Regeling vervallen per 01-04-2010

Bomenverordening 2005

Geldend van 01-11-2005 t/m 31-03-2010

Intitulé

Bomenverordening 2005

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2005;

Besluit

  • -

    in te stemmen met de vaststelling van (de nieuwe) Bomenverordening 2005 met bijbehorende toelichting, waarvan de integrale tekst is opgenomen in de bijlage bij dit raadsbesluit;

  • -

    in te stemmen met intrekking van de Bomenverordening 2000;

  • -

    in te stemmen met een evaluatie van de Bomenverordening 2005, te verrichten in 2007, door het college van burgemeester en wethouders, en met kennisgeving van de resultaten daarvan door het college van de raad.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 september 2005

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

boom:

een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.;

b.

houtopstand:

één of meer bomen, hakhout, een houtsingel, een beplanting van bosplantsoen;

c.

hakhout:

één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

d.

Kandelaberen:

het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen;

e.

dunning:

een velling die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en gezondheid van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

f.

bebouwde kom:

de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

g.

boomwaarde:

de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

h.

tuin:

een niet tot de openbare ruimte behorend stuk grond;

i

knotten:

het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

j

vellen:

rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met uitsluiting van periodiek kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

k.

rooien:

het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

l.

kappen:

het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

m.

hoofdgebouw:

een gebouw of nieuw te bouwen gebouw, uitgezonderd kampeermiddelen, stacaravans en tuinhuisjes, dat als het belangrijkste bouwwerk op een (bouw)perceel kan worden aangemerkt en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

n.

kapvergunning-vrije zone:

een zone van drie meter rondom een hoofdgebouw, waarin geen verbod geldt om houtopstand zonder vergunning te kappen;

o.

erfgrenszone

een zone op percelen in WageningenHoog, gelegen tussen de erfgrens van het perceel en de kapvergunning-vrije zone op het perceel.

p.

bomeneffect-analyse

een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning (kapvergunning) van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand in een particuliere tuin of deel van een tuin niet grenzend aan de openbare weg:

      • i.

        als de tuin een kleinere oppervlakte heeft dan vijftig vierkante m2, of;

      • ii.

        als de boom een dwarsdoorsnede heeft van minder dan 25 centimeter op 1,30 meter boven het maaiveld, of;

      • iii.

        als de houtopstand op een afstand van minder dan 3 meter van het hoofdgebouw staat (kapvergunning-vrije zone).

    • b.

      houtopstand in een particuliere tuin of deel van een tuin grenzend aan de openbare weg:

      • i.

        als de boom een dwarsdoorsnede heeft van minder dan 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, of;

      • ii.

        als de houtopstand op een afstand van minder dan drie meter van het hoofdgebouw staat (kapvergunning-vrije zone).

    • c.

      houtopstand in de openbare ruimte waarvoor op basis van een bomenbeheerplan beheermaatregelen door de raad zijn vastgesteld;

    • d.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • e.

      vrucht- en/of fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • f.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • g.

      kweekgoed;

    • h.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouw- ondernemingen niet gelegen binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze verordening.

    • b.

      het vellen van houtopstand ter uitvoering van het reguliere onderhoud zijnde een dunning.

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd, middels een door de gemeente verstrekt formulier, door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer door of namens de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit aan burgemeester en wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4: Meldingsplicht

In de situaties genoemd in artikel 2, tweede en derde lid, dient vooraf schriftelijk een melding aan burgemeester en wethouders plaats te vinden.

Indien niet binnen veertien dagen na de datum waarop de gemeente deze melding heeft ontvangen wordt aangegeven, dat er bezwaar bestaat tegen vellen op grond van deze verordening, kan tot vellen worden overgegaan.

Artikel 5: Criteria vergunning om te vellen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, de vergunning om te vellen (kapvergunning) weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen, in het belang van onder meer:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.

  • 3. De beslissing op een aanvraag van een vergunning tot vellen kan worden opgeschort als de aanvraag is ingediend in samenhang met de realisatie van een ander vergunningplichtig werk, zolang op die andere vergunning-aanvraag niet is beslist.

  • 4. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 6: Houtopstand in WageningenHoog

  • 1. Met het oog op het behoud van het boskarakter worden tuinen in WageningenHoog ingedeeld in een kapvergunning-vrije zone en een erfgrenszone.

  • 2. Waar de kortste afstand van de erfgrens tot de kapvergunning-vrije zone minder dan drie meter is, kan een vergunning worden verleend indien in het beplantingsplan wordt aangetoond dat het boskarakter behouden blijft. Indien een vergunning wordt verleend, behoort daartoe standaard het voorschrift als bedoeld in artikel 10, tweede lid, indien herplant ter plaatse niet mogelijk is.

  • 3. Waar de kortste afstand van de erfgrens tot de kapvergunning-vrije zone drie meter of meer is, wordt geen vergunning verleend om te vellen in de buitenste helft van de erfgrenszone, gemeten vanaf de erfgrens. In de binnenste helft van de erfgrenszone kan de vergunning om te vellen worden verleend of geweigerd in het belang van de criteria als vermeld in artikel 5.

  • 4. De in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, sub i en ii en onderdeel b, sub i, genoemde uitzonderingen op het verbod om zonder vergunning te vellen, gelden niet in dat deel van de erfgrenszone waarvoor ingevolge dit artikel een verbod om te vellen geldt.

  • 5. Een vergunning om te vellen kan in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, van dit artikel en met toepassing van artikel 5 worden verleend, als

    • a.

      er voor het perceel een beplantingsplan is opgesteld, dat naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoende garantie biedt dat de bestaande hoeveelheid houtopstand niet vermindert, of;

    • b.

      houtopstand een gevaar vormt voor de openbare veiligheid of anderszins risicovol is, welk gevaar of risico door de aanvrager van de vergunning is aangetoond.

Artikel 7: Openbaarmaking

  • 1. Van een aanvraag van een vergunning wordt onverwijld na ontvangst kennis gegeven in een lokaal huis aan huis blad en deze aanvraag wordt ter inzage gelegd.

  • 2. Belanghebbenden kunnen gedurende vier weken na de in het eerste lid bedoelde bekendmaking hun zienswijze geven.

  • 3. Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven in een huis aan huis blad onder gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij de publicatie wordt de datum van verzending aan de aanvrager genoemd.

Artikel 8: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het standaardvoorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt op het moment dat:

  • a.

    de bezwaartermijn is verstreken zonder dat er bezwaar is gediend;

  • b.

    beslist is op ingediende bezwaren en zes weken zijn verstreken na de datum van de verzending van de beslissing op het bezwaarschrift zonder dat er beroep is ingediend;

  • c.

    onherroepelijk op een beroep is beslist.

Artikel 9: Vervaltermijn vergunning

De definitieve vergunning als bedoeld in het vorig artikel vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal een half jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt.

Verlenging van deze termijn is mogelijk na een schriftelijk verzoek daartoe aan burgemeester en wethouders.

Artikel 10: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 10 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat.

  • 4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 7. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomeneffectanalyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 8. Opgelegde voorschriften of verplichtingen als bedoeld in dit artikel gelden ook voor rechtsopvolgers.

Artikel 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Voor een boom die in verband met herplantplicht is geplant, geldt als uitgangspunt gedurende een periode van tien jaar na aanplant een verbod tot vellen. Gedurende die periode geldt als uitgangspunt dat geen vergunning om te vellen wordt verleend.

Artikel 12: Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.

Artikel 13: Afstand van de erfgrenslijn

  • 1. De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bedraagt:

    • a.

      voor bomen: een meter;

    • b.

      en voor heesters of heggen: nul meter;

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de afstand in Wageningen Hoog voor bomen: nul meter.

Artikel 14: Bestrijding van iepziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, met dien verstande dat het verbod niet van toepassing is op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3 van dit artikel.

  • 5. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 15: Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders stemmen de procedures betreffende kapvergunning en aanleg- en bouwvergunning in het ontwerpstadium op elkaar af.

  • 2. De kap-, bouw- en aanlegvergunningen worden zoveel mogelijk per project gelijktijdig afgegeven.

  • 3. Een kapvergunning kan worden geweigerd op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn.

  • 4. Een kapvergunning kan worden geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, niet tijdig of niet volledig, de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand aan burgemeester en wethouders.

Artikel 16: Monumentale bomen

  • 1. Burgemeester en wethouders hanteren een lijst met monumentale bomen en houtopstanden, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of tenzij grote maatschappelijke belangen de velling nodig maken en aan die grote maatschappelijke belangen niet anderszins tegemoet kan worden gekomen;

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst kan drie categorieën van monumentale bomen en houtopstanden bevatten, namelijk:

    • -

      nationale, geregistreerde;

    • -

      lokale;

    • -

      toekomstige.

  • 3. De regelmatig bij te werken lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. De gemeente kan een bomenfonds voor het onderhoud, de instandhouding en uitbreiding van houtopstanden in het leven roepen.

Artikel 17: Bescherming bomen

  • 1. Het is verboden om houtopstanden in de openbare ruimte;

    • -

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • -

      daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens in verband met door of namens de gemeente opgedragen werkzaamheden.

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan de openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 18: Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 19: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, artikel 10, eerste of tweede of vijfde lid, artikel 10, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende of achtste lid, artikel 11, eerste, tweede of derde, artikel 14, tweede, derde en vierde lid, artikel 17, eerste of tweede lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 6, tweede en derde lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 3. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 4. Degene, die handelt in strijd met het voorschrift als bedoeld in artikel 14, tweede, derde of vierde lid, of in artikel 17, eerste of tweede lid, wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een boete van de tweede categorie.

  • 5. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden.

Artikel 20: Opsporing

Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 21: Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 22: Overgangsbepaling

De kapvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 23 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Artikel 23: Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2005.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van 1 november 2005. Op datzelfde tijdstip vervalt de Bomenverordening 2000.

Toelichting op Bomenverordening 2005

Toelichting artikel 1

In dit artikel zijn de definities gegeven om vast te leggen voor welk soort groen de verordening van toepassing is. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van bescherming. Het kernbegrip van deze verordening is, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn, is het begrip houtopstand.

Tevens worden er een aantal bewerkingsmogelijkheden genoemd, zoals kandelaberen, dunnen en rooien. Het begrip "vellen" is zodanig omschreven, dat ook handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge hebben, daar onder vallen.

Ook het begrip boomwaarde is vermeld. Hierbij staan centraal de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde, die jaarlijks worden vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

Voorts is het begrip hoofdgebouw gedefinieerd. Dit begrip is van belang in verband met de duidelijke afbakening van de mogelijkheid om houtopstand die zich bevindt op een afstand van minder dan 3 meter van de bebouwing (hoofdgebouw) zonder vergunning te kappen. Kampeermiddelen (al of niet mobiel), stacaravans, tuinhuisjes zijn uitgezonderd van het begrip hoofdgebouw. Bedoelde zone van drie meter rondom een hoofdgebouw, waarin geen verbod geldt om houtopstand zonder vergunning te kappen, is in de begripsbepalingen aangeduid als de kapvergunning-vrije zone.

Voor percelen op Wageningen Hoog is tevens de erfgrenszone gedefinieerd. Dit begrip is van belang in verband met het bepaalde in artikel 6 waarin het verbod om te kappen is gekoppeld aan de locatie van de houtopstand op het perceel in Wageningen-Hoog. Het begrip bomeneffectanalyse is van belang omdat het kan gebeuren dat waardevolle houtopstanden worden beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Een voorafgaande beoordeling van de gevolgen voor de houtopstand kan een rol spelen in de besluitvorming rond bouw en aanleg.

Toelichting artikel 2

In artikel 2 is het verbod om te vellen of te doen vellen zonder vergunning opgenomen. Op dit verbod zijn een aantal uitzonderingen geformuleerd. In die uitgezonderde gevallen mag zonder kapvergunning worden geveld en kan worden volstaan met een melding (artikel 4). De uitzonderingen op de vergunningplicht zijn afhankelijk gesteld van de standplaats van de bomen (voor- of achtertuin) of op openbaar terrein; soorten van bomen en de gezondheidstoestand van de houtopstand. Voor Wageningen Hoog is in dat verband van belang dat in artikel 6 is bepaald dat de uitzonderingen niet gelden in dat deel van de erfgrenszone waarvoor ingevolge een verbod om te vellen geldt.

Toelichting artikel 3

De wijze waarop de vergunning moet worden aangevraagd is hier beschreven. Een schriftelijke procedure en een situatieschets zijn noodzakelijk. Een situatietekening is verplicht om misverstand over de exacte boom te voorkomen. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie. Op het aanvraagformulier moet dit zijn aangegeven. Voor situaties in bosgebieden zijn de regels van de Boswet overgenomen. Voor percelen in Wageningen Hoog geldt dat de situatieschets ook de afstanden als bedoeld in artikel 6 moet vermelden, aangezien die gegevens voor de beoordeling van de aanvraag relevant zijn.

Toelichting artikel 4

Teneinde zicht te houden op vellingen van niet vergunningplichtige of zieke houtopstand, op dunningen en andere snoeiwerkzaamheden als kandelaberen en knotten is in dit artikel een meldingsplicht daarvoor opgenomen. De meldingsplicht geldt dus ook voor het vellen van bomen die staan op een afstand van minder dan drie meter van het hoofdgebouw. In beginsel komen (te) zieke of gevaarlijke bomen voor kap in aanmerking. Wel is het altijd aan de rechthebbende van de boom om genoegzaam bewijs te leveren van de gestelde ziekte of het vermeende gevaar.

Toelichting artikel 5

Burgemeester en wethouders kunnen om verschillende redenen een kapvergunning weigeren of onder voorschriften verlenen, te weten in het belang van onder meer:

  • a.

    natuur- en milieuwaarden: het betreft hier vooral belangen van ecologie, natuurbehoud en natuurontwikkeling, zoals verwoord in het Nationaal Natuurbeleidsplan.

  • b.

    landschappelijke waarden: dit is een meer eigentijdse benadering voor natuur- en landschapsschoon.

  • c.

    cultuurhistorische waarden: het kan zijn dat een bepaalde boom het behouden waard is, omdat er een (mooi) historisch verhaal bij hoort.

  • d.

    waarden van stads- en dorpsschoon: het betreft hier beeldbepalende bomen binnen de bebouwde kom.

  • e.

    waarden voor recreatie en leefbaarheid: men kan hierbij denken aan bomen die algemeen gewaardeerd worden wegens hun schaduw of die als klimboom voor de jeugd bekend staan.

Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam)omvang van de boom, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de standplaats (tussen de bebouwing of in het buitengebied), de soort (snelgroeiend of langzaam groeiend). Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge het tweede lid van artikel 5 tevens de boomwaarde bij hun belangenafweging betrekken.

De boomwaarde is mede van belang in het onderling verkeer tussen gemeentelijke diensten en afdelingen die nogal eens handelingen (moeten) verrichten, waardoor bomen kunnen worden gedood of ernstig beschadigd.

Aan de hand van de boomwaardebepaling kan bijvoorbeeld de afdeling riolering uitrekenen wat het gaat kosten als een boom moet worden omgehakt bij de aanleg van leidingen. Vervolgens kunnen deze kosten worden afgewogen tegen de kosten van het omleggen van de leiding. Met de boomwaardebepaling kan niet de "schoonheid" van een boom worden aangegeven.

Burgemeester en wethouders zullen in het algemeen vergunning verlenen voor het vellen van een waardevolle boom die een ernstig gevaar vormt voor de openbare veiligheid, bijvoorbeeld wegens het risico van omwaaien of het belemmeren van het uitzicht voor het verkeer. Voorts zullen burgemeester en wethouders in de overwegingen betrekken de bezwaren, die de bewoners van woningen ondervinden wegens het belemmeren van licht en lucht, de vochtigheid van de woning, het verstopt raken van goten , enz.. Daarnaast moet gedacht worden aan een beleid op lange termijn. Het is beter bepaalde houtopstanden geleidelijk te vernieuwen en te verjongen, dan op een kwade dag voor het onontkoombare feit te staan dat die houtopstanden geheel moeten worden "afgeschreven".

Een al te starre toepassing van dit artikel kan fnuikend zijn voor de bereidheid van de burger om uit eigen beweging bomen aan te planten : hij zou immers terecht kunnen vrezen "er voor eeuwig aan vast te zitten".

De toepassing van artikel 5 geschiedt met inachtneming van artikel 6, waarin een bijzonder kapvergunningenregime voor Wageningen Hoog is opgenomen.

Toelichting artikel 6

In dit artikel wordt een speciaal beschermingsregime voor houtopstand in WageningenHoog ingesteld. Uitgangspunt daarbij is het behoud van het boskarakter in WageningenHoog, zoals ook vastgelegd in het bestemmingsplan. Hierbij past een terughoudend beleid voor het afgeven van kapvergunningen, opdat de bestaande hoeveelheid houtopstand niet vermindert. Dit heeft het meest effect, als langs de erfgrenzen de bestaande houtopstand zoveel mogelijk in stand wordt gehouden en het wonen plaats vindt op open plekken in dat bos.

Met het oog hierop worden percelen in WageningenHoog ingedeeld in een kapvergunning-vrije zone en een erfgrenszone. Daarbij wordt nog onderscheid gemaakt tussen smalle (minder dan drie meter) en brede(re) (meer dan drie meter) erfgrenszones.

Indien de afstand van de erfgrens tot de kapvergunning-vrije zone minder dan drie meter bedraagt is het uitgangspunt dat een vergunning kan worden verleend indien die kap niet leidt tot een aantasting van het boskarakter ter plaatse. Dit dient te blijken uit een beplantingsplan, waarin de (overblijvende) beplanting is aangegeven. Wordt naar het oordeel van de gemeente door de kap het boskarakter aangetast, dan wordt de vergunning geweigerd. Indien de vergunning wordt verleend, geldt als hoofdregel dat een herplantplicht wordt opgelegd. Gebleken is dat het voldoen aan een herplantplicht in bepaalde gevallen problematisch kan zijn, vooral in de smallere erfgrenszones. Smalle erfgrenszones zijn ondermeer te vinden in het deel van Wageningen Hoog waar sprake is van een verdichte bebouwing met relatief kleine percelen. De bomen in die smalle (delen van de) erfgrenszone staan relatief dicht bij de bebouwing.

Ingevolge de tweede volzin van artikel 6, tweede lid, kan de kapvergunning in zo’n geval ook worden verleend onder de voorwaarde dat een geldelijke bijdrage wordt gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

Met bedoelde storting kan specifieke herplant elders in Wageningen Hoog in groenstroken of bermen een beter resultaat opleveren.

Indien de afstand van de erfgrens tot aan de kapvergunning-vrije zone drie meter of meer bedraagt, geldt in principe een kapverbod voor de helft van de erfgrenszone, gemeten vanaf de erfgrens (buitenste helft). Vernieuwing of verjonging van de houtopstand kan een reden zijn om toch een kapvergunning te verlenen. De beoordeling van aanvragen voor een kapvergunning is gestoeld op de criteria van artikel 5, waarbij de noodzaak tot natuur en bomenbehoud in Wageningen Hoog per definitie zwaar weegt. Of een kapvergunning kan worden verleend is mede daarom voor Wageningen Hoog gekoppeld aan het vereiste van een beplantingsplan. Voor gevaarlijke of risicovolle bomen geldt een uitzondering op het kapverbod. Voor Wageningen Hoog geldt in principe standaard een herplantplicht, gezien het uitgangspunt van het behoud van een vitaal boskarakter. Voor de aanvrager en de beoordeling van de aanvragen zijn de te beoordelen items (erfgrens, afstand erfgrens / drie meter vanaf woning en de helft daarvan) duidelijk vast te stellen gegevens. Die dienen op het aanvraagformulier en de bijbehorende situatieschets exact te worden aangegeven en ingetekend. Zonder die informatie is de aanvraag onvolledig.

Toelichting artikel 7 en 8

Bekendmaking en kennisgeving. Met de bekendmaking van de aanvraag onmiddellijk na ontvangst in een huis-aan-huisblad wordt beoogd tijdig inzicht te krijgen in alle betrokken belangen zodat een zorgvuldig voorbereide belangenafweging kan worden gemaakt. Na het nemen van het vergunningbesluit wordt dit besluit eveneens gepubliceerd en kunnen belanghebbenden bezwaar maken. Zolang tegen een besluit nog bezwaar en beroep openstaat, mag van de vergunning geen gebruik gemaakt worden. De vergunning wordt pas van kracht als onherroepelijk op een beroepschrift is beslist.

Toelichting artikel 9

De vergunning wordt afgegeven voor een bepaalde tijd en kan op verzoek worden verlengd.

Toelichting artikel 10, 11 en 12

Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Door het college van burgemeester en wethouders kunnen de regels over aard en omvang van de herplantplicht nader worden uitgewerkt.

Het is mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402), Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De vergunningverlening kan afhankelijk worden gesteld van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan.

Financiële herplant. De mogelijkheid is opgenomen voor een financiële herplantplicht. Die herplant wordt zo nabij als mogelijk uitgevoerd.

Toelichting artikel 13

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is bepaald dat de regeling van het Burgerlijk Wetboek geldt: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Met de Wageningse verordening wordt de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met " de nul meter – afstand " voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Voor bomen wordt een afstand van een meter aangehouden, met dien verstande dat voor Wageningen Hoog de afstand is gesteld op één meter, teneinde de bomen aldaar zo goed mogelijk te beschermen.

Toelichting artikel 14

Dit artikel geeft aan, hoe gehandeld moet worden ter bestrijding van de iepziekte.

Toelichting artikel 15

Het is van belang, dat er een relatie wordt gelegd tussen bouwaanvragen en de situatie met te kappen bomen. Als dat niet gelijktijdig wordt beoordeeld, kunnen naderhand problemen ontstaan. Het artikel bepaalt, dat dan niet automatisch overgegaan zal worden tot het verlenen van een kapvergunning. Zeker niet als het gaat om een waardevolle houtopstand.

Toelichting artikel 16

De gemeente hanteert een lijst van bomen, waarvan zij vindt, dat ze zo monumentaal zijn, dat zij slechts bij hoge uitzondering gekapt mogen worden. Eigenaren van bomen, die op deze lijst voorkomen zullen daarvan op de hoogte worden gesteld.

Om onderhoud, instandhouding en uitbreiding van houtopstanden mogelijk te maken kan de gemeente een bomenfonds in het leven roepen. Landelijk heeft de bomenstichting zowel materiaal verzameld omtrent monumentale bomen per gemeente als omtrent regels voor het hanteren van een bomenfonds. Dit materiaal dient als basis om in de Wageningse situatie aan deze onderwerpen nader inhoud te geven.

Toelichting artikel 17

Het is verboden om bomen te beschadigen of te snoeien, of te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn bedoeld.

Dit verbod spreekt voor zich. Overlast van gemeentebomen kan gemeld worden bij de servicelijn van Openbare Werken. Bekeken kan dan worden hoe dat kan worden opgelost. Eigenmachtig iets doen, is dus niet toegestaan.

Toelichting artikel 18

Als houtopstand belemmerend of hinderlijk is voor wegverkeer of anderszins kan de gemeente de eigenaar verplichten deze problemen op te heffen. Dit kan door te snoeien of op te binden of te verwijderen. In overleg met de eigenaar zal dat worden bepaald.

Toelichting artikel 19, 20 en 21

Deze artikelen geven aan, welke straf er staat op de overtreding van deze verordening en wie bevoegd is om deze strafbare feiten op te sporen. Op de eerste plaats zullen dat in Wageningen de inspecteurs openbare ruimte zijn. Zij zijn zelfs gemachtigd om particuliere grond te betreden als dat in het kader van de opsporing noodzakelijk is.

Toelichting artikel 22 en 23

Hierin wordt geregeld hoe de overgang gaat van de oude naar de nieuwe verordening en wanneer de nieuwe verordening in werking treedt.