Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR95172
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR95172/3
Regeling vervallen per 22-12-2009
Verordening op de heffing en invordering van de grondwaterbelasting 1994
Geldend van 24-11-2006 t/m 31-12-2007 met terugwerkende kracht vanaf 11-01-2008
Inhoud
Artikel 1, Aard van de belasting
Onder de naam "grondwaterbelasting" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 48 van de Grondwaterwet, overeenkomstig de navolgende bepalingen.
Artikel 2, Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Grondwaterwet;
b. inrichting: een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater;
c. onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een inrichting;
d. infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater.
Artikel 2a, Heffing en invordering
1. De heffingsambtenaar is de provincieambtenaar die is belast met de heffing van belasting op grond van deze verordening. De invorderingsambtenaar is de provincieambtenaar die is belast met de invordering op grond van deze verordening.
2. De Verordening rechtsbescherming is van overeenkomstige toepassing op de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten van en klachten over gedragingen van of toe te rekenen aan de in het eerste lid genoemde ambtenaren.
Artikel 3, Belastingplicht
Belastingplichtig is de houder van een inrichting die registratieplichtig èn vergunningplichtig is.
Artikel 4, Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gebruikmaakt van een inrichting als bedoeld in artikel 2, dit aan gedeputeerde staten te melden.
Artikel 5, Grondslag
1. De belasting wordt geheven naar de onttrokken hoeveelheid grondwater gemeten in kubieke meters. Deze worden gemeten op de wijze als bepaald in de
Algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet.
2. Indien op grond van de vergunningvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt op aanvraag van belastingplichtige het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de voor de belasting te hanteren onttrokken hoeveelheid grondwater als bedoeld in het eerste lid, voor:
- 90% bij een temperatuurstijging van 0 °C tot 3 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;
- 75% bij een temperatuurstijging van 3 °C tot 6 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;
- 50% bij een temperatuurstijging van 6 °C tot 10 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater;
- 25% bij een temperatuurstijging van 10 °C tot 17 °C: van het geïnfiltreerde water ten opzichte van de onttrokken hoeveelheid grondwater.
Artikel 6, Tarief en bedrag van de belasting
1. De belasting bedraagt € 1,025 per 100 m3 onttrokken hoeveelheid grondwater, vastgesteld op grond van artikel 5.
2. De belasting wordt jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari 2005, aangepast op basis van de helft van de wijziging van de jaarlijkse consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens, over het voorgaande jaar gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
3. De gewijzigde belasting wordt berekend door de geldende belasting op de wijzigingsdatum te vermenigvuldigen met de helft van het indexcijfer van het voorgaande kalenderjaar.
4. Bij de bepaling van de belasting wordt het belastingbedrag naar beneden afgerond op hele euro's.
Artikel 7, Tijdstip van verschuldigdheid en wijze van heffing
1. De belasting wordt verschuldigd op het moment waarop het grondwater wordt onttrokken.
2. De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.
3. De verstrekte gegevens kunnen mede worden aangewend voor het grondwaterbeheer. De aangifte kan worden aangemerkt als een opgave als bedoeld in artikel 11, eerste lid, sub c, en tweede lid, van de Grondwaterwet.
Artikel 8, Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak waarover de belasting moet worden voldaan is het kalenderkwartaal.
Artikel 9, Voorlopige betaling
De belastingplichtige doet op vordering van de ambtenaar belast met de invordering in de tweede en derde maand van een kalenderkwartaal een voorlopige betaling ter grootte van 30% van de over het vorige kalenderkwartaal verschuldigde belasting of ter grootte van een lager percentage indien de ambtenaar belast met de invordering daarvoor toestemming heeft verleend.
Artikel 10, Aangiftebiljet en formulier voor voorlopige betaling
Het formulier van het aangiftebiljet en het formulier voor voorlopige betalingen worden bij afzonderlijk besluit van provinciale staten vastgesteld.
Artikel 11, Verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet
De belastingplichtige, aan wie niet reeds een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden voor het tijdvak waarop de belasting moet worden betaald bij de ambtenaar belast met de heffing schriftelijk een verzoek in te dienen om uitreiking van een aangifte-biljet.
Artikel 12, Integratie bepalingen Gemeentewet
[Vervallen.]
Artikel 13, Overdracht van bevoegdheden
[Vervallen.]
Artikel 14
Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat voor de terpostbezorging of de uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de comptabele een andere provinciale ambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 15, Nakoming verplichtingen
De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990
jegens gedeputeerde staten gelden mede jegens de door gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren der provinciale belastingen.
Artikel 16, Kwijtschelding
Bij de invordering van de grondwaterbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 17, Rente
In geval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien voor alle op 1 kennisgeving vermelde gevorderde bedragen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van € 45,-- niet te boven gaat.
Artikel 18, Strafbepaling
Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld van de eerste
categorie.
Artikel 19, Overgangsbepalingen
1. Deze verordening kan worden aangehaald als Grondwaterbelastingverordening provincie Drenthe 1994.
2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994.
3. Op dat tijdstip vervalt de Grondwaterbelastingverordening Drenthe, vastgesteld bij statenbesluit van 30 oktober 1985, sedertdien gewijzigd, met dien verstande dat zij van kracht blijft over het tijdvak waarvoor zij heeft gegolden.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl