Regeling vervallen per 01-07-2018

Reglement Methodische Personeelsbeoordeling Bestuursdienst 1990

Geldend van 01-11-1990 t/m 30-06-2018

Intitulé

Reglement Methodische Personeelsbeoordeling Bestuursdienst 1990

Reglement Methodische Personeelsbeoordeling Bestuursdienst 1990

Heerhugowaard, 1 november 1990

Inleiding

In het kader van het proces "Werk aan de Winkel" hebben wij het belang van begeleiding en ontwikkeling van medewerkers altijd beklemtoond.

Daarom is het reglement Methodische Personeelsbeoordeling aangepast. In het nieuwe reglement wordt de nadruk gelegd op functioneringsgesprekken. Beoordelingen zijn niet meer aan vaste termijnen verbonden, maar aan beslissingen op het gebied van de rechtspositie.

Het doet ons genoegen, dat in het Georganiseerd Overleg overeenstemming over het nieuwe reglement is bereikt.

Het nieuwe reglement Methodische Personeelsbeoordeling gaat in op 1 november 1990.

Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard

Reglement Methodische Personeelsbeoordeling

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    Medewerker: degene die in vaste dan wel tijdelijke dienst of op arbeidscontract werkzaam is bij de Bestuursdienst van de gemeente Heerhugowaard.

  • b.

    Leidinggevende: een medewerker met volledige leidinggevende bevoegdheden.

  • c.

    Hoofd van de Bestuursdienst: de gemeentesecretaris.

  • d.

    Functiebeschrijving: de conform de regeling functiewaardering vastgestelde beschrijving van de tot de functie behorende taken.

Artikel 2 Functioneringsgesprekken

  • 2.1. Functioneringsgesprekken vinden plaats tussen de individuele medewerker en zijn directe leidinggevende. Doel van een functioneringsgesprek is: de ontwikkeling van de medewerker en van de organisatie op elkaar af te stemmen.

  • 2.2. Zowel de medewerker als de leidinggevende kan het initiatief nemen tot het voeren van een functioneringsgesprek. Met elke medewerker moet in principe minimaal één maal per jaar een functioneringsgesprek plaatsvinden.

  • 2.3. Van de medewerker mag verwacht worden dat hij de bereidheid toont het gesprek aan te gaan. Wanneer de medewerker redenen heeft om niet aan het gesprek deel te nemen, dient hij zich te wenden tot de leidinggevende of de naasthogere leidinggevende. Indien gewenst, kan hij zijn bezwaren bespreken met de sector Personeelszaken.

  • 2.4. Zowel de leidinggevende als de medewerker kunnen de sector Personeelszaken verzoeken om bij het gesprek aanwezig te zijn. De inbreng van de functionaris van de sector Personeelszaken zal erop gericht zijn, het gesprek zo goed mogelijk te doen verlopen.

  • 2.5. De leidinggevende maakt van de inhoud van het functioneringsgesprek een verslag. Minimaal moet het verslag de gemaakte afspraken bevatten, alsmede de resultaten van de gemaakte afspraken in het vorige functioneringsgesprek. Het verslag wordt door de leidinggevende ondertekend, de medewerker wordt uitgenodigd voor ontvangst te tekenen en ontvangt een exemplaar. Indien gewenst, kan de medewerker schriftelijk opmerkingen plaatsen bij het verslag. Het verslag (met eventuele opmerkingen) wordt bewaard door de leidinggevende.

Artikel 3 Beoordelingen

  • 3.1. Een personeelsbeoordeling wordt opgesteld als:

    • -

      een rechtspositionele beslissing genomen moet worden;

    • -

      het functioneren hiertoe aanleiding geeft.

      Een beoordeling wordt in de regel niet opgesteld, zonder dat de daarin voorkomende gezichtspunten eerder aan de orde zijn geweest in functioneringsgesprekken. Uitzonderingssituaties kunnen tot afwijkingen van deze hoofdregel aanleiding geven.

  • 3.2. De beoordeling vindt plaats op basis van de taken, die voortvloeien uit de beschrijving van de functie, die de betreffende medewerker vervult.

  • 3.3. Beoordeeld wordt in hoeverre de medewerker een bijdrage geleverd heeft aan de realisering van de doelen van de afdeling, van de hoofd- of stafafdeling en van de Bestuursdienst.

  • 3.4. De beoordeling wordt opgemaakt door de directe leidinggevende van beoordeelde, in overleg met de naasthogere leidinggevende. De beoordeling wordt op schrift gesteld. Daarbij wordt minimaal vastgelegd:

    • -

      welke taken zijn uitgevoerd;

    • -

      om welke reden bepaalde taken eventueel niet zijn uitgevoerd;

    • -

      wat de beoordeling is van de uitgevoerde taken (kwantitatief en kwalitatief).

  • 3.5. De beoordeling wordt door de directe leidinggevende met de beoordeelde besproken. Wanneer één van beiden dit wenst, kunnen hier ook andere personen bij aanwezig zijn.

  • 3.6. De beoordeling wordt aan de beoordeelde voorgelegd met het verzoek deze voor gezien te ondertekenen.

  • 3.7. Uiterlijk binnen twee weken na het beoordelingsgesprek kan de medewerker bezwaar aantekenen tegen de beoordeling.

  • 3.8. Wanneer na twee weken na het beoordelingsgesprek geen bezwaar is aangetekend, stelt het hoofd van de Bestuursdienst de beoordeling vast.

Artikel 4 Bezwaar en beroep

  • 4.1. Voordat de beoordeling wordt opgesteld, kan de medewerker met de leidinggevende of met de naast hogere leidinggevende in overleg treden over door de medewerker ervaren bezwaren ten aanzien van een juist verloop van de beoordelingsprocedure. Vervolgens zullen afspraken gemaakt worden, die een juist verloop van de procedure zoveel mogelijk bevorderen.

  • 4.2. De medewerker kan bij de naasthogere leidinggevende bezwaar aantekenen tegen de opgemaakte beoordeling, binnen twee weken nadat het beoordelingsgesprek heeft plaatsgevonden.

  • 4.3. Het bezwaar wordt besproken tussen de medewerker, diens directe leidinggevende en de naasthogere leidinggevende. De medewerker kan zich in dit gesprek laten bijstaan door een raadsman of -vrouw.

  • 4.4. Na het gesprek, zoals bedoeld in artikel 4.3. nemen de directe en naast-hogere leidinggevende de beslissing of de beoordeling wel of niet wordt herzien. Zij stellen de medewerker op de hoogte van de beslissing en de motivatie daarbij.

  • 4.5. Wanneer de medewerker zich niet kan verenigen met de beslissing, die naar aanleiding van zijn bezwaar is genomen, kan hij bezwaar aantekenen bij het hoofd van de Bestuursdienst. Het hoofd van de Bestuursdienst hoort in dat geval de betrokken partijen. Tevens wint hij advies in bij de stafafdeling P. en I. Op basis van deze gegevens beslist het hoofd van de Bestuursdienst over het al of niet honoreren van het bezwaar van de medewerker. Hij maakt deze beslissing met redenen omkleed kenbaar aan de betrokken partijen.

  • 4.6. Indien de medewerker zich ook niet kan verenigen met de beslissing van het hoofd van de Bestuursdienst, kan hij tegen deze beslissing beroep aantekenen bij het ambtenarengerecht.

Toelichting

Het doel van de Methodische Personeelsbeoordeling kan als volgt geformuleerd worden:

  • -

    het signaleren welke capaciteiten, beperkingen en belangstelling een medewerker heeft en wat zijn toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden zijn;

  • -

    het vanuit de organisatie "sturen" en zonodig verbeteren van de zowel door de individuele medewerker, als de afdeling/sector waartoe deze behoort, geleverde kwaliteit van de produktie.

De gespreksvorm die het beste bij dit doel past, is het functioneringsgesprek. Hiermee krijgt de leidinggevende een instrument waarmee hij kan bevorderen dat de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker zo optimaal mogelijk kan aansluiten bij de ontwikkeling van de organisatie en omgekeerd.

Dit gespreksmodel biedt vele mogelijkheden. De frequentie kan variëren. In mini vorm is het mogelijk dit model bijna dagelijks te hanteren. Het kan als werkgesprek 1 x per week of per maand plaatsvinden. Als functioneringsgesprek zullen niet zozeer de "van dag tot dag" problemen naar voren komen, maar eerder de meer structurele zaken.

De beoordeling is in het systeem vooral bedoeld ter ondersteuning van rechtspositionele beslissingen.

Artikel 2

In het systeem van Methodische Personeelsbeoordeling nemen functioneringsgesprekken een centrale plaats in. Het functioneringsgesprek heeft als doel de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker zo optimaal mogelijk te laten aansluiten bij de ontwikkeling van de organisatie en omgekeerd. In het gesprek komt het functioneren in brede zin aan de orde: de visie van de leidinggevende op het functioneren van de medewerker, de omstandigheden waaronder de functievervulling plaatsvindt, eventuele knelpunten, de visie van de medewerker op het eigen functioneren en op dat van de leidinggevende, voor zover het van invloed is op het eigen functioneren. Concrete zaken die hierbij aan de orde kunnen komen zijn de omstandigheden waaronder het werk verricht wordt (o.a. werkomstandigheden, hulpmiddelen en van belang zijnde ontwikkelingen), de eventuele benodigde aanvullende kennis en vaardigheden die nodig zijn en de ontwikkelingen op lange termijn. Het functioneringsgesprek kan ook het karakter van loopbaanbegeleiding krijgen.

Van een functioneringsgesprek wordt een verslag gemaakt, waarin minimaal de gemaakte afspraken vastgelegd worden. In een volgend functioneringsgesprek wordt besproken in hoeverre gemaakte afspraken zijn nagekomen en tot welke resultaten dat heeft geleid.

Van elke medewerker wordt verwacht, dat hij/zij bereid is aan functioneringsgesprekken deel te nemen. Uiteindelijk kan geen medewerker gedwongen worden tot het voeren van functioneringsgesprekken tegen zijn zin. Het afzien van het voeren van deze gesprekken betekent wel dat de relatie met de leidinggevende als verstoord moet worden beschouwd.

Artikel 3

Een beoordeling wordt opgemaakt wanneer er een rechtspositionele beslissing moet worden genomen: aanstelling in vaste dienst, een beloningsmaatregel, e.d. Ook dient een personeelsbeoordeling ten grondslag te liggen aan een beslissing om een bevordering of periodieke verhoging niet toe te kennen. Het kan voorkomen dat een leidinggevende van mening is dat het functioneren van een medewerker niet aan de eisen voldoet. Als hij vervolgens constateert dat functioneringsgesprekken hier geen verbetering in aanbrengen, zal hij een personeelsbeoordeling moeten opmaken.

De medewerker kan zelf ook verzoeken om een personeelsbeoordeling op te laten maken.

De beoordeling vindt plaats op basis van de vastgestelde functiebeschrijving. Hieruit blijkt welke taken door de medewerker uitgevoerd moeten worden. Wanneer bepaalde taken niet uitgevoerd zijn, wordt melding gemaakt van de redenen waarom dit niet is gebeurd.

De criteria waarop beoordeeld wordt, worden afgeleid van de doelen van de betreffende afdeling en van de Bestuursdienst. Nagegaan wordt, in hoeverre de medewerker een bijdrage heeft geleverd aan de realisatie van deze doelen, uiteraard binnen de taken die betrokkene heeft uitgevoerd.

Artikel 4

Bezwaren tegen beoordelingen moeten "in de lijn" opgelost worden. Het gaat immers om meningsverschillen die betrekking hebben op het functioneren in de dagelijkse praktijk. Daarop hebben lijnfunctionarissen het meest direct zicht. Aangezien bij een dergelijk geschil de medewerker zichzelf in een zwakke positie kan voelen, is het redelijk dat hij zich kan laten bijstaan door een raadsman of -vrouw. De keuze is aan de medewerker: raadsman of -vrouw kan zowel een collega zijn, als een externe belangenbehartiger. Ook is het denkbaar dat de medewerker een beroep op een derde doet om het gespreksverloop tussen de partijen te bewaken en te begeleiden. Verder kan de medewerker vóóraf overleggen met zijn chef of met de naast-hogere leidinggevende over de te volgen procedure. Dit kan van belang zijn, wanneer de medewerker bijvoorbeeld van mening is dat problemen in de werksituatie de beoordeling op een negatieve manier beïnvloeden.

In laatste instantie wordt het bezwaar aan het hoofd van de Bestuursdienst voorgelegd. Aangezien het geschil in dat stadium al vrij uitvoerig besproken is, zal het hoofd van de Bestuursdienst een eindbeslissing moeten nemen. Hij zal daartoe in elk geval de betrokken partijen moeten horen om zich op de hoogte te stellen van de inhoud van het geschil. Daarnaast zal hij moeten nagaan of de juiste procedurele weg is gevolgd en of het geschil wellicht nog op een andere wijze dan door een eindbeslissing van het hoofd van de Bestuursdienst op te lossen is. Daarom zal hij in een dergelijke situatie ook advies inwinnen bij de stafafdeling P. en I.

Heerhugowaard, 25 september 1990

Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard,

de secretaris, de burgemeester,