Regeling vervallen per 08-07-2010

Financieringsstatuut provincie Drenthe

Geldend van 03-11-2005 t/m 07-07-2010

Intitulé

Financieringsstatuut provincie Drenthe

Inhoud

1, INLEIDING

Op grond van artikel 216 van de Provinciewet moeten provinciale staten (PS) bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid evenals regels voor onder meer het financiële beheer vaststellen. Met de vaststelling van de Financiële verordening Drenthe 2004 is daaraan uitvoering gegeven. Op grond van artikel 12 van deze verordening is het door PS vastgestelde Treasurystatuut voor gedeputeerde staten (GS) van toepassing bij de uitvoering van de financierings- en treasuryfunctie. Door de vaststelling van dit statuut wordt daaraan opnieuw invulling gegeven. Wij hebben de tenaamstelling van het Treasurystatuut gewijzigd in Financieringsstatuut. Financiering omvat in onze visie het aantrekken dan wel beschikbaar stellen van de benodigde middelen. Treasury duidt naar onze mening meer op het beroepsmatig bezig zijn met het aantrekken van (financiële) middelen. Om het rendement te optimaliseren, waarbij ook risico's worden gelopen. Ons uitgangspunt is juist deze

risico's te minimaliseren. Het is wenselijk dat artikel 12 van de Financiële verordening Drenthe 2004 in verband daarmee wordt aangepast. Tevens is de inrichting van nieuwe werkprocessen aan de hand van nieuwe doelstellingen duidelijker in beeld gebracht. Dit betreft de uitvoering en is daarmee de verantwoordelijkheid van GS.

Het huidige treasurybeleid gaf geen helder beeld van de doelstellingen zoals deze nu worden gehanteerd. Deze doelstellingen zijn het minimaliseren van de financiële risico's, waarbij de prioriteitstelling als volgt is.

-     Liquiditeitsrisico:              Waarborgen van de betalingsverplichtingen.

-     Kredietrisico's:                 Financiële instellingen hebben een waardering variërend van extreem kredietwaardig tot twijfelachtig.

                                          Bij instellingen met een twijfelachtige waardering is de kans aanwezig dat de provincie haar uitgezette geld kwijtraakt of dat deze middelen in waarde dalen.

-     Koersrisico's:                        Risico dat gelopen wordt bij bijvoorbeeld aandelen, obligaties en onderhandse leningen wanneer bij verkoop van deze producten blijkt dat de marktwaarde minder is dan de aan koopwaarde.

-     Renterisico:                     Risico van ongewenste veranderingen van de renteresultaten door rentewijzigingen.

-     Minimalisatie beheerskosten:  Zo laag mogelijk houden van de interne verwerkingskosten van de provincie Drenthe.

-     Optimalisatie rendement:  Na het minimaliseren van de risico's en de kosten wordt gestreefd naar aanvaardbare renteopbrengsten op de tijdelijke overtollige gelden.

In dit Financieringsstatuut provincie Drenthe worden deze doelstellingen aan de orde gesteld. Ingegaan wordt op het financieringsbeleid, geldstromenbeheer, relatiebeheer, informatievoorziening en bevoegd- en verantwoordelijkheden.

In hoofdstuk 2 wordt het financieringsbeleid nader toegelicht. Vervolgens worden de doelstellingen en voorwaarden beschreven voor het uitzetten en aantrekken van

liquide middelen:

-     bij financiële instellingen en overige overheden (hoofdstuk 3)

-     in het kader van de publieke taak (hoofdstuk 4)

Het beheer van geldstromen en relaties wordt beschreven in hoofdstuk 5.

2, FINANCIERINGSBELEID

2.1, Algemeen

De provincie Drenthe kiest voor een verantwoord en gedegen uitvoering van haar financieringsbeleid, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de financiering als beheersinstrument en de beleidsmatige financiering.

In eerste instantie zal nader worden ingegaan op de financiering als beheersinstrument.

Voor de beleidsmatige financiering wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Financiering als beheersinstrument

Om het vastgestelde beleid te kunnen uitvoeren dient voldoende geld beschikbaar te zijn voor het provinciebestuur.

Tijdelijk niet nodige gelden worden op een verantwoorde manier uitgezet, waarbij geprobeerd wordt een aanvaardbaar rendement te halen passende in het financieringsbeleid.

Binnen de kaders van het statuut kunnen GS vorenstaande uitvoeren en geld uitzetten of aantrekken bij financiële instellingen of overige overheden.

De liquide middelen worden uitgezet (aangetrokken) bij financiële instellingen met minimaal een A¿rating voor de korte termijn (tot een jaar) en minimaal een AA-rating voor de langere termijn (vanaf één jaar). Deze financiële instellingen beschikken over de juiste kennis en ervaring om liquide middelen op een verantwoorde manier uit te zetten (aan te trekken), passend binnen ons beleid.

De keuze is gemaakt om het kredietrisico tot een minimum te beperken, door transacties te verrichten met financiële instellingen met een hoge kredietwaardigheid. Dit heeft als gevolg, dat de renteopbrengsten mogelijk lager zijn dan bij instellingen met een lagere kredietwaardigheid.

Dit betekent dat het renterisico op een hoger, maar aanvaardbaar niveau ligt en binnen de genoemde doelstellingen en voorwaarden in dit financieringsstatuut blijft.

Tevens is de keuze gemaakt om de interne verwerkingskosten zo laag mogelijk te houden door onder andere het aantal transacties zoveel mogelijk te beperken.

Koersrisico's worden beperkt door uitsluitend liquide middelen uit te zetten (aan te trekken) in producten, zoals voorgeschreven volgens de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido).

Onder deze producten worden de volgende verstaan.

Callgelden (daggelden)    Kortlopende (tot één jaar) dagelijks opvraagbare gelden.

Deposito's                      Rekening waarbij het aan de bank toevertrouwde geld pas na afloop van een afgesproken termijn weer ter vrije beschikking komt.

Spaarrekeningen             Rekening waarop geld dat niet direct nodig is weggezet kan worden tegen een hogere rente dan op de rekening-courant. De hoogte van de rente kan afhangen van het minimumbedrag dat op de rekening moet staan.

Vaste geldleningen          Leningen met een vaste looptijd tegen een vast rentepercentage.

Onderhandse leningen       Leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. De rente is hoger dan bij een vaste geldlening. Het is een schuld op naam en de looptijd is langer dan één jaar. De voorwaarden waartegen geleend kan worden zijn goed aan te passen aan de specifieke behoeften van de tegenpartij.

Kredietfaciliteiten           Dit betreffen mogelijkheden die zijn afgesproken met banken. Afspraken kunnen worden gemaakt over hoeveel "rood" de provincie zou mogen staan op haar rekening-courant en welk rentepercentage daar tegenover staat.

Onder uitzetten wordt verstaan het overboeken van niet direct nodige liquide middelen naar een bankrekening bij een financiële instelling. Een afgesproken periode kan niet over het geld worden beschikt, waar een rentevergoeding tegenover staat.

Onder aantrekken wordt verstaan het lenen van geld tegen betaling van rente.

Het uitzetten (aantrekken) van liquide middelen vindt plaats conform de Wet fido en dit Financieringsstatuut.

Verder wordt er gesproken over de liquiditeitsprognose.

De wekelijkse liquiditeitsprognose is actueel en is de basis voor de huidige sturing.

3, FINANCIËLE INSTELLINGEN

3.1, Algemeen

De liquide middelen worden uitgezet (aangetrokken) bij financiële instellingen met minimaal een A¿rating voor de korte termijn (tot een jaar) en minimaal een AA-rating voor de langere termijn (vanaf één jaar). Deze financiële instellingen beschikken over de juiste kennis en ervaring om liquide middelen op een verantwoorde manier uit te zetten (aan te trekken), passend binnen ons beleid.

3.2, Het uitzetten (aantrekken) van liquide middelen bij financiële

instellingen

Doelstellingen van de financieringsfunctie

De financieringsactiviteiten van de provincie Drenthe moeten worden beschouwd als dienstverlening, waarbij het genereren van extra inkomsten geen prioriteit heeft.

Dit geeft aan dat wordt uitgegaan van een sterk risicomijdend beleid, waarbij alle financieringsactiviteiten worden uitgevoerd binnen de vastgestelde kaders en alle wettelijke regelgeving met betrekking tot de uitoefening van de financieringsfunctie.

De prioriteiten van de financieringsfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico's, de financieringsfunctie is geen winstgerichte afdeling.

Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en in dit financieringsstatuut, kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de rente-resultaten.

De doelstellingen van de financieringsfunctie zijn als volgt.

1.   Door haar financieringsactiviteiten loopt de provincie de volgende financiële risico's, waarbij de prioriteitstelling als volgt is: liquiditeitsrisico's, kredietrisico's, koersrisico's, rente-risico's en valutarisico's. Het is de taak van GS dergelijke risico's zoveel mogelijk te beperken.

2.   Het minimaliseren van de beheerskosten bij het beheren van de liquiditeiten.

     Deze kosten bestaan onder andere uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van GS het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

3.   Het optimaliseren van het rendement van de liquiditeiten binnen de vastgestelde limieten, richtlijnen en doelstellingen.

     De provincie streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de provincie geen middelen onbenut laat, maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten), zonder dat daarbij overmatige risico's worden gelopen.

3.3, Risicobeheer

  • Algemene uitgangspunten

  • Met betrekking tot het sterk risicomijdende beleid, is het risicobeheer een belangrijk onderdeel van de financieringsfunctie.

  • Conform de Wet fido, dienen uitzettingen "uit hoofde van financiering" een prudent karakter te hebben. Onder prudent wordt verstaan behoedzaam of voorzichtig.

  • 1.   Het aangaan van financiële transacties met als uitgangspunt die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (artikel 2, tweede lid, van de Wet fido en de Memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten, zoals het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van extra inkomsten, zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

  • De limieten en richtlijnen van dit financieringsstatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van financiering te garanderen en hebben daarom geen betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de "publieke taak" van de provincie.

  • In het kader van het duale stelsel hebben PS primair een kaderstellende en controlerende functie. In de Financiële verordening provincie Drenthe 2004 zijn de uitgangspunten en kaders geëxpliciteerd waaraan GS zich dienen te conformeren bij de uitvoering van de financieringsfunctie. In het onderhavige financieringsstatuut worden door GS de randvoorwaarden en richtlijnen geformuleerd waaraan de ambtelijke organisatie is gebonden.

  • 2.   Bij de uitvoering van de financieringsfunctie gelden primair de uitgangspunten conform het bepaalde in de Wet fido.

  • 3.   Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico¿s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 4.   Toegestane instrumenten bij het aantrekken of uitzetten van liquiditeiten zijn: daggeldleningen/uitzettingen (callgelden), kasgeldleningen/uitzettingen (deposito's), spaarrekeningen, vaste geldleningen/uitzettingen, onderhandse leningen en een kredietfaciliteit in rekening-courant.

Liquiditeitsrisicobeheer

Het beheersen van het liquiditeitsrisico heeft prioriteit bij het beheer van de liquide middelen.

De provincie Drenthe wil tijdig voldoen aan haar betalingsverplichtingen.

Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de provincie gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de provincie tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vaststaan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de provincie haar financiële transacties op een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de provincie en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat GS juist, tijdig en volledig worden geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Kredietrisicobeheer

In de algemene uitgangspunten met betrekking tot het risicobeheer is aangegeven op welke wijze de provincie het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt.

1.   Het uitzetten (aantrekken) van liquide middelen vindt uitsluitend plaats bij financiële instellingen die onder Nederlands of Europese Economische Ruimtetoezicht vallen.

2.   Ter beperking van kredietrisico's zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de provincie middelen uitzet/belegt.

     Een (credit) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating-"agencies" zoals Standard & Poor's, Moody's en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor's en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody's kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor "zeer kredietwaardig".

     De provincie zet alleen liquide middelen uit bij:

-     financiële instellingen met ten minste een P-1-rating of A-1-rating, voor een looptijd tot één jaar, van een van de erkende ratingbureaus: Moody¿s of Standard & Poor's;

-     financiële instellingen met ten minste een Aa-rating of AA-rating, voor een looptijd vanaf één jaar, van een van de erkende ratingbureaus: Moody's of Standard & Poor's;

-     indien de langetermijnrating onder AA of Aa komt, dient de uitzetting (aantrekking) indien mogelijk, binnen één jaar te worden verkocht. Komt de rating beneden A, dan dient de uitzetting en/of aantrekking direct verkocht te worden.

3.   Om de marktconformiteit van financieringen te waarborgen voor te betalen rentepercentages, provisies en (boete)clausules bij vervroegde aflossing, vraagt de provincie meerdere offertes op. Hiermee wordt bereikt dat de provincie een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten en kan op basis daarvan een afgewogen keuze worden gemaakt.

     De provincie vraagt bij minimaal twee instellingen tarieven op alvorens liquiditeiten worden uitgezet of aangetrokken. Deze tarieven worden schriftelijk vastgelegd door medewerkers van de Afdeling Beleid en Control die zich bezighouden met de financiering.

4.   Om kredietrisico's te spreiden wordt (op het moment van uitzetting/aantrekking) maximaal 33,33% van de middelen uitgezet (aangetrokken) bij één individuele tegenpartij. Bij de huisbankier mag (op het moment van uitzetten/aantrekken) maximaal 50% worden uitgezet (aangetrokken) wanneer deze een percentage biedt dat bij een uitzetting minimaal tien basispunten (0,10%) hoger ligt en bij een aantrekking minimaal tien basispunten (0,10%) lager ligt dan vergelijkbare offertes van overige partijen. Callgelden met een looptijd van maximaal vijf dagen worden in deze spreiding niet meegenomen.

5.   Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Koersrisicobeheer

Koersrisico's kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd, maar vanwege wijzigingen in de liquiditeitsplanning voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting. Deze waarde is afhankelijk van de rente en resterende looptijd.

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van financiering, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de desbetreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de "nominale waarde") uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd.

Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd, zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijvoorbeeld ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

De provincie beperkt de koersrisico's op uitzettingen (aantrekkingen) door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

-     vastrentende waarden

-     producten waarbij aan het eind van de looptijd in elk geval de hoofdsom gegarandeerd is en een vooraf overeengekomen minimale rendementseis

-     beleggingsproducten die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties conform de Wet fido toegestaan zijn.

Renterisicobeheer

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de provincie.

1.   Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (7%) van het totaal aan lasten van de jaarbegroting van de provincie bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet stelt grenzen aan het aangaan van korte leningen en wordt niet overschreden conform de Wet

fido.

2.   Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De rente-risiconorm wordt berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld. De renterisiconorm is ter beperking van grote verschillen in rentelasten en wordt niet overschreden conform de Wet fido.

3.   Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne of externe) ontwikkelingen zal de provincie haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier.

     Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht. De rentevisie van de provincie wordt ieder kwartaal opgesteld en maakt deel uit van de kwartaalrapportage aan GS. Deze rentevisie wordt opgesteld op basis van de rentevisie van de huisbankier en één andere financiële instelling.

4.   Afstemming op de liquiditeitsplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. Nieuwe uitzettingen (aantrekkingen) worden afgestemd op de bestaande financiële positie en op de liquiditeitsplanning.

5.   Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitsplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

     De provincie streeft naar spreiding in de rentetypische looptijd van leningen en uitzettingen, waarbij de rentetypische looptijd en het renteniveau van de desbetreffende leningen en uitzettingen worden afgestemd op de actuele rentestand.

Valutarisicobeheer

Valutarisico's worden in de provincie uitgesloten door uitsluitend transacties aan te gaan dan wel garanties te verlenen in euro's.

3.4, Overige overheden

Algemeen

De provincie mag als decentrale overheid liquide middelen lenen, uitzetten of garanderen aan andere overheden voor zover dit een volledig overheidsbedrijf is of instellingen, waarbij een solvabiliteitsratio van 0% geldt. Het rentepercentage dat hiervoor wordt verkregen is marktconform, maar bovenal moeten de risico's beheersbaar zijn.

Het uitzetten (aantrekken) van liquide middelen bij overige overheden

Voor het uitzetten (aantrekken) van liquide middelen bij overige overheden gelden dezelfde uitgangspunten als beschreven in hoofdstuk 3, Financiële instellingen.

Kredietrisicobeheer

In aanvulling op het onder punt 3.3. genoemde risicobeheer geldt het volgende.

Uitsluitend bij een volledig overheidsbedrijf of instellingen voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een "solvabiliteitsvrije status") is een status die door een bancaire toezichthouder (bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank) in een EU-lidstaat wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor het desbetreffende papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de provincie dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.

4, DE PUBLIEKE TAAK

Financiering als beleidsinstrument

GS kunnen in de uitoefening van hun publieke taak gelden tegen bepaalde voorwaarden uitzetten bij een instelling om hiermee een voor de provincie gewenst beleidsdoel te kunnen behalen. Besluitvorming hierover vindt door PS plaats.

4.1, Algemeen

Op grond van de Wet fido mag de provincie liquide middelen aantrekken, uitzetten of garanderen voor de uitoefening van "de publieke taak". De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van dergelijke garanties. Het besluit om een lening of een garantie in het kader van de publieke taak te verstrekken, berust bij PS. In de praktijk gaat het uitzetten, lenen of garanderen in het kader van de publieke taak vaak om instellingen met een maatschappelijk nut (van belang voor de samenleving) die in de reguliere markt geen of moeilijk geld kunnen lenen. De instelling betaalt, wanneer geld van de provincie wordt geleend, een lagere rente dan marktconform en de provincie derft rentebaten.

4.2, Het aantrekken van liquide middelen in het kader van "de publieke taak" en risicobeheer

Indien de provincie Drenthe genoodzaakt is geld aan te trekken voor de uitoefening van de publieke taak, gelden dezelfde uitgangspunten als beschreven in hoofdstuk 3, Financiële instellingen.

5, GELDSTROMEN- EN RELATIEBEHEER

5.1, Geldstromenbeheer

Geldstromenbeheer omvat voornamelijk het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de provincie tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) om de desbetreffende betaling (tijdelijk) te financieren. Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

1.   het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op elkaar en op de liquiditeitsplanning af te stemmen. Het uitgangspunt is dat de liquiditeitspositie voldoende is, zodat verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

2.   het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

   Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van liquide middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

5.2, Relatiebeheer

Relatiebeheer omvat het onderhouden van contacten met financiële instellingen. Op het gebied van relatiebeheer beogen GS het realiseren van zo gunstig mogelijke marktconforme condities voor de door hen af te nemen diensten.

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten.

1.   De huisbankier en hun bancaire condities worden ten minste eens in de vier jaar beoordeeld.

2.   Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 4.

Bijlage 1 Verantwoordelijkheden PS, GS en informatievoorziening aan PS

BIJLAGE 1 BIJ HET FINANCIERINGSSTATUUT PROVINCIE DRENTHE 2004

Verantwoordelijkheden PS, GS en informatievoorziening aan PS

Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van PS en GS worden in deze bijlage beschreven. Daarnaast wordt aangegeven hoe het college PS informeert omtrent de uitvoering.

verantwoordelijkheden en bevoegdheden van PS en GS

PS/GS

Verantwoordelijkheden

PS

-     Vaststellen van de Financiële verordening provincie Drenthe 2004 (verordening ex artikel 216 van de Provinciewet) en het financieringsstatuut waarin kaders worden gesteld voor de financieringsfunctie (de doelstellingen, het financieringsbeleid, de globale richtlijnen en limieten worden geformuleerd).

-     Het houden van toezicht op het

financieringsbeleid (controlerende taak van PS).

-     Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het financieringsbeleid.

-     Het vaststellen van de programmabegroting met het investeringsplan.

-     Beslissingen ten aanzien van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak.

College van GS

-     Het uitvoeren van het financieringsbeleid (formele verantwoordelijkheid).

-     De organisatie van de financieringsfunctie.

-     Het via de jaarrekening rapporteren aan PS over de uitvoering van het financieringsbeleid (verantwoording afleggen aan PS).

Informatievoorziening

PS worden door het college van GS als volgt geïnformeerd:

-     het voorgenomen beleid wordt uiteengezet in de financieringsparagraaf van de begroting;

-     de verantwoording over het gevoerde beleid vindt plaats door middel van de financieringsparagraaf van de jaarrekening.

Bijlage 2 Begrippenkader

Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

-     Financiële instelling     Een bankinstelling, verzekeringswezen of pensioenfonds.

-     Financiering                Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

-     Financieringsfunctie     De financieringsfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

-     Geldstromenbeheer     Alle activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren, zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

-     Intern liquiditeitsrisico De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjareninvesteringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

-     Kasgeldlimiet             Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de provincie bij aanvang van het jaar.

-     Koersrisico                 Risico dat gelopen wordt bij bijvoorbeeld aandelen, obligaties en onderhandse leningen wanneer bij verkoop van deze producten blijkt dat de marktwaarde minder is dan de aankoopwaarde.

-     Kredietrisico               Financiële instellingen hebben een waardering variërend van extreem kredietwaardig tot twijfelachtig. Bij instellingen met een twijfelachtige waardering is de kans aanwezig dat de provincie haar uitgezette geld kwijtraakt of dat deze middelen in waarde dalen.

-     Liquiditeitsplanning     Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

-     Rating                       De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

-     Renterisico                 Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de provincie door rentewijzigingen.

-     Renterisiconorm          Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de provincie, dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

-     Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

-     Rentevisie                  Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

-     Solvabiliteitsratio

      van 0%                      Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

-     Uitzetting                   Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Hierbij geldt dat kortlopende uitzettingen betrekking hebben op een periode tot één jaar. Langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Bijlage 3 Credit ratings

Credit ratings

De kredietwaardigheid van een onderneming, dus ook van een bank, speelt een belangrijke rol in de prijs die de bank moet betalen voor het aantrekken van vreemd vermogen (bijvoorbeeld obligaties) en bij het afsluiten van derivatencontracten. Een mindere kredietwaardigheid betekent een hogere prijs (rentevergoeding).

In principe is een credit rating een inschatting van de kans op een eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in. De gebruikte ratingsystemen zijn dermate consistent, dat rating zowel gelijkertijd als in de tijd met elkaar vergelijkbaar zijn.

Ratings worden toegekend op aanvraag door de onderneming. De rating agency stelt daarop een comité samen (bestaande uit specialisten), dat de rating zal gaan bepalen. Dit onderzoek duurt drie tot zes maanden, in welke periode de aanvrager tevens gedurende enkele dagen door het comité wordt bezocht. Door interviews en presentaties met het topmanagement wordt een beeld van de organisatie verkregen. De uiteindelijke rating is dan ook gebaseerd op meer informatie dan hetgeen publiekelijk bekend is. Na bekendmaking van de rating zal de rating agency blijvend contacten onderhouden met de onderneming en deze één of twee keer per jaar bezoeken, teneinde zich op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen.

Enkele bekende rating agency's zijn Standard & Poor's, Moody's, IBCA en Fitch.

Credit ratings zijn er in verschillende vormen, zoals "long term" ratings, waarbij het risico van wanbetaling op langere termijn wordt voorspeld en "short term" ratings, die de kredietwaardigheid voor de termijn van één jaar weergeven.

Overzicht langetermijnratings

Overzicht langetermijnratings

Moody's

Standard & Poor's

Kwalificatie kredietwaardigheid

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig.

Aa

AA

Zeer kredietwaardig. De veiligheidsmarges zijn echter niet zo hoog als bij de AAA-categorie.

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BBB

Kredietwaardig, maar gevoelig voor slechte economische tijding.

Ba

BB

Speculatief, matige bescherming van afbetaling aanwezig.

B

B

Heeft momenteel capaciteit voor rente en aflossing, maar is gevoelig voor faillissement.

Caa

CCC

Enige bescherming voor investeerders is aanwezig, maar grote risico's onzekerheid aanwezig.

Ca

CC

Zeer speculatief, meestal achtergestelde schuld aanwezig.

C

C

Rentebetalingen zijn reeds gestopt.

D

Failliet

Overzicht kortetermijnratings

Overzicht kortetermijnratings

Moody's

Standard & Poor's

Kwalificatie kredietwaardigheid

P-1

A-1 + /A-1

Capaciteit voor rente en aflossing is extreem respectievelijk zeer groot.

P-2

A-2

Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in de bovenste categorie.

P-3

A-3

Adequate capaciteit voor tijdige betalingen aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegenzitten.

NP

B

Speculatief.

C

Capaciteit voor tijdige betalingen is zeer twijfelachtig.

D

Reeds failliet of binnenkort failliet.

N.B.  De - en + ratings (bijvoorbeeld AA-) geven aan dat de rating naar beneden (-) of naar boven (+) neigt.

Ratings van enkele Nederlandse ondernemingen en instellingen

Ratings van enkele Nederlandse ondernemingen en instellingen

Bank

Langetermijnrating

Kortetermijnrating

BNG

Aaa

P-1

Rabobank

Aaa

P-1

Nationale Investeringsbank

Aa

P-1

ING Bank NV

Aa

P-1

Nederlandse Waterschapsbank NV

Aaa

P-1

SNS Bank Nederland NV

A

P-1

ABN AMRO Bank

Aa

P-1