Regeling vervallen per 22-12-2009

Verordening op de heffing en invordering van de grondwaterbelasting 1994

Geldend van 18-01-2005 t/m 31-12-2005

Inhoud

Artikel 1, Aard van de belasting

Onder de naam "grondwaterbelasting" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 48 van de Grondwaterwet, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 2, Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   de wet: de Grondwaterwet;

b.   inrichting: een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater;

c.   onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een inrichting;

d.   infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater.

Artikel 3, Belastingplicht

Belastingplichtig is de houder van een inrichting die registratieplichtig èn vergunningplichtig is.

Artikel 4, Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gebruikmaakt van een inrichting als bedoeld in artikel 2, dit aan gedeputeerde staten te melden.

Artikel 5, Grondslag

1.   De belasting wordt geheven naar de onttrokken hoeveelheid grondwater gemeten in kubieke meters. Deze worden gemeten op de wijze als bepaald in de Algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet.

2.   Indien op grond van de vergunningvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt op aanvraag van belastingplichtige het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de voor de belasting te hanteren onttrokken hoeveelheid grondwater als bedoeld in het eerste lid, voor:

-     90% bij een temperatuurstijging van 0 °C tot 3 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;

-     75% bij een temperatuurstijging van 3 °C tot 6 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;

-     50% bij een temperatuurstijging van 6 °C tot 10 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;

-     25% bij een temperatuurstijging van 10 °C tot 17 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater.

Artikel 6, Tarief en bedrag van de belasting

1.   De belasting bedraagt € 1,01 per 100 m3 onttrokken hoeveelheid grondwater, vastgesteld op grond van artikel 5.

2.   De belasting wordt jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari 2005, aangepast op basis van de helft van de wijziging van de jaarlijkse consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens, over het voorgaande jaar gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

3.   De gewijzigde belasting wordt berekend door de geldende belasting op de wijzigingsdatum te vermenigvuldigen met de helft van het indexcijfer van het voorgaande kalenderjaar.

4.   Bij de bepaling van de belasting wordt het belastingbedrag naar beneden afgerond op hele euro's.

Artikel 7, Tijdstip van verschuldigdheid en wijze van heffing

1.   De belasting wordt verschuldigd op het moment waarop het grondwater wordt onttrokken.

2.   De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

3.   De verstrekte gegevens kunnen mede worden aangewend voor het grondwaterbeheer. De aangifte kan worden aangemerkt als een opgave als bedoeld in artikel 11, eerste lid, sub c, en tweede lid, van de Grondwaterwet.

Artikel 8, Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak waarover de belasting moet worden voldaan is het kalenderkwartaal.

Artikel 9, Voorlopige betaling

De belastingplichtige doet op vordering van de ambtenaar belast met de invordering in de tweede en derde maand van een kalenderkwartaal een voorlopige betaling ter grootte van 30% van de over het vorige kalenderkwartaal verschuldigde belasting of ter grootte van een lager percentage indien de ambtenaar belast met de invordering daarvoor toestemming heeft verleend.

Artikel 10, Aangiftebiljet en formulier voor voorlopige betaling

Het formulier van het aangiftebiljet en het formulier voor voorlopige betalingen worden bij afzonderlijk besluit van provinciale staten vastgesteld.

Artikel 11, Verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet

De belastingplichtige, aan wie niet reeds een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden voor het tijdvak waarop de belasting moet worden betaald bij de ambtenaar belast met de heffing schriftelijk een verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 12, Integratie bepalingen Gemeentewet

[Vervallen.]

Artikel 13, Overdracht van bevoegdheden

[Vervallen.]

Artikel 14

Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat voor de terpostbezorging of de uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de comptabele een andere provinciale ambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 15, Nakoming verplichtingen

De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 jegens gedeputeerde staten gelden mede jegens de door gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren der provinciale belastingen.

Artikel 16, Kwijtschelding

Bij de invordering van de grondwaterbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17, Rente

In geval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien voor alle op 1 kennisgeving vermelde gevorderde bedragen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van € 45,-- niet te boven gaat.

Artikel 18, Strafbepaling

Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld van de eerste categorie.

Artikel 19, Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening kan worden aangehaald als Grondwaterbelastingverordening provincie Drenthe 1994.

2.   Deze verordening treedt  in werking op 1 januari 1994.

3.   Op dat tijdstip vervalt de Grondwaterbelastingverordening Drenthe, vastgesteld bij statenbesluit van 30 oktober 1985, sedertdien gewijzigd, met dien verstande dat zij van kracht blijft over het tijdvak waarvoor zij heeft gegolden.