Regeling vervallen per 09-04-2020

Beleidsnota Wegenbeheer, Module A12, Essentiële Herkenbaarheidkenmerken

Geldend van 13-12-2007 t/m 08-04-2020

Intitulé

Beleidsnota Wegenbeheer, Module A12, Essentiële Herkenbaarheidkenmerken

De Gedeputeerde staten stellen de Beleidsnota Wegenbeheer vast.

§ 1 INLEIDING

§ 1.1 Aanleiding

Het is voor de weggebruiker niet altijd even duidelijk op wat voor categorie weg hij rijdt en welk (snelheids)gedrag daar gewenst is. Om die duidelijkheid te scheppen heeft het Nationaal Mobiliteitsberaad besloten tot implementatie van de essentiële herkenbaarheidkenmerken (EHK). In het Nationaal Mobiliteitsberaad hebben bestuurlijke vertegenwoordigers van rijk en decentrale overheden zitting.

De CROW-begeleidingsgroep Essentiële Herkenbaarheidkenmerken heeft in opdracht van het Nationaal Mobiliteitsberaad een set van essentiële herkenbaarheidkenmerken ontwikkeld. Dit heeft geresulteerd in publicatie 203: de Richtlijn Essentiële Herkenbaarheidkenmerken van weginfrastructuur; wegwijzer voor implementatie. Deze richtlijn is bedoeld om wegbeheerders behulpzaam te zijn bij de implementatie van de essentiële herkenbaarheidkenmerken. Het belangrijkste onderdeel van de implementatie is de toepassing van de nieuwe configuratie van as- en kantmarkeringen en rijrichtingscheiding op de onderscheiden wegcategorieën, zoals de enkelbaans stroomweg, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg.

De richtlijn ligt in de lijn van de uitwerking van Duurzaam Veilig, zoals deze in het Handboek Wegontwerp voor wegen buiten de bebouwde kom en in de ASVV 2004 voor wegen binnen de bebouwde kom is geoperationaliseerd in ontwerpeisen. De provincie heeft met het opstellen van het rapport “Tussenstap naar een Duurzaam Veilig wegennet, Implementatieplan Brabants EHK” invulling gegeven aan de vertaling van de CROW-publicatie 203 naar de situatie op de provinciale wegen in Noord-Brabant.

§ 1.2 Doelstellingen

Doelstellingen van dit beleid over de EHK zijn:

  • -

    Gevolg geven aan het besluit van het Nationaal Mobiliteitsberaad tot landelijke implementatie van de EHK;

  • -

    Handvatten aan te reiken voor de voorbereiding, uitvoering en beheer van de EHK;

  • -

    Het ondersteunen van de PVVP-doelstelling over de tijdige invoer van de EHK in de provincie Noord-Brabant (zie tabel 1, § 2.4 Provinciaal- Verkeer en Vervoer Plan).

§ 1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 behandelt de kaders van EHK in algemene zin. Het hoofdstuk beschrijft onder meer de van toepassing zijnde wetgeving en regelgeving en de beleidsmatige aspecten die relevant zijn bij EHK, in relatie tot de zorgplicht van de provinciale voor haar wegen. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsregels die de provincie hanteert over EHK.

§ 2 KADERS

Dit beleid staat niet op zichzelf. Het houdt verband met landelijke, provinciale en gemeentelijke regelgeving en met vastgesteld beleid.

§ 2.1 Het belang van EHK voor weggebruikers

Duurzaam Veilig is in Nederland hét sleutelwoord in de aanpak van verkeersonveiligheid. Preventie is het uitgangspunt: in een duurzaam veilig wegverkeerssysteem worden fouten voorkomen door vereenvoudiging van de infrastructuur en door vermijding van de kans op conflicten. De weg moet als het ware ‘self explaining’ zijn en ertoe leiden dat de weggebruiker als vanzelf het gewenste gedrag vertoont. De weginrichting dient daarom te passen binnen de eisen die Duurzaam Veilig stelt.

Voldoen aan deze eisen kost geld, tijd en moeite. Het bereiken van het eindplaatje van Duurzaam Veilig voor het hele Nederlandse wegennet kan een lange periode in beslag nemen. Daarom is door het Nationaal Mobiliteitsberaad besloten de herkenbaarheid van de wegcategorieën Duurzaam Veilig eerst uit te werken, zodat het voor de weggebruiker sneller duidelijk is welk (snelheids)gedrag van hem wordt verwacht. Het belang van de EHK ligt dus vooral bij de weggebruiker die door een duidelijker inrichting en markering van de weg veiliger verkeersgedrag vertoont, met het oog op het voorkomen van ongevallen.

§ 2.2 Belangen

In landelijke wetgeving is de zorgplicht van de provincie als wegbeheerder verankerd. Deze zorgplicht blijkt enerzijds uit de Wegenwet. Artikel 15 van de Wegenwet bepaalt dat de provincie verplicht is haar openbare wegen, inclusief bijbehorende bermen en sloten, te onderhouden. Het onderhoud is mede bedoeld om de kwaliteit en bruikbaarheid van de wegen in stand te houden. Anderzijds moet de provincie in het kader van haar zorgplicht, op grond van artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994, diverse belangen beschermen. Hieronder vallen belangen als het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg.

§ 2.3 Doorgetrokken strepen

Wegbeheerders passen reeds enkele tientallen jaren doorgetrokken strepen toe op haar wegen. De betekenis van doorgetrokken strepen is vastgelegd in artikel 76 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) . Dit artikel is tevens van toepassing wanneer het verkeer wordt gescheiden door dubbele doorgetrokken strepen . Over de toegestane tussenruimte van dubbele doorgetrokken strepen bepaalt het Europese Verdrag inzake verkeerstekens dat de afstand mag variëren van 0,10 meter tot 0,18 meter.

In het verleden is regelmatig discussie ontstaan over het al dan niet mogen overschrijden van (dubbele) doorgetrokken strepen. De discussie spitste zich toe op de vraag of doorgetrokken strepen vallen onder de werking van artikel 76 RVV 1990 (overschrijdingsverbod van doorgetrokken strepen) óf onder de werking van artikel 10 RVV 1990 (bestuurders, met uitzondering van fietsers, bromfietsers, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en ruiters gebruiken de rijbaan). Het Gerechtshof Leeuwarden heeft in verschillende uitspraken hierover duidelijkheid gegeven .

Het Gerechtshof concludeert – kort samengevat – dat bij de vraag of er sprake is van een doorgetrokken streep bepalend is of de wegmarkering zich aan de gemiddelde weggebruiker voordoet als doorgetrokken streep waarvoor het overschrijdingsverbod in de zin van artikel 76 RVV 1990 van toepassing is. Bij wegen waarbij op het centrale deel van de rijbaan meer dan één doorgetrokken streep is aangebracht, is voor de beoordeling niet alleen de onderlinge afstand tussen de strepen bepalend maar bijvoorbeeld ook de onderlinge verhouding tussen de breedte van de strepen en die van de tussenruimte. In het geval dat de weg door haar inrichting zich voordoet als weg waar de rijstroken van elkaar gescheiden worden door een afgegrensde tussenruimte met dubbele strepen, kan geen sprake zijn van doorgetrokken streep in de zin van artikel 76 RVV 1990. De streep bevindt zich immers niet tussen de rijstroken, maar tussen de rijstrook en de tussenruimte/middenberm. Daarmee is een dergelijke doorgetrokken streep te beschouwen als linker kantstreep, die het niet voor rijverkeer bestemde middengedeelte afscheidt van dat deel van de rijbaan wat wel voor het rijverkeer bestemd is. Voor zover een weggebruiker zich bevindt op de tussenruimte/middenberm is sprake van een overtreding van artikel 10 RVV 1990. De kantstreep aan de rechterzijde is bedoeld ter ondersteuning van bestuurders om hun voertuig veilig op de weg te houden. Deze kantstreep mag de bestuurder wel overschrijden.

Met betrekking tot de vraag wanneer sprake is van een doorgetrokken streep, geldt als uitgangspunt dat tekens op het wegdek die een gebod of verbod inhouden moeten zijn aangebracht in overeenstemming met de voorschriften van het RVV 1990 en daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften. De weggebruiker moet ervan uitgaan dat de wegbeheerder deze gevolgd heeft bij het inrichten van haar wegen. Voor zover de wegbeheerder daaraan niet kan voldoen en de weg niet in overeenstemming kan brengen met de regelgeving of de regelgeving niet is aangepast aan de wijze waarop op grond van de CROW-richtlijn 203 wegen worden ingericht, kan de wegbeheerder duidelijkheid creëren door gebods- of verbodsborden te plaatsen (bijvoorbeeld bord F01 uit bijlage 1 behorende bij het RVV 1990: verbod voor motorvoertuigen op het onderling inhalen).

Voor de toepassing van EHK in de praktijk betekent het bovenstaande het volgende. In het geval dat asmarkering is uitgevoerd als een dubbele doorgetrokken streep met een tussenruimte van 0,18 meter of minder, dan is het verboden voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen. Het plaatsen van een bord F01 kan achterwege blijven. Indien de tussenruimte meer dan 0,18 meter is, dan is artikel 10 RVV 1990 van toepassing. Het bord F01 is dan per definitie niet noodzakelijk. In de lijn van het bovenstaande kan de wegbeheerder besluiten om het bord F01, onder andere borden, toch te plaatsen.

§ 2.4 Provinciaal Verkeers- en Vervoer Plan

Op basis van de landelijke Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit zijn nieuwe beleidslijnen ontwikkeld en ingezet. Deze beleidslijnen heeft de provincie vervolgens vertaald in het Provinciaal Verkeers- en Vervoer Plan (PVVP). Speerpunten in het PVVP zijn:

  • -

    Mobiliteit op Maat: Gedifferentieerde bereikbaarheid en samenhangende netwerkbenadering;

  • -

    De reiziger: Een van-deur-tot-deur benadering en betrouwbare reistijd;

  • -

    Een juiste balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid; een balans die per situatie kan verschillen.

De provinciale politiek heeft op basis van haar Missie en Visie doelstellingen geformuleerd voor mobiliteitsvraagstukken. De doelen van het PVVP vormen daarin een onmisbaar onderdeel. De provincie heeft de doelen uit het PVVP vertaald naar effectdoelen en prestatiedoelen. Navolgende tabel geeft deze weer in relatie tot wegmarkeringen.

Tabel 1: Doel PVVP in relatie tot EHK

Telos- balans

Hoofddoel PVVP

Effectdoel

Effect-indicator

Prestatiedoel

Prestatie-indicator

Sociaal-cultureel

Verbetering veiligheid

Verkeers-veiligheid

- Aantal doden per jaar

- Minimaal 50% van alle provinciale wegen in 2010 nieuwe wegmarkeringen.

Percentage wegen per wegcategorie volledig uitgerust cf. Handboek Wegontwerp CROW.

 

 

 

- Aantal ziekenhuis-gewonden per miljoen voertuig-kilometers op provinciale- en rijkswegen.

- Minimaal 25% van het provinciaal wegen-net volledig ingericht cf. Duurzaam Veilig.

 

§ 2.5 Duurzaam Veilig

De provincie richt haar wegen zo veel mogelijk in volgens het principe Duurzaam Veilig. Dit betekent onder meer dat de provincie haar wegen zoveel mogelijk op uniforme wijze inricht. De inrichting van de wegen volgens dit concept beoogt een reductie van het aantal verkeersslachtoffers door middel van een systeem waarin functie, vorm, regelgeving en gebruik op elkaar zijn afgestemd en waarbij wordt uitgegaan van de beperkingen van de verkeersdeelnemer.

Belangrijke punten uit het Duurzaam Veilig concept zijn:

  • -

    Het onderscheiden van 3 wegcategorieën: stroomwegen (SW), gebiedsontsluitingswegen (GOW) en erftoegangswegen (ETW). Bij elke categorie hoort een bepaalde functie en een bepaald gedrag van de weggebruiker. De provincie heeft vooral GOW’s in beheer en onderhoud;

  • -

    Het zodanig inrichten en herkenbaar maken van deze categorieën voor de weggebruiker zodat deze het gewenste weggedrag vertoont.

De provincie heeft de principes van Duurzaam Veilig vertaald naar twee speerpunten:

  • 1.

    Herinrichting van wegen conform de principes van Duurzaam Veilig;

  • 2.

    De herkenbaarheid van de verschillende wegcategorieën verbeteren.

Ad. 1: Herinrichting van wegen conform de principes van Duurzaam Veilig

De provincie legt de nadruk op maatregelen die sterk bijdragen aan het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers en/of maatregelen met een grote kosteneffectiviteit, zoals het aanleggen van vrijliggende fietspaden, het aanleggen van semi-verhardingen in de bermen langs de verhardingen en het zorgen voor voldoende obstakelvrije ruimte langs provinciale wegen.

Ad. 2: De herkenbaarheid van de verschillende wegcategorieën verbeteren

Om de herkenbaarheid van de verschillende wegcategorieën volgens Duurzaam Veilig te vergroten, zal de provincie wegmarkeringen van alle wegen aanpassen aan de CROW-richtlijnen. Eenduidige wegmarkering maakt het voor de weggebruikers in één oogopslag duidelijk op welk type weg gereden wordt en welk gedrag daarbij wenselijk is.

§ 2.6 Richtlijn CROW

Het nationale kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW) heeft een richtlijn over EHK uitgebracht, publicatienummer 203: Richtlijn Essentiële Herkenbaarheidkenmerken van weginfrastructuur; wegwijzer voor implementatie (verder Richtlijn EHK). De Richtlijn EHK is bedoeld om wegbeheerders een wegwijzer te bieden bij het implementeren van de EHK, met name de nieuwe configuratie van wegbelijning. Die implementatie vraagt vooral op bestaande wegen denkkracht en creativiteit. Het is passen en meten om de configuratie van de dubbele asmarkering in het dwarsprofiel te krijgen (de ruimte voor de dubbele asmarkering moet binnen de bestaande verhardingsbreedte worden gevonden). De richtlijn is voor dit passen en meten een toets, alsmede voor het verkrijgen van inzicht in de te verrichten werkzaamheden aan de bestaande wegen, in de daarmee gemoeid zijnde kosten en in de benodigde tijd (fasering). De richtlijn heeft betrekking op zowel wegen binnen als buiten de bebouwde kom.

§ 2.7 Onderhoud

De provincie heeft op grond van de Wegenwet een onderhoudsplicht voor haar wegen. Hoe de provincie daarmee in de praktijk omgaat, heeft zij vastgelegd in de beleidsregel Onderhoudsbeleid, module A10 van de Beleidsnota Wegenbeheer. Deze beleidsregel bevat tevens de onderhoudsaspecten van de EHK.

§ 3 BELEID

§ 3.1 Uitgangspunten

Gelet op de kaders zoals beschreven in hoofdstuk 2 hanteert de provincie voor de EHK op/aan provinciale wegen de navolgende uitgangspunten:

  • A.

    De EHK maken onderdeel uit van de Duurzaam Veilig maatregelen. Uitvoering geven aan de implementatie van de EHK op de provinciale wegen draagt bij aan de doelstellingen van het PVVP ten aanzien van het vergroten van de veiligheid op de provinciale wegen. De provincie zal de invoering van de EHK op de provinciale wegen daarom voortvarend aanpakken en realiseren;

  • B.

    De provincie conformeert zich in principe aan de Richtlijn essentiële Herkenbaarheidkenmerken van weginfrastructuur; wegwijzer voor implementatie, publicatie 203 van het CROW, vastgesteld in oktober 2004.

Met de implementatie van de EHK beoogt de provincie de verkeersveiligheid te verbeteren. Om dit te kunnen meten hanteert de provincie een prestatie-indicator:

Veiligheid:

Prestatiedoel: Implementatie van de EHK waardoor afname van het aantal verkeers-ongelukken.

Prestatie-indicator: Aantal kilometers provinciale weg waarop markeringen volgens de EHK-richtlijnen zijn aangebracht.

Voor de EHK betekenen de voornoemde uitgangspunten en de daarbij geldende doelstelling, dat de provincie haar GOW’s voorziet van dubbele asmarkeringen (in principe doorgetrokken, tenzij inhalen moet worden toegestaan) en onderbroken kantmarkering. Daarnaast zijn GOW’s te herkennen aan het ontbreken van drempels of plateaus op wegvakken (met uitzondering van kruispunten), voorrangregelingen en (gescheiden) fietsvoorzieningen. Voor SW’s en ETW’s conformeert de provincie zich aan de CROW-richtlijn.

§ 3.2 Uitwerking uitgangspunten EHK in beleid

Gelet op uitgangspunt A, vindt de provincie het belangrijk dat binnen 10 jaar meer dan 90% van haar wegen is voorzien van de EHK. Om dit te kunnen bewerkstelligen kiest de provincie ervoor om, in afwijking op uitgangspunt B, op onderdelen van de CROW-richtlijn 203 af te wijken:

  • -

    De provincie vervangt het GOW CROW-minimumprofiel voor een Noord-Brabantse variant, dat een 35 centimeter smallere ruimte tussen de dubbele middenbelijning toestaat. Als gevolg daarvan kan de provincie op meer provinciale wegen EHK aanbrengen zonder dat daarvoor ingrijpende reconstructies noodzakelijk zijn.

  • -

    De provincie hanteert op GOW’s een rijstrookbreedte 2,75 meter. De provincie hanteert geen bredere rijstroken omdat zij enerzijds hogere snelheden van weggebruikers dan wenselijk wil voorkomen en anderzijds om extra ruimtegebruik te vermijden. De provincie hanteert geen smallere rijstroken ter voorkoming van (extra) spoorvorming;

  • -

    De provincie hanteert een markeringsbreedte buiten de bebouwde kom van 0,15 meter en binnen de bebouwde kom van 0,10 meter. Deze markerings-breedte biedt extra ondersteuning van bebouwde kom borden, zodat weggebruikers ook aan de belijningen kunnen zien welk verkeersgedrag ter plaatse gewenst is.

Het bovenstaande leidt tot een aantal mogelijke EHK-dwarsprofielen.

§ 3.3 De keuzen van EHK-profielen

Conform uitgangspunt B gaat het provinciale beleid over de EHK in principe uit van de Richtlijn EHK. Deze richtlijn geeft maatgevende (maximum en minimum) dwars-profielen bij de diverse wegcategorieën (enkelbaans SW, GOW en ETW), waarbinnen de nieuwe configuraties van wegbelijning zijn toe te passen. In acht genomen de afwijkingen van de Richtlijn EHK die de provincie hanteert, heeft de provincie voor een aantal dwarsprofielen van GOW’s gekozen. Binnen deze dwarsprofielen kan de provincie de navolgende wegbelijning toepassen.

Voor een goed begrip van de in tekeningen weergegeven dwarsprofielen geldt het volgende

Bestaande wegen buiten de bebouwde kom, gewenst profiel 7,50 meter

De opbouw van het dwarsprofiel geschiedt conform de Richtlijn EHK, met een ruimte van 0,80 meter tussen de dubbele asmarkering.

Bestaande wegen buiten de bebouwde kom, minimum profiel 6,85 meter

De opbouw van het dwarsprofiel heeft een ruimte van 0,15 meter tussen de dubbele asmarkering. Dit profiel wijkt af van de CROW-richtlijn. De provincie heeft voor dit minimum gekozen, omdat hierdoor een aanzienlijk extra deel van het wegennet met de nieuwe wegbelijning kan worden uitgerust, zonder afbreuk te doen aan de verkeersveiligheid.

Bovenstaande maatvoeringen voor de belijningen gelden alleen voor het aanbrengen van de EHK op indien de breedte van de weg het toelaat.

In het geval de provincie , gaat de provincie uit van een profiel dat ligt tussen het CROW-minimumprofiel (breedte 7,20 meter, tussenruimte middenbelijning 0,50 meter) en het CROW-maximumprofiel (breedte 7,50 meter, tussenruimte middenbelijning 0,80 meter).

Bestaande en nieuwe wegen binnen de bebouwde kom, gewenst GOW-profiel 6,70 meter

De opbouw van het dwarsprofiel voorziet in een ruimte van 0,60 meter tussen de dubbele asmarkering.

Bestaande en nieuwe wegen binnen de bebouwde kom, gewenst GOW-profiel 6,20 meter

De opbouw van het dwarsprofiel heeft een ruimte van 0,10 meter tussen de dubbele asmarkering. Dit dwarsprofiel is breder dan het CROW-minimum van 5,80 meter. Verkeersveiligheidsoverwegingen zijn voor deze keuze aanleiding geweest.

Bij het ontbreken van de harde kantopsluiting en goot past de provincie een onderbroken kantmarkering toe van 0,10 meter breed en een redresseerstrook van minimaal 0,15 meter.

Onderstaande tabel vat de mogelijke EHK-dwarsprofielen samen.

Tabel 2: Mogelijke EHK-dwarsprofielen samengevat

 

Rijstrook-breedte (a)

Markerings-breedte (b)

Tussenruimte middenbelijning (c)

Redresseer-strookbreedte (d)

Bestaande GOW buiten bebouwde kom

2,75 meter

0,15 meter

Min. 0,15 meter

Min. 0,30 meter

 

 

 

Max. 0,80 meter

 

Nieuwe GOW buiten bebouwde kom

2,75 meter

0,15 meter

Min. 0,50 meter

Min. 0,30 meter

 

 

 

Max. 0,80 meter

 

GOW binnen bebouwde kom met kantopsluiting

2,75 meter

0,10 meter (geen kantmarkering)

Min. 0,10 meter

Gelijk aan gootbreedte (ca. 0,20 meter)

 

 

 

Max. 0,60 meter

 

GOW binnen bebouwde kom zonder kantopsluiting

2,75 meter

0,10 meter

Min. 0,10 meter

Min. 0,15 meter

 

 

 

Max. 0,60 meter

 

Rotondes

Voor markeringen op rotondes hanteert de provincie in principe tevens de onderbroken kantmarkeringen. De strookbreedte van 2,75 meter geldt niet nabij en op de rotondes. De manoeuvreerruimte van de maatgevende vrachtwagencombinaties is bepalend voor de strookbreedte die de provincie hanteert.

Overgangen in wegbreedte

In geval van een overgang waarbij de wegbreedte varieert zoekt de provincie haar speelruimte in de afstand tussen de middenbelijning en/of in de redresseerstrookbreedte.

Afstand tussen de dubbele asmarkering

De provincie tracht te voorkomen dat te grote afstanden tussen de dubbele asmarkeringen deze door de weggebruikers gezien of gebruikt wordt als derde rijstrook. De provincie hanteert daarom voor de verharde ruimte tussen de dubbele asmarkeringen een afstand van maximaal 0,80 meter.

Indien de provincie in voorkomend geval heeft gekozen voor een wegprofiel waarbij de afstand tussen de middenbelijning groter is dan 0,80 meter, dan richt de provincie deze tussenstrook in als een berm met begroeiing of als een berm met een verhoogde verharding. Inhalen is dan daar niet mogelijk. Bovendien zal de provincie dan de belijningen langs de middenberm uitvoeren als doorgetrokken (kant)strepen. Deze keuze hebben andere wegbeheerders ook toegepast, blijkende het onderzoek van VIA in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat /DGP naar de stand van zaken over de invoering van EHK . Bovenstaande keuzen passen binnen de uitspraken van het Gerechtshof Leeuwarden in dit kader .

Langzaam verkeer op gebiedsontsluitingswegen

De provincie staat idealiter geen motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/u (zoals landbouwvoertuigen), ruiters, vee, wagens, brommobielen, fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen toe op haar wegen . Hiervoor neemt zij de nodige verkeersbesluiten, zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer . Er zijn echter GOW’s in Noord-Brabant waar een dergelijk verbod nog niet geldt. Zou de provincie conform de Richtlijn EHK ononderbroken middenbelijning toepassen, dan mogen motorvoertuigen niet alleen elkaar niet onderling inhalen, maar ook het langzame verkeer niet. Dit kan verkeersveiligheids- en doorstromingsproblemen opleveren . Ter voorkoming hiervan kan de provincie daarom op die wegen toestaan dat motorvoertuigen het langzaam verkeer toch mogen inhalen. De provincie past dan dubbele onderbroken middenbelijning toe in combinatie met een verkeersbord met de betekenis “Verboden in te halen” en een onderbord met opschrift “Inhalen toegestaan”.

Kantmarkering ter plaatse van bruggen, viaducten en middengeleiders

Buiten de bebouwde kom past de provincie (ook) bij kantopsluitingen (waaronder bruggen en viaducten e.d.) een onderbroken kantmarkering toe conform de uitwerking van de CROW-richtlijn EHK van de betreffende weg. De provincie bevordert hiermee een eenduidig wegbeeld voor weggebruikers, wat de herkenbaarheid van de weg(categorie) vergroot. Binnen de bebouwde kom bij een verhoogde band met goot past de provincie geen kantmarkering toe. De vormgeving met goot attendeert de weggebruikers voldoende op een verhoogde kantopsluiting. Bij verhoogde banden van middengeleiders en/of eilanden past de provincie een doorgetrokken kantmarkering toe, die aan het einde van het puntstuk overgaat in onderbroken asmarkering.

Wegen smaller dan het Noord-Brabantse minimumprofiel

GOW’s die smaller zijn dan het Noord-Brabantse minimumprofiel kunnen wat betreft de belijning niet ingericht worden als een gebiedsontsluitingsweg. Die gevallen vereisen maatwerk, waarbij de provincie bijvoorbeeld kan kiezen om de weg niet te wijzigen, in afwachting op een toekomstige reconstructie dan wel om het betreffende wegvak in te richten als een ETW.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 27 november 2007

Bijlage 1 toont diverse foto’s over de juiste toepassing van EHK.