Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening afvloeiingsregeling gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeente Assen

Geldend van 14-01-1994 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening afvloeiingsregeling gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeente Assen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder

  • -

    de wet : de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • -

    school : een gemeentelijke school voor voortgezet onderwijs;

  • -

    diensttijd : uitsluitend de tijd, doorgebracht in een betrekking:

    • 1.

      aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs danwel de Overgangswet voortgezet onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten, de instituten waaraan het nieuw vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven, danwel de instituten waaraan het deeltijd vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven - en in de wetten die geacht kunnen worden aan de Wet op het voortgezet onderwijs te zijn voorafgegaan;

    • 2.

      aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lager-onderwijswet 1920 van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld, met dien verstande dat de tijd voor januari 1956 doorgebracht aan een school voor kleuteronderwijs slechts meetelt, indien daaruit inkomsten werden genoten;

    • 3.

      aan een school waarop de Wet op het basisonderwijs of de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs van toepassing is;

    • 4.

      aan een instelling voor MO-opleidingen in de zin van de Wet op de MO-opleidingen;

    • 5.

      aan een instelling waarop de Wet op het hoger beroepsonderwijs van toepassing is;

    • 6.

      aan een school of inrichting als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs;

    • 7.

      aan een instituut voor vormingswerk voor jong volwassenen dat gesubsidieerd wordt volgens de Rijksregeling subsidiëring vormingswerk leerplichtvrije jeugd 1964;

    • 8.

      aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie-academie, de Rijksluchtvaartschool, alsmede het militair wetenschappelijk onderwijs aan het Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire School en de Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van die instellingen voor tenminste 51% door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige Mijnscholen in Limburg voorzover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen betreft;

    • 9.

      aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die van overheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, danwel:

      • -

        aan centra voor vakopleiding aan volwassenen en jong volwassenen;

      • -

        aan gestichten, bedoeld in de Beginselenwet Gevangeniswezen en in Rijksinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet voor de kinderbescherming;

      • -

        aan hier te lande gevestigde instellingen die opleiden voor enig geestelijk ambt;

      • -

        aan door de Nederlandse Overheid gesubsidieerde muziekscholen;

    • 10.

      bij een orgaan als bedoeld in de Wet op het leerlingwezen;

    • 11.

      bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op onze voordracht is geschied, danwel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door ons plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet;

    • 12.

      aan door de gemeente bekostigde schoolbegeleidingsdiensten;

    • 13.

      bij door het rijk bekostigde Nederlandse scholen in het buitenland en bij door het rijk erkende scholen in de huidige en voormalige overzeese gebiedsdelen;

    • 14.

      bij een instelling als bedoeld in de Rijksregeling Basiseducatie;

    • 15.

      bij een instelling als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging (WOV); alsmede de tijd gedurende welke

    • 16.

      de belanghebbende als dienstplichtige in Nederlandse militaire dienst was danwel de deze vervangende dienst bedoeld in de Wet Gewetensbezwaren Militaire dienst; en de tijd welke

    • 17.

      gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van belanghebbende behorende 0 tot 4 jarige eigen-, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren (verzorgingstijd);en de tijd gedurende welke

    • 18.

      de belanghebbende in het genot is geweest van een ontslaguitkering vanwege het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, het Ministerie van Landbouw en Visserij of voor wat de vakonderwijzer betreft van de gemeente. Bij samenloop van bovengenoemde betrekkingen of situaties telt de daarin doorgebrachte diensttijd voor de toepassing van de afvloeiingsregeling slechts eenmaal mee. De diensttijd behoeft niet aaneengesloten te zijn. Is men in een betrekking als bedoeld onder 1 t/m 15 aangesteld en heeft men gedurende die periode buitengewoon verlof genoten als bedoeld in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, dan telt die verloftijd als diensttijd mee.

    • 19.

      voor het onderwijs ondersteunend personeel: de tijd doorgebracht in dienst van het onderwijs danwel de tijd doorgebracht in de dienst van de overheid.

Voor wat betreft artikel 2

  • -

    de belanghebbende: de directeur, leraar of lid van het overige personeel van een school voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het besluit ter uitvoering van artikel 38 van de wet

Voor wat betreft artikel 3

  • -

    de adjunct-directeur: als zodanig het college van burgemeester en wethouders aangesteld;

  • -

    de plaatsvervangend directeur: de adjunct-directeur die door het college van burgemeester en wethouders tevens aangesteld is tot plaatsvervangend directeur.

Artikel 2. Afvloeiing docenten en ledenonderwijs ondersteunend personeel

  • 1.

    Ontslag van in vaste dienst aangestelde belanghebbenden op grond van opheffing van de school of de betrekking, danwel wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs of de dienst van de school, dat de werkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden, geschiedt in de volgende rangorde:

    • 1.

      zij, die zulks wensen;

    • 2.

      zij, die de minste werkelijke diensttijd hebben waarbij jongeren in leeftijd vóór ouderen gaan.

  • 2.

    Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de rangorde, bedoeld in het vorige lid, worden afgeweken, met dien verstande, dat indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.

  • 3.

    Het plan wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigingen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voorzover deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zodanige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.

Artikel 3: Afvloeiing adjucnt-directeuren

  • 1.

    Ontslag van in vaste dienst aangestelde adjunct-directeuren op grond van opheffing van de school of de betrekking, danwel wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs of de dienst van de school, dat de werkzaamheden van één of meer adjunct-directeuren overbodig worden, geschiedt in de volgende rangorde:

    • 1.

      zij, die zulks wensen;

    • 2.

      zij, die de minste werkelijke diensttijd hebben, waarbij jongeren in leef- tijd vóór ouderen gaan.

  • 2.

    Degene, die als plaatsvervangend directeur is aangesteld, vloeit als laatste der adjunct-directeuren af, ongeacht zijn diensttijd.

  • 3.

    Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de rangorde, bedoeld in het eerste en tweede lid worden afgeweken, met dien verstande, dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de adjunct-directeuren kenbaar gemaakt plan.

  • 4.

    Het plan wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigingen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voorzover deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zodanige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.

Artikel 4: Nieuwe diensttijd protocol per 31 juli 1990

  • a.

    Het meeberekenen van de in artikel 1, als punt 5, 14, 15 en 17 genoemde diensttijd, mag voor de belanghebbende die op 31 juli 1990 in vaste dienst aan de school waren verbonden, niet leiden tot een wijziging in hun onderlinge ontslagvolgorde zoals die gold op 31 juli 1990.

  • b.

    Voor het personeel in vaste dienst wordt een verzorgingstijdprotocol vastgesteld met inachtneming van het eerste lid.

  • c.

    Bij beëindiging van het dienstverband verliest de leerkracht de plaats op het protocol.

  • d.

    Indien bij toepassing van artikel 2.1 b of artikel 3 eerste lid onder b belanghebbende voor afvloeiing in aanmerking komt, wordt deze voor ontslag overgeslagen indien deze beschermd wordt door het verzorgingstijdprotocol.

Artikel 5: Overgangsrecht hos.

Voorzover toepassing van artikel 3, eerste lid onder b en tweede lid, en artikel 4 voor de adjunct-directeuren die op 31 maart 1985 en 1 april 1985 in vaste dienst aan de school waren verbonden, leidt tot een wijziging in de onderlinge afvloeiingsvolgorde zoals deze gold op 31 maart 1985 geschiedt de afvloeiing in de op 31 maart 1985 geldende volgorde.

Artikel 6: Fusieprotocol Asser dag- en avondscholengemeenschap 31 juli 1989

Voor de toepassing van het protocol wordt verwezen naar artikel V-R402 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel. Belanghebbenden voorkomend op het protocol worden geacht op 31 maart 1985 in dienst van de school te zijn voor de toepassing van voornoemd artikel.

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.

Artikel 8: Citeerartikel

Deze regeling kan worden aangehaald als "Afvloeiingsregeling voortgezet onderwijs gemeente Assen".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 1993
 
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier