Nadere regels als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Provinciale Omgevingsverordening

Geldend van 27-11-2018 t/m heden

Intitulé

Nadere regels als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Provinciale Omgevingsverordening

Gedeputeerde staten van Drenthe;

overwegende dat op grond van artikel 5.1, tweede lid, van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe gedeputeerde staten bevoegd zijn nadere regels te stellen met betrekking tot gegevens die moeten worden vermeld bij de melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming, in het rapport van het nader onderzoek, in het saneringsplan, bij een melding van wijziging van het saneringsplan, in het evaluatieverslag en in het nazorgplan;

dat gedeputeerde staten van mening zijn dat het opstellen van nadere regels als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe noodzakelijk is om een goede uitvoering te kunnen geven aan de aan haar opgedragen wettelijke taken op het gebied van de bodemsanering;

gelet op artikel 5.1, tweede lid, van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende nadere regels.

Inhoud

Artikel I

A

Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wet bodembescherming worden in de melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming de volgende gegevens vermeld.

1.   Het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt.

2.   De naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1, alsmede van de gebruiker daarvan.

3.   De naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden dan wel handelingen zullen worden verricht ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst.

B

In het nader onderzoek als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming worden de volgende gegevens vermeld.

1.   Algemene gegevens bestaande uit:

a.   of het nader onderzoek conform het "Protocol voor het nader onderzoek¿" of de "Richtlijn nader onderzoek ¿" is uitgevoerd en voldoende motivatie voor afwijking hiervan;

b.   de periode van uitvoeren van het onderzoek;

c.   de aanleiding tot en doel van het onderzoek.

2.   Gegevens over het vooronderzoek en locatiegegevens bestaande uit:

a.   naam van de huidige eigenaar c.q. eigenaren; naam van het (voormalig) bedrijf c.q. bedrijven;

b.   de bodembedreigende activiteit(en) en de periode van uitoefening per activiteit;

c.   bronvermelding van de vermelde gegevens (gemeentelijk milieuvergunningenarchief, bouwarchief, kadaster, provincie, brancheorganisatie, tanken-bestand en/of bodeminformatiesysteem, waterschappen, Stichting BSB,

interviews etc.);

d.   de ligging in landelijk of stedelijk gebied, type verharding, verdachte deellocaties, geregistreerde grondwateronttrekkingen nabije omgeving;

e.   de resultaten van voorgaand historisch onderzoek en bodemonderzoek (verontreinigingssituatie: zintuiglijke waarnemingen, chemische analyses,

asbest, etc.) inclusief de actualiteit (en juistheid) van deze gegevens;

f.    overzicht van reeds verleende vergunningen (Wet milieubeheer, grond-wateronttrekking etc.).

3.   Gegevens over onderzoeksopzet en -resultaten bestaande uit:

a.   de onderzoekshypothese, de keuze en de onderbouwing van de monster-nemingsstrategie en beschrijving van het monsternameplan;

b.   beschrijving van de regionale en lokale bodemopbouw en geohydrologie en

resultaten zintuiglijke waarnemingen (puin, asbest etc.);

c.   de analyseresultaten van grond en grondwater, inclusief de toetsing aan de streef-, toetsings- en interventiewaarden;

d.   de bepaling van de aard van de verontreiniging (verontreinigende para-meters, verontreinigd oppervlak en volume voor grond en grondwater, zowel boven de streef- als de interventiewaarde (in m2/m3), diepte van voorkomen etc.) en voldoende afperking van de verontreiniging;

e.   de gevalsdefinitie, de bepaling van de saneringsnoodzaak (>25 m3 grond>I of >100 m3 grondwater>I) en de bepaling van de risico¿s (humaan, ecologisch, verspreiding) van de verontreiniging om vast te stellen of spoedig

saneren noodzakelijk is.

4.   Gegevens die als bijlagen bij het nader onderzoek zijn gevoegd bestaande uit:

a.   een kaart met de regionale ligging van de onderzoekslocatie;

b.   de kadastrale gegevens, bestaande uit:

-     een kadastraal uittreksel (niet ouder dan 3 maanden);

-     een kopie van het laatste koopcontract;

-     een kadastrale kaart met daarop de S-contour grondverontreiniging en, in geval van gebruiksbeperkingen, S-contour grondwater;

c.   relevante gegevens vanuit (oude) vergunningen (bijvoorbeeld plattegrond vroegere inrichting);

d.   situering van de monsterpunten;

e.   de profielbeschrijvingen en de zintuiglijke waarnemingen;

f.    de analyseresultaten van grond en grondwater;

g.   de locatie specifieke STI-waarden met toelichting op STI-waarden;

h.   de verontreinigingssituatie grond (tekening met S- en I-contouren) en grondwater (tekening met S- en I-contouren).

C

Onverminderd het bepaalde in artikel 39 van de Wet bodembescherming worden in het saneringsplan de volgende gegevens vermeld.

1.   Algemene gegevens bestaande uit:

a.   het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

b.   een kadastrale kaart, waarop het geval van verontreiniging is aangegeven die uiterlijk 3 maanden voor de indiening van het saneringsplan door het

kadaster is afgegeven;

c.   een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, dat uiterlijk 3 maanden voor het indienen van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;

d.   het gebruik van de bodem;

e.   de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1, alsmede van de gebruiker daarvan;

f.    de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;

g.   een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij in ieder geval de datum waarop met de sanering naar verwachting zal worden begonnen en de

datum waarop de sanering naar verwachting zal zijn afgerond, zijn aangegeven;

h.   een specificatie van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties, voor zover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn;

i.    een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;

j.    de wijze waarop burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het geval zich voordoet, alsmede de ingezetenen van die gemeente en andere belanghebbenden bij de uitvoering van de sanering zullen worden betrokken.

2.   Keuze van de saneringsvariant, waarbij wordt aangegeven:

a.   de gekozen saneringsvariant met het saneringsdoel;

b.   indien de sanering in fasen wordt uitgevoerd: de voorgenomen fasering, alsmede het verzoek om een besluit als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming;

c.   indien slechts een gering gedeelte van de verontreiniging van de bodem wordt verplaatst: het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

d.   indien de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, niet worden hersteld: de argumentatie op grond waarvan dat niet gebeurt.

3.   De te nemen maatregelen, waarbij is aangegeven:

a.   een beschrijving van de maatregelen die de sanering mogelijk moeten

maken;

b.   een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

c.   een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;

d.   een beschrijving van maatregelen die overlast als gevolg van de sanering en milieuhygiënisch ongewenste effecten zoals verspreiding voorkomen of

zoveel mogelijk beperken;

e.   gegevens over de kwaliteit van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;

f.    gegevens over de bestemming van overige verontreinigde stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering;

g.   indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken:

-     de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater;

-     een omschrijving van de bestemming van die grond of dat grondwater waarbij wordt ingegaan op de mogelijkheden om op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze de grond of het grondwater te verwerken;

-     indien de grond of het grondwater geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd: de redenen daarvoor;

h.   een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de grondwatersanering wordt gecontroleerd en hoe over de voortgang wordt gerapporteerd;

i.    een beschrijving van de werkzaamheden op grond waarvan gedeputeerde staten nadien bij het evaluatierapport kunnen beoordelen of de sanering volgens plan is uitgevoerd, tot welke werkzaamheden in ieder geval behoren:

-     een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding plaatsvindt;

-     het opstellen van een ontgravingskaart en een grondwateronttrekkingskaart.

D

Bij een melding inzake wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Wet bodembescherming worden de volgende gegevens vermeld.

1.   Algemene gegevens

a.   de locatienaam;

b.   het adres;

c.   het kenmerk en de datum van de beschikking op het saneringsplan.

2.   Gegevens wijziging

a.   de datum van constatering van de onvoorziene situatie en door wie dit is geconstateerd;

b.   een omschrijving van de onvoorziene situatie;

c.   de voorgenomen aanpak van de onvoorziene situatie;

d.   aangeven of de aanpak past binnen het saneringsplan waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd en de aan de beschikking verbonden voorschriften en indien dit het geval is, de verwijzing naar de concrete omschrijving daarvan in het saneringsplan;

e.   indien het werk in afwachting van de reactie van gedeputeerde staten is stilgelegd: de datum van stillegging;

f.    indien het werk in afwachting van de reactie van gedeputeerde staten niet is stilgelegd: de reden waarom.

E

Onverminderd het bepaalde in artikel 39c van de Wet bodembescherming worden in het evaluatieverslag de volgende gegevens vermeld.

1.   Algemene gegevens

a.   het adres, de kadastrale aanduiding en de xy-coördinaten;

b.   een gewaarmerkte recente kadastrale kaart van maximaal 3 maanden oud, die de huidige kadastrale situatie weergeeft en waarop de restverontreiniging is aangegeven (I- en S-contour verontreiniging in grond en grond-water);

c.   de bestemming van het terrein (huidig en voorgenomen gebruik);

d.   een overzicht van de uitgevoerde bodemonderzoeken en een samenvatting van de verontreinigingssituatie;

e.   verwijzing en rapportnummer van het saneringsplan en het bestek;

f.    de doelstelling en het type sanering voor grond en grondwater;

g.   de voorbereidende werkzaamheden;

h.   bijzonderheden op het gebied van veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten, veiligheidsklassen, V&G plan, archeologische aspecten, overlast, kabels en leidingen etc.;

i.    een overzicht van de uitgevoerde saneringswerkzaamheden;

j.    een tijdsschema met data;

k.   een overzicht van bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties (directievoerder, aannemer, milieukundig begeleider, tanksaneerder etc.);

l.    eventuele afwijkingen ten opzichte van het saneringsplan.

2.   Vergunningen

a.   een opsomming van alle vergunningen en meldingen inclusief kenmerk;

b.   de data van verstrekking en inwerkingtreding van deze vergunningen.

3.   Werkzaamheden voor grondsanering

a.   indien er grond en/of andere materiaal is vrijgekomen, een beschrijving van de kwaliteit en de bestemming onderverdeeld naar hergebruik, gestort, gereinigd en opslag (in tonnen) en/of overig aangeven;

b.   een overzicht van de grondbalans inclusief de kwaliteit en de hoeveelheid van de aanvulgrond, inclusief certificaten;

c.   indien er verontreinigde grond is herschikt binnen het geval, de hoeveelheid en de kwaliteit van de herschikte grond en de ontvangende grond vermelden;

d.   indien bemaling nodig was om in den droge te ontgraven, de wijze van bemalen en zuiveren en de hoeveelheid, de kwaliteit en de bestemming van het onttrokken water aangeven;

e.   de afmetingen (oppervlakte en diepte) van de ontgravingen.

4.   Werkzaamheden voor grondwatersanering/bodemluchtonttrekking/in-situ-saneringen:

a.   de wijze van onttrekken en zuiveren van het grondwater;

b.   de hoeveelheid, de kwaliteit en de bestemming van het onttrokken grond-water;

c.   de wijze van injecteren, onttrekken en zuiveren van water en lucht bij

in-situtechnieken;

d.   de wijze van uitvoering van overige in-situtechniek.

5.   Bemonstering bij grondsanering

a.   aangeven of het VKB-protocol is toegepast en zo nee, of dit is gemeld bij het bevoegd gezag;

b.   een bespreking van de analyseresultaten van de controlemonsters;

c.   een bespreking van de analyseresultaten van de depotmonsters, van de monsters van de afgevoerde grond en dergelijke;

d.   een bespreking van de analyseresultaten van de effluentmonsters (bouwputbemaling);

e.   de certificaten van de kwaliteitsgegevens van de aanvulgrond.

6.   bemonstering bij grondwatersanering/in-situsanering

a.   aangeven of het VKB-protocol toegepast is en zo nee, of dit ook is gemeld bij het bevoegd gezag;

b.   een bespreking van de analyseresultaten van de influentmonsters;

c.   een bespreking van de analyseresultaten van de effluentmonsters;

d.   een bespreking van de analyseresultaten van de monsters van de peilbuizen;

e.   een overzicht van overige bemonsteringen.

7.   Conclusies en aanbevelingen

a.   een evaluatie van de effecten van de getroffen maatregelen;

b.   een omschrijving van de redenen en het effect van eventuele afwijkingen van het saneringsplan;

c.   een uiteenzetting of is voldaan aan de doelstellingen van de bodemsanering zoals die zijn geformuleerd in het saneringsplan;

d.   de gebruiksbeperkingen en/of de maatregelen voor bescherming bodem;

e.   aangeven of er een restverontreiniging is achtergebleven.

8.   Nazorgmaatregelen restverontreiniging (alleen noodzakelijk als er een restverontreiniging is achtergebleven)

a.   de reden voor het achterblijven van de restverontreiniging;

b.   het soort, de omvang, de gehalten en de plaats (grond/grondwater en locatie) van de restverontreiniging;

c.   beschrijving van de zorg die van toepassing is (registratie, monitoring of

actieve nazorgmaatregelen;

d.   indien de restverontreiniging gevolgen heeft voor het gebruik van de bodem, de maatregelen beschrijven (bijvoorbeeld gebruiksbeperkingen).

9.   Bijlagen en kaarten

a.   het ontgravingplan en een beschrijving van de uitvoering;

b.   de certificaten met betrekking tot ondergrondse tanks;

c.   het afvoerbewijs van eventueel vrijgekomen chemische afvalstoffen (zoals sludge), inclusief afvalstroomnummers en bestemming;

d.   de weegbonnen van de afgevoerde grond;

e.   de kostenraming van de werkelijke kosten van de uitgevoerde sanering;

f.    de verontreinigingssituatie van de grond en het grondwater voor aanvang van de sanering inclusief de boorpunten en de peilbuizen;

g.   de verontreinigingssituatie van de grond en het grondwater na afloop van de sanering inclusief de boorpunten en de peilbuizen;

h.   een kaart met infrastructurele voorzieningen (met eventuele plaats van installaties);

i.    de ontgravingkaart met de dieptes, het talud en de voorzieningen (damwand etc.);

j.    de grondwateronttrekkingkaart met de drains en/of de pompen of in-situ-systeem;

k.   de isohypsenkaart met de invloed van de onttrekking op de omgeving.

F

Onverminderd het bepaalde in artikel 39d van de Wet bodembescherming worden in het nazorgplan de volgende gegevens vermeld.

1.   Algemene gegevens

a.   het adres, de kadastrale aanduiding en de xy-coördinaten;

b.   een kadastrale kaart van maximaal 3 maanden oud, die de huidige kadastrale situatie weergeeft en waarop de restverontreiniging is aangegeven (S- en I-contour verontreiniging in grond en grondwater);

c.   de bestemming van het terrein en het beoogd gebruik;

d.   de van toepassing zijnde zorg (registratie, administratief beheer, monitoring, isolatie/beheersing/controle);

e.   een beschrijving van de gebruiksbeperkingen als gevolg van risico¿s van de restverontreiniging;

f.    de contactgegevens van de feitelijke gebruikers van het perceel waarvoor gebruiksbeperkingen gelden.

2.   Organisatie

a.   de contactgegevens van de betrokken instanties;

b.   de contactgegevens van de financieel verantwoordelijke voor het uitvoeren van het nazorgplan (indien aanwezig, het contract toevoegen);

c.   de contactgegevens van de organisatorisch verantwoordelijke voor de uitvoering van het nazorgplan;

d.   een weergave van de regeling financiële verantwoordelijkheid;

e.   de begroting van de kosten;

f.    aangeven op welke wijze de verplichtingen uit het nazorgplan zijn veiliggesteld bij verkoop van de locatie.

3.   Situatie

a.   soort, omvang, gehalten en plaats (grond/grondwater en locatie) van de restverontreiniging;

b.   een beschrijving van de locatie en de omgeving: geohydrologie, kwetsbare objecten;

c.   de reden van het achterblijven van restverontreiniging.

4.   Maatregelen

a.   beschrijving van de wijze waarop het  monitoringssysteem wordt beheerd;

b.   indien de restverontreiniging wordt geïsoleerd: de wijze waarop de werking van de isolerende voorzieningen wordt gewaarborgd en gecontroleerd;

c.   indien de restverontreiniging wordt gemonitord:

-     een monitoringsplan met bemonsteringsfrequentie, actiewaarden, ijkmomenten en verwachte tijdsduur;

-     een onderbouwing door berekening over verspreiding en mobiliteit;

-     plaats en filterstelling monitoringspeilbuizen;

d.   indien de restverontreiniging actief wordt beheerst: een beschrijving van het beheerssysteem, inclusief tekening en kaart;

e.   de tijdsduur van de maatregelen.

5.   Overig

a.   een overzicht van de (mogelijke) risico¿s die de zorg bedreigen;

b.   evaluatie van de zorg (het tijdstip en de wijze van verslaglegging);

c.   de wijze van handelen indien de feitelijke situatie afwijkt van de beoogde

situatie;

d.   de wijze van handelen bij verandering van het terreingebruik;

e.   een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen e.d.;

f.    een overzicht van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;

g.   een kostenraming.

G

Onverminderd het bepaalde in de Wet bodembescherming kan het vermelden van gegevens als bedoeld onder C, E of F achterwege blijven indien:

a.   bij de indiening van het saneringsplan, het evaluatieverslag of het nazorgplan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken, en;

b.   daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken, en;

c.   die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan, het evaluatieverslag of het nazorgplan.

H

Het onder B genoemde is niet van toepassing op een saneringsplan dat betrekking heeft op een sanering van de bodem ten aanzien waarvan artikel 9, vijfde lid, van het Besluit tankstations milieubeheer van toepassing is.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag nadat het is gepubliceerd in het Provinciaal blad.

TOELICHTING OP HET BESLUIT TOT VASTSTELLING NADERE REGELS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5.1, TWEEDE LID, VAN DE PROVINCIALE OMGEVINGSVERORDENING DRENTHE

Bij de vaststelling van de tweede wijzigingstranche van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe hebben provinciale staten aan gedeputeerde staten de bevoegdheid gedelegeerd om nadere regels te stellen. Deze nadere regels hebben betrekking op het vermelden van gegevens bij het indienen van een melding, nader onderzoek, saneringsplan, wijziging van een saneringsplan, evaluatieverslag en nazorgplan als bedoeld in de Wet bodembescherming.

Het doel van het verstrekken van deze aanvullende gegevens is om het voor gedeputeerde staten mogelijk te maken om op een correcte en zorgvuldige wijze een beoordeling van de in het geding zijnde sanering te kunnen maken.

De in dit besluit opgenomen aanvullende gegevens komen in grote lijnen overeen met de aanvullende gegevens die zijn of worden opgenomen in het IPO-model van de Provinciale milieuverordening. Anders dan in dit IPO-model zijn de aanvullende gegevens niet in de verordening zelf maar in een afzonderlijk besluit van gedeputeerde staten opgenomen. Hiermee blijft de verordeningstekst beperkt en leesbaar.

Ook hebben gedeputeerde staten op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de Provinciale Omgevingsverordening formulieren vastgesteld waarvan gebruik moet worden gemaakt bij het indienen van de hiervoor bedoelde gegevens. In deze formulieren wordt een nadere toelichting gegeven op de te verstrekken gegevens.