Regeling vervallen per 20-07-2018

Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Drenthe

Geldend van 04-08-2004 t/m 19-07-2018

Intitulé

Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Drenthe

Inhoud

Artikel 1, Definitie

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van provinciale staten te plaatsen.

Artikel 2, Geldig verzoek

1. Provinciale staten plaatsen een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van hun vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

2. Ongeldig is het verzoek dat:

a. niet door ten minste 500 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

b. een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

c. niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3, Initiatiefgerechtigde

1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Drentse provinciale staten.

2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4, Burgerinitiatiefvoorstel

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van provinciale staten;

b. een onderwerp over provinciaal beleid;

c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het provinciebestuur;

d. een bezwaar of beroep in de zin van hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het provinciebestuur (dat loopt of reeds is behandeld);

e. een onderwerp waarover tijdens de provincialestatenperiode, waarin indiening van het voorstel plaatsvindt, door provinciale staten een besluit is genomen of binnen afzienbare tijd zal worden genomen;

f. een onderwerp dat tot de persoonlijke levenssfeer behoort;

g. een onderwerp betreffende provinciale belastingen en/of leges;

h. een geschil waarover door de rechter is geoordeeld of dat bij de rechter aanhangig is.

Artikel 5, Verzoek

1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van provinciale staten wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter.

2. Het verzoek bevat ten minste:

a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

3. Voor het indienen van het verzoek wordt gebruikgemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.

4. Voor het indienen van de ondersteuningsverklaringen wordt gebruikgemaakt van het in bijlage 2 van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6, Beslissing

a. Provinciale staten beslissen in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van een verzoek op grond van artikel 5, eerste lid, of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van provinciale staten wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste 2 weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

b. Indien provinciale staten het verzoek toewijzen, dan agenderen zij het burgerinitiatiefvoorstel in beginsel voor de eerstvolgende vergadering van provinciale staten. De behandeling kan in een statencommissie worden voorbereid.

c. De voorzitter nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de (commissie)vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

d. Zo spoedig mogelijk nadat provinciale staten over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit hebben genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit van de zakelijke inhoud ervan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, een van overheidswege uitgegeven blad, dan wel op andere geschikte wijze.

e. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7, Rapportering in burgerjaarverslag

De Commissaris van de Koning brengt in het burgerjaarverslag tevens rapport uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8, Slotbepaling

a. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Drenthe.

b. Deze verordening treedt in werking 6 weken na haar bekendmaking in het Provinciaal blad.

Toelichting

op de Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Drenthe

Artikel 1, Definitie

Deze formulering biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan provinciale staten aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd (bijvoorbeeld de wens om over de problematiek in een bepaalde regio te discussiëren), maar tevens om een concreet voorstel in te dienen (bijvoorbeeld om een concreet besluit te nemen).

Artikel 2, Geldig verzoek

Uit dit artikel volgt dat de provinciale staten een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een statenvergadering moeten plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. Provinciale staten zullen zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.

In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatiefvoorstel biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van provinciale staten. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat provinciale staten hun eigen agenda vaststellen. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De omvang van de drempel is daardoor van dien aard dat zij zonder verhinderend te zijn toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Wij achten een aantal van 500 initiatiefgerechtigden daarvoor voldoende. Na een duidelijke toe- of afname van het aantal initiatiefgerechtigden, kunnen provinciale staten dit aantal van 500 eenvoudig aanpassen.

Artikel 3, Initiatiefgerechtigden

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor provincialestatenverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van provinciale staten te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B.2 van de Kieswet. Het initiatiefrecht wordt daarbij wel voorbehouden aan de inwoners van Drenthe. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen.

Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn, wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4, Burgerinitiatiefvoorstel

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheids- en effectiviteitsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om provinciale staten te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover provinciale staten uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid hebben. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat provinciale staten niets met het burgerinitiatiefvoorstel kunnen doen, omdat zij er niet over gaan.

Een vraag over provinciaal beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissievergadering of een spreekuur van een gedeputeerde.

Ook moet worden voorkomen dat het burgerinitiatief andere procedures, zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het provinciebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Het is evenmin de bedoeling dat zaken die recentelijk nog in provinciale staten aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in provinciale staten te zeer kunnen frustreren. Mede daarom is de termijn gerelateerd aan de provincialestatenperiode.

Onderwerpen die tot de persoonlijke levenssfeer behoren zijn onderwerpen die betrekking hebben op individuele gevallen of een zodanig karakter hebben dat zij redelijkerwijs geacht moeten worden

betrekking te hebben op een individueel geval. Deze uitzondering is opgenomen omdat het burgerinitiatief niet bedoeld is om een uitzondering te maken op het provinciaal beleid ten behoeve van een concreet individueel geval.

De belastingheffing is een onderwerp dat zich minder leent voor een burgerinitiatiefvoorstel. Dit mag ook blijken uit het feit dat in de verordening op het correctief referendum is bepaald dat geen referendum kan worden gehouden over een algemeen verbindend voorschrift dat betrekking heeft op de provinciale belastingen.

Artikel 5, Verzoek

Het ligt voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel in te laten dienen bij de voorzitter van provinciale staten. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen, zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid, raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de provincie onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. De bijlagen 1 en 2 behelzen dergelijke formulieren.

Artikel 6, Beslissing

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat provinciale staten zijn voorstel spoedig toetsen aan de vereisten en een besluit nemen over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is voor provinciale staten om zich op het voorstel te kunnen voorbereiden. Verzoeken waarvoor provinciale staten niet bevoegd zijn, kunnen provinciale staten doorzenden naar gedeputeerde staten, in die gevallen waarin gedeputeerde staten wel bevoegd zijn.

Met het vierde tot en met het zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door provinciale staten. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen, of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door provinciale staten afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluiten provinciale staten het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht).

Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien provinciale staten naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluiten een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staat geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht). Er is in deze bepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe provinciale staten verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaan. Er is niet bedoeld dat provinciale staten altijd plenair het voorstel

inhoudelijk moeten behandelen. Het ligt wel voor de hand dat provinciale staten in pleno beslissen over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel zal in de meeste gevallen

uiteraard ook in een statencommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kunnen provinciale staten van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.

Artikel 7, Rapportering in burgerjaarverslag

Artikel 175, tweede lid, van de Provinciewet bepaalt dat de Commissaris van de Koning jaarlijks een burgerjaarverslag uitbrengt, waarin hij onder meer zijn bevindingen geeft over de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie. Het ligt voor de hand daarbij ook een rapportage over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk te doen opnemen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van provinciale staten op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan provinciale staten tot deze besluiten zijn gekomen.

Artikel 8, Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking 6 weken nadat ze bekend is gemaakt. Bekendmaking van provinciale verordeningen geschiedt door publicatie in het Provinciaal blad (artikel 136-138 van de Provinciewet).

Het besluit tot vaststelling van deze verordening houdt een besluit van provinciale staten in, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift. Om deze reden is de Tijdelijke Referendumwet van toepassing en kan een referendum over dit besluit worden gehouden. Daarom moet een termijn van 6 weken worden aangehouden voor de bekendmaking.

Bijlage 1

bij de Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Drenthe:

verzoek burgerinitiatiefvoorstel

1. Ondergetekende verzoekt hierbij het volgende voorstel/onderwerp op de agenda van provinciale staten te plaatsen:

2. Toelichting op het voorstel/onderwerp:

3. Personalia:

Naam:

Eerste voornaam en verdere voorletters:

Adres:

Postcode: Woonplaats:

Geboortedatum:

Handtekening:

4. Personalia plaatsvervanger:

Naam:

Eerste voornaam en verdere voorletters:

Adres:

Postcode: Woonplaats:

Geboortedatum:

Handtekening:

Toelichting voor de indiener

Iedereen die kiesgerechtigd is voor de verkiezing van provinciale staten, kan een verzoek doen om een voorstel/onderwerp op de agenda van provinciale staten te plaatsen; zij zijn initiatiefgerechtigd.

Het zogenaamde burgerinitiatiefvoorstel moet worden ondersteund door ten minste 500 initiatiefgerechtigden. Hiervoor is een formulier vastgesteld (zie bijlage 2). Het op het formulier voor het verzoek opgenomen voorstel wordt in dezelfde bewoordingen opgenomen boven aan het formulier met ondersteuningsverklaringen.

Het burgerinitiatiefvoorstel mag niet inhouden:

a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van provinciale staten;

b. een vraag over provinciaal beleid;

c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het provinciebestuur;

d. een bezwaar of beroep in de zin van hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het provinciebestuur (dat loopt of reeds is behandeld);

e. een onderwerp waarover tijdens de provinciale statenperiode, waarin indiening van het voorstel plaatsvindt, door provinciale staten een besluit is genomen;

f. een onderwerp dat tot de persoonlijke levenssfeer behoort;

g. een onderwerp betreffende provinciale belastingen en/of leges;

h. een geschil waarover door de rechter is geoordeeld.

Bijlage 2

bij de Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Drenthe:

ondersteuningsverklaringen burgerinitiatiefvoorstel

Ondergetekenden verklaren hierbij het verzoek tot het plaatsen van het volgende onderwerp/voorstel op de agenda van provinciale staten te ondersteunen:

Voornaam + achternaam

Adres + postcode

Geboortedatum (dd-mm-jjjj)

Handtekening

Toelichting

Boven aan de lijst dient het voorstel/onderwerp van het burgerinitiatief dat wordt ondersteund te worden opgenomen in dezelfde bewoordingen als op het verzoek tot indiening van een initiatiefvoorstel. Indien meer dan één vel nodig is voor gegevens van ondersteuners van het burgerinitiatief, dient boven aan elk vel het voorstel/onderwerp te worden herhaald in dezelfde bewoordingen.

Bevoegd tot ondersteuning van een burgerinitiatief zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van provinciale staten.