Verstrekkingenbesluit voorzieningen gehandicapten Deventer 2004

Geldend van 05-01-2004 t/m heden

Intitulé

Verstrekkingenbesluit voorzieningen gehandicapten Deventer 2004

(Wet en Verordening voorzieningen gehandicapten)

HOOFDSTUK I. ALGEMENE ZAKEN

Artikel 1.1. Verwijtbare schade

De kosten van reparatie of vervanging van voorzieningen in het kader van de Wvg na schade, veroorzaakt door opzet of verwijtbare onachtzaamheid van de gehandicapte of dienst huisgenoten, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 1.2. Niet voorzien beleid

In zaken waarin dit Verstrekkingenbesluit niet voorziet, zijn de Beleidsregels van de VNG van toepassing.

HOOFDSTUK II ADVIES

Artikel 2.1 Inhoud advies

  • 1.

    Het Regionaal Indicatie Orgaan Midden IJssel (RIO) , hierna te noemen de medisch adviseur, draagt in opdracht van de gemeente Deventer zorg voor de medische advisering ten behoeve van het al dan niet verstrekken van voorzieningen in het kader van de Wvg.

  • 2.

    De medisch adviseur doet in zijn advies een gemotiveerde uitspraak:

  • a.

    over de vraag of aanvrager ergonomische belemmeringen ondervindt op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen;

  • b.

    over de vraag of de bij de aanvragen geconstateerde beperkingen relevant zijn in het kader van de Verordening en de bijbehorende beleidsregels van de gemeente Deventer en of een voorziening in het kader van de Verordening en beleidsregels noodzakelijk is;

  • c.

    over welk soort vervoersvoorziening, rolstoel of woonvoorziening, al dan niet in combinatie, als goedkoopste adequate voorziening een oplossing biedt / bieden, voor de belemmeringen die de aanvraag ondervindt;

  • d.

    over aan welk programma van eisen de geadviseerde voorziening(en) moet(en) voldoen

  • 3.

    De medisch adviseur brengt bij een adviesaanvraag voor meerdere voorzieningen voor een aanvrager een integraal advies uit, dat wil zeggen bij zijn keus voor (een combinatie van) voorziening(en) als oplossing voor geconstateerde beperkingen en belemmeringen beziet de medisch adviseur deze voorzieningen in onderlinge samenhang.

Artikel 2.2 Inschakeling van derden

  • 1.

    De medisch adviseur is gerechtigd voor de uitvoering van de adviestaak derden in te schakelen.

  • 2.

    De medisch adviseur is verantwoordelijk voor werkzaamheden, die deze derden in het kader van deze adviestaak verrichten.

Artikel 2.3 Informatie

De medisch adviseur verstrekt aan de gehandicapten ten aanzien van wie wordt geadviseerd informatie over zijn werkwijze en in beginsel over de strekking van zijn advies.

Artikel 2.4. Eisen aan advies

De medisch adviseur legt in het advies in ieder geval de onderstaande gegevens vast:

  • §

    datum waarop het verzoek om advies is ontvangen;

  • §

    door de gemeente aangegeven cliëntnummer en / of registratienummer;

  • §

    de persoonsgegevens van de aanvrager;

  • §

    de door de aanvrager gewenste voorziening;

  • §

    de wijze waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;

  • §

    een gemotiveerde uitspraak conform de reikwijdte van het gevraagde advies.

Artikel 2.5. Herindicatie vervoersvoorziening

Voor personen jonger dan 65 jaar wordt iedere 2 jaar, tot het bereiken van de 65 jarige leeftijd, het recht op een vervoersvoorziening herbeoordeeld. Deze herbeoordeling kan bestaan uit een hernieuwd extern advies of uit het door cliënt ondertekenen van een zogenaamde eigen verklaring.

HOOFDSTUK III WOONVOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Primaat zelfstandig wonen

Een woonvoorziening (eventueel met Thuiszorg) verdient de voorkeur boven opname in een AWBZ-instelling, tenzij - gezien het ziekteverloop - blijkt dat een woonvoorziening uiteindelijk noch de goedkoopste noch een adequate oplossing zal zijn.

Artikel 3.2 Keuze woonvoorziening

Het college verstrekt een gehandicapte een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van de huidige woonruimte, indien een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Artikel 3.3 Kostenafweging

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting is niet de goedkoopst adequate woonvoorziening indien de totale kosten van verhuizing en inrichting hoger zijn dan de aanpassingskosten van de huidige woonruimte.

  • 2.

    De totale kosten van de verhuizing en inrichting worden gevormd door:

  • a.

    de verhuiskostenvergoeding voor de gehandicapte;

  • b.

    de kosten van het eventueel aanpassen van de nieuwe woning;

  • c.

    de kosten van het eventueel vrijmaken van de nieuwe woning;

  • d.

    de kosten van een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.

Artikel 3.4 Urgente oplossing woonprobleem

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting is niet de goedkoopst adequate oplossing indien een snelle oplossing van een woonprobleem om medische redenen dringend geboden is en aanpassing van de huidige woonruimte relevant sneller kan worden gerealiseerd dan verhuizing naar een andere geschikte woonruimte.

Artikel 3.5 Adequate woonvoorziening

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting is niet de goedkoopst adequate woonvoorziening indien een verhuizing, vanwege de sociale omstandigheden van de gehandicapte, geen redelijke en billijke oplossing voor het woonprobleem van de gehandicapte vormt

  • 2.

    Bij in eerste lid genoemde afweging worden tenminste de volgende factoren meegenomen:

  • a.

    de binding van de gehandicapte met de buurt;

  • b.

    de aanwezigheid en afstand tot verschillende voorzieningen;

  • c.

    de aanwezigheid van mantelzorg;

  • a.

    de consequenties van de woonvoorziening voor de woonlasten van de gehandicapte;

  • b.

    de afstand tot de werkplek van de gehandicapte van de oude en nieuw woning.

Artikel 3.6 Verhuis- en Inrichtingsvergoeding

De Nederlander verhuist gemiddeld 7 maal in zijn leven, je zou kunnen zeggen dat verhuizen een algemeen gebruikelijke voorziening is, waar men geacht wordt voor te kunnen sparen. Dat laatste is niet mogelijk, wanneer er sprake is van een medische urgentie. Die medische urgentie blijkt in Deventer uit de toekenning van een zogenaamde blauwe kaart. Uitsluitend wanneer iemand moet verhuizen en in het bezit is van een blauwe kaart, kan een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding worden toegekend.

Artikel 3.7 Niveau woonaanpassing

  • 1.

    Voor het kwaliteitsniveau van de woningaanpassingen wordt aangesloten bij de eisen zoals deze in het Bouwbesluit zijn gesteld.

  • 2.

    Indien de gehandicapte een duurdere woningaanpassing wenst dan de in het eerste lid genoemde zijn de extra kosten die hieraan verbonden zijn geheel voor rekening van de gehandicapte. Deze extra kosten zijn niet aan te merken als een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 6 lid 1 Wvg.

  • 3.

    Het college is bevoegd te kiezen voor een woningaanpassing die duurder is dan de goedkoopst adequate oplossing, indien deze woningaanpassing beter geschikt is voor hergebruik dan de goedkoopst adequate oplossing. De extra kosten die hieraan zijn verbonden komen niet ten laste van betrokkene.

Artikel 3.8 Subsidiebeschikking

  • 1.

    Het college verleent een beschikking waarin de voorlopige subsidiabele kosten en overige subsidievoorwaarden worden vermeld.

  • 2.

    Indien bij de gereedmelding blijkt dat de werkelijke kosten van de voorziening waarvoor subsidie is verleend, hoger zijn dan de voorlopige subsidiabele kosten, kan het college deze vergoeden indien blijkt dat deze extra kosten niet te voorzien waren en terstond aan het college zijn gemeld.

  • 3.

    Indien bij de gereedmelding blijkt dat de werkelijke kosten van de voorziening waarvoor subsidie is verleend lager zijn dan de voorlopige subsidiabele kosten, vergoedt het college de lagere kosten.

Artikel 3.9 Verwijderen woonvoorzieningen

Het college kan in overleg met de woningeigenaar een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het verwijderen van woonvoorzieningen, indien binnen een redelijke termijn geen nieuwe bewoner voor de aangepaste woning is gevonden.

Artikel 3.10 Frequentie woonvoorzieningen

Het college kan afwijken van artikel 2.11 eerste lid van de Verordening indien er aantoonbaar sprake is van zwaarwichtige redenen, waarbij andere woonruimte een onontkoombare voorwaarde is voor maatschappelijk verantwoord functioneren.

Artikel 3.11 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

In een veranderende maatschappij kan het voorkomen, dat bepaalde voorzieningen niet meer afwijkend zijn van het normale levenspatroon. Op grond van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn, onder andere, inmiddels algemeen gebruikelijk verklaard:

  • §

    thermostaatkranen, éénhandelmengkranen en glijstangen;

  • §

    Spartamet;

  • §

    meerkosten automaat en meerkosten stuurbekrachtiging;

  • §

    fiets met verlaagde instap

Er is sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening wanneer die voorziening voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de voorziening is niet specifiek bestemd voor een gehandicapte

  • b.

    de voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar

  • c.

    de voorziening is zowel voor de gehandicapte als voor de niet gehandicapte even duur.

Dergelijke voorzieningen worden niet meer op grond van de Wvg vergoed.

Artikel 3.12 Cara-woonvoorziening

  • 1.

    Het college verstrekt een gehandicapte een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervanging van vloerbedekking in de woonkamer en slaapkamer van betrokkene, indien het treffen van deze voorziening als gevolg van chronische bronchitis of astma medisch noodzakelijk is. De hoogte van de verstrekking is gerelateerd aan de leeftijd van de vloerbedekking.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in eerste lid, is vermeld in

    het Besluit financiële tegemoetkomingen.

  • 3.

    Indien de gehandicapte bij aanschaf van de vloerbedekking redelijkerwijs had kunnen

    weten dat hij overgevoelig zou reageren op bepaalde stoffen die in het artikel

    aanwezig zijn, wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

  • 4.

    Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, maximaal éénmaal in de acht jaar.

Artikel 3.13 Rolstoelvast tapijt

  • 1.

    Het college verstrekt een gehandicapte een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervanging van de vloerbedekking door een rolstoelvast tapijt, indien het gebruik van de rolstoel deze vervanging dringend noodzakelijk maakt. De hoogte van de verstrekking is gerelateerd aan de leeftijd van de vloerbedekking.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in eerste lid, is vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen.

  • 3.

    Indien de gehandicapte redelijkerwijs had kunnen weten dat de huidige vloerbedekking ongeschikt zou zijn voor gebruik met rolstoel, wordt geen financiële tegemoetkoming gegeven.

  • 4.

    Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, maximaal éénmaal in de acht jaar.

HOOFDSTUK IV VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor deelname aan het aanvullend vervoer in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het regulier openbaar vervoer of het bereiken van het regulier openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Het CVV is een vorm van collectief vervoer, hetgeen inhoudt dat per rit meerdere mensen vervoerd kunnen worden.

  • 3.

    Van het CVV kan iedere dag van 6.00 tot 01.30 uur gebruik worden gemaakt binnen de gemeentegrenzen van Deventer en de regio; er kan tegen reductietarief gereisd worden tot maximaal 5 zones vanaf de woning. In de praktijk is dat een cirkel van 16 à 17 kilometer rond de woning.

  • 4.

    Het aantal ritten is niet aan een maximum gebonden.

  • 5.

    De verlaagde ritprijs is gekoppeld aan het normale OV-busvervoer. Dit geldt ook voor een eventuele begeleider van de gehandicapte. Voor elke volgende persoon geldt het treintaxitarief.

    Een begeleider die om medische redenen noodzakelijk is, kan gratis meerijden.

  • 6.

    Het CVV geschiedt van deur tot deur.

Artikel 4.2 Forfaitaire vervoerskostenvergoeding

Het college verstrekt een gehandicapte een forfaitaire vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder c van de Verordening, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het aanvullend vervoer onmogelijk maken.

De hoogte van de vergoeding is vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen.

Hierbij valt onder meer te denken aan gehandicapten die:

  • §

    aangewezen zijn op liggend vervoer;

  • §

    vanwege incontinentieproblemen niet op vervoer kunnen wachten en niet in staat zijn om met omwegen (vanwege combinatieritten) op de plek van bestemming te komen;

  • §

    last hebben van ernstige vormen van spasticiteit of spierkrampen.

Artikel 4.3 Driewiel(lig)fiets

Het college stelt een gehandicapte van vijf jaar en ouder een driewiel(lig)fiets in bruikleen ter beschikking, indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek - te denken valt hierbij aan evenwichtsstoornissen - het berijden van een normale fiets voor de gehandicapte onmogelijk maken.

artikel 4.4 Tandem

Het college verstrekt een gehandicapte een tandem, indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek - te denken valt hierbij aan evenwichtsstoornissen of visuele handicap - het berijden van een normale fiets voor de gehandicapte onmogelijk maken.

artikel 4.5 Fiets met hulpmotor

Een fiets is in Nederland een algemeen gebruiksartikel; ook een fiets met hulpmotor is algemeen verkrijgbaar en niet speciaal voor gehandicapten ontwikkeld. De Centrale Raad van Beroep beoordeelt een dergelijke voorziening als algemeen gebruikelijk en deze wordt derhalve niet meer via de Wvg verstrekt.

Artikel 4.6 Aangepaste fiets

Hoewel een normale fiets een algemeen gebruiksartikel is en niet voor vergoeding op grond van de Wvg in aanmerking komt, kunnen op grond van ergonomische beperkingen aanpassingen aan een fiets medisch noodzakelijk zijn.

In een dergelijk geval kan een financiële tegemoetkoming in de meerkosten worden verstrekt tot een maximum van € 450,--.Een dergelijke tegemoetkoming wordt éénmaal in de acht jaar verstrekt.

Artikel 4.7 Loopfiets

Het college verstrekt een gehandicapte een loopfiets in bruikleen, indien zij / hij een goed evenwicht en een goede loopmotoriek heeft, maar aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een loopfiets noodzakelijk maken.

Artikel 4.8 Open elektrische buitenwagen

Het college verstrekt een gehandicapte een open elektrische buitenwagen in bruikleen, indien de gehandicapte zich niet op andere wijze dan met het aanvullend vervoer in de directe omgeving (maximaal 1,5 kilometer) van zijn woning kan verplaatsen.

Artikel 4.9 Gehandicapten Parkeer Kaart of Plaats

  • 1.

    Het college verstrekt een gehandicapte aan wie door de gemeente Deventer een invalidenparkeerplaats op kenteken en / of een landelijke of gemeentelijke parkeerontheffing is toegekend een financiële tegemoetkoming in de kosten van bovengenoemde voorziening, indien het gebruik van een auto de goedkoopst adequate vervoersvoorziening is.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in eerste lid, is gelijk aan de kosten van de toegekende voorziening.

  • 3.

    het college zal aan een gehandicapte de kosten van een GPK vergoeden, wanneer de gehandicapte een financiële tegemoetkoming ogv de Wvg ontvangt voor het gebruik van een eigen auto.

Artikel 4.10 Bruikleenauto

Een gehandicapte kan voor een al dan niet aangepaste bruikleenauto in aanmerkingkomenwanneer geen enkele andere (combinatie van) vervoersvoorziening(en) op een adequate wijze in de vervoersbehoefte kan voorzien.

HOOFDSTUK V ROLSTOELEN

Artikel 5.1 Selectie

  • 1.

    Indien uit de advisering door de medisch adviseur naar voren komt dat een rolstoel de meest adequate voorziening is om de mobiliteitsbeperking van de gehandicapte te verminderen, zal de gehandicapte door het college een rolstoel ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De selectie van de goedkoopst adequate rolstoel zal worden verricht door het RIO Midden IJssel , zonodig in samenspraak met de leverancier

  • 3.

    Indien een gehandicapte een andere, duurdere rolstoel wenst dan de in het tweede lid genoemde, bestaat hiertoe de mogelijkheid, mits de rolstoel in uiteindelijke vorm zich in redelijkheid leent voor ter beschikkingstelling aan andere gehandicapten, dit ter beoordeling van het RIO Midden IJssel, zonodig in samenspraak met de leverancier.

    De extra kosten worden afzonderlijk in rekening gebracht bij de gehandicapte.

Artikel 5.2 Huur

  • 1.

    In de huurprijs, die de gemeente ten behoeve van de gehandicapte ingevolge artikel 4.3 van de Verordening verschuldigd is, zijn inbegrepen:

  • a.

    het reinigen en zo nodig desinfecteren en het technisch nakijken en waar nodig repareren van de rolstoel voorafgaande aan de levering;

  • b.

    het pasklaar afleveren van de rolstoel bij de gehandicapte met meeneming van de oude rolstoel in geval van vervanging;

  • c.

    het verstrekken van informatie over de bediening en het onderhoud van de rolstoel, het overhandigen van een instructieboekje (indien aanwezig) en het leren omgaan met de rolstoel;

  • d.

    het technisch onderhoud en eventuele reparaties (inclusief het vervangingsmateriaal) aan de rolstoel tijdens de huurperiode;

  • e.

    het verzorgen van WA- en Casco verzekering ten behoeve van elektrische rolstoelen;

  • f.

    het plegen van onderhoud volgens specificatie van de fabrikant (bij elektrische rolstoelen / plateaurolstoelen);

  • g.

    vervanging van accu's.

  • 2.

    Onder de in eerste lid genoemde dienstverlening vallen niet reparatie of vervanging na schade veroorzaakt door opzet of verwijtbare onachtzaamheid van de gehandicapte of diens huisgenoten.

  • 3.

    Het college verstrekt geen financiële tegemoetkoming in de kosten die verbonden zijn aan het opladen van de accu's van rolstoelen.

Artikel 5.3 Selectiefactoren

Hoewel de selectie van een rolstoel individueel wordt bepaald, zal een aantal factoren bij iedere selectie een rol spelen. Op basis van deze factoren zal een programma van eisen opgesteld worden waaraan een rolstoel moet voldoen om een adequate voorziening te zijn voor de betreffende gebruiker. Aan de hand van dit programma zal het goedkoopst adequate type rolstoel worden geselecteerd.

a. het gebruik:

gekeken wordt naar de gebruiksfrequentie, de gebruiksduur en het gebruiksdoel.

Uitgangspunt is dat de rolstoel primair een vervoersvoorziening is.

b . het gebruiksgebied:

er zijn drie gebruiksgebieden te onderscheiden:

  • §

    gebruik binnen;

  • §

    gebruik buiten;

  • §

    gebruik binnen en buiten.

c . de aandrijving:

gekeken wordt welke wijze van aandrijving het meest geschikt is voor de gehandicapte. Er zijn drie mogelijke wijzen van aandrijving te onderscheiden:

  • §

    door middel van het eigen lichaam

  • §

    door het bedienen van een ander aandrijfmechanisme

  • §

    voortduwen door anderen

d. de zithouding:

de benodigde zithouding is afhankelijk van de handicap / functionele beperking en van de activiteiten die vanuit de rolstoel moeten worden ondernomen.

e . de meeneembaarheid:

indien de gehandicapte de rolstoel moet kunnen transporteren, is het van belang dat de rolstoel door de gehandicapte eenvoudig ineengeklapt, opgevouwen of gedemonteerd kan worden.

f. antropometrische gegevens:

teneinde een goed passende rolstoel te verstrekken, dient de rolstoel aan de lichaamsmaten van de gehandicapte te worden aangemeten.

Artikel 5.4 Zitorthese

Indien de toepassing van een Zitorthese in een rolstoel noodzakelijk is om de rolstoel of kinderduwwagen tot een adequate voorziening te maken, zal deze in de rolstoel worden aangebracht.

Artikel 5.5 Anti-decubituskussen

Indien de toepassing van een anti-decubituskussen in een rolstoel noodzakelijk is om de rolstoel tot een adequate voorziening te maken, zal deze in de rolstoel worden aangebracht.

Artikel 5.6 Buggy

Aan de ouders of pleegouders van gehandicapte kinderen, die nog niet aan een rolstoel toe zijn, kan afhankelijk van de leeftijd van het kind een buggy in bruikleen worden verstrekt.

Artikel 5.7 Duwwandelwagen

Aan de ouders of pleegouders van een zwaar gehandicapt kind, dat nog niet aan een rolstoel toe is, kan een duwwandelwagen in bruikleen worden verstrekt.

Artikel 5.8 Autozitjes en fietszitjes

Aan de ouders of pleegouders van een gehandicapt kind, ouder dan zes jaar, kan een autozitje of fietszitje in bruikleen worden verstrekt.

Artikel 5.9 Speelvoertuig

De ouders of pleegouders van een gehandicapt kind kunnen voor verstrekking van de volgende speelvoertuigen in aanmerking komen:

  • a.

    speelmobielen en Vliegende Hollanders

  • b.

    kruipwagens en kruiphulpmiddelen

Artikel 5.10 Kindervoorzieningen

De ouders of pleegouders van een gehandicapt kind kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van de volgende specifieke kindervoorzieningen:

  • a.

    zitondersteuningselementen

  • b.

    douche- / toiletstoelen op wielen

De onder a. en b. genoemde voorzieningen kunnen in bruikleen worden verstrekt.

Artikel 5.11. De sportrolstoel

Het college kan een gehandicapte onder dezelfde voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.2. en 4.3. van de Wvg-verordening, ook een andere sportvoorziening verstrekken zoals een racetandem of een zitski, wanneer er sprake is van sportbeoefening in verenigingsverband en wanneer de kosten van de gevraagde sportvoorziening in de dezelfde orde van grootte liggen als van een sportrolstoel.

HOOFDSTUK VI CITEERTITEL

Artikel 6

Dit besluit kan worden aangehaald als: "Verstrekkingenbesluit voorzieningen gehandicapten Deventer 2004" en treedt in werking op 5 januari 2004