Regeling vervallen per 17-01-2018

Definitieve toetsingscriteria gemeentelijke bodemsaneringsprogramma's

Geldend van 23-06-2000 t/m 16-01-2018

Intitulé

Definitieve toetsingscriteria gemeentelijke bodemsaneringsprogramma's

Navolgend zijn de toetsingscriteria benoemd en van een korte toelichting voorzien.

Inhoud

1, Lijst met concrete projecten

Het bodemsaneringsprogramma moet een lijst bevatten met concrete projecten of gevallen van

bodemverontreiniging. Indien sprake is van onvoldoende inzicht in specifieke gevallen (ontbreken totaalbeeld), dient een goede onderbouwing plaats te vinden van de gekozen uitgangspunten ten aanzien van aantallen locaties, onderzoeken en saneringen.

2, Afstemming met provinciaal Bodemsaneringsprogramma

Er moet afstemming plaatsvinden met het huidige bodemsaneringsprogramma, met name ten aanzien van lopende projecten gesitueerd in ISV-plangebieden.

3, Totaalbeeld bodemverontreiniging

Er moet inzicht bestaan in de wijze waarop een totaalbeeld van de aanwezige bodemverontreiniging (conform de NMP-3-doelstelling uiterlijk voor 2005) totstandkomt. Dit totaalbeeld behelst de bodemverontreinigingsproblematiek binnen de bebouwde kom van de gemeente (inclusief toekomstige uitleggebieden) gebaseerd op ten minste het niveau van een oriënterend onderzoek op verdachte locaties.

4, Planning

Op basis van het totaalbeeld wordt door de gemeenten aangegeven op welke wijze en in welk tempo de verontreinigingen worden aangepakt, waarbij een optimale afstemming met het MOP vereist is. Tevens dient te worden voldaan aan de NMP-3-doelstelling dat uiterlijk in 2023 alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging gesaneerd of beheerst moeten zijn.

5, Raming saneringskosten

Op basis van het totaalbeeld worden de indicatieve kosten voor het globale (langetermijn)bodem-saneringsprogramma geraamd. Bij de volgende ontwikkelingsprogramma's kunnen deze kosten specifieker geraamd worden dan bij dit eerste MOP. De gehanteerde uitgangspunten bij de kostenramingen dienen te worden onderbouwd.

6, Multiplier

Er moet indicatief worden aangegeven op welke wijze door derden financiering van saneringskosten plaatsvindt (bijvoorbeeld via kostenverhaal of ongerechtvaardigde verrijking, sanering in eigen beheer, projectontwikkelaar, etc.) en voor welk deel. Uitgangspunt is dat de bijdrage van derden aan de totale saneringskosten (van alle projecten) ten minste 75% dient te bedragen. Verder wil de provincie de programmatische aanpak stimuleren door te streven naar een maximale flexibiliteit qua uitvoering om te komen tot een maximale multiplier.

7, Ambitieniveau

De bodemsaneringsplannen moeten voldoende ambitieus zijn en dit ambitieniveau moet in het MOP voldoende verwoord zijn. In de eerste ISV-planperiode dienen enerzijds niet te veel activiteiten gepland te worden, maar dienen anderzijds niet slechts alleen onderzoeken te worden verricht. Verder dienen de plannen te passen binnen de beschikbare middelen. Voor de eerste planperiode (tot en met 2004) is door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) indicatief circa ¿ 7,9 miljoen toegezegd voor alle niet-rechtstreekse gemeenten in

Drenthe (voor gebieden binnen de bebouwde kom, inclusief uitleggebieden). Van dit bedrag is voor de 4 programmagemeenten per gemeente in elk geval ¿ 1,0 miljoen gereserveerd. Definitieve vaststelling van het bedrag per gemeente zal, na een kwalitatieve toetsing van de ingediende bodemsaneringsprogramma's aan de hand van de criteria, plaatsvinden. (Programma)gemeenten die aanspraak willen maken op aanzienlijk meer budget dienen dit gemotiveerd te onderbouwen in het bodemsaneringsplan. De provincie zal zich vervolgens inzetten om meer budget bij VROM te verkrijgen.

8, Groeiscenario

In het bodemsaneringsprogramma moet worden aangegeven naar welke eindsituatie (eind 2004) ten aanzien van uitvoeringstaken de gemeente streeft en op welke wijze de groei naar het eindscenario in de tijd wordt voorzien.

9, Inzet juridisch instrumentarium

Er moet inzicht bestaan in het voorgenomen beleid ten aanzien van de inzet van het juridisch instrumentarium (onderzoeks-/saneringsbevel, kostenverhaal bij veroorzaker of ongerechtvaardigd verrijkte). Verder stelt de provincie zich op het standpunt dat door de gemeenten voldoende acties moeten zijn ondernomen alvorens de provincie wordt ingeschakeld voor het formeel toepassen van het juridisch instrumentarium.

10, Monitoring

De voor het volgen van de voortgang van de bodemsanering noodzakelijke monitoringparameters dienen aan de provincie te worden aangeleverd. Momenteel wordt in het kader van actief bodembeheer door de provincie een nadere uitwerking gemaakt van welke parameters aangeleverd moeten worden en de wijze waarop dit dient te gebeuren. De gemeenten worden hierover in het kader van actief bodembeheer separaat geïnformeerd. Daarnaast zal in het kader van actief bodembeheer nader worden ingevuld hoe met diffuse verontreinigingen (ook in het stedelijk gebied) dient te worden omgegaan.

11, Beleidsuitgangspunten

De gehanteerde beleidsuitgangspunten ten aanzien van bodemsanering moeten duidelijk zijn verwoord. Dit betreft zowel landelijke als provinciale uitgangspunten.

12, Overleg bevoegd gezag

Er moet overleg over het gemeentelijk bodemsaneringsprogramma zijn geweest tussen de gemeente en het bevoegd gezag Wet bodembescherming (i.c. de Productgroep Bodem van de provincie Drenthe).