Regeling vervallen per 01-07-2012

Subsidieregeling kwaliteitsinvesteringen in de toeristische sector

Geldend van 22-06-2000 t/m 31-12-2004

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Inhoud

Artikel 1.

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

toeristische onderneming de ondernemer groep materiële vaste activa project vestigingsproject kwaliteitsverbeteringsproject arbeidsplaats voortbrengingskosten

  • de loonkosten van het direct met de voortbrengingswerkzaamheden belaste personeel, waarbij het uurtarief dient te worden berekend volgens de verzamelloonstaat van de betrokken medewerkers exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen en verhoogd met de wettelijke of op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, gedeeld door 1.600;

  • de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep; en

  • een opslag voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezicht en van leidinggevend personeel ten bedrage van 20% van de onder 1 bedoelde kosten.

 Artikel 2.

  • Ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt, tot welk plafond in dat begrotingsjaar subsidies kunnen worden verleend.

  • Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde plafond kan worden bepaald, welke plafonds van toepassing zijn voor respectievelijk vestigingsprojecten en kwaliteitsverbeteringsprojecten.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG

Artikel 3.

Voor de aanvraag wordt een formulier vastgesteld. Aanvragen worden ingediend door inzending van het daartoe vastgestelde formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

Artikel 4.

Aan de aanvrager wordt een bericht van ontvangst gezonden, waarbij de datum van de ontvangst wordt vermeld.

Artikel 5.

  • Omtrent de aanvraag kan advies ingewonnen worden van daartoe aan te wijzen adviseur.

  • Daarbij wordt de termijn waarbinnen het advies dient te worden ingezonden, bepaald.

  • Van de toepassing van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.

HOOFDSTUK 3. HET BESLUIT OP DE AANVRAAG

Artikel 6.

  • Op de aanvraag wordt binnen 8 weken nadat deze in behandeling is genomen, besloten.

  • Indien terzake van een aanvraag overeenkomstig artikel 5 advies van derden wordt gevraagd, wordt de termijn voor het nemen van een besluit verlengd met de termijn bedoeld in het tweede lid van artikel 5.

  • In bijzondere gevallen kan een andere beslistermijn worden vastgesteld. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 7.

  • Een subsidie kan worden verleend aan de ondernemer die een vestigingsproject of een kwaliteitsverbeteringsproject uitvoert in de provincie Fryslân, Groningen of Drenthe.

  • Subsidie kan slechts worden verleend ten behoeve van een onderneming waarvoor op grond van andere steunmaatregelen dan die waarop artikel 93, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, in de voorafgaande 3 jaar tot minder dan 100.000 euro aan geldelijke bijdragen is verleend of zal worden verleend. Voorzover door verlening van de gevraagde subsidie het bedrag van 100.000 euro zou worden overschreden, wordt het maximale subsidiebedrag dienovereenkomstig lager vastgesteld.

  • In bijzondere gevallen kan een project met een vestigingsproject of een kwaliteitsverbeteringsproject worden gelijkgesteld.

Artikel 8.

  • Aan de hand van de aanvraag wordt het totaal van de begrote subsidiabele kosten van het project vastgesteld.

  • Onverminderd de artikelen 10 en 11 omvatten de subsidiabele kosten:

    de kosten van verwerving van materiële vaste activa als bedoeld in artikel 1, onder d, voorzover deze permanent op de bedrijfslocatie aanwezig is en de voortbrengingskosten als bedoeld in artikel 1, onder i, van de regeling, die op de genoemde activa betrekking hebben.

  • In geval van huurkoop of lease zijn de verwervingskosten de aanschafwaarde van de materiële vaste activa of, indien de aanschafwaarde niet kan worden bepaald, de som van de termijnbedragen.

  • De subsidiabele kosten bedragen niet meer dan de waarde van de materiële vaste activa in het economisch verkeer.

    • De kosten van investeringen ter verwerving van bestaande bedrijfsgebouwen waartoe verplichtingen zijn aangegaan eerder dan 13 weken voor de inzending van de aanvraag, zijn geen subsidiabele kosten.

    • De kosten van investeringen ter verwerving van andere dan de onder a. bedoelde investeringen in materiële vaste activa waartoe verplichtingen zijn aangegaan eerder dan 4 weken voor de inzending van de aanvraag, zijn geen subsidiabele kosten.

Artikel 9.

  • De subsidiabele kosten van verwerving van materiële vaste activa als bedoeld in artikel 1, onder d, en de daartoe te rekenen centrale voorzieningen zijn niet subsidiabel, indien de materiële vaste activa worden verworven vanuit een tot dezelfde groep behorende onderneming binnen het in artikel 1, onder f, bedoelde gebied, tenzij:

  • de materiële vaste activa specifiek ten behoeve van het project vervaardigd zijn;

  • de materiële vaste activa in serie voor de markt geproduceerd worden.

  • Financieringskosten, overdrachtsbelasting, alsmede kosten van leges en andere heffingen van overheden zijn geen subsidiabele kosten.

Artikel 10.

  • De subsidiabele kosten worden evenredig verlaagd, indien gedurende het tijdvak tussen 1 jaar voor de ontvangst van de aanvraag en 1 jaar na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen de onderneming van de subsidieontvanger of binnen de groep waartoe de onderneming behoort, materiële vaste activa buiten gebruik worden gesteld.

  • In bijzondere gevallen kan worden besloten tot een langere termijn dan de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • Het eerste lid is niet van toepassing indien de buitengebruikstelling buiten het in artikel 1, onder f, bedoelde gebied plaatsvindt.

  • Het eerste lid is eveneens niet van toepassing, voorzover de buiten gebruik te stellen materiële vaste activa geen eigendom van de subsidieontvanger zijn en minder dan 3 jaar voorafgaande aan de ontvangst van de aanvraag in de onderneming van de subsidieontvanger in gebruik zijn genomen.

  • De in het eerste lid bedoelde verlaging wordt berekend aan de hand van een nader vast te stellen percentage.

 Artikel 11.

De subsidiabele kosten worden eveneens evenredig verlaagd, indien:

  • de uitvoering van het project plaatsvindt op een locatie waarop minder dan 6 maanden voor de ontvangst van de aanvraag naar aard en omvang dezelfde activiteiten zijn verricht;

  • de uitvoering van het project de verzelfstandiging omvat van een in het in artikel 1, onder f, bedoelde gebied gevestigde onderneming of een onderdeel daarvan waarin naar aard en omvang dezelfde activiteiten worden verricht.

 Artikel 12.

Onverminderd artikel 7 wordt subsidie geweigerd, indien:

  • eerder dan 4 weken vóór de ontvangst van de aanvraag verplichtingen tot uitvoering van wezenlijke onderdelen van het project zijn aangegaan, met uitzondering van verplichtingen inzake de verwerving van bestaande bedrijfsgebouwen die minder dan 13 weken voor ontvangst van de aanvraag zijn aangegaan;

  • de subsidiabele kosten minder dan ¿ 75.000,-- bedragen;

  • de totale kosten van het project niet in redelijke mate met eigen middelen worden gefinancierd;

  • de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in het bedrijf gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming naar verwachting niet aanvaardbaar zal zijn, nadat de bedrijfsactiviteiten na de uitvoering van het project zijn begonnen;

  • met ingang van de dag waarop de aanvraag in behandeling wordt genomen door verlening van de gevraagde subsidie het voor het desbetreffende jaar vastgestelde plafond zou worden overschreden;

  • het project leidt tot een toename van het aantal vakantiewoningen of vakantieappartementen, of

  • tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.

 Artikel 13.

Een subsidie ten behoeve van een kwaliteitsverbeteringsproject wordt tevens geweigerd indien:

  • het project leidt tot een vermindering van het aantal arbeidsplaatsen in de onderneming;

  • de capaciteit van de onderneming niet met ten minste 10% wordt vergroot, of

  • ten gevolge van het project de uit de jaarrekening blijkende boekwaarde van de activa als bedoeld in artikel 1, onder d, niet met ten minste 10% wordt vergroot.

 Artikel 14.

De capaciteit dan wel de kwaliteit van een onderneming wordt steeds geacht met 10% te worden vergroot, indien het aantal arbeidsplaatsen met ten minste 10% van het aantal in de onderneming vóór de uitvoering van het project aanwezige arbeidsplaatsen zal toenemen.

Artikel 15.

Voor respectievelijk vestigingsprojecten en kwaliteitsverbeteringsprojecten worden subsidiepercentages vastgesteld.

Artikel 16.

  • Het subsidiebedrag wordt vastgesteld door toepassing van het in artikel 15 bedoelde percentage op de subsidiegrondslag en de uitkomst daarvan te verminderen met de geldelijke bijdragen die de ondernemer heeft ontvangen of zal ontvangen van andere overheidslichamen ten behoeve van de uitvoering van hetzelfde project of een onderdeel daarvan.

  • De subsidiegrondslag is een voor de onderscheidene soorten van projecten nader te bepalen gedeelte van de kosten van verwerving van de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 1, onder d, en de voortbrengingskosten als bedoeld in artikel 1, onder i.

  • Het maximale subsidiebedrag dat op grond van deze regeling voor de bovengenoemde projecten kan worden verkregen bedraagt 100.000 euro.

  • Het maximale subsidiebedrag wordt lager vastgesteld, indien de normen van de EU daartoe nopen.

Artikel 17.

Het besluit tot verlening van een subsidie vermeldt de begrote subsidiabele kosten, de subsidiegrondslag, het subsidiepercentage en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 18.

  • Bij een besluit tot verlening van een subsidie kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd.

  • Bij iedere subsidieverlening gelden de volgende verplichtingen:

    • de ten behoeve van de uitvoering van het project gemaakte en betaalde kosten dienen op eenduidige wijze uit de administratie van de ondernemer zijn af te leiden;

    • binnen 2 jaar of binnen een langere nader vast te stellen termijn na de dagtekening van het verleningsbesluit dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingezonden.

 Artikel 19.

  • Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Awb of van deze regeling of aan voorschriften die krachtens de Awb of deze regeling zijn vastgesteld.

  • Het besluit tot subsidieverlening kan voorts worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • na de uitvoering van kwaliteitsverbeteringen de krachtens deze regeling vereiste toeneming van het aantal arbeidsplaatsen, de krachtens deze regeling vereiste capaciteitsvergroting of de krachtens deze regeling vereiste kwaliteitsverbetering niet is gerealiseerd;

  • de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming niet aanvaardbaar is of indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de onderneming;

  • de subsidieontvanger niet of niet volledig heeft voldaan of voldoet aan de in of krachtens deze regeling gestelde voorschriften;

  • aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend of de subsidieontvanger failliet is verklaard, of

  • de normen van de EU daartoe nopen.

HOOFDSTUK 4. VOORSCHOTTEN

Artikel 20.

  • Op aanvraag van de subsidieontvanger kan eenmaal een voorschot tot ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend, wanneer ten minste 50% van de subsidiabele kosten zijn gemaakt en betaald.

  • Ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt een formulier vastgesteld, waarop is vermeld, welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden ingezonden.

Artikel 21.

  • Bij voorschotverlening geldt de verplichting, dat als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk worden terugbetaald, indien:

  • de subsidie lager wordt vastgesteld dan het totaal aan uitbetaalde voorschotten, of

  • na de uitbetaling van het voorschot het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.

  • Aan de verlening van een voorschot kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd.

HOOFDSTUK 5. DE AANVRAAG EN HET BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 22.

Ten behoeve van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een formulier vastgesteld, waarop wordt vermeld welke bijlagen dienen te worden bijgevoegd.

Artikel 23.

Het vastgestelde subsidiebedrag is niet hoger dan het maximale subsidiebedrag, bedoeld in artikel 16.

Artikel 24.

  • Het besluit tot vaststelling van de subsidie kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd:

  • op grond van feiten of omstandigheden die bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet bekend konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld;

  • indien de subsidievaststelling onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • indien de ontvanger van de subsidie na de vaststelling heeft gehandeld in strijd met de in of krachtens deze regeling gestelde verplichtingen.

  • Tot intrekking of wijziging als bedoeld in het eerste lid kan niet langer worden besloten dan tot 5 jaar na de dagtekening van het vaststellingsbesluit.

  • De subsidieontvanger is zonder enige ingebrekestelling verplicht om de subsidie onmiddellijk terug te betalen na de intrekking of wijziging van het vaststellingsbesluit.

HOOFDSTUK 6. ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25.

  • Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb aangewezen.

  • De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Awb en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 26.

Deze regeling is gelijkluidend vastgesteld door provinciale staten van Fryslân, Groningen en Drenthe.

Artikel 27.

  • De taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze regeling behoren aan gedeputeerde staten.

  • Geen bezwaar bestaat tegen de overdracht van de uit deze regeling voortvloeiende taken en bevoegdheden van gedeputeerde staten aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

 Artikel 28.

Deze regeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling kleine investeringen in de toeristische sector 2000 (KITS 2000).