Regeling vervallen per 01-01-2012

Reïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars (Reintegratieverordening WWIK)

Geldend van 01-07-2005 t/m 31-12-2011

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars (Reintegratieverordening WWIK)

Gemeenteblad van Enschede

De raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 maart 2005, 05E0002123,

gelet op artikel 21, vierde lid van de Wet werk en inkomen kunstenaars,

overwegende dat het noodzakelijk is het aanbieden van voorzieningen, gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling van kunstenaars bij verordening te regelen,

besluit

vast te stellen de volgende:

Reïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars (Reintegratieverordening WWIK)

Artikel 1 Begrippen

  • 1

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      WWIK: Wet werk en inkomen kunstenaars;

    • b

      kunstenaar: degene die werkzaam is in een beroep of bedrijf in een al dan niet gemengde beroepspraktijk ter uitoefening van de scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst en die jegens het college recht heeft op een uitkering op grond van de WWIK;

    • c

      echtgenoot: de echtgenoot van de kunstenaar, waaronder begrepen de geregistreerde partner, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van de WWIK en de ongehuwd samenwonende, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a van de WWIK;

    • d

      gemengde beroepspraktijk: beroepspraktijk waarin inkomsten worden verworven uit scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst naast inkomsten uit arbeid, beroep of bedrijf van andere aard;

    • e

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede.

  • 2

    Tenzij anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWIK.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1

    De doelgroep van deze verordening is de persoon jonger dan 65 jaar:

    • a

      die jegens het college recht heeft op een uitkering op grond van de WWIK, of

    • b

      die echtgenoot is van de onder a bedoelde persoon.

  • 2

    Tot de doelgroep van deze verordening behoort gedurende maximaal 12 maanden nadat door het college een aanbod voor een voorziening als bedoeld in artikel 3 is gedaan, tevens de persoon, bedoeld in het eerste lid, van wie de uitkering anders dan op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, van de WWIK, is beëindigd.

Artikel 3 Taak gemeente

Het college kan, op verzoek van de kunstenaar, voorzieningen aanbieden aan personen behorende tot de doelgroep of op andere wijze ondersteuning aanbieden, gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling of het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling in het kader van het opbouwen van een gemengde beroepspraktijk waarmee de kunstenaar in zijn levensonderhoud kan voorzien.

Artikel 4 Ondersteuning, voorzieningen

  • 1

    Ondersteuning kan bestaan uit praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties of het aanbieden van een traject.

  • 2

    Het college bepaalt welk aanbod passend is.

  • 3

    Het college kan als onderdeel van een traject, de voorzieningen genoemd in de artikelen 5 en 6 aanbieden.

Artikel 5 Leerwerkstage

  • 1

    Het college kan aan een persoon uit de doelgroep een leerwerkstage aanbieden, indien de inzet van deze voorziening naar het oordeel van het college vanuit het oogpunt van arbeidsinschakeling wenselijk is.

  • 2

    Onder leerwerkstage wordt werken tijdens een uitkering verstaan, met als doel de persoon door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen of op peil te laten houden.

  • 3

    De duur van de werkstage wordt door het college bepaald.

  • 4

    Het college kan tijdens de leerwerkstage begeleiding aanbieden.

Artikel 6 Scholing

Het college kan een persoon uit de doelgroep scholing aanbieden.

Artikel 7 Subsidieplafond

Het college kan voor voorzieningen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 subsidieplafonds instellen.

Artikel 8 Rechten en plichten deelnemer

Onverminderd andere verplichtingen ingevolge de WWIK geldt voor een persoon uit de doelgroep die deelneemt aan of deelgenomen heeft aan een voorziening de verplichting:

  • a

    van de aangeboden voorziening gebruik te maken;

  • b

    alle inlichtingen te verstrekken over de voortgang van de voorziening en over wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak tot voortzetting van een voorziening.

  • c

    medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de voortgang en de passendheid van de voorziening;

  • d

    naar vermogen mee te werken aan de aangeboden voorziening of ondersteuning;

  • e

    na te laten alles wat de realisatie van het doel van de voorziening belemmert.

Artikel 9 Trajectplan

  • 1

    De in het kader van een reintegratietraject gemaakte afspraken, alsmede de rechten en verplichtingen, worden vastgelegd in een trajectplan dat door de belanghebbende voor akkoord wordt getekend en aan het college wordt geretourneerd binnen een door het college gestelde termijn.

  • 2

    Het trajectplan wordt door het college vastgesteld.

  • 3

    Indien de trajectdeelnemer niet of niet tijdig voldoet aan zijn verplichtingen, kan het college de gemaakte kosten van het traject of de voorziening bij deze persoon in rekening brengen.

  • 4

    Het bedrag dat in rekening wordt gebracht is gelijk aan het bedrag van de verlaging van de bijstand dat overeenkomstig hoofdstuk 4 paragraaf 2 van de Reïntegratie- en sanctieverordening, zou gelden indien de deelnemer bijstandsgerechtigd zou zijn.

Artikel 10 Besluit

  • 1

    Het college neemt op een verzoek om een voorziening binnen acht weken een beslissing met inachtneming van de WWIK en deze verordening.

  • 2

    Het college informeert de kunstenaar over de voor hem geldende rechten en verplichtingen, die voortvloeien uit de WWIK en deze verordening.

Artikel 11 Beëindiging

Het college kan het recht op de voorziening of ondersteuning beëindigen:

  • a

    indien een persoon uit de doelgroep die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 8 niet nakomt;

  • b

    indien een persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep, bedoeld in artikel 2 behoort;

  • c

    indien een voorziening naar het oordeel van het college niet langer nodig is.

Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 13 Slotbepalingen

  • 1

    Deze verordening wordt aangehaald als Reïntegratieverordening WWIK.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2005.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 25 april 2005

de Griffier, de Voorzitter,
R.M. Jongedijk, J.H.H. Mans

Toelichting Reïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars

Op 1 januari 2005 is de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in werking getreden.

In deze wet wordt de kunstenaar de mogelijkheid geboden de gemeente te verzoeken hem voorzieningen aan te bieden, gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van het niet kunstgerelateerde gedeelte van een gemengde beroepspraktijk. Anders dan in de Wet werk en bijstand (WWB) heeft de voorziening in het kader van de WWIK een vrijwillig karakter; dat betekent echter niet dat er sprake is van vrijblijvendheid.

De kunstenaar die een beroep doet op een voorziening is verplicht om daadwerkelijk van de aangeboden voorziening gebruik te maken. De gemeente gaat met de kunstenaar of de echtgenoot, indien de voorziening aan de echtgenoot wordt aangeboden, een trajectovereenkomst aan. Deze trajectovereenkomst is voor beide partijen bindend.

In artikel 21, vierde lid van de wet is vastgesteld dat de gemeente bij verordening regels moet stellen met betrekking tot reïntegratieactiviteiten voor kunstenaars. Gelet op de specifieke doelgroep is ervoor gekozen om deze regels niet onder te brengen in de betreffende WWB-verordening maar in een aparte verordening.

Het beleid van de gemeente Enschede is erop gericht ( evenals in de WWB) dat uitkeringsgerechtigden zo snel mogelijk zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. In ieder geval dient te worden voorkomen dat kunstenaars na het bereiken van de maximale WWIK termijn een beroep moeten doen op de WWB.

In de reïntegratieverordening is het volgende geregeld:

Artikel 1 : Begripsbepalingen

Artikel 2 : De gemeente Enschede voert als centrumgemeente de WWIK uit voor inwoners van de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo (O), Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. Deze verordening is op grond van artikel 2 van toepassing op alle kunstenaars voor wie het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van de WWIK en hun echtgenoten.

Artikel 3 : Dit artikel legt de verplichting van het college vast. De gemeente Enschede kiest ervoor dat een persoon uit de doelgroep een verzoek kan indienen om in aanmerking te komen voor een voorziening, waaronder mede verstaan wordt het recht op ondersteuning bij toeleiding naar werk. De gemeente bepaalt welke instrumenten worden ingezet.

Artikel 4 : Uitgangspunt is dat de kortste weg naar werk wordt gevolgd. Dat betekent dat soms kan worden volstaan met advies of een doorverwijzing naar het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) of uitzendbureau’s. In andere gevallen kan het college een reïntegratietraject bij een reïntegratiebedrijf aanbieden. Het traject richt zich op het niet-kunstgerelateerde deel van de gemengde beroepspraktijk. In tegenstelling tot de WWB gaat het niet om “algemeen geaccepteerde arbeid”, maar om "realiseerbaar deeltijdwerk”. Dat is werk dat te combineren is met de kunstuitoefening. Het college kan, als zij dat noodzakelijk acht, de adviserende instelling raadplegen.

Artikel 5 : De leerwerkstage is een vorm van werken tijdens de uitkering en heeft als belangrijkste doel het opdoen, of het op peil houden, van werkervaring van belang voor arbeidsinschakeling. Hierdoor kan een gemengde beroepspraktijk worden opgebouwd.

Artikel 6 : Uitgangspunt is dat scholing alleen in het kader van een traject gericht op een gemengde beroepspraktijk kan worden aangeboden. De scholing richt zich op het niet- kunstgerelateerde deel van de gemengde beroepspraktijk. Ook hier geldt dat de kortste weg naar werk gevolgd wordt. Onder scholing worden daarom met name kortdurende praktische trainingen verstaan; bijvoorbeeld om de sollicitatievaardigheden te verbeteren.

Artikel 7 : Het college heeft de mogelijkheid om een subsidieplafond in te stellen teneinde overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Een voorziening wordt geweigerd voor zover door het aanbod van de voorziening het subsidieplafond overschreden wordt. Indien deze situatie zich ten aanzien van een specifieke voorziening voordoet, kan er een wachtlijst worden ingevoerd.

Artikelen 8 en 9: In het trajectplan worden de activiteiten die onderdeel uitmaken van het traject en de rechten en plichten van de deelnemer vastgelegd.

Artikel 10 : Dit artikel legt de beslistermijn vast en verplicht het college de kunstenaar te informeren over zijn rechten en verplichtingen.

Artikel 11 : Dit artikel regelt de mogelijkheid om een voorziening te beëindigen.

Artikel 12 en 13 : Deze artikelen spreken voor zich.