelte van het tijdvak, bedoeld in artikel 30, waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 80

1.   Ingeval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarop het beheerspakket, opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22, onderdeel 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, in stand wordt gehouden kan die subsidieverlening op verzoek van de subsidieontvanger voor een gedeelte van het terrein:

a.   worden gewijzigd in een subsidieverlening op grond van deze regeling voor het instandhouden van het beheerspakket, opgenomen als bedoeld in bijlage 16, of

b.   worden aangevuld met een subsidieverlening op grond van deze regeling voor het instandhouden van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 17.

2.   De oppervlakte waarop de aanvulling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betrekking heeft is ten hoogste:

a.   1/5 van het totaal van

1.   de oppervlakte waarop de wijziging, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, betrekking heeft, en

2.   de oppervlakte waarvoor subsidie is verleend voor het instandhouden van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 16 of het beheerspakket, opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, waarbij het terrein wordt beheerd op een wijze als bedoeld in bijlage 16, verminderd met

b.   de oppervlakte waarvoor subsidie is verleend voor het instandhouden van het beheerspakket, opgenomen in 17.

3.   Artikel 78, derde tot en met zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 81

Ingeval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk 3 maanden na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk stuk:

a.   verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, vanaf de datum met ingang waarvan de wijziging uit hoofde van dit lid van kracht zal zijn, en

b.   aangeeft of hij als ondernemer moet worden aangemerkt.

Artikel 82

1.   Ingeval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die overlijdt tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening voor dat terrein ingetrokken met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden, op voorwaarde dat de erfgenamen uiterlijk 30 dagen na het overlijden om deze intrekking verzoeken bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk verzoek.

2.   In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het overlijden plaatsvond ambtshalve vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de subsidie zoals die op grond van de subsidieverlening ten hoogste zou kunnen worden vastgesteld.

Artikel 83

1.   Ingeval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat deel uitmaakt van een gebied waar landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, of uit kracht van de Wet inrichting landelijk gebied geschiedt en het voldoen aan de desbetreffende subsidieverlening verbonden verplichtingen na vaststelling van het landinrichtingsplan niet meer mogelijk is, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop in zodanig gebied de kavelovergang plaatsvindt ingevolge de in het plan van toedeling opgenomen bepalingen omtrent de inbezitneming, bedoeld in artikel 196, tweede lid, onderdeel e, van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007 of artikel 51, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inrichting landelijk gebied

2.   Artikel 82, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 84

1.   Indien subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat is verworven door Staatsbosbeheer, het Bureau Beheer Landbouwgronden, een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties of de provincie en het de subsidieontvanger als gevolg van de overdracht aan een van de bedoelde organisaties onderscheidenlijk bestuursorgaan niet meer mogelijk is te voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening, wordt de subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop de overdracht van het terrein heeft plaatsgevonden.

2.   In geval van intrekking op grond van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin de verwerving plaatsvond ambtshalve vastgesteld op een bedrag evenredig met het deel van het tijdvak dat voor de overdracht is verstreken.

Artikel 85

1.   Ingeval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat wordt onteigend tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag waarop het besluit tot onteigening van de betrokken grond onherroepelijk vaststaat.

2.   In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het besluit tot onteigening onherroepelijk werd ambtshalve vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de beheerssubsidie, landschapssubsidie of subsidie natuurlijke handicaps zoals die op grond van de subsidieverlening ten hoogste zou kunnen worden vastgesteld.

3.   Artikel 82, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 86

Een verleende subsidie wordt voor de duur van 1 jaar ingetrokken indien de subsidieaanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI, of onderdeel C of op artikel 52, onderdeel a, onder I of III, of onderdeel b van Verordening nummer 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het ELFPO.

Artikel 87

De vastgestelde subsidie wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de subsidieontvanger door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling heeft ingediend of anderszins foute gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van een subsidie op grond van een andere regeling die gebaseerd is op artikel 20, onderdeel a, onder IV of V, onderdeel b, onder V of VI, of onderdeel C of op artikel 52 onderdeel a, onder I of III, of onderdeel b van Verordening nummer 1698/2005 van 20 september 2005 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het ELFPO.

Artikel 88

Onverschuldigd betaalde subsidies, deelbetalingen en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met wettelijke rente. De wettelijke rente wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugbetalingsverplichting en het moment van terugbetaling of verrekening.

Hoofdstuk 10, Overgangs- en slotbepalingen en Toelichting

Artikel 89

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst Landelijk Gebied en de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 90

De subsidieaanvrager is verplicht alle op de subsidie betrekking hebbende documenten, als bedoeld in artikel 1, van Verordening (EG) nummer 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van Verordening (EG) nummer 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voor zover deze documenten voor de subsidievaststelling van belang zijn, te bewaren gedurende ten minste 3 jaar na de subsidievaststelling.

Artikel 91

Gebiedsplannen die zijn vastgesteld in het kader van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de

minister blijven van kracht tot zij zijn ingetrokken of vervangen door een beheersgebiedsplan als bedoeld in artikel 14 van deze regeling of een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe.

Artikel 92

1.   Subsidies, deelbetalingen en voorschotten worden verleend onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

2.   De beslissing tot verlening van een subsidie, een deelbetaling of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling, of wegens het uitblijven daarvan.

Artikel 93

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 94

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer

Drenthe.

TOELICHTING OP DE SUBSIDIEREGELINGEN NATUURBEHEER DRENTHE EN AGRARISCH NATUURBEHEER DRENTHE

1, ALGEMEEN

Positionering van de regeling

De minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit (LNV) draagt bevoegdheden en taken op het gebied van inrichting en beheer van het landelijk gebied over aan de provincie. Deze overdracht heeft ook betrekking op het verstrekken van subsidies ten behoeve van verwerving, inrichting, ontwikkeling en beheer van natuurterreinen, bossen en landschapselementen. De Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe is ingesteld om deze subsidies te kunnen verlenen. De Subsidieregelingen natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer zijn de belangrijkste uitvoeringsinstrumenten van het zogenaamde Programma Beheer. De gezamenlijke provincies dragen per 1 januari 2007 verantwoordelijkheid voor de uitvoering en ontwikkeling van het Programma Beheer.

Tot nu toe zijn provincies vooral kaderstellend bezig geweest met (agrarisch) natuurbeheer. Met planologische maatregelen worden gebieden aangewezen waar natuurwaarden moeten worden veiliggesteld en ontwikkeld. In natuurgebiedplannen worden maatregelen verbijzonderd. Het Ministerie van LNV baseerde subsidiemaatregelen voor het ondersteunen van het beheer op die begrenzingen. Door overkomst van het Programma Beheer naar de provincies komen kaderstelling en inzetten van subsidiemaatregelen nu in 1 provinciale hand. Het ILG biedt daarbij tevens het instrumentarium voor aankoop en ondersteunende inrichting.

Het Programma Beheer is de verzameling van een groot aantal verschillende subsidiemaatregelen gericht op het stimuleren en ondersteunen van (agrarisch) natuurbeheer. In het programma heeft dat het karakter van verschillende duidelijk beschreven beheerspakketten, waarvoor subsidie wordt verleend. De beheerspakketten worden periodiek opengesteld. (Agrarische) natuurbeheerders vragen bij de openstelling subsidie aan voor het uitvoeren van de maatregelen die in de pakketten zijn vermeld.

De laatste jaren zijn onderdelen van het Programma Beheer die zijn gericht op agrarisch natuurbeheer in aantal en omvang sterk toegenomen. Het programma is tot nu toe grotendeels generiek van karakter: beheerspakketten worden in het gehele land op dezelfde wijze ingezet. In natuurgebiedplannen kunnen provincies overigens nu al aangeven welke pakketten waar mogen worden ingezet.

Door zijn ontstaansgeschiedenis is het Programma Beheer tamelijk technisch van

karakter en weinig transparant. Al lang leeft bij het Ministerie van LNV, de Tweede Kamer, grote terreinbeheerders en de provincies de wens om te komen tot een verandering van het programma. Daarbij wordt gedacht aan vermindering van administratieve lasten door het aanbrengen van vereenvoudigingen en aan het versterken van de effectiviteit van de beheerspakketten. Door opname in het ILG komt daar nu tevens bij het versterken van de samenhang met andere maatregelen die het effectief beheer ondersteunen, zoals planologische regimes, samenhang met aankoop, inrichting, waterbeheer en het inzetten van groene en blauwe diensten. In ILG-kader kan ook de gebiedsgerichte insteek worden versterkt.

In overleg tussen de provincies en LNV is besloten het Programma Beheer niet al bij overgang naar het ILG te veranderen. Besloten is eerst het huidige programma in het ILG te incorporeren om daaraan te werken aan verandering. De provincies gezamenlijk zullen de verantwoordelijkheid nemen om samen met LNV en terreinbeheerders de verandering vorm te geven. In 2007 en 2008 wordt aan de verandering gewerkt. Tot 2009 blijft het programma ongewijzigd. De Dienst Regelingen zal zijn uitvoeringsactiviteiten - maar nu voor de provincies - continueren. Door 2 jaar voor de verandering uit te trekken kan gebruik worden gemaakt van de uitkomsten van evaluaties naar onder meer de ecologische effectiviteit van beheersmaatregelen en kan een betere integratie in de kaders en werkwijzen van het ILG worden bereikt.

Om de overgang goed vorm te geven hanteren de provincies een regeling die door een ILG-projectgroep, waarin alle provincies waren vertegenwoordigd, is opgesteld. Deze modelverordening voor SAN en SN komt in belangrijke mate overeen met de bestaande rijksregelingen. Daarmee is continuïteit in het beheersregime verzekerd en kan ook worden teruggevallen op toetscriteria die in eerdere toelichtingen zijn geëxpliciteerd.

Op een belangrijk punt is er een verschil. De opname in het ILG impliceert dat provincies een (inspannings)verplichting met betrekking tot te realiseren doelen met het Rijk aangaan in samenhang met de middelen die door het Rijk voor 7 jaar beschikbaar worden gesteld. Ter beheersing is het belangrijk om in de provinciale verordening een subsidieplafond aan te geven. Zo¿n plafond is dan ook opgenomen.

De provincies beheersen daarmee met verschillende instrumenten het uitgaven-niveau: van de gebiedsaanwijzingen, via het al dan niet openstellen van pakketten en via het subsidieplafond. Er zal de komende jaren ervaring moeten worden opgedaan met het samenspel tussen die instrumenten.

Met de minister is overigens afgesproken om na 2008 , als alle te verwezenlijken veranderingen zichtbaar zijn te spreken over mogelijke en gewenste  veranderingen in de afspraken over doelen en middelen. De in 2 jaar opgedane ervaringen worden daarvoor benut

De subsidieregeling

De Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe komt in de plaats van de van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister van LNV. Om de continuïteit in het beheer te waarborgen komt de provinciale subsidieregeling inhoudelijk sterk overeen met de rijksregeling. De subsidieregeling geldt voor een overbruggingsperiode van 2 jaar. In deze toelichting wordt ingegaan op de wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van de voorloper van deze verordening; de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister van LNV. Voor zover deze verordening gelijk is aan de Subsidieregeling natuurbeheer van de minister wordt verwezen naar de toelichting bij deze regeling. In verband met het grote aantal verwijzingen in de regeling en om vergelijking met de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister te vereenvoudigen is in de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe de nummering van de ministeriële regeling overgenomen.

Op hoofdlijnen verschilt de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe op de volgende onderdelen van de rijkssubsidieregeling.

-     In de rijksregeling wordt op meerdere plaatsen de minister (van LNV) genoemd als bevoegd gezag. In de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe is de minister vervangen door provinciale staten.

-     Artikelen die de relatie tussen minister en de provincie regelen zijn niet overgenomen in de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe. Deze verhouding wordt geregeld in de Wet inrichting landelijk gebied en het bestuursakkoord over het investeringsbudget landelijk gebied.

-     Er zijn bepalingen toegevoegd om de continuïteit ten opzichte van de "oude regelgeving" te waarborgen, bijvoorbeeld "oude" landinrichtingsplannen en gebiedsplannen. Soortgelijke bepalingen uit de rijksregeling zijn niet overgenomen indien die geen betekenis meer hebben.

-     Er is een aantal (kleine) technische correcties doorgevoerd, bijvoorbeeld Afdeling 3.5. Awb is vervangen door 3.4. Awb; waardedaling grond bij functieverandering is geen inkomstenderving (artikel 2 SN) enz.

-     Beslistermijnen zijn geconcretiseerd.

-     Nog onder verantwoordelijkheid van de minister voorbereide wijzigingen zijn overgenomen in de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe.

Het betreft de volgende wijzigingen (zie ook bijlage 1).

-     Inrichting ten behoeve van instandhouding: aan doelen voor inrichtingssubsidie is "instandhouding bestaande natuur" toegevoegd. Het gaat om situaties waar achteruitgang alleen met inrichtingsmaatregelen kan worden gestopt.

-     Aanpassing kwalitatieve verplichting: zwaardere sancties opgenomen bij niet naleven verplichting.

-     Sanctieartikelen aan SN toegevoegd (voor het geval dat geen verzoek tot vaststelling wordt gedaan en in het geval dat een controleur het terrein niet op mag).

-     De kwalitatieve verplichting is aangepast: boete en dwangsombepaling zijn meer in evenwicht gebracht met het mogelijk economisch voordeel bij niet nakomen overeenkomst. Er is geen inspanningsverplichting opgenomen om beheerspakketten daadwerkelijk te realiseren en evenmin is een bepaling opgenomen dat de realisatie van een hoger natuurdoel toestaat (pakketten wijzigen te frequent).

-     Een aantal artikelen is geredigeerd om de leesbaarheid te vergrote

Bijlagen 1 t/m 24a

Bijlage 1.         [Vervallen]

Bijlage 2.         [Vervallen]

Bijlage 3.         [Vervallen]

Bijlage 4.         [Vervallen]

Bijlage 5.         [Vervallen]

Bijlage 6.           Beheerspakket: Ontwikkeling kruidenrijk grasland

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   De beheerseenheid is niet bemest.

4.   De beheerseenheid wordt minimaal 1 keer per jaar gemaaid, waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5.   Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

6.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 7.           Beheerspakket: Instandhouding kruidenrijk grasland

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4.   De beheerseenheid wordt minimaal 1 keer per jaar gemaaid, waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5.   De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6.   Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

7.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 8.           Beheerspakket: Bont hooiland

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 20 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4.   De beheerseenheid wordt minimaal 1 keer per jaar gemaaid, waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5.   De beheerseenheid is niet bemest en niet beweid. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 9.         Beheerspakket: Bonte hooiweide

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 20 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4.   De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid, waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

5.   De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

6.   Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.

7.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 10.       Beheerspakket: Kruidenrijk weiland

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.

4.   De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 GVE per hectare beweid.

5.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 11.         Beheerspakket: Bont weiland

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   Op het tijdstip van de subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 20 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4.   De beheerseenheid bevindt zich op een helling of in uiterwaarden.

5.   De beheerseenheid is niet bemest en met ten hoogste 2 GVE per hectare beweid.

6.   Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

7.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 12.         Beheerspakket: Bonte weiderand

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 20 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten ten minste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte: blauw glidkruid, blauwe knoop, brunel, dotterbloem, echte koekoeksbloem, boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), ganzerik(viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), gele lis, gele morgenster, havikskruid (alle soorten), hazepootje, heelblaadjes, kale jonker, kamgras, kattenstaart, klokje (alle soorten), knoopkruid, lathyrus (alle soorten), margriet, moerasspirea, munt (alle soorten), ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), reukgras, rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), sint-janskruid, streepzaad (alle soorten), tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), vogelpootje, walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), waternavel, wederik (moeraswederik, gewone wederik), wikke (alle soorten), wilde bertram, wilde peen, wolfspoot, wondklaver, zandblauwtje en alle soorten die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd of Bedreigd van de Rode lijst vaatplanten, die is op genomen in de bijlage bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna.

3.   De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

4.   De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Bijlage 13.         Beheerspakket: Bonte hooirand

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 20 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten ten minste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 meter lengte: blauw glidkruid, blauwe knoop, brunel, dotterbloem, echte koekoeksbloem, boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), ganzerik (viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), gele lis, gele morgenster, havikskruid (alle soorten), hazepootje, heelblaadjes, kale jonker, kamgras, kattenstaart, klokje (alle soorten), knoopkruid, lathyrus (alle soorten), margriet, moerasspirea, munt (alle soorten), ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), reukgras, rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), sint-janskruid, streepzaad (alle soorten), tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), vogelpootje, walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), waternavel, wederik (moeraswederik, gewone wederik), wikke (alle soorten), wilde bertram, wilde peen, wolfspoot, wondklaver, zandblauwtje en alle soorten die zijn genoemd in de categorieën Verdwenen uit Nederland, Ernstig bedreigd of Bedreigd van de Rode lijst vaatplanten, die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna.

3.   De beheerseenheid wordt minimaal 1 keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.

4.   De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

5.   De beheerseenheid is niet beweid.

6.   De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Bijlage 14.         Beheerspakket: Kruidenrijke zomen

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   De beheerseenheid grenst direct aan opgaande begroeiing, een rietkraag of waterloop.

3.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 15 inheemse plantensoorten (inclusief mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

4.   De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.

5.   De beheerseenheid is niet beweid en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan.

6.   Gedurende het eerste tijdvak wordt de beheerseenheid in de eerste 3 jaar jaarlijks gemaaid en wordt het gemaaide afgevoerd; hierbij geldt een maximum van 3 maaibeurten per jaar.

7.   Na uitvoering van voorwaarde 6, vindt nog slechts om het jaar een maaibeurt plaats, waarbij niet meer dan de helft van de oppervlakte van de beheerseenheid gemaaid wordt en het gemaaide wordt afgevoerd.

8.   De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Bijlage 15.         Beheerspakket: Landschappelijk waardevol grasland

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

      Variant A: Niet maaien en niet weiden tussen 1 januari en 1 juni. Variant B: Niet maaien tussen 1 januari en 1 juni en gedurende het gehele jaar niet bemesten.

2.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig.

3.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 ha groot.

Bijlage 16.         Beheerspakket: Weidevogelgrasland met een rustperiode

1.   De beheerseenheid bestaat uit grasland.

2.   Er wordt een rustperiode in acht genomen van 1 april tot 1 juni, of van 1 april tot 8 juni, of van 1 april tot 15 juni of van 1 april tot 22 juni.

      De lengte van de rustperiode wordt bij de aanvraag van de subsidiebeschikking gemeld aan de Dienst Regelingen.

3.   In de rustperiode is de beheerseenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

4.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

Bijlage 17.       Beheerspakket: Vluchtheuvels voor weidevogels

1.   De beheerseenheid is gelegen binnen de oppervlakte van een beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van de bijlagen 19, 20, 21 en 22.

2.   De beheerseenheid wordt niet eerder gemaaid of geweid dan na een periode van 2 weken nadat de rest van het perceel is gemaaid of beweid en niet vroeger dan 1 juni. Tijdstip van maaien wordt bij de Dienst Regelingen gemeld.

3.   De beheerseenheid bestaat uit een of meer stroken of blokken met een breedte van ten minste 6 meter en ten hoogste 12 meter en een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 vierkante meter.

4.   Ieder jaar kan de beheerder de periode genoemd in onderdeel 2 voor dezelfde oppervlakte op een ander deel van de beheerseenheid als bedoeld in onderdeel 4 van de bijlagen 19, 20, 21, en 22 in acht nemen. De beheerder heeft op het bedrijf een kaart met een aanduiding van de locatie van de stroken of blokken.

Bijlage 18.         Beheerspakket: Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels

1.   De beheerseenheid is jaarlijks in de periode van 15 februari tot 15 april of in de periode van 15 februari tot 15 mei geïnundeerd.

2.   In de inundatieperiode staat op ten minste 60% van de beheerseenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.

3.   De beheerseenheid is ten minste 0,1 en ten hoogste 1 hectare groot.

Bijlage 19.         [Vervallen]

Bijlage 20.         [Vervallen]

Bijlage 21.         [Vervallen]

Bijlage 22.         [Vervallen]

Bijlage 23.         [Vervallen]

Bijlage 23a.       Beheerspakket: Faunarand algemeen

1.   De beheerseenheid grenst aan bouwland.

2.   In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot en met 28 februari daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (niet zijnde maïs) of mengsels van deze 3. De begroeiing ontstaat door inzaai. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.

3.   De beheerseenheid is minimaal 6 meter en maximaal 12 meter breed en minimaal 50 meter lang.

4.   Beheersvoorschriften: Niet beweiden. Er is 1 maaibeurt toegestaan. Deze moet vallen in de periode van 15 juli Tot en met 15 september. Ten hoogste de helft van de beheerseenheid mag gemaaid worden.

5.   Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid.

6.   De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger opgebracht worden. Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.

Bijlage 23b.      Beheerspakket: Patrijzenrand

1.   De beheerseenheid grenst aan bouwland.

2.   In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 maart daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (niet zijnde maïs) of mengsels van deze 3. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.

3.   De beheerseenheid is minimaal 6 meter en maximaal 12 meter breed en minimaal 50 meter lang.

4.   Beheersvoorschriften: Niet beweiden. De gehele beheerseenheid wordt beheerd in 3 stroken.

a.   Strook 1 beslaat 50-33% van de rand, wordt in de periode 1 maart tot 1 mei van het eerste jaar van het beheerstijdvak ingezaaid met granen (niet zijnde mais), grassen, kruiden of een mengsel van deze 3, en wordt gedurende het gehele tijdvak niet gemaaid.

b.   Strook 2 beslaat 25-33 % van de rand, wordt in de periode 1 maart tot 1 mei van het eerste en het vierde jaar van het beheerstijdvak ingezaaid met granen (niet zijnde mais), grassen, kruiden of een mengsel van deze 3.

c.   Strook 3 beslaat 25-33% van de rand, wordt in de periode 1 maart tot 1 mei van ieder jaar van het beheerstijdvak geploegd. Niet inzaaien.

5.   Er is 1 maaibeurt toegestaan. Deze moet vallen in de periode van 15 juli tot en met 15 september. Ten hoogste de helft van de beheerseenheid mag gemaaid worden.

6.   Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid.

7.   De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger opgebracht worden.

8.   Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.

Bijlage 23c.      Beheerspakket: Grauwe kiekenrand

1.   De beheerseenheid grenst aan bouwland.

2.   In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, in ieder geval gedurende de periode van 1 mei tot 1 maart daarop volgend de volgende begroeiing voor: grasachtige vegetaties, kruiden, granen (geen maïs) of mengsels van deze 3. De begroeiing ontstaat door inzaai. Graanstoppels worden niet als begroeiing aangemerkt.

3.   De beheerseenheid is ten minste 6 meter en ten hoogste 12 meter breed en ten minste 50 meter lang.

4.   In het vierde jaar moet de beheerseenheid in zijn geheel opnieuw zijn ingezaaid met een mengsel van grassen en/of kruiden en/of granen.

5.   Niet beweiden. In de periode van 1 maart tot 1 mei is maaien van de beheerseenheid toegestaan. In de periode van 15 juli tot 15 september is 1 maaibeurt toegestaan van ten hoogste de heft van de beheerseenheid.

6.   Mechanische en chemische bestrijdingsmiddelen zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid.

7.   De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger worden opgebracht.

8.   Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.

Bijlage 24.         [Vervallen]

Bijlage 24a.      Beheerspakket: Akkerrijke flora I

1.   De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en in het tweede, vierde en zesde jaar van het tijdvak wordt hier graan, met uitzondering van maïs, verbouwd.

3.   In het zesde jaar zijn ten minste 20 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat ten minste 10 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn.

4.   In de jaren dat graan wordt verbouwd, vindt geen bemesting met kunstmest plaats.

5.   In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is mechanische onkruidbestrijding en het gebruik van insecticiden niet toegestaan vanaf het zaaien tot de oogst van het gewas.

6.   In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is chemische onkruidbestrijding alleen pleksgewijs toegestaan bij de bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid.

7.   Instapeis voor dit beheerspakket is:

-     in het jaar voorafgaand aan de ingangsdatum van het tijdvak, bedoeld in artikel 30, zijn op bedrijfsniveau ten minste 4 verschillende gewassen geteeld, waaronder graan. Braakliggende grond wordt beschouwd als een gewas.

Bijlagen 25 t/m 51

Bijlage 25.         [Vervallen]

Bijlage 26.         [Vervallen]

Bijlage 26a.       Beheerspakket: Akkerrijke flora II

1.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en in gebruik als bouwland.

2.   In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid ten minste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII, geldt dat ten minste 15 inheemse plantensoorten per 25 m2 aanwezig dienen te zijn.

3.   Op de beheerseenheid wordt ten minste 5 van de 6 jaar graan, niet zijnde maïs, verbouwd. In het vierde jaar van de beschikking kan een ander gewas gekozen worden.

4.   In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is mechanische onkruidbestrijding en het gebruik van insecticiden niet toegestaan vanaf het zaaien tot de oogst van het gewas.

5.   In de jaren waarin graan wordt verbouwd, is chemische onkruidbestrijding alleen pleksgewijs toegestaan bij de bestrijding van haarden met akkerdistel, ridder-zuring, haagwinde of kleefkruid.

6.   Het gebruik van dierlijke mest is toegestaan.

7.   Instapeis voor dit beheerspakket is:

-     in het jaar voorafgaand aan de ingangsdatum van het tijdvak, bedoeld in artikel 30, zijn op bedrijfsniveau ten minste 4 verschillende gewassen geteeld, waaronder graan. Braakliggende grond wordt beschouwd als een gewas.

Bijlage 27.         [Vervallen]

Bijlage 28.         Beheerspakket Akkerfloraranden

1.   De beheerseenheid grenst aan een terrein dat in gebruik is als bouwland.

2.   In het zesde jaar zijn ten minste 25 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig. Voor zandgronden met een grondwatertrap VI of VII geldt dat ten minste 15 inheemse plantensoorten in een vlak van 25 m2 aanwezig dienen te zijn.

3.   Op de beheerseenheid wordt alle jaren graan, met uitzondering van mais, verbouwd.

4.   In de beheerseenheid is mechanische onkruidbestrijding en het gebruik van insecticiden niet toegestaan vanaf het zaaien tot de oogst van het gewas.

5.   Bemesting van de beheerseenheid is niet toegestaan.

6.   De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 6 meter en ten hoogste 12 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Bijlage 28a.       Beheerspakket: Hamsterpakket

1.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

2.   Op de beheerseenheid vindt geen grondbewerking plaats dieper dan 10 centimeter.

3.   Hamstermengsel bestaat uit: 15 kilogram rogge, 15 kilogram boekweit of haver, 5 kilogram rode klaver, 4,5 kilogram luzerne, 4 kilogram bloeiende soorten (korenbloem, klaproos, voederwikke, gele ganzebloem), 0,5 kilogram zonnebloem. Op 50% van de oppervlakte wordt wintergraan met luzerne verbouwd en op de overige 50% van de oppervlakte wordt hamstermengsel gezaaid (om en om stroken van maximaal 20 meter breed).

4.   De inzaai van wintergraan en luzerne vindt plaats tussen 15 oktober en

1 januari.

5.   Voor 1 april wordt 45 kilogram/hectare hamstermengsel gezaaid. Er wordt maximaal 100 kilogram/hectare graan gezaaid in combinatie met 10 kilogram/hectare luzerne.

6.   Het inzaaien en het onderwerken van het graan en luzerne vindt op dezelfde dag plaats. De luzerne dient geënt te zijn, indien de laatste twee jaar geen luzerne is verbouwd.

7.   50% van het graan wordt geoogst in de gangbare periode. Hierbij wordt geen stoppelbewerking toegepast tot 15 oktober. De resterende 50% blijft staan tot het voorjaar, waarna hamstermengsel wordt ingezaaid. Het hamstermengsel wordt na 15 oktober afgevoerd. Daarna worden wintergraan en luzerne ingezaaid.

8.   De beheerseenheid wordt ten minste 3 keer per jaar nagelopen op de aanwezigheid van hamsterburchten (waarvan 1 keer na de graanoogst en 1 keer na afvoer van het hamstermengsel). Het daartoe verstrekte inventarisatieformulier wordt aan de minister toegezonden.

9.   In een straal van 5 meter rond de aangetroffen hamsterburchten worden geen werkzaamheden verricht.

10. De zaai- en oogstschema¿s en de indeling van de beheerseenheid worden gemaakt voor de gehele periode, waarvoor de subsidie is verleend. Ieder jaar vindt wisseling van de teelt plaats op de wijze als bedoeld in het zevende lid.

11. Op de beheerseenheid worden geen bemesting en geen bestrijdingsmiddelen toegepast.

15. De minister kan ontheffing verlenen voor een pleksgewijze mechanische bestrijding van ruigtekruiden.

Bijlage 28b.      Beheerspakket: Natuurbraak

1.   De beheerseenheid is in gebruik als bouwland.

2.   In de beheerseenheid komt in elk jaar van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend de volgende begroeiing voor:een natuurbraakmengsel dat bestaat uit ten minste 2 grassoorten, een graansoort en 2 kruidensoorten, grasachtige vegetaties of kruiden. Het natuurbraakmengsel wordt in ieder geval ingezaaid in het eerste en in het vierde jaar van het tijdvak, uiterlijk op 15 mei van het desbetreffende jaar. De grasachtige vegetaties en kruiden mogen ontstaan door inzaai dan wel spontane ontwikkeling.

3.   Het is niet toegestaan bewerkingen uit te voeren met als doel de beheerseenheid onbegroeid te laten.

4.   De beheerseenheid wordt ten minste 2 keer per jaar gemaaid, waarbij het maaisel niet wordt afgevoerd. De stoppellengte is ten minste 10 cm. 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt gemaaid in de periode van 15 juli tot en met 14 augustus en 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt gemaaid in de periode van 1 november tot en met 31 december. Buiten deze

perioden is maaien niet toegestaan.

5.   Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden, te bemesten of van bagger te voorzien.

6.   Mechanische en chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze mechanische bestrijding van akkerdistel, jacobskruiskruid, kweek of ridderzuring.

7.   De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot en ten minste 5 meter breed.

Bijlage 28c.       Beheerspakket: Ganzenfoerageergebied

Het betreft een verzameling aan beheerseenheden als bedoeld onder 5 van een of meerdere subsidieontvangers met een minimumoppervlakte van 150 hectare. Per subsidieontvanger geldt een jaarlijkse minimale deelname van 1 beheerseenheid.

Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot 1 april binnen de verzameling beheerseenheden handelingen te verrichten of toe te laten die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen en/of smienten negatief beïnvloeden.

Onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen is toegestaan van 1 oktober tot 1 februari.

De verschillende beheerseenheden zoals bedoeld onder 1 kunnen jaarlijks in oppervlakte, in aantal, van type en van locatie wijzigen. Hiertoe dient door de aanvrager een verzoek tot wijzigen van de subsidiebeschikking te worden ingediend in de periode die gedeputeerde staten hebben ingesteld als aanvraagperiode voor ganzenfoerageergebied.

De volgende type beheerseenheden zoals bedoeld onder 1 kunnen in het ganzenfoerageergebied worden afgesloten:

A.   Beheerseenheid: Grasland

De beheerseenheid bestaat uit grasland.

De beheerseenheid heeft een oppervlakte van minimaal 0,50 hectare.

Op 1 november moet een grassnede aanwezig zijn met een voederwaarde van minimaal 500 kVEM/ha.

Maaien of bloten om te lang gras te voorkomen is toegestaan van 27 oktober tot 1 november.

Beweiding met melkvee is toegestaan tot 15 november, waarbij na 15 november minimaal 500 kVEM/ha beschikbaar moet blijven. Na 15 november is beweiding met melkvee niet toegestaan.

Beweiding (uitgezonderd melkvee) is per beheerder vanaf 1 november tot 1 februari toegestaan met maximaal 0,45 GVE/ha. Beweiding met schapen maakt deel uit van deze 0,45 GVE. Beweiding met maximaal 0,45 GVE/ha is na 1 februari wel toegestaan maar de beweide percelen worden in dat geval niet getaxeerd en er wordt geen variabele inkomstenderving uitgekeerd.

B.   Beheerseenheid: Bouwland

De beheerseenheid bestaat uit bouwland.

De beheerseenheid heeft een oppervlakte van minimaal 0,50 hectare.

Voor 15 november moet één van de gewassen winterkoolzaad, wintertarwe, wintergerst, winterrogge of graszaad zijn ingezaaid.

Het gewas onder 3 wordt tot 1 april in stand gehouden.

Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden.

C.   Beheerseenheid: Vroege groenbemester

De beheerseenheid bestaat uit bouwland.

De beheerseenheid heeft een oppervlakte van minimaal 0,50 hectare.

Een groenbemester is vóór 1 oktober ingezaaid met één van de gewassen Italiaans raaigras, Engels raaigras of snijrogge, of met een mengsel van deze gewassen.

De groenbemester wordt tot 1 februari in stand gehouden.

Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden en/of te maaien.

D.   Beheerseenheid: Late groenbemester

De beheerseenheid bestaat uit bouwland.

De beheerseenheid heeft een oppervlakte van minimaal 0,50 hectare.

Een groenbemester is vóór 1 november ingezaaid met één van de gewassen Italiaans raaigras, Engels raaigras of snijrogge, of met een mengsel van deze gewassen.

De groenbemester wordt tot 1 april in stand gehouden.

Het is niet toegestaan de beheerseenheid te beweiden en/of te maaien.

Bijlage 28d.       [Vervallen]

Bijlage 28e.      [Vervallen]

Bijlage 28f. [Vervallen]

Bijlage 29.         [Vervallen]

Bijlage 30.         [Vervallen]

Bijlage 31.         [Vervallen]

Bijlage 32.         Landschapspakket: Houtkade, houtwal, haag en singel

1.   Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 48).

2.   Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 20 meter breed.

3.   Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten.

4.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element. Geen chemische  bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element.

5.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Bijlage 33.         Landschapspakket: Bomenrij

1.   Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken, met uitzondering van wilgsoorten en populieren, met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 48).

2.   Het element bestaat uit maximaal 2 rijen van opgaande bomen.

3.   Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 10 meter breed.

4.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element. Het element vrijwaren van beschadiging door vee.

5.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 15 juni en 15 maart.

Bijlage 34.         [Vervallen]

Bijlage 35.         [Vervallen]

Bijlage 36.         Landschapspakket: Elzensingel

1.   Het is een vrijliggend landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen of struiken met een bedekking van tenminsten 90% voor ten minste 50% opgaande begroeiing van zwarte els (alnus glutinosa).

2.   Het element is ten minste 50 meter lang.

3.   Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten.

4.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren, het element vrijwaren van beschadiging door vee, geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia noodzakelijk is, geen meststoffengebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

5.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Bijlage 37.         Landschapspakket: Geriefhoutbosje

1.   Het is een vrijliggend landschapselement met opgaande begroeiing.

2.   Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot.

3.   Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten.

4.   Het element is begroeid met inheemse bomen en struiken (zie bijlage 57).

5.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren, het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element, geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

6.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

7.   Het afzetten gebeurt direct ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld of, indien de stobbe hoger is, direct boven de stobbe.

Bijlage 38.         Landschapspakket: Knip- en scheerheg

1.   Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met aaneengesloten opgaande begroeiing van struikvormende soorten.

2.   Het element is ten minste 50 meter lang.

3.   Het actief beheren van het element: periodiek dubbelzijdig onderhoud uitvoeren, het element vrijwaren van beschadiging door vee, geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

4.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 juli en 1 april.

5.   Het element wordt ten minste eenmaal per 2 jaar geknipt.

Bijlage 39.         [Vervallen]

Bijlage 40.         Landschapspakket: Knotbomen

1.   Het is een vrijliggend landschapselement, bestaande uit een rij van ten minste 10 bomen of een groep van ten minste 10 bomen en ten hoogste 20 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van  ten minste 1 meter.

2.   De onderlinge afstand van de bomen is ten minste 3 meter en ten hoogste 20 meter.

3.   De onderlinge afstand tussen de parallelle rijen op een perceel is ten minste 20 meter.

4.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren, het element vrijwaren van beschadiging door vee, geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element, geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

5.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Bijlage 41.         Landschapspakket: Grubbe en holle weg

1.   Het is een smal, diep ingesneden dal met steile, begroeide wanden.

2.   Het element is ten minste 50 meter lang.

3.   In geval van opgaande begroeiing dient sprake te zijn van inheemse bomen of struiken (zie bijlage 48).

4.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren, het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

5.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

6.   De begroeiing van de taluds wordt jaarlijks gemaaid (maaisel afvoeren) indien de begroeiing bestaat uit grasachtige of kruidige vegetaties.

Bijlage 42.         Landschapspakket: Hoogstamboomgaard

1.   Het is een boomgaard met fruit- of notenbomen (appel, peer, pruim, kers, walnoot). Het aantal walnotenbomen is ten hoogste 10% van het totaal aantal bomen in de boomgaard.

2.   De boomgaard heeft een oppervlakte van ten minste 25 are, met een dichtheid van ten minste 50 en ten hoogste 200 bomen per hectare.

3.   Volgroeide bomen zijn ten minste 4 meter hoog.

4.   Het actief beheren van het element: periodiek onderhoud uitvoeren, geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element, geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

5.   Boomgaard jaarlijks maaien of begrazen.

6.   Indien het appel of peer betreft, worden de fruitbomen ten minste eenmaal per 2 jaar gesnoeid.

Bijlage 43.         Landschapspakket: Eendenkooi

1.   Het is een installatie, die als eendenkooi is geregistreerd in de Openbare Registers, bestaande uit een kooiplas en omringend struweel of bos.

2.   In stand houden van het element als vanginstallatie voor eendachtigen.

3.   De beheerseenheid is maximaal 4 hectare groot. Pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of robinia toegestaan.

Bijlage 44.         Landschapspakket: Poel

1.   Ten minste 80% van de oppervlakte van het element bestaat uit open water.

2.   Het element heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 en ten hoogste 50 are, tenzij het een voortplantingspoel voor amfibieën in het heuvelland betreft.

3.   De waterdiepte in de diepste delen is in de periode van 1 oktober tot 1 april ten minste 0,5 meter.

4.   Het actief beheren van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element. Geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

5.   Geen water onttrekken aan het element anders dan voor het drenken van vee dat de aan het element grenzende percelen beweidt.

6.   Schoningswerkzaamheden, voor zover nodig, alleen verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.

Bijlage 45.         Landschapspakket: Rietzoom en klein rietperceel

1.   De begroeiing van het element bestaat voor ten minste 90% uit riet.

2.   Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot.

3.   Ten minste 10 en ten hoogste 20% riet is tussen 1 en 2 jaar oud.

4.   Het actief beheren van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee. Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element, geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.

5.   Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

6.   Ten minste 80 en ten hoogste 90% van het riet wordt jaarlijks gemaaid.

Bijlage 46.         Landschapspakket: Raster

1.   Het is een veekerend raster ten behoeve van een landschapselement.

2.   Er is sprake van een beschikking landschapssubsidie voor het landschapselement voor een of meer van de landschapspakketten in de bijlagen 32 tot en met 41 en 43 tot en met 45.

3.   Het raster bevindt zich op zodanige afstand van het landschapselement, dat schade door vraat en betreding wordt voorkomen.

4.   In stand houden van een veekerend raster.

5.   Jaarlijks worden zo nodig overhangende takken, die de instandhouding van het raster bedreigen, verwijderd.

Bijlage 47.         [Vervallen]

Bijlage 48.         Inheemse bomen en struiken

Aalbes, amandelwilg, appel, bastaardbosbes, beredruif, beuk, bezemdophei, bittere wilg, bitterzoet, blauwe bosbes, bosrank, bosroos, boswilg, braamsoorten, brem, duindoorn, duinroos, kruising van eenstijlige en tweestijlige meidoorn, eenstijlige meidoorn, egelantier, fladderiep, framboos, gagel, gladde iep, gaspeldoorn, Gelderse roos, gele kornoelje, geoorde wilg, gewone dophei, gewone es, gewone esdoorn, gewone vlier, grauwe abeel, kruising van grauwe en geoorde wilg, grauwe wilg, grove den, haagbeuk, hazelaar, heggeroos, Hollandse linde, hondsroos, hulst, jeneverbes, katwilg, kruising van katwilg en grauwe wilg, kleinbloemige roos, klimop, kruising van koraalmeidoorn en tweestijlige meidoorn, koraalmeidoorn, kraagroos, kraaihei, kraakwilg, krent, kruipbrem, kruipwilg, kruisbes, laurierwilg, lavendelhei, maretak, mispel, peer, ratelpopulier, rijsbes, rode bosbes, rode dophei, rode kamperfoelie, rode kornoelje, rode paardekastanje, rood peperboompje, rossige wilg, ruwe berk, ruwe iep, kruising van schietwilg en kraakwilg, schietwilg, sleedoorn, Spaanse aak, sporkehout, stekelbrem, struikhei, tamme kastanje, taxus, trosbes, trosvlier, tweestijlige meidoorn, verfbrem, viltroos, vogelkers, wegedoorn, wilde kamperfoelie, wilde kardinaalmuts, wilde liguster, wilde lijsterbes, wilde peer, kruising van wintereik en zomereik, wintereik, winterlinde, witte els, witte paardekastanje, wollige sneeuwbal, zachte berk, zoete kers, zomereik, zomerlinde, zuurbes, zwarte bes, zwarte els, zwarte populier.

Bijlage 49.         Overeenkomst tussen de beheerder, de subsidieaanvrager en de provincie Drenthe ter uitvoering van artikel 5 van Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

Hierbij komen:

-     ondergetekende sub 1, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de beheerder,

-     ondergetekende sub 2, [naam, voorletters], [woonachtig] / [gevestigd] [straatnaam, huisnummer] te [postcode, woonplaats], hierna te noemen de subsidieaanvrager,

-     de provincie Drenthe, ten deze vertegenwoordigd door Dienst Regelingen,

ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5 van de Subsidieregeling agrarisch

natuurbeheer in verband met de beschikking tot subsidieverlening van [datum] onder [nummer] aan de subsidieaanvrager overeen dat:

-     de subsidieaanvrager hierbij het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten, die in verband met voornoemde beschikking zijn of worden verleend, bevoorschot, of vastgesteld aan de beheerder overdraagt;

-     de beheerder zich verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager is gehouden;

-     de beheerder zich verbindt bij overdracht van het gebruiksrecht van de verkrijger te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de verplichtingen nakomt waartoe de subsidieaanvrager is gehouden en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen;

-     de beheerder zich borgstelt jegens de provincie Drenthe voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten in verband met voornoemde beschikking tot subsidieverlening.

Deze overeenkomst wordt na ondertekening door de ondergetekenden sub 1 en sub 2 toegezonden aan de Dienst Regelingen als vertegenwoordiger van de provincie Drenthe. De Dienst Regelingen draagt er zorg voor dat de beheerder en de subsidieaanvrager een afschrift ontvangen.

Gedaan te [woonplaats] op [datum]

De beheerder,

[naam]

[handtekening]

De subsidieaanvrager,

[naam]

[handtekening]

de provincie Drenthe,

voor deze,

de teammanager van de Dienst Regelingen

[naam]

[handtekening]

Bijlage 50.         [Vervallen]

Bijlage 51.         Objectivering doelpakketten, versie 2008

Dit "objectiveringsdocument", dat overigens identiek is aan bijlage 65 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe 2008, is wegens omvang hier niet opgenomen. De laatst vastgestelde versie door provinciale staten is geldend tot wijziging of intrekking en op te vragen bij de provincie en Dienst Regelingen.