Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR92755
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR92755/1
Regeling vervallen per 02-09-2006
Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000
Geldend van 10-08-2000 t/m 31-12-2004 met terugwerkende kracht vanaf 26-07-2000
Inhoud
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. groep: een combinatie van enerzijds een natuurlijke persoon of rechtspersoon die direct of
indirect de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aansprakelijk vennoot
is van of overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen
en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen en vennootschappen;
b. stuwende onderneming: een onderneming die naar aard niet aan enige plaats van vestiging is
gebonden, die de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert en waarvan
minimaal 50% van de omzet terzake van de afzet van diensten buiten de provincies Fryslân,
Groningen en Drenthe, alsmede de gemeenten IJsselham, Steenwijk, Brederwiede, Staphorst,
Avereest, Ommen, Hardenberg, Gramsbergen, Den Ham en Vriezenveen in de provincie
Overijssel wordt gerealiseerd;
c. hoofdkantoor: kantoor van een groep waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel
daarvan is gehuisvest;
d. proeffabriek: productie-eenheid uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van een nieuwe
productiemethode die met technisch-economische risico's gepaard gaat;
e. laboratorium: een onderneming of niet-zelfstandig onderdeel van een onderneming binnen een
groep op het gebied van technisch of fysisch onderzoek die c.q. dat een belangrijke functie
vervult voor de ontwikkeling van voor de groep of de onderneming nieuwe producten;
f. duurzame bedrijfsuitrusting: bedrijfsuitrusting die geactiveerd wordt op de balans van de
onderneming en die niet binnen twee jaar wordt afgeschreven, alsmede bedrijfsuitrusting
waarvan de investeringskosten op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet op de
inkomstenbelasting 1964 vrij kunnen worden afgeschreven;
g. project: een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen in
bedrijfsuitrusting eventueel in combinatie met investeringen in bedrijfsgebouwen, waarbij de
investeringen in bedrijfsuitrusting en die in bedrijfsgebouwen in redelijke verhouding tot elkaar
staan;
h. vestigingsproject: een project inhoudende het stichten van een stuwende onderneming, een
hoofdkantoor, een proeffabriek of een laboratorium of het verplaatsen daarvan van buiten het
onder b vermelde gebied naar de op grond van artikel 6 van deze regeling aangewezen
gemeenten;
i. uitbreidingsproject: een project dat omvat de uitbreiding van de capaciteit van een stuwende
onderneming, een hoofdkantoor of een laboratorium;
j. herstructureringsproject: een project inhoudende een zodanige ingrijpende wijziging van het
productieprogramma van een stuwende onderneming dat met een nieuwe productiemethode
nieuwe producten worden geproduceerd waarmee een markt wordt bereikt die vóór de
realisering van het project niet binnen de mogelijkheden van de onderneming lag en waarbij het
huidige productie- of dienstenpakket niet of nauwelijks wordt voortgezet;
k. arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op
jaarb asis;
l. voortbrengingskosten:
1. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon berekend op basis
van het brutojaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolommen 3, 4 en 13
van de loonstaat van het direct betrokken personeel, exclusief volledig winstafhankelijke
uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of
2
collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van
1.600 productie-uren per jaar;
2. algemene kosten ten bedrage van 20% van de onder 1 bedoelde kosten;
3. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische
aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep.
Artikel 2.
1. Ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt tot welk plafond in dat
begrotingsjaar premies kunnen worden verleend.
2. Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde plafond kan worden bepaald welke plafonds van
toepassing zijn voor respectievelijk vestigingsprojecten, uitbreidingsprojecten en
herstruct ureringsprojecten.
HOOFDSTUK 2.
AANVRAAG
Artikel 3.
Voor de aanvraag wordt een formulier vastgesteld. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij dienen
te worden overgelegd.
Artikel 4.
1. Aan de aanvrager wordt een bericht van ontvangst gezonden.
2. Indien op de aanvraag niet binnen 13 weken na ontvangst zal worden beslist, wordt de uiterste datum
waarop een besluit op de aanvraag wordt genomen, in de ontvangstbevestiging vermeld.
Artikel 5.
1. Omtrent de aanvraag kan advies ingewonnen worden van daartoe aan te wijzen adviseurs.
2. Daarbij wordt de termijn waarbinnen het advies dient te worden ingezonden, bepaald.
3. Van de toepassing van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.
3
HOOFDSTUK 3.
HET BESLUIT OP DE AANVRAAG
Artikel 6.
1. Een premie kan worden verleend aan de ondernemer die:
a. een vestigingsproject uitvoert in de nader aan te wijzen gemeenten in de provincies Fryslân,
Groningen, Drenthe of Overijssel of op een in een andere gemeente gelegen op grond van
deze regeling aangewezen bedrijfsterrein in de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe of
Overijssel;
b. een uitbreidingsproject of een herstructureringsproject uitvoert in de nader aan te wijzen gemeenten
in de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe of Overijssel.
2. Bij de in het eerste lid onder a en b bedoelde aanwijzing van gemeenten kan worden bepaald dat
uitsluitend vestigingsprojecten dan wel uitbreidings- en herstructureringsprojecten in een gemeente
voor premie in aanmerking komen.
3. Premie wordt niet verleend ten behoeve van een onderneming in de primaire sector, ten behoeve van
een onderneming waarvoor op grond van de Wet personenvervoer vergunning moet worden verleend
of ten behoeve van een onderneming van openbaar nut.
4. In bijzondere gevallen kan een project met een vestigings-, een uitbreidings- of een
herstructureringsproject worden gelijkgesteld.
Artikel 7.
1. Aan de hand van de aanvraag wordt het totaal van de begrote premiabele kosten van het project
vastgesteld.
2. Onverminderd de artikelen 10 en 11 omvatten de premiabele kosten:
a. kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting, voorzover deze permanent op de
bedrijfslocatie aanwezig is;
b. kosten van verwerving van bedrijfsgebouwen.
3. Kosten die niet worden geactiveerd op de fiscale balans van de onderneming en kosten die binnen 2
jaar worden afgeschreven, zijn geen premiabele kosten.
4. De kosten van investeringen in immateriële activa als bedoeld in artikel 2:365, eerste lid, van het
Burgerlijk Wetboek zijn geen premiabele kosten.
5. De premiabele kosten bedragen niet meer dan de waarde van de duurzame bedrijfsuitrusting en de
bedrijfsgebouwen in het economisch verkeer.
6. De kosten van investeringen waartoe verplichtingen zijn aangegaan vóór de indiening van de aanvraag
zijn geen premiabele kosten.
De vorige alinea is niet van toepassing, indien het kosten voor de verwerving van bestaande
bedrijfsgebouwen betreft waartoe de aanvrager zich minder dan 13 weken vóór de indiening van de
aanvraag heeft verplicht, en deze bestaande bedrijfsgebouwen worden geleverd na de indiening van de
aanvraag.
4
Artikel 8.
1. Kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting zijn in afwijking van artikel 7, derde lid,
premiabel, indien deze kosten op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 zijn aangewezen.
2. De premiabele kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting zijn:
a. de koopsom, exclusief de winstopslag indien de duurzame bedrijfsuitrusting wordt gekocht van
een persoon binnen dezelfde groep;
b. in geval van huurkoop of lease de aanschafwaarde van de duurzame bedrijfsuitrusting of, indien de
aanschafwaarde niet kan worden bepaald, de som van de termijnbedragen;
c. de voortbrengingskosten.
3. Kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting zijn niet premiabel, indien de duurzame
bedrijfsuitrusting wordt verworven vanuit een tot dezelfde groep behorende onderneming binnen het in
artikel 1, onder b, bedoelde gebied.
Artikel 9.
De premiabele kosten van verwerving van bedrijfsgebouwen en de daartoe te rekenen centrale
voorzieningen zijn:
a. de koopsom, de aan derden verschuldigde bouwkosten en de overdrachtskosten met uitzondering
van de overdrachtsbelasting, de financieringskosten en de winstopslag indien het gebouw is
verkregen van een persoon die tot dezelfde groep behoort;
b. de voortbrengingskosten.
Artikel 10.
1. De premiabele kosten worden rechtevenredig verlaagd, indien gedurende het tijdvak tussen 1 jaar voor
de indiening van de aanvraag en 1 jaar na de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de premie als
bedoeld in artikel 25 binnen de onderneming van de premieontvanger of binnen de groep waartoe die
onderneming behoort, duurzame bedrijfsuitrusting of bedrijfsgebouwen buiten gebruik worden gesteld.
2. In bijzondere gevallen kan worden besloten tot een langere termijn dan de in het eerste lid b edoelde
termijn.
3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de aanvraag een herstructureringsproject betreft of indien de
buitengebruikstelling buiten het in artikel 1, onder b, bedoelde gebied plaatsvindt.
4. Het eerste lid is eveneens niet van toepassing, voorzover de buiten gebruik te stellen bedrijfsgebouwen
geen eigendom van de premieontvanger zijn en minder dan 3 jaar voorafgaande aan de indiening van de
aanvraag in de onderneming van de premieontvanger in gebruik zijn genomen.
5. De in het eerste lid bedoelde verlaging wordt berekend op basis van de capaciteit respectievelijk de
vloeroppervlakte die buiten gebruik wordt gesteld in verhouding tot de capaciteit respectievelijk de
vloeroppervlakte na de uitvoering van het project.
5
Artikel 11.
De premiabele kosten worden eveneens rechtevenredig verlaagd, indien:
a. anders dan bedoeld in het derde lid van artikel 10, de uitvoering van het project plaatsvindt op
een locatie waarop minder dan 6 maanden voor de indiening van de aanvraag naar aard en
omvang dezelfde activiteiten zijn verricht;
b. de uitvoering van het project de verzelfstandiging omvat van een in het in artikel 1, onder b,
bedoelde gebied gevestigde onderneming waarin naar aard en omvang dezelfde activiteiten
worden verricht.
Artikel 12.
Onverminderd artikel 6 wordt premie geweigerd, indien:
a. vóór de indiening van de aanvraag verplichtingen tot uitvoering van wezenlijke onderdelen van
het project zijn aangegaan. Dergelijke verplichtingen zijn niet verplichtingen tot het verwerven
van bestaande bedrijfsgebouwen, mits deze verplichtingen niet langer dan 13 weken voor de
indiening van de aanvraag zijn aangegaan en deze bestaande bedrijfsgebouwen worden geleverd
na de indiening van de aanvraag;
b. de premiabele kosten meer dan ¿ 10.000.000,-- bedragen;
c. de totale kosten van het project niet in redelijke mate met eigen middelen worden gefinancierd;
d. de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming, gezien de rentabiliteit en
de aard van de onderneming, naar verwachting niet aanvaardbaar zal zijn, nadat de
ondernemingsactiviteiten na de uitvoering van het project zijn begonnen;
e. de structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen het project verzet;
f. met ingang van de dag waarop de aanvraag in behandeling is genomen door verlening van de
gevraagde premie het voor het desbetreffende jaar vastgestelde plafond zou worden
overschreden;
g. het project de vestiging of uitbreiding van een complex van vakantiewoningen of
vakantieappartementen omvat;
h. tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.
Artikel 13.
Een premie ten behoeve van een vestigingsproject wordt tevens geweigerd, indien:
a. minder dan 1 arbeidsplaats wordt gecreëerd, of
b. de premiabele kosten minder dan ¿ 300.000,-- bedragen.
Artikel 14.
1. Een premie ten behoeve van een uitbreidingsproject wordt tevens geweigerd, indien:
a. de premiabele kosten minder dan ¿ 1.000.000,-- bedragen;
b. het aantal arbeidsplaatsen niet met ten minste 30% van het aantal in de onderneming aanwezige
arbeidsplaatsen zal toenemen, of
c. de capaciteit van de onderneming niet met ten minste 40% wordt vergroot.
2. Premie ten behoeve van een uitbreidingsproject wordt in ieder geval geweigerd, indien het aantal
arbeidsplaatsen met minder dan een nader op basis van het aantal in de onderneming aanwezige
arbeidsplaatsen te bepalen aantal zal toenemen.
6
3. Indien de capaciteit niet bepaald kan worden op grond van de vergelijking van de producten van de
onderneming voor en na de uitvoering van het project, wordt de capaciteitsvergroting bepaald op grond
van de verhouding tussen de kosten van de uitbreiding van de duurzame bedrijfsuitrusting enerzijds en
de verzekerde waarde van de totale duurzame bedrijfsuitrusting anderzijds.
4. In afwijking van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel, wordt de premie ten behoeve van een
uitbreidingsproject van een laboratorium geweigerd, indien:
a. de premiabele kosten minder dan ¿ 1.000.000,-- bedragen, of
b. het aantal arbeidsplaatsen in het laboratorium zal afnemen.
Artikel 15.
Een premie ten behoeve van een herstructureringsproject wordt tevens geweigerd, indien de premiabele
kosten minder dan ¿ 300.000,-- bedragen.
Artikel 16.
1. De premiegrondslag is de som van de premiabele kosten van verwerving van duurzame
bedrijfsuitrusting en een voor de onderscheidene soorten van projecten nader te bepalen gedeelte van
de kosten van verwerving van bedrijfsgebouwen.
2. De premiegrondslag in geval van een uitbreidingsproject is maximaal ¿ 8.000.000,--.
Artikel 17.
Voor respectievelijk vestigings-, uitbreidings- en herstructureringsprojecten worden premiepercentages
vastgesteld.
Artikel 18.
1. Het maximale premiebedrag wordt vastgesteld door toepassing van het in artikel 17 bedoelde
percentage op de premiegrondslag.
2. In afwijking van het eerste lid wordt het maximale premiebedrag verlaagd, indien de normen van de
Europese Unie daartoe nopen.
3. Het besluit tot verlening van een premie vermeldt de begrote premiabele kosten, de premiegrondslag,
het premiepercentage en het maximale premiebedrag.
Artikel 19.
1. Bij een besluit tot verlening van een premie kunnen verplichtingen worden opgelegd.
2. Bij iedere premieverlening wordt de verplichting opgelegd dat na de uitvoering van het project en de
ingebruikneming van de gerealiseerde productiecapaciteit doch in ieder geval binnen 18 maanden na de
dagtekening van het verleningsbesluit een aanvraag tot vaststelling van de premie wordt ingezonden.
7
3. In bijzondere gevallen kan een langere termijn voor de inzending van de in het tweede lid bedoelde
aanvraag worden vastgesteld.
4. Bij de verlening van een premie wordt in ieder geval de verplichting opgelegd dat de met de verleende
premie te realiseren investeringen niet binnen 5 jaar na de indiening van de premieaanvraag binnen de
onderneming van de premiegerechtigde of binnen de groep waartoe de onderneming behoort,
voorzover die onderneming of die groep is gevestigd in het gebied waarbinnen deze regeling van
toepassing is, buiten gebruik worden gesteld.
Artikel 20.
1. Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot
premieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de premieontvanger worden gewijzigd, indien de
premieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze
regeling of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze regeling zijn
vastgesteld.
2. Het besluit tot premieverlening kan voorts worden ingetrokken of ten nadele van de premieontvanger
worden gewijzigd, indien:
a. de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming, gezien de rentabiliteit en de
aard van de onderneming, niet aanvaardbaar is of indien gerede twijfel bestaat omtrent het
voortbestaan van de onderneming, of
b. aan de premieontvanger surseance van betaling is verleend of de premieontvanger failliet is
verklaard.
HOOFDSTUK 4.
VOORSCHOTTEN
Artikel 21
1. Op aanvraag van de premieontvanger kunnen voorschotten tot ten hoogste 80% van het maximale
premiebedrag worden verleend telkens wanneer ten minste 40% van de premiabele kosten zijn gemaakt
en betaald.
2. Ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt een formulier vastgesteld, waarop
is vermeld welke bijlagen gelijktijdig met het formulier dienen te worden ingezonden.
Artikel 22.
1. Bij de voorschotverlening wordt de verplichting opgelegd dat als voorschot uitbetaalde bedragen
onmiddellijk worden terugbetaald, indien:
a. de premie lager wordt vastgesteld dan het totaal aan uitbetaalde voorschotten;
b. na de uitbetaling van het voorschot het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.
2. Bij de verlening van een voorschot kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd.
8
HOOFDSTUK 5.
DE AANVRAAG EN HET BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE PREMIE
Artikel 23.
Voor de aanvraag tot vaststelling van de premie wordt een formulier vastgesteld. Het formulier
vermeldt welke bijlagen daarbij dienen te worden overgelegd.
Artikel 24.
1. Op een aanvraag tot vaststelling van de premie wordt binnen 6 maanden beschikt.
2. In bijzondere gevallen kan het besluit worden aangehouden tot een nader vast te stellen later tijdstip.
Van een bijzonder geval als bedoeld in de eerste volzin is in ieder geval sprake, indien gerede twijfel
bestaat omtrent het voortbestaan van de betrokken onderneming.
Artikel 25.
1. De premie wordt vastgesteld op basis van de ten behoeve van de uitvoering van het project gemaakte
en betaalde kosten die op eenduidige wijze uit de administratie van de ondernemer zijn af te leiden.
2. Het vastgestelde premiebedrag is niet hoger dan het bedrag, bedoeld in artikel 18, of dan het b edrag dat
op grond van de door de Europese Commissie vastgestelde maximale premiepercentages mag worden
verleend.
HOOFDSTUK 6.
ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 26.
1. Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11
van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen.
2. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of
krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.
Artikel 27.
Deze verordening is gelijkluidend vastgesteld en kan in gelijkluidende zin worden gewijzigd door
provinciale staten van Fryslân, Groningen, Drenthe en Overijssel.
Artikel 28.
1. De taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze verordening behoren aan gedeputeerde staten.
2. Geen bezwaar bestaat tegen de overdracht van de uit deze verordening voortvloeiende taken en
bevoegdheden van gedeputeerde staten aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.
9
Artikel 29.
Deze verordening kan worden aangehaald als Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000 (IPR
2000).
Artikel 30.
1. Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal blad, nadat de Europese Commissie heeft bericht dat zij
geen bezwaar heeft tegen de invoering van deze regeling.
2. Gedeputeerde staten zijn tot het tijdstip van uitgifte van het Provinciaal blad bevoegd om dit besluit te
wijzigen, indien opmerkingen van de Europese Commissie daartoe aanleiding geven.
Artikel 31.
1. Dit besluit treedt in werking op een nader door gedeputeerde staten te bepalen tijdstip.
2. Dit besluit is van toepassing op aanvragen die op het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt, in
behandeling zijn.
wa.coll.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl