Regeling vervallen per 04-06-2020

Besluit en machtiging provinciale staten

Geldend van 25-04-2003 t/m 23-12-2005

Inhoud

Artikel 1, Begripsbepalingen

In het kader van dit besluit wordt verstaan onder:

-     Presidium: het Presidium als bedoeld in het Reglement van orde;

-     griffier: de griffier als bedoeld in artikel 104 van de Provinciewet;

-     commissiegriffier: de commissiegriffier als bedoeld in de Verordening provinciale Statengriffie Drenthe.

Artikel 2

Het Presidium is bevoegd namens provinciale staten:

a.   beslissingen te nemen met betrekking tot de ontwikkeling, de beoordeling en de beloning van de griffier;

b.   beslissingen te nemen met betrekking tot de aanstelling, de overplaatsing, de schorsing en het ontslag van de commissiegriffier, dan wel met betrekking tot disciplinaire maatregelen jegens hem;

c.   verlof te verlenen aan de griffier.

Artikel 3

De griffier is bevoegd namens provinciale staten:

a.   beslissingen te nemen met betrekking tot de ontwikkeling, de beoordeling en de beloning van de medewerkers van de griffie;

b.   medewerkers van de griffie, behoudens de commissiegriffier, aan te stellen, over te plaatsen, te schorsen en te ontslaan;

c.   disciplinaire maatregelen te treffen ten aanzien van medewerkers van de griffie, behoudens ten aanzien van de commissiegriffier;

d    verlof te verlenen aan de medewerkers van de griffie.

Artikel 4

De bevoegdheid om op grond van de artikelen 2 en 3 beslissingen te nemen, impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens provinciale staten.

Artikel 5

Het Presidium en de griffier brengen de beslissingen, waarvan zij moeten aannemen dat kennisneming door provinciale staten van belang is, en de beslissingen genomen krachtens de artikelen 2, sub a en b, en 3, sub a en b, onverwijld ter kennis van provinciale staten.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking de dag na inwerkingtreding van de Verordening provinciale Statengriffie Drenthe.

TOELICHTING BIJ HET BESLUIT MANDAAT EN MACHTIGING PROVINCIALE STATEN

In de wijziging van de Provinciewet van 12 maart 2003 wordt geregeld dat provinciale staten bevoegd zijn ten aanzien van alle rechtspositionele handelingen met betrekking tot de Statengriffie (artikel 104 van de Provinciewet). In artikel 12 van de Verordening provinciale Statengriffie Drenthe wordt een aantal (uitvoerings)bevoegdheden met betrekking tot de rechtspositie van de Statengriffie aan gedeputeerde staten gedelegeerd.

De besluiten met betrekking tot de aanstelling, de overplaatsing, de schorsing of het ontslag en die met betrekking tot de ontwikkeling, de beoordeling, de beloning, het nemen van disciplinaire maatregelen en het verlenen van verlof blijven in genoemde verordening (artikel 12, onderdelen a tot en met d) expliciet voorbehouden aan provinciale staten.

In de praktijk is het weinig efficiƫnt om een aantal van deze bevoegdheden ook daadwerkelijk door provinciale staten zelf te laten uitoefenen. Derhalve worden aan het Presidium (voor zover het de statengriffier en de commissiegriffier betreft) en aan de statengriffier (voor zover het de overige medewerkers van de Statengriffie betreft) bevoegdheden gemandateerd. Om welke bevoegdheden het gaat, staat limitatief in de artikelen 2 en 3 aangegeven.

Dit betekent dat besluiten met betrekking tot aanstelling, overplaatsing, schorsing of ontslag, dan wel disciplinaire maatregelen jegens de statengriffier altijd aan provinciale staten voorbehouden blijven. Het Presidium heeft daarbij wel een voorbereidende rol en kan voordrachten ter zake doen aan provinciale staten. Met betrekking tot dergelijke maatregelen ten aanzien van de commissiegriffier, waarvoor het Presidium gemandateerd is, kan de statengriffier voorstellen aan het Presidium voorleggen.

Uiteraard zijn het Presidium en de statengriffier gehouden alle informatie die relevant is voor de staten met betrekking tot de uitoefening van dit mandaat tijdig aan de staten te verstrekken. Artikel 5 regelt over welke beslissingen de staten onverwijld dienen te worden ingelicht.