Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR92626
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR92626/1
Regeling vervallen per 17-02-2017
Reglement van orde voor de vergaderingen van de statencommissies
Geldend van 10-06-2003 t/m 20-07-2005
5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan
Tekst
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2. Instelling, taken en samenstelling
Hoofdstuk 3. Aanwezigheid college, Commissaris van de Koning en secretaris
Hoofdstuk 4. Vergaderingen
Hoofdstuk 5. Besloten vergaderingen
Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers
Hoofdstuk 7. Slotbepalingen
HOOFDSTUK 1, BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1, Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. lid: lid of bijzonder lid van een statencommissie;
b. bijzonder lid: een commissielid, niet zijnde statenlid;
c. voorzitter: voorzitter van een statencommissie;
d. plaatsvervangend voorzitter: vervanger van de voorzitter van de statencommissie;
e. commissiegriffier: secretaris van een statencommissie of diens vervanger;
f. griffier: griffier van provinciale staten of diens vervanger. In gevallen waarin de griffier het secretariaat
van een commissie behartigt, dient voor "commissiegriffier" gelezen te worden "griffier";
g. vergadering: vergadering van een statencommissie;
h. Presidium: het Presidium als bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde voor de vergaderingen
en andere werkzaamheden van provinciale staten;
i. secretaris: directeur-secretaris.
HOOFDSTUK 2, INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING
Artikel 2, Instelling statencommissies
1. Provinciale staten stellen de volgende statencommissies in:
a. Statencommissie Milieu, Water en Groen (MWG)
b. Statencommissie Cultuur en Welzijn (CW)
c. Statencommissie Ruimte, Infrastructuur en Mobiliteit (RIM)
d. Statencommissie Bestuur, Financiën en Economie (BFE)
2. De Statencommissie MWG adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.
Milieu:
- milieuhygiëne
- milieubeheer
- gebiedenbeleid
- energiebeleid (de financiële kant wordt behandeld in de Statencommissie BFE)
Water:
- waterbeheer
- waterschappen
Groen:
- plattelandsontwikkeling
- natuur en landschap
- ontgrondingen
- landinrichting
- natuur- en milieueducatie
Landbouw
3. De Statencommissie CW adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.
Cultuur:
- culturele zaken
- monumentenzorg
- regionale omroep
- Drents Museum
Welzijn:
- algemeen welzijnsbeleid (inclusief externe emancipatie)
- sport
- onderwijs
- minderhedenbeleid
- jeugdhulpverlening
- zorg
- organisaties van maatschappelijke activering
4. De Statencommissie RIM adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.
Ruimte:
- ruimtelijke ordening
- volkshuisvesting
- stedelijke vernieuwing/stads- en dorpsvernieuwing
Regiovisies:
- Regiovisie Groningen-Assen 2030
- Regiovisie Zuid-Drenthe - Noord-Overijssel
Infrastructuur/Mobiliteit:
- wegen en kanalen
- verkeer
- vervoer
- openbaar vervoer
5. De Statencommissie BFE adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.
Bestuur:
- bestuurlijke aangelegenheden
- Samenwerkingsverband Noord-Nederland
- Interprovinciaal overleg
- Nieuwe Hanze Interregio
- Bestuurlijke vernieuwing/dualisme
- juridische aangelegenheden
- bezwaarschriften tegen provinciale besluiten en Commissie van advies voor de bezwaarschriften
- Europa en internationale samenwerking
Financiën:
- financiële aangelegenheden
- Fonds Grote projecten (N.B. afzonderlijke projecten worden behandeld in de desbetreffende
functionele statencommissies)
- toezicht gemeentefinanciën
- energie (financiën; energiebeleid wordt behandeld in de Statencommissie MWG)
Economie:
- economische aangelegenheden
- arbeidsmarkt/werkgelegenheid
- arbeidsparticipatie (inclusief vrijwilligers)
- Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij
- Europeese programma's
Recreatie en toerisme
Openbare orde en veiligheid
Communicatie
Personeel en organisatie
Facilitaire zaken
Provinciale eigendommen
Informatie- en communicatietechnologie
6. Indien een onderwerp meerdere statencommissies aangaat, wordt het onderwerp in de statencommissie
die het onderwerp het meest aangaat, met mede-uitnodiging van de leden van de
andere statencommissie, besproken, tenzij het Presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering
van de statencommissies wordt belegd.
7. Indien een gezamenlijke vergadering van statencommissies wordt belegd, vervult de voorzitter
van de statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.
Artikel 3, Taken
Een statencommissie heeft de volgende taken.
- Het uitbrengen van advies aan provinciale staten over een voorstel of onderwerp dat betrekking
heeft op de in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, genoemde onderwerpen.
- Het uitbrengen van advies aan provinciale staten uit eigener beweging.
- Het voeren van overleg met het college of de Commissaris van de Koning over in ieder geval door
het college of de Commissaris van de Koning verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten
aanzien van de in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, genoemde onderwerpen.
Artikel 4, Samenstelling
1. De statencommissies worden zodanig samengesteld dat alle fracties, naar evenredigheid van het
aantal zetels in provinciale staten, in alle statencommissies zijn vertegenwoordigd.
2. De in het eerste lid genoemde leden worden door provinciale staten op voordracht van de fracties
benoemd.
3. Provinciale staten kunnen daarnaast bijzondere commissieleden benoemen. Tot lid kunnen
maximaal 2 personen per fractie worden benoemd die geen lid zijn van provinciale staten indien:
a. zij benoembaar zijn tot lid van provinciale staten in een tussentijds opengevallen plaats;
b. zij een verklaring hebben ondertekend dat zij ermee instemmen dat het bepaalde in de artikelen
11 (openbaar maken van nevenfuncties), 14 (eed voor ambtsaanvaarding) en 25 (opleggen
geheimhoudingsplicht) van de Provinciewet op hen van overeenkomstige toepassing
is.
4. Bij verhindering van een lid van een commissie kan dit lid worden vervangen door een ander lid
van de fractie die hij vertegenwoordigt of door een persoon die geen lid is van provinciale staten
als bedoeld in artikel 4, derde lid.
Artikel 5, Voorzitter
1. De voorzitter wordt door provinciale staten uit hun midden benoemd en is geen lid van de statencommissie.
2. De plaatsvervangend voorzitter wordt door de statencommissie uit haar midden benoemd en is lid
van de statencommissie.
3. De voorzitter is belast met:
a. het leiden van de vergadering;
b. het handhaven van de orde;
c. het doen naleven van dit reglement;
d. hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.
4. De voorzitter is q.q. lid van het Presidium. De plaatsvervangend voorzitter is zijn vervanger.
Artikel 6, Zittingsduur en vacatures
1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en zijn plaatsvervanger eindigt in ieder geval aan het
einde van de zittingsperiode van provinciale staten.
2. Provinciale staten kunnen een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is
benoemd.
3. Provinciale staten kunnen de voorzitter ontslaan.
4. De statencommissie kan de plaatsvervangend voorzitter ontslaan.
schriftelijk mededeling aan provinciale staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke
mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.
6. Indien een vacature ontstaat, beslissen provinciale staten zo spoedig mogelijk over de vervulling
daarvan met inachtneming van artikel 4.
7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van provinciale staten niet
langer vertegenwoordigd is in provinciale staten, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht
van die fractie is benoemd van rechtswege.
Artikel 7, Griffier en commissiegriffier
1. Provinciale staten benoemen ter ondersteuning van alle statencommissies een commissiegriffier.
2. De commissiegriffier is bij iedere commissievergadering aanwezig.
3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door provinciale staten
aangewezen vervanger.
4. De griffier kan bij iedere vergadering aanwezig zijn.
5. De commissiegriffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslaging
als bedoeld in dit reglement deelnemen.
HOOFDSTUK 3, AANWEZIGHEID COLLEGE, COMMISSARIS VAN DE KONING
EN SECRETARIS
Artikel 8, Commissaris van de Koning en gedeputeerden
1. Het Presidium kan de Commissaris van de Koning en een of meer gedeputeerden uitnodigen bij
de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.
2. Indien de Commissaris van de Koning of een gedeputeerde bij een vergadering aanwezig wil zijn
en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.
3. Het Presidium neemt zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek.
Artikel 9, Secretaris
De statencommissie kan het college verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn bij de vergadering
en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
HOOFDSTUK 4, VERGADERINGEN
Paragraaf 1, Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Artikel 10, Vergaderfrequentie
1. Het Presidium stelt voor de aanvang van ieder kalenderjaar in overleg met de voorzitters van de
fracties een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van de statencommissies en
brengt dit tijdig ter kennis van de leden.
2. Een statencommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste
4 leden schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.
3. De voorzitter kan, in afwijking van het in het eerste lid genoemde schema, in bijzondere gevallen
een andere dag of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij
voert hierover overleg met de commissiegriffier.
Artikel 11, Oproep
1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep
onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.
2. De voorlopige agenda en de daarbijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25,
eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke
oproep aan de leden verzonden.
3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden
deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk
48 uur voor aanvang van de vergadering, aan de leden gezonden.
Artikel 12, De agenda
1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium in zijn vergadering de agenda
van de vergadering voorlopig vast. Commissieleden hebben tot 24 uur daarvoor gelegenheid gemotiveerd
punten aan te dragen bij het Presidium.
2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk
48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.
3. Bij aanvang van de vergadering stelt de statencommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid
of de voorzitter kan de statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de
agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
4. Wanneer de statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging
voorbereid acht, kan zij aan het college of de Commissaris van de Koning nadere inlichtingen of
advies vragen. De statencommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw
geagendeerd wordt.
5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie de volgorde van behandeling van
de agendapunten wijzigen.
Artikel 13, Ter inzage leggen van stukken
1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig
met het verzenden van de schriftelijke oproep voor eenieder in het provinciehuis ter inzage
gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd,
wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.
2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het provinciehuis gebracht.
3. Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding
is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de
commissiegriffier en verleent de commissiegriffier een lid inzage.
Artikel 14, Openbare kennisgeving
1. De vergadering wordt door aankondiging in dag- en nieuwsbladen en door plaatsing op de internetsite
van de provincie ter openbare kennis gebracht.
2. De openbare kennisgeving vermeldt:
a. de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;
b. de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbijbehorende
stukken kan inzien;
c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 19.
Paragraaf 2, Orde der vergadering
Artikel 15, Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van
elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 16, Opening vergadering; quorum
1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het
aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt
de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen van de afwezige
leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen
van de schriftelijke oproep is gelegen.
3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De statencommissie
kan echter over andere aangelegenheden dan geagendeerd alleen beraadslagen of
besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden
aanwezig is.
Artikel 17, Ingekomen stukken
1. Bij de statencommissie ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college
aan de statencommissie, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de statencommissie
toegezonden en ter inzage gelegd.
2. Het Presidium kan beslissen bij de statencommissie ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen
stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming
zijn gezonden en waarvan de commissieleden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken
die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.
3. Na de vaststelling van het verslag stelt de statencommissie op voorstel van het Presidium de
wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 18, Streeftijden
1. Het Presidium schat de streeftijden van agendapunten in en vermeldt deze op de voorlopige
agenda.
2. Indien fracties voorzien dat zij meer tijd nodig hebben, melden zij dit voor aanvang van de vergadering
bij de voorzitter.
Artikel 19, Spreekrecht burgers
1. De voorzitter van een commissie stelt toehoorders bij een openbare vergadering van de commissie
op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over zaken die voor die vergadering op
de agenda staan.
2. Het woord kan niet gevoerd worden over:
a. een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;
b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;
c. een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of
kon worden ingediend.
3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voorafgaande aan de vergadering
aan de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp
waarover hij het woord wil voeren.
4. Het spreekrecht wordt gehouden voorafgaand aan het desbetreffende agendapunt. Het geschatte
aanvangstijdstip van het agendapunt wordt vermeld op de agenda.
5. Degene die van het spreekrecht gebruik wenst te maken, wordt verzocht een half uur voor het
geschatte aanvangstijdstip ter vergadering aanwezig te zijn.
6. De maximale spreektijd ingevolge het spreekrecht per persoon of groep van personen bedraagt in
eerste termijn 5 minuten.
7. Na de reactie van de commissie bestaat de mogelijkheid om aansluitend in tweede instantie, indien
nodig en alleen ter verduidelijking, een korte nadere toelichting te geven. De maximale
spreektijd bedraagt wederom 5 minuten.
8. De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid
doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van degene die van het spreekrecht gebruik
heeft gemaakt.
9. Van het verhandelde tijdens het spreekrecht wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 een
verslag opgemaakt.
10. Degene die van het spreekrecht gebruik heeft gemaakt, ontvangt een exemplaar van het verslag.
Artikel 20, Verslag
1. Van het verhandelde in de vergaderingen van de commissies wordt een ontwerpverslag opgemaakt
en toegezonden aan de leden van provinciale staten en aan de overige personen die het
woord gevoerd hebben.
2. Het verslag moet inhouden:
a. de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de Commissaris van de Koning
en de gedeputeerden, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voorzover
aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben. Afzonderlijk
wordt vermeld welke leden afwezig waren;
b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen
die het woord voerden;
d. een samenvatting van het advies aan provinciale staten onder vermelding van de standpunten
van de fracties;
e. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie
het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de statencommissie is toegestaan deel te
nemen aan de beraadslagingen;
f. een lijst van de in de vergadering gedane toezeggingen.
3. De leden van de commissie en de overige personen die het woord gevoerd hebben kunnen binnen
8 dagen na ontvangst van het ontwerpverslag een voorstel tot wijziging van het verslag doen,
indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.
Een voorstel tot wijziging dient bij de commissiegriffier te worden ingediend.
4. De op grond van het bepaalde in het derde lid van dit artikel ontvangen voorstellen tot wijziging
van het ontwerpverslag worden binnen 3 dagen na afloop van de in dat lid gestelde termijn door
middel van wijzigingsbladen toegezonden aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen.
5. Het ontwerpverslag en de bijbehorende wijzigingsbladen vormen een geheel.
6. Het verslag wordt als regel vastgesteld in de eerstvolgende vergadering van de commissie. In
spoedeisende gevallen kan het verslag voorlopig worden vastgesteld door de voorzitter van de
commissie. Deze voorlopige vaststelling moet in de eerstvolgende vergadering van de commissie
worden bekrachtigd.
7. In de agenda voor de vergadering waarin de vaststelling of de bekrachtiging van de voorlopige
vaststelling van het verslag plaatsvindt, wordt bij het hierop betrekking hebbende punt het aantal
bijbehorende wijzigingsbladen vermeld.
8. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de commissiegriffier.
9. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.
Artikel 21, Spreekregels
1. Een lid, de voorzitter, de Commissaris van de Koning, een gedeputeerde en de secretaris spreken
vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.
2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen
vanaf een andere plaats spreken.
Artikel 22, Volgorde sprekers
1. Een lid, de Commissaris van de Koning, een gedeputeerde of de secretaris voeren het woord na
het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.
2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde
van de vergadering.
Artikel 23, Aantal spreektermijnen
1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste 2 termijnen, tenzij de
statencommissie anders beslist.
2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of
voorstel.
4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd,
wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.
Artikel 24, Spreektijd
Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.
Artikel 25, Voorstellen van orde
1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen,
dat kort kan worden toegelicht.
2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.
3. Over een voorstel van orde beslist de statencommissie terstond.
Artikel 26, Handhaving orde; schorsing
1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:
a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;
b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties
zijn betoog zal afronden.
2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in
behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins
de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan
geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft,
over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd
schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.
4. De voorzitter kan een statencommissie voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde
gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel
wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo
nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor
ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen
1. De statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de
beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 28, Advies
1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de
beraadslaging, tenzij de statencommissie anders beslist.
2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de statencommissie of er een advies aan provinciale
staten wordt uitgebracht.
3. Indien de statencommissie een advies aan provinciale staten uitbrengt, beslissen de leden op
voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.
4. In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.
HOOFDSTUK 5, BESLOTEN VERGADERING
Artikel 29, Algemeen
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van orde voor de vergaderingen
van statencommissies van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn
met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 30, Verslag
1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de
leden ter inzage bij de commissiegriffier.
2. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.
Tijdens deze vergadering neemt de statencommissie een beslissing over het al dan niet openbaar
maken van het verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier
ondertekend.
Artikel 31, Geheimhouding
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de statencommissie overeenkomstig artikel 25 van
de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.
De statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 32, Opheffing geheimhouding
Indien provinciale staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens
zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de statencommissie die geheimhouding
heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de statencommissie overleg gevoerd.
HOOFDSTUK 6, TOEHOORDERS EN PERS
Artikel 33, Toehoorders en pers
1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde
plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is
verboden.
3. De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren,
te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan hij
voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.
Artikel 34, Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken,
doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 35, Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede
het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen
maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.
HOOFDSTUK 7, SLOTBEPALINGEN
Artikel 36, Uitleg reglement
In de gevallen waarin dit Reglement van orde voor de vergaderingen van de statencommissies niet
voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de statencommissie op voorstel van
de voorzitter.
Artikel 37, Inwerkingtreding
1. Dit reglement treedt in werking op de dag waarop het is bekendgemaakt.
2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement op de commissies, vastgesteld bij besluit van provinciale
staten van 15 december 1993, Provinciaal blad nummer 44 van 1993. Laatstelijk gewijzigd bij besluit
van provinciale staten van 19 juni 2002, Provinciaal blad nummer 28 van 4 juli 2002.
TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN DE
STATENCOMMISSIES
In de Provinciewet, zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur,
is een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen statencommissies,
bestuurscommissies en andere commissies (respectievelijk de artikelen 80, 81 en 82 van de
Provinciewet). Statencommissies bereiden de besluitvorming in provinciale staten voor en voeren
overleg met het college en de Commissaris van de Koning. Bestuurscommissies zijn commissies
waaraan bevoegdheden van provinciale staten, het college of de Commissaris van de Koning worden
overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht
worden aan adviescommissies of ad-hoccommissies.
De bepalingen met betrekking tot het nieuwe commissiestelsel treden op 12 maart 2003 in werking.
Vanaf die datum zullen de statencommissies die provinciale staten instellen aan de voorschriften van
de Wet dualisering provinciebestuur moeten voldoen. Wel kunnen provinciale staten vanwege de tijd
die gemoeid is met de voorbereiding van de instelling van statencommissies en de gedachtevorming
hierover, ervoor kiezen tijdelijk zonder statencommissies te functioneren.
Op grond van artikel 80, eerste lid, kunnen provinciale staten zoveel statencommissies instellen als zij
wenselijk achten. Provinciale staten regelen de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van
de statencommissies en de wijze waarop de leden van een statencommissie inzage hebben in stukken
ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Provinciewet, zoals deze luidt na inwerkingtreding
van de Wet dualisering provinciebestuur, verplicht overigens niet tot het instellen van statencommissies.
De instelling van statencommissies geschiedt veelal bij reglement, waarin de taken, de bevoegdheden,
de samenstelling en de werkwijze van de statencommissies worden vastgelegd. Dit reglement
voorziet hierin.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1.
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moet worden
herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
17
_____________
De taken van het Presidium die uit dit reglement voortvloeien zijn:
- het Presidium besluit of een gezamenlijke vergadering van de statencommissies wordt belegd
(artikel 2);
- het Presidium kan de Commissaris van de Koning en een of meer gedeputeerden uitnodigen in
de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen (artikel 8);
- het Presidium beslist op het verzoek van de Commissaris van de Koning of een gedeputeerde om
bij de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen (artikel 8);
- het Presidium stelt de agenda van de vergadering voorlopig vast (artikel 12);
- het Presidium kan beslissen ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen
(artikel 17);
- het Presidium stelt de wijze van afdoening van ingekomen stukken voor (artikel 17);
- het Presidium schat de streeftijden van agendapunten in (artikel 18).
Artikel 2.
Het zesde en zevende lid zijn coördinatiebepalingen. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult
de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat de rol van voorzitter. Het
spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier
vervult.
Artikel 3.
De taken van de statencommissies zijn vastgelegd in artikel 80, eerste lid, van de Provinciewet. De
statencommissies bereiden de besluitvorming van provinciale staten voor en overleggen met het college
of de Commissaris van de Koning. De statencommissie is vooral gericht op voorbereiding en
informatievoorziening; het politieke debat vindt plaats in provinciale staten.
De taak om de besluitvorming van provinciale staten voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak
advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De statencommissie kan ook uit eigener beweging
advies aan provinciale staten uitbrengen; ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in
provinciale staten. De taken van de statencommissie zijn in essentie dezelfde als die van provinciale
staten, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.
De statencommissie bepaalt evenals provinciale staten haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het
college maar het Presidium bepaalt of een voorstel aan de statencommissie wordt voorgelegd alvorens
het in provinciale staten wordt besproken.
Artikel 4.
Provinciale staten bepalen de samenstelling van de statencommissies. Wel schrijft artikel 80, derde
lid, van de Provinciewet voor dat provinciale staten moeten zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging
van de in provinciale staten vertegenwoordigde politieke groeperingen.
Zoals ook uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een statencommissie geen statenlid te zijn. Wel
is er in dit reglement van uitgegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde
leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling
op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.
18
_____________
Op grond van het derde lid moeten bijzondere commissieleden, evenals statenleden, voldoen aan
hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet. Dit betekent onder andere
dat zij 18 jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties
openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen
handelen met artikel 15.
Om ervoor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn deel te nemen
aan de vergaderingen van de statencommissie, bepaalt het vierde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend
lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid
van een statencommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid
benoemde leden.
Artikel 5.
Artikel 80, vierde lid, van de Provinciewet schrijft voor dat de voorzitter van een statencommissie statenlid
moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat provinciale staten de voorzitters "uit hun
midden" benoemen. De voorzitter is geen lid van de statencommissie. Dit is een bewuste keuze; op
deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en
energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de statencommissie. Hij hoeft zich niet te
bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de statencommissie. Bovendien is bij de instelling van
de statencommissies reeds duidelijk wie deel gaat uitmaken van het Presidium.
Voor de plaatsvervangend voorzitter geldt een afwijkend regime. De plaatsvervangend voorzitter
wordt door de statencommissie, uit hun midden, benoemd. De plaatsvervangend voorzitter is derhalve
lid van de statencommissie.
Artikel 6.
De zittingsperiode van de (bijzondere) commissieleden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is
even lang als de zittingsperiode van provinciale staten, in principe dus 4 jaar. De benoeming eindigt
derhalve van rechtswege; provinciale staten hoeven hen niet te ontslaan.
Het bijzondere lidmaatschap van een statencommissie wordt eveneens van rechtswege beëindigd
indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd
op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van provinciale
staten niet meer vertegenwoordigd is in provinciale staten (zevende lid).
Provinciale staten kunnen een lid van een statencommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft
voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De
ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid.
Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor bijzondere commissieleden; deze
hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde
eisen, ontslag nemen of overlijden. Het zesde en zevende lid voorzien in de situatie van tussentijdse
vacature.
19
_____________
Artikel 7.
Iedere statencommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. De commissiegriffier is altijd
bij de vergaderingen van de statencommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen,
zij het dat de statencommissie op grond van artikel 27 van dit reglement altijd de mogelijkheid
heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.
Artikel 8.
De Commissaris van de Koning en de gedeputeerden zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van
de Wet dualisering provinciebestuur geen lid meer van statencommissies (artikel 80, tweede lid). Hun
aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend. De statencommissie kan per vergadering beslissen
of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen
mag deelnemen. Artikel 80, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard,
is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet-besloten vergaderingen. In
openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen
kunnen zij echter alleen als de statencommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze
veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door
de statencommissie.
Artikel 9.
Indien de statencommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een statencommissie
aanwezig is, zal de statencommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig
te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers zijn werkgever.
Ook deze bepaling geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen. Op basis van artikel 27
kunnen provinciale staten ook andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen. Ook
hiertoe zullen zij een verzoek aan het college moeten doen.
Artikel 10.
Veelal zullen de vergaderingen van de statencommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats
voorafgaand aan de vergaderingen van provinciale staten. Een statencommissie vergadert vaker als
de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste 4 leden hierom vragen. Indien een statencommissie
een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruikmaken van het derde lid en een ander(
e) dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de
commissiegriffier.
Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat dit reglement geen bepaling, aangezien artikel 80,
vijfde lid, van de Provinciewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige
toepassing verklaard op statencommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de statencommissies
in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een
statencommissie of de voorzitter kan de statencommissie beslissen om achter gesloten deuren te
vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar
is tenzij de statencommissie anders beslist.
20
_____________
Artikel 11.
De leden van een statencommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering
en de stukken ten minste 10 dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende
agenda wordt vastgesteld, bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.
Artikel 12.
Voor het verzenden van de oproep stelt het Presidium de agenda voorlopig vast. Uiteindelijk bepaalt
een statencommissie echter haar eigen agenda. De agenderende rol van een statencommissie komt
tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een statencommissie
kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende is voorbereid en voor inlichtingen of advies
aan het college wordt gezonden. Een statencommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het
onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel
overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.
Artikel 13.
Naast de voorlopige agenda en de daarbijbehorende stukken, worden stukken die ter toelichting van
de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor eenieder ter inzage
gelegd. Dit gebeurt in het provinciehuis. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken
liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de provincie blijven berusten. Stukken ten aanzien
waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van statencommissies bij de commissiegriffier
inzien.
Artikel 14.
Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet moet de voorzitter van een statencommissie
met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis
brengen. De voorlopige agenda en de daarbijbehorende stukken worden met de schriftelijke oproep
en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier
een regeling voor.
Artikel 15.
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel
vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om
de vergoedingen voor de leden van een statencommissie te kunnen vaststellen.
21
_____________
Artikel 16.
Artikel 20 van de Provinciewet regelt het vergaderquorum van provinciale staten. Voor de statencommissies
ontbreekt een dergelijke bepaling in de Provinciewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer
dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan
worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het
quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een statencommissie de voortgang
van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter
bepaalt op welke datum en welk tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat.
Indien er enkele dagen tussen de 2 vergaderingen zit, mag ervan uit worden gegaan dat het mogelijk
is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de
voorzitter overlegt met de statencommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Artikel 17.
Omtrent de aan de statencommissie gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan
en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter
buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming,
dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Artikel 18.
Door streeftijden kan een inschatting gemaakt worden van de duur van de agenda. Fracties dienen te
melden als zij voorzien dat meer tijd ingeruimd moet worden voor de behandeling van agendapunten.
Artikel 19.
Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij
het provinciebestuur, een van doelstellingen van de vernieuwing van het provinciebestuur.
Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier
een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een statencommissie. Doordat
het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken
over onderwerpen die een statencommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp
dat een andere statencommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de commissiegriffier de desbetreffende
persoon naar de juiste statencommissie verwijst.
In het tweede lid zijn 3 onderwerpen opgenomen waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit
van provinciale staten of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de
burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de Rechtbank. Verder
zijn de benoemingen, de keuzen, de voordrachten en de aanbevelingen van personen uitgesloten van
het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, de keuzen, de voordrachten of
de aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun
ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers
zich ook niet uitlaten over onderwerpen waar zij op grond van artikel 9:2 van de Algemene wet
bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.
22
_____________
De burgers die wensen in te spreken dienen zich voorafgaande aan de vergadering te melden bij de
commissiegriffier.
Op basis van artikel 20, eerste lid, wordt het verslag (ontwerpverslag) toegezonden aan de burgers
die hebben ingesproken.
Artikel 20.
Het ontwerpverslag wordt aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden.
De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te
doen. Een voorstel tot wijziging kan binnen 8 dagen na ontvangst van het ontwerpverslag bij de commissiegriffier
worden ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan
de voorzitter, een lid en een collegelid dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is
aan de statencommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd
wordt, aangezien de statencommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is
niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling rechtspraak van de Raad van State). De uiteindelijke verantwoordelijkheid
van het verslag ligt bij de commissiegriffier op grond van het achtste lid. Na vaststelling
van het verslag ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.
Artikel 21.
Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.
Artikel 22.
Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de Commissaris van de Koning of een gedeputeerde
op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking
op het verloop van de vergadering. Artikel 25 geeft een regeling voor een voorstel van orde.
Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.
Artikel 23.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn
wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een
portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een
verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven,
dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de statencommissie van mening is dat na de tweede termijn
verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
23
_____________
Artikel 24.
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een statencommissie op eigen initiatief regels kan stellen
over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter
hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering
te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.
Artikel 25.
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 22, tweede lid). De
beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de desbetreffende statencommissie.
Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een statencommissie.
Artikel 26.
Het eerste lid verzekert dat leden van een statencommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties
uiteraard toegestaan voorzover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang
van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere
interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van statencommissies zich niet belemmerd voelen
hun mening te uiten bepaalt artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet bovendien dat artikel 22 van
overeenkomstige toepassing is op leden van statencommissies. Hierdoor zijn leden van statencommissies
niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij
in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel statenleden als bijzondere
commissieleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde
worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden.
Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij
de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de
vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de
vergadering voor ten hoogste 3 maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde
lid, van de Provinciewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van statenleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze
uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde
op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 33 van dit reglement.
Artikel 27.
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Provinciewet geregelde verschoningsrecht,
dat in artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing
wordt verklaard op leden van statencommissies en andere personen die aan de beraadslagingen
deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een statencommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris
in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om
anderen dan de leden, de voorzitter, de Commissaris van de Koning, de gedeputeerden en de secretaris.
24
_____________
Deze hebben op grond van de artikelen 8, 9, 21 en 22 van dit reglement reeds het recht om aan de
beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de
leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het
verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.
Artikel 28.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht,
tenzij een statencommissie anders beslist. Een statencommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt
de besluitvorming in provinciale staten voor en overlegt met het college en de Commissaris van
de Koning. Wel kan een statencommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan provinciale
staten. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in provinciale staten worden
de standpunten van alle fracties meegenomen.
Artikel 29.
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen
omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De
bepalingen van dit reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen
strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beelden
geluidregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die
betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een statencommissie moeten
besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 25 van de Provinciewet wordt opgelegd dan wel
opgeheven.
Artikel 30.
Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing.
Het vierde lid van artikel 23 van de Provinciewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een
afzonderlijk verslag wordt opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij provinciale staten en i.c.
dus een statencommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van deze bepaling
dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de commissiegriffier. De statencommissie
beslist over het openbaar maken van deze notulen.
Artikel 31.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht.
Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Provinciewet nodig.
Niet alleen een statencommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een statencommissie,
het college en de Commissaris van de Koning kunnen geheimhouding aan een statencommissie
opleggen. Overigens kan een statencommissie ook geheimhouding opleggen aan provinciale staten
of het college ten aanzien van stukken die zij aan provinciale staten of het college overlegt (artikel
25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Provinciewet).
25
_____________
De geheimhouding geldt ten aanzien van eenieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die
kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat
het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of provinciale staten haar opheft.
Artikel 32.
Zoals uit de toelichting op artikel 31 blijkt kunnen provinciale staten de geheimhouding, die een statencommissie
aan provinciale staten oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting
opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 33.
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Provinciewet regelen dat de voorzitter van provinciale staten
toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging
kan ontzeggen. Voor statencommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Provinciewet, het derde
lid voorziet hierin.
Artikel 34.
Aangezien de vergaderingen van een statencommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tvstations
geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering
betreft.
Artikel 35.
Artikel 35 heeft betrekking op het mobieletelefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt
verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet dat, indien zwaarwegende redenen dit
noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel
stand-by te laten staan.
Artikelen 36 en 37.
Deze artikelen behoeven geen toelichting.
ga/ck/kf/coll.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl