Regeling vervallen per 01-04-2013

Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-03-2013

Intitulé

Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant

GEDEPUTEERDE STATEN van Noord-Brabant

Gelet op artikel 152 van de Provinciewet;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant.

besluiten:

vast te stellen de navolgende subsidieregeling.

Algemene definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Convenant Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant: Convenant, op 20 juni 1995 overeengekomen en daarna verlengd, tussen de Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) en de Provincie Noord-Brabant om een duurzame land- en tuinbouw in Noord-Brabant verder te ontwikkelen;

  • b.

    Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant: Bestuurlijk overlegplatform, op basis van het convenant Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant;

  • c.

    ZLTO: Vereniging Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie, gevestigd te ’s-Hertogenbosch met de daaraan gelieerde vereniging NCB-Ontwikkeling (NCB-O) die bijdraagt aan de financiële middelen voor het LIB-fonds;

  • d.

    LIB: Landbouw Innovatie Bureau Noord-Brabant, belast met de uitvoering van het Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB 2012 – 2015 waarvan de hoofdactiviteit is om projectmatig innovaties te ondersteunen en daarmee een stimulans te geven aan de verdere ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw;

  • e.

    LIB-fonds: voor de realisering van de doelstellingen van de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant, door de Provincie Noord-Brabant en de ZLTO gevormd fonds;

  • f.

    Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB 2012 - 2015: programma en activiteiten ter realisering van de doelstellingen van de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant, gedurende deze periode;

  • g.

    De minimis-verordening: Verordening (EG) Nr. 1860/2004;

  • h.

    Vrijstellingsverordening: Verordening (EG) nr. 1857/2006.

Relatie met de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant

Artikel 2

Voor zover de toekenning van subsidie in deze regeling niet is geregeld, worden de bepalingen zoals vastgesteld bij de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant toegepast.

Subsidiabele activiteiten en subsidiecriteria

Artikel 3

  • a. Om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen dienen de projecten te passen binnen het Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB 2012-2015. De betreffende project activiteiten zullen worden getoetst aan de in het Activiteitenprogramma neergelegde uitgangspunten en doelstellingen.

  • b. Wanneer het Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB 2012-2015 periodiek opnieuw wordt vastgesteld, worden bij de uitvoering van het gewijzigde Activiteitenprogramma deze regeling,in acht genomen.

  • c. Beoordeling van een activiteit gebeurt op basis van het convenant Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant en het daarbij, ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, geldende Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB.

  • d. Wanneer tot subsidiering van een activiteit wordt overgegaan, dragen zowel de provincie als de Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie hieraan bij. Indien de Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie geen bijdrage verleent, is het college van Gedeputeerde Staten bevoegd om de enkele omstandigheid, dat het ontbreekt aan medesubsidiëring te hanteren als afwijzingsgrond voor het subsidieverzoek.

    Bij de beoordeling van subsidieverzoeken ter zake van het LIB-fonds, op basis van het Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB 2012-2015, worden de volgende definities, omschrijvingen en beoordelingscriteria gehanteerd:

    • -

      Het project moet vernieuwende aspecten in zich bergen. Dit heeft betrekking op de toepassing van innovatieve technieken, bedrijfssystemen en samenwerkingsverbanden die nog niet gebruikelijk zijn in de Noord-Brabantse agrarische sector. Deze vernieuwende aspecten worden als zodanig ontwikkeld dan wel de informatie erover wordt uitgedragen of verspreid.

    • -

      Er moet voldoende draagvlak zijn in de betreffende sector en het project moet een reëel slagingskans hebben. Het project moet voordeel bieden voor meerdere bedrijven en de innovaties moeten door een grote groep van agrariers kunnen worden overgenomen. Het draagvlak wordt ingeschat op basis van de waardering die het project in het landbouwbedrijfsleven verkrijgt, in de vorm van belangstelling in en financiële bijdrage door deze sector.

    • -

      Het project moet, na voldoende en adequate theoretische toetsing ervan, praktijkrijp zijn en concrete, meetbare resultaten opleveren. Met betrekking tot projecten die zich richten op de agrarische productie dienen de doelen en resultaten te worden uitgedrukt in parameters, zoals bijvoorbeeld areaal en aantal bedrijven. Bij projecten gericht op de verwerking en markt worden als parameter gehanteerd bijvoorbeeld omzet en marktaandeel.

    • -

      Ondersteuning van individuele bedrijven is bij uitzondering mogelijk indien het bedrijf als voorbeeldbedrijf wordt ingericht en de resultaten naar de doelgroep worden uitgedragen.

    • -

      Onderzoek wordt in beginsel niet ondersteund. Dit geldt niet voor kennisontwikkeling door het valideren van innovaties in de praktijk, marktonderzoeken, ontwikkeling van kwaliteitsproducten, (haalbaarheids) studies voor verbetering van verwerking en afzet.

    • -

      De LIB-bijdrage (steunintensiteit) aan door derden ingediende projecten bedraagt maximaal 40%. Voor training en voorlichting van agrarische ondernemers kan de LIB-bijdrage incidenteel maximaal 100% bedragen. Voor investeringen in de extra kosten verband houdende met de bescherming of de verbetering van het milieu, de verbetering van hygiënische omstandigheden van veebedrijven of het welzijn van dieren kan maximaal 60% steun worden verleend, voorzover deze investeringen verder gaan dan de minimale geldende voorschriften van de Europese Unie. Wanneer het overheidsbelang erg groot is kan het LIB als opdrachtgever optreden (voor onderzoeken en inventarisaties) met een maximale bijdrage van 100%.

    • -

      Per subsidieaanvraag wordt niet meer dan 35.000,- euro per jaar aan steun verleend, met een maximum van 100.000,- euro voor drie jaar per project.

    • -

      Er wordt afstemming gezocht met andere fondsen om projecten bij het juiste fonds onder te brengen en onnodige cumulatie van subsidies te voorkomen.

    • -

      Alleen meerkosten ten opzichte van de gangbare bedrijfsvoering komen voor ondersteuning in aanmerking. Hierbij kan worden gedacht aan specifieke voorlichting, opzetten van samenwerkingsverbanden, marktontwikkeling, advisering, marktonderzoeken, specifieke investeringen met een verhoogd risico en dergelijke.

    • -

      Een bijdrage wordt voor maximaal één jaar toegezegd. Voortzetting van meerjarige projecten wordt op basis van de voortgang en het perspectief, jaar op jaar beoordeeld.

    • -

      In het project moet ruimte zijn gecreëerd om de resultaten uit te dragen naar zowel sectorgenoten als partners in de keten.

Relatie met en toetsing aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag)

Artikel 4

Ieder voornemen tot de toekenning van subsidie op grond van deze regeling zal door Gedeputeerde Staten worden getoetst aan de “De minimisverordening”.

Artikel 5

Ieder voornemen tot de toekenning van subsidie op grond van deze regeling, dat niet onder de termen van de in artikel 4 genoemde verordening valt, zal door Gedeputeerde Staten worden getoetst aan de “Vrijstellingsverordening”.

Artikel 6

De Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant is belast met de uitvoering van de volgende onderdelen van de Vrijstellingsverordening:

  • - Artikel 14, inhoudende beoordeling met betrekking tot bevordering van productie van kwaliteitslandbouwproducten, voor zover het betreft marktonderzoeken, bedenken dan wel vormgeven van producten ter bevordering van de productie en afzet van kwaliteitsproducten als bedoeld in artikel 32 van de verordening 1698/2005 (art. 14 lid 2 onder a, lid 3 en lid 5 verordening 1857/2006).

  • - Artikel 15, inhoudende de beoordeling met betrekking tot technische ondersteuning in de landbouwsector, voor zover het betreft ondersteuning in kennisontwikkeling en kennisoverdracht voor landbouwers en bedrijfsmedewerkers in de vorm van kosten voor het organiseren van voorlichtings- en opleidingsprogramma’s, adviezen gericht op innoveren van het bedrijf, kosten voor het organiseren van fora voor kennisuitwisseling tussen bedrijven bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdeel d van Verordening 1857/2006, toepassing van wetenschappelijke kennis op bedrijfsniveau en kennisverspreiding door middel van publicaties (art. 15 Verordening 1857/2006).

  • - Artikel 4 Investeringen in landbouwbedrijven, voor zover het betreft investeringen in onroerend goed, materieel en de daarvoor benodigde inhuur van adviseurs en (haalbaarheids)studies ten behoeve van verlaging productiekosten, verbetering en omschakeling van de productie, verhoging van de productkwaliteit, verbetering dierwelzijn en ten behoeve van verbetering van het natuurlijk milieu (art. 4, lid 4 Verordening 1857/2006).

  • - De subsidie zoals vermeld in de artikelen 14 en 15 van de Verordening wordt niet verleend aan de agrariërs (producenten) maar aan de dienstverlenende partijen.

  • - De subsidie wordt alleen verleend aan activiteiten die plaatsvinden op gezonde levensvatbare kleine en middelgrote landbouwbedrijven en concrete resultaten leveren voor soortgelijke bedrijven.

Middelen en Subsidieplafond

Artikel 7

  • 1 Ten behoeve van de subsidieverlening in het kader van het Activiteitenprogramma Stuurgroep LIB 2012-2015 geldt voor de periode 1-1-2012 tot en met 31-12-2015 een jaarlijks subsidieplafond van € 500.000,00 (waaraan jaarlijks de provincie voor € 349.934,04 bijdraagt en de ZLTO voor € 150.065,96).

  • 2 De volgorde van binnenkomst van de complete, voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking komende subsidieverzoeken bij de secretaris van de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant is bepalend voor de afhandeling ervan.

  • 3 Per project wordt een maximale subsidie van € 35.000,- euro per jaar verstrekt.

Toekennen van extern mandaat

Artikel 8

Bij de tenuitvoerlegging van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, en bij de toepassing van de deze regeling wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat het college van Gedeputeerde Staten extern mandaat heeft verleend.

Artikel 9

Het extern mandaat luidt overeenkomstig het schriftelijk besluit van het college van Gedeputeerde Staten waarin het is vastgesteld en is gepubliceerd.

Aanvraagprocedure

Artikel 10

  • a.

    Aanvragen om subsidie worden ingediend bij de secretaris van de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant.

  • b.

    Aanvragen die bij het college van Gedeputeerde Staten worden ingediend worden geacht te zijn ingediend bij de secretaris van de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant.

    Het college van Gedeputeerde Staten zendt aanvragen, bedoeld onder het voorgaande lid, onverwijld door aan de secretaris van de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant, onder gelijktijdige vermelding daarvan aan de aanvrager.

  • c.

    Ten aanzien van de uitvoering van deze regeling is de datum van ontvangst van de aanvraag, eventueel na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht gecompeteerde stukken, bepalend.

Afwijken van deze regeling

Artikel 11

Gedeputeerde Staten kunnen van het, in deze regeling bepaalde, afwijken, dan wel daarvoor toestemming geven, indien de onverkorte toepassing ervan de doelstellingen van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, zou doorkruisen.

Citeertitel

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant.

Inwerkingtreding

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking op de tiende werkdag na publicatie ervan in het Provinciaal Blad.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 28 maart 2006.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten