Regeling vervallen per 17-02-2017

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten

Geldend van 22-04-2003 t/m 07-04-2004

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter: de voorzitter van provinciale staten of diens vervanger;

b. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de

vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c. subamendement: voorstel tot wijziging van een aan de orde/in behandeling zijnd amendement,

naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking

heeft;

d. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek

wordt uitgesproken;

e. interpellatie: het vragen van inlichtingen over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

f. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

g. initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

h. statencommissies: commissies als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet.

Artikel 2, De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het Reglement van orde;

d. hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3, De griffier

1. De griffier is in elke vergadering van provinciale staten aanwezig.

2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door provinciale staten

daartoe aangewezen ambtenaar.

3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld

in dit reglement deelnemen.

Artikel 4, De secretaris

Provinciale staten kunnen het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn

en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5, Het Presidium

1. Provinciale staten hebben een Presidium.

2. Het Presidium bestaat uit de voorzitter, de waarnemend voorzitter, de tweede waarnemend voorzitter

en de voorzitters van de statencommissies. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering

van het Presidium aanwezig. De voorzitter is de voorzitter van het Presidium.

3. Op de aanwijzing door provinciale staten van de tweede waarnemend voorzitter is artikel 75,

eerste lid, laatste volzin, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

4. Het Presidium kan andere leden van provinciale staten en de secretaris uit nodigen voor het

Presidium.

HOOFDSTUK 2, TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES

Artikel 6, Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van provinciale staten stellen de staten een commissie in

bestaande uit drie leden van de staten. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop

betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden van de staten en de processen-verbaal

van de stembureaus.

2. Indien de commissie bij haar onderzoek niet blijkt van bezwaren tegen toelating van enig lid, deelt

zij zulks bij monde van het eerstbenoemde lid aan de vergadering mede, waarna de vergadering

terstond over de toelating beslist.

3. Indien bij de commissie wel bezwaren zijn gerezen tegen toelating van enig lid, brengt zij schriftelijk

verslag uit aan de staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt

ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. De vergadering beslist vervolgens aanstonds

over de door de commissie in haar verslag vermelde bezwaren, tenzij zij een nader onderzoek

wenselijk acht, in welk geval de beslissing kan worden uitgesteld tot een nader te bepalen

dag.

4. Na een statenverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van provinciale staten op om in

de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de

Provinciewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van

provinciale staten op voor de vergadering van provinciale staten waarin over diens toelating wordt

beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7, Fracties

1. De leden van de staten, die door het Centraal Stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen

zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer

slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de staten deze

aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de

fractie in de eerste vergadering van provinciale staten aan de voorzitter mee welke naam deze

fractie in provinciale staten wil voeren.

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden,

worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

4. a. Indien:

1. 1 of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

2. 2 of meer fracties als 1 fractie gaan optreden;

3. 1 of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de

eerstvolgende vergadering van provinciale staten na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3, VERGADERINGEN

Paragraaf 1, Vergaderschema; voorbereidingen

Artikel 8, Vergaderschema

Het Presidium stelt voor de aanvang van ieder kalenderjaar in overleg met de voorzitters van de fracties

een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van provinciale staten en brengt dit

tijdig ter kennis van de leden.

Artikel 9, Oproep

1. De voorzitter zendt ten minste 14 dagen voor een vergadering de leden van provinciale staten

een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

2. De voorlopige agenda en de daarbijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25,

eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke

oproep aan de leden van provinciale staten verzonden.

3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden

deze agenda en de daarbijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en

tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor

aanvang van de vergadering, aan de leden van provinciale staten gezonden.

Artikel 10, Agenda

1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de

vergadering vast.

2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk

48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

3. Bij aanvang van de vergadering stellen provinciale staten de agenda vast. Op voorstel van een lid

van provinciale staten of de voorzitter kunnen provinciale staten bij de vaststelling van de agenda

onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

4. Wanneer provinciale staten een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid

achten, kunnen zij het onderwerp verwijzen naar een statencommissie of aan het college

nadere inlichtingen of advies vragen.

5. Op voorstel van een lid van provinciale staten of van de voorzitter kunnen provinciale staten de

volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11, De gedeputeerde

1. Het Presidium kan 1 of meer gedeputeerden uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en

aan de beraadslagingen deel te nemen.

2. Indien een gedeputeerde bij een vergadering van provinciale staten aanwezig wil zijn en wil deelnemen

aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe voor de vaststelling van de voorlopige agenda

een verzoek aan de voorzitter.

3. Voor de verzending van de schriftelijke oproep beslist het Presidium op het verzoek.

Artikel 12, Ter inzage leggen van stukken

1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of de voorstellen op de agenda dienen, worden

gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor eenieder in het provinciehuis ter inzage

gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd,

wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van provinciale staten.

2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het provinciehuis gebracht.

3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding

is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van

de griffier en verleent de griffier de leden van provinciale staten inzage.

Artikel 13, Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt door aankondiging in 1 of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en

door plaatsing op de Internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbijbehorende

stukken kan inzien.

Paragraaf 2, Orde der vergadering

Artikel 14, Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van provinciale staten onmiddellijk de presentielijst.

Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening

vastgesteld.

Artikel 15, Zitplaatsen

1. De voorzitter, de leden van provinciale staten en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de

voorzitter na overleg in het Presidium, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van provinciale

staten aangewezen.

2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het

Presidium.

3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de gedeputeerden, de secretaris en overige

personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de Provinciewet

vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt

de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende

vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 17, Vervallen

Artikel 18, Verslag

1. Het ontwerpverslag van de voorgaande vergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de leden van

provinciale staten toegezonden. Het ontwerpverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die

het woord gevoerd hebben, toegezonden

2. Het verslag van een vorige vergadering wordt bij het begin van de vergadering vastgesteld

3. De leden, de voorzitter, de gedeputeerden, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel

tot verandering aan provinciale staten te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet

duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het

vaststellen van het verslag bij de griffier te worden ingediend.

4. Het verslag moet inhouden:

a. de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van

de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

c. een zo getrouw mogelijke weergave van het ter vergadering besprokene met vermelding van

de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming

van de namen van de leden die voor- of tegenstemden, onder aantekening van de namen

van de leden die zich overeenkomstig de Provinciewet van stemming hebben onthouden;

e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties,

amendementen en subamendementen;

f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie

het op grond van het bepaalde in artikel 27 door provinciale staten is toegestaan deel te nemen

aan de beraadslagingen;

g. een lijst van de in de vergadering gedane toezeggingen.

5. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

6. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19, Status stukken

1. Het Presidium voorziet de door gedeputeerde staten aan de vergadering van provinciale staten

voorgedragen zaken van een voorlopige A- of B-status.

- Over de met A aangeduide aan de vergadering van provinciale staten voorgedragen zaken

kan beraadslaging plaatsvinden in de vergadering van een statencommissie als bedoeld in

artikel 80 van de Provinciewet en in provinciale staten wanneer niet alle fracties in de statencommissievergadering

waren vertegenwoordigd (hamerstuk);

- Over de met B aangeduide aan de vergadering van provinciale staten voorgedragen zaken

kan beraadslaging plaatsvinden in de vergadering van 1 statencommissie en in de vergadering

van provinciale staten (bespreekstuk).

2. Het Presidium stelt na behandeling van het stuk in de statencommissie de definitieve status van

het stuk vast.

3. Het Presidium wijzigt de voorlopige status van een stuk indien:

- het stuk een voorlopige A-status heeft en 1 of meer leden naar aanleiding van de behandeling

in een statencommissie aangeven dat zij de wijziging van de status van het stuk gewenst

achten;

- het stuk een voorlopige B-status heeft en de statencommissie unaniem van mening is dat de

status van het stuk kan worden gewijzigd.

Artikel 20, Ingekomen stukken

1. Bij provinciale staten ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college

aan provinciale staten, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van provinciale

staten toegezonden en ter inzage gelegd.

2. Het Presidium kan beslissen bij provinciale staten ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen

stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming

zijn gezonden en waarvan de leden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk

en/of beledigend zijn.

3. Na de vaststelling van het verslag stellen provinciale staten op voorstel van het Presidium de

wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 21, Spreekregels

1. De leden van provinciale staten en overige aanwezigen spreken vanaf de spreekplaats en richten

zich tot de voorzitter.

2. De voorzitter kan de leden van provinciale staten en de overige aanwezigen toestemming verlenen

vanaf een andere plaats te spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

1. Een lid van provinciale staten voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen

te hebben.

2. De voorzitter verleent de leden het woord in willekeurige volgorde, tenzij de vergadering anders

besluit. Als de leden het woord willen voeren over de op de agenda vermelde onderwerpen dienen

zij zich voor de opening van de vergadering als spreker op de daartoe bestemde sprekerslijst

te laten inschrijven. De mogelijkheid hiertoe bestaat vanaf een kwartier voor de aanvang van de

vergadering.

3. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van provinciale staten het

woord vraagt over de orde van de vergadering of voor vermelding van een persoonlijk feit.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij

provinciale staten anders beslissen.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of

voorstel.

4. Het derde lid is niet van toepassing op:

a. de rapporteur van een commissie;

b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat

betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

5 Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd,

wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24, Spreektijd

Een lid van provinciale staten kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige

aanwezigen.

Artikel 25, Handhaving orde; schorsing

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een lid van provinciale staten hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker

zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in

behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins

de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende

spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin

zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd

schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 26, Beraadslaging

1. Provinciale staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van provinciale staten beslissen

over 1 of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2. Op verzoek van een lid van provinciale staten of op voorstel van de voorzitter kunnen provinciale

staten besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het

college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen

worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

1. Provinciale staten kunnen bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van

provinciale staten, de gedeputeerde, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de

beraadslaging.

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of 1 van de leden van provinciale staten

genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt

een aanvang wordt genomen.

Artikel 28, Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat provinciale staten tot stemming overgaan, heeft ieder

lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 29, Beslissing

1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de

beraadslaging, tenzij provinciale staten anders beslissen.

2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de

stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt

gevraagd.

3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het

voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3, Procedures bij stemmingen

Artikel 30, Algemene bepalingen over stemming

1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook

de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming

is aangenomen.

2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen

worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

3. Indien door 1 of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden van provinciale staten bij naam op hun stem uit te

brengen. De stemming begint bij het lid van wie de naam door de voorzitter bij loting wordt aangewezen.

Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de

stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

6. De leden brengen hun stem uit door het woord "voor" of "tegen" uit te spreken, zonder enige toevoeging.

7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen

voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan

hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen

dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal

voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31, Stemming over amendementen en moties

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement

gestemd.

2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement

gestemd en vervolgens over het amendement.

3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend,

bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de

regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt

gebracht.

4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel

gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32, Stemming over personen

1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van

een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 4 leden tot stembureau.

2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van stemming moet

onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te

bevelen. Provinciale staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen

worden samengevat op 1 briefje.

4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden

dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet

gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming

gehouden.

5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet

worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben

ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

a. een blanco ingevuld stembriefje;

b. een ondertekend stembriefje;

c. een stembriefje waarop meer dan 1 naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures

betreft;

d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon

wordt gestemd die niet is voorgedragen;

e. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming

is beperkt.

6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen provinciale staten, op voorstel

van de voorzitter.

7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag

vernietigd.

Artikel 33, Herstemming over personen

1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot

een tweede stemming overgegaan.

2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen,

heeft een derde stemming plaats tussen 2 personen, die bij de tweede stemming de meeste

stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer

dan 2 personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke 2 personen

de derde stemming zal plaatshebben.

3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34, Beslissing door het lot

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet

plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen,

in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3. Vervolgens neemt de voorzitter 1 van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit

briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4, RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 35, Amendementen

1. Ieder lid van provinciale staten kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen.

Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in 1 of meer onderdelen

te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd

kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van provinciale staten, die de presentielijst

getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is

ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden,

schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en na voorlezing door de voorsteller aan de voorzitter

worden overhandigd, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het

voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming

door provinciale staten heeft plaatsgevonden.

Artikel 36, Moties

1. Ieder lid van provinciale staten kan ter vergadering een motie indienen.

2. Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk worden ingediend en

na voorlezing door de voorsteller, aan de voorzitter worden overhandigd.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de

beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats

nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 37, Voorstellen van orde

1. De voorzitter en ieder lid van provinciale staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een

voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslissen provinciale staten terstond.

Artikel 38, Initiatiefvoorstel

1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter

worden ingediend.

2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de

schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de

agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

3. In bijzondere gevallen kan de voorzitter, indien hem de behandeling urgent voorkomt, afwijken

van het bepaalde in het tweede lid.

4. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen

en onderwerpen zijn behandeld, tenzij provinciale staten oordelen dat het voorstel met het oog op

de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te

worden behandeld of dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een statencommissie of

voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepalen provinciale

staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

5. Provinciale staten kunnen voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een

initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 39, Collegevoorstel

1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan provinciale staten,

dat vermeld staat op de agenda van de vergadering van provinciale staten, kan niet worden ingetrokken

zonder toestemming van provinciale staten.

2. Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies

terug aan het college moet worden gezonden, bepalen provinciale staten in welke vergadering het

voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40, Interpellatie

1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de

voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk

bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp

waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige

leden van provinciale staten en de gedeputeerden. Bij de behandeling van de ingekomen stukken

van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming

gebracht. Provinciale staten bepalen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal

worden gehouden.

3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van provinciale staten,

de Commissaris van de Koning en de gedeputeerden niet meer dan eenmaal, tenzij provinciale

staten hun hiertoe verlof geven.

Artikel 41, Schriftelijke vragen

1. De schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting

worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording

wordt verlangd.

2. De vragen worden bij de voorzitter van provinciale staten ingediend. Deze draagt er zorg voor dat

de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van provinciale staten en het college

worden gebracht.

3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen, nadat

de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende

vergadering van provinciale staten. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden,

stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis,

waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht

wordt behandeld als een antwoord.

4. De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van provinciale

staten medegedeeld.

5. De vragen en de antwoorden worden gelijktijdig met de stukken, als bedoeld in artikel 20, aan de

leden van provinciale staten toegezonden.

6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende statenvergadering en bij

mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering van provinciale staten, na de behandeling van

de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de

Commissaris van de Koning of door het college gegeven antwoord, tenzij provinciale staten anders

beslissen.

Artikel 42, Vragenhalfuur

1. Aan het begin van de vergadering van provinciale staten is er een vragenhalfuur, tenzij er bij de

voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het Presidium bepalen dat het

vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuur

eindigt.

2. Het lid van provinciale staten dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding

van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenhalfuur bij de voorzitter.

De voorzitter kan na overleg met het Presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur

aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven

of indien het onderwerp in de statenvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

3. De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen ter kennis van gedeputeerde staten en de

leden van provinciale staten en maakt het onderwerp van de vragen openbaar.

4. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan

de orde worden gesteld.

5. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de gedeputeerden,

voor de Commissaris van de Koning en voor de overige leden van provinciale staten.

6. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om 1 of meer vragen aan het college

of de Commissaris van de Koning te stellen en een toelichting daarop te geven.

7. Na de beantwoording door het college of de Commissaris van de Koning krijgt de vragensteller

desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

8. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van provinciale staten het woord verlenen om

hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

9. Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties

toegelaten.

Artikel 43, Inlichtingen

1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 167, derde lid, en 179,

derde lid, van de Provinciewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het

college of de Commissaris van de Koning.

2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan provinciale

staten.

3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daaropvolgende

vergadering gegeven.

4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de

antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK 5, BEGROTING EN REKENING

Artikel 45, Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling

en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die provinciale staten vaststellen.

Artikel 46, Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de

jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel

indemniteitsbesluit volgens een procedure die provinciale staten vaststellen.

HOOFDSTUK 6, LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 47, Verslag; verantwoording

1. Een lid van provinciale staten, een gedeputeerde, de Commissaris van de Koning, de secretaris,

die door provinciale staten zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar

lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke

regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen

stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het

algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door provinciale staten gewenste bespreking van

dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende statencommissie.

2. Ieder lid van provinciale staten kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen

stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 41, zijn van

overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van provinciale staten een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording

wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluiten provinciale staten

over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43,

zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin provinciale

staten 1 van zijn leden hebben benoemd.

HOOFDSTUK 7, BESLOTEN VERGADERING

Artikel 48, Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing,

voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 49, Verslag

1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de

leden ter inzage.

2. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.

Tijdens deze vergadering nemen provinciale staten een besluit over het al dan niet openbaar maken

van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 50, Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslissen provinciale staten, overeenkomstig artikel 25

van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Provinciale staten kunnen besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 51, Opheffing geheimhouding

Indien provinciale staten op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede

en derde lid, of artikel 91, tweede en derde lid, van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding

op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft

opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 8, TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 52, Toehoorders en pers

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde

plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is

verboden.

Artikel 53, Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de statenvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen

maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 54, Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede

het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen

maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

HOOFDSTUK 10, SLOTBEPALINGEN

Artikel 55, Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement,

beslissen provinciale staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 56, Inwerkingtreding

1. Dit reglement treedt in werking op de dag waarop het is bekendgemaakt.

2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten en

het Reglement op de commissies, vastgesteld bij besluit van provinciale staten van 15 december

1993 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van provinciale staten van 19 juni 2002, nummer I-11,

Provinciaal blad nummer 28 van 4 juli 2002.