Regeling vervallen per 01-01-2017

Regeling reis- en verblijfkostenvergoeding gemeente Maastricht

Geldend van 01-07-2000 t/m 30-06-2000

Regeling reis- en verblijfkostenvergoeding

Regeling reis- en verblijfkostenvergoeding

  • -

    Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • -

    Artikel 2 Begin en einde van de dienstreis

  • -

    Artikel 3 Openbaar vervoer

  • -

    Artikel 4 Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer niet mogelijk of doelmatig is

  • -

    Artikel 5 Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer wel doelmatig is

  • -

    Artikel 6 Fiets

  • -

    Artikel 7 Taxi, autobus en/of tram

  • -

    Artikel 8 Eigen auto

  • -

    Artikel 9 Andere vervoermiddelen

  • -

    Artikel 10 Verblijfkosten

  • -

    Artikel 11 Bijzondere gevallen

  • -

    Artikel 12 Vergoeding wegens dienstreizen buitenland

  • -

    Artikel 13 Reisdeclaraties

  • -

    Artikel 14 Algemene bepaling

  • -

    Artikel 15 Hardheidsclausule

  • -

    Artikel 16 Overgangsbepaling

  • -

    Artikel 17 Slotbepaling

  • -

    Vergoedingsbedragen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    medewerker:

    • o

      degene die als ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht in dienst van de gemeente Maastricht is aangesteld;

    • o

      degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten;

    • o

      degene die op verzoek of met goedvinden van het hoofd van dienst zich ten behoeve van de gemeente met enige dienstverrichting belast;

  • b

    standplaats: de plaats binnen de gemeente waar de medewerker gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • c

    dienstreis: een naar het oordeel van het hoofd van dienst noodzakelijke verplaatsing van een medewerker tot het verrichten van dienst buiten de standplaats, alsmede het hiermee verband houdende verblijf buiten deze standplaats.

Artikel 2 Begin en einde van de dienstreis

Lid 1

Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de standplaats het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis.

Lid 2

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan door het hoofd van dienst de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de standplaats wordt bezocht.

Artikel 3 Openbaar vervoer

Lid 1

Wegens reiskosten per openbaar vervoer worden kosten van het openbaar vervoer vergoed die in verband met de dienstreis blijkens overlegde bewijsstukken zijn gemaakt.

Lid 2

De medewerker die tijdens een dienstreis gebruik maakt van vervoer per trein is gerechtigd om voor rekening van de gemeente in de eerste klasse te reizen. Hiertoe worden door het bevoegde gezag aan de medewerker 1e klasse treinkaartjes ter beschikking gesteld.

Artikel 4 Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer niet mogelijk of doelmatig is

Indien de dienstreis naar het oordeel van het hoofd van dienst niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan het hoofd van dienst aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig of bromfiets, in welk geval hem een vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993).

Artikel 5 Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer wel doelmatig is

Indien de dienstreis op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan het hoofd van dienst in bijzondere gevallen de medewerker toestemming geven voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig of bromfiets, in welk geval aan de betrokkene een vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993).

Artikel 6 Fiets

Indien voor de dienstreis gebruik gemaakt wordt van een eigen fiets wordt hiervoor een vergoeding verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/ 1993).

Artikel 7 Taxi, autobus en/of tram

Indien naar het oordeel van het hoofd van dienst het dienstbelang ermee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, autobus en/of tram, worden de daaraan verbonden kosten volledig vergoed.

Artikel 8 Eigen auto

Lid 1

Aan de medewerker aan wie door het hoofd van dienst toestemming is verleend voor het gebruik van de eigen auto voor dienstdoeleinden binnen de gemeente, wordt een vergoeding verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993).

Lid 2

De kilometers die worden afgelegd vanaf de woning van de medewerker tot de standplaats (woon- werkverkeer), worden niet vergoed.

Lid 3

Declaraties betrekking hebbend op gemaakte kilometers binnen de gemeente dienen per kalendermaand alsmede binnen 7 dagen na afloop hiervan te worden ingediend.

Lid 4

De medewerker is verplicht ervoor zorg te dragen dat de auto, voor het gebruik waarvan hem een vergoeding wordt toegekend, te allen tijde voldoet aan de normaal te stellen eisen van technische betrouwbaarheid.

Lid 5

Geen kosten van welke aard ook, die verband houden met het rijden en het onderhoud van de eigen auto, kunnen ten laste van de gemeente worden gebracht.

Lid 6

Het is de medewerker verboden om, wanneer dit voor de dienstuitoefening niet noodzakelijk is, in diensttijd andere personen in zijn auto mee te nemen.

Lid 7

Met toestemming van het hoofd van dienst kan de medewerker, niet bedoeld als in lid 1, incidenteel zijn eigen auto gebruiken ten behoeve van de dienst, in welk geval hem een vergoeding verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993).

Artikel 9 Andere vervoermiddelen

De medewerker die voor het uitoefenen van de dienst binnen de gemeente gebruik maakt van enig ander vervoermiddel, kan geen aanspraak maken op een vergoeding.

Artikel 10 Verblijfkosten

Lid 1

De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag (= dagcomponent) en ’s avonds ( = avondcomponent) worden vergoed overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/ 1993).

Lid 2

Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis korter dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats.

Lid 3

Aan de medewerker die tijdens de dienstreis overnachting van gemeentewege ontvangt en daardoor betaling verschuldigd is, wordt een vergoeding verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/ 1993).

Lid 4

Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden te ontvangen, tenzij de medewerker aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.

Lid 5

Aanspraak op de lunchcomponent en de dinercomponent bestaat indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 en 14.00 uur respectievelijk 18.00 en 20.00 uur geheel in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt.

Artikel 11 Bijzondere gevallen

Indien de medewerker in verband met zijn dienstbetrekking gedurende meer dan 10 dagen buiten de gemeente Maastricht te werk wordt gesteld bij wijze van tijdelijke detachering of voor het maken van studie in het belang van de gemeente wordt met hem door burgemeester en wethouders in elk voorkomend geval een speciale regeling inzake reis- en verblijfkosten getroffen. Deze bepaling is niet van toepassing op medewerkers die hun normale dienst moeten verrichten in buiten de gemeente Maastricht gelegen dienstgebouwen.

Artikel 12 Vergoeding wegens dienstreizen buitenland

Lid 1

Dienstreizen, die in Nederland zijn begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland, worden voor de toepassing van dit besluit aangemerkt als dienstreizen binnen Nederland.

Lid 2

Het college van burgemeester en wethouders dient voorafgaand aan een buitenlandse dienstreis toestemming te verlenen, tenzij het betreft:

  • a

    Een dienstreis naar een Europese instelling;

  • b

    Een dienstreis op minder dan 500 km afstand van de gemeentegrens van Maastricht.

Lid 3

De aanvraag voor een buitenlandse dienstreis als genoemd onder punt 2 dient te worden ingediend door een functionaris die hiërarchisch boven degene die de reis gaat maken, staat.

Lid 4

De buitenlandse dienstreizen dienen functioneel en in het belang van de gemeente te zijn. De functionaliteit van de reis dient in de aanvraag duidelijk te zijn onderbouwd. De aanvraag dient ten minste te bevatten:

  • a

    De naam van de deelnemer(s);

  • b

    Het doel en de functionaliteit van de reis;

  • c

    De financiële dekking;

  • d

    Eventueel aanwezige privé-elementen.

Lid 5

Een buitenlandse dienstreis waarbij een privé-element aanwezig kan zijn (bijvoorbeeld de partner gaat mee of de reis wordt verlengd om privé-redenen), dient vooraf te worden gemeld in verband met het toetsen van de fiscale aanvaardbaarheid. Ingeval voor de reis toestemming van het college is vereist, dient voorafgaand aan het collegebesluit fiscale toetsing te hebben plaatsgevonden.

Lid 6

Degene die de reis maakt, is gehouden achteraf een schriftelijk reisverslag op te stellen. Verslaglegging geschiedt aan de in punt 2 genoemde functionaris. Het reisverslag dient discreet te zijn en het vermelden van vertrouwelijke informatie en/of gegevens dient te worden vermeden. Het reisverslag dient ten minste te bevatten:

  • e

    Het doel van de reis (in relatie tot domeinproducten/vakgebieden);

  • f

    De deelnemer(s);

  • g

    Een zakelijke beschrijving van het reisprogramma;

  • h

    De resultaten/leerdoelen van de reis;

  • i

    Een opsomming van de ambtenaren/bestuurders met wie de resultaten zijn besproken;

  • j

    De betekenis ervan voor de gemeente;

  • k

    Eventuele voorstellen.

Lid 7

De werkelijk gemaakte kosten voor dienstreizen in het buitenland komen, voorzover deze naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders binnen redelijke grenzen worden gehouden, voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 13 Reisdeclaraties

Lid 1

Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt aan de hand van een gespecificeerde declaratie op het voorgeschreven formulier, onder overlegging van de vereiste bewijsstukken.

Lid 2

Indien het betreffende declaratieformulier niet volledig is ingevuld en ondertekend en/of de vereiste bewijsstukken ontbreken, wordt niet tot uitbetaling overgegaan en wordt het declaratieformulier aan betrokkene teruggezonden.

Lid 3

Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen of kan worden ontvangen voor de in deze regeling bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge deze regeling aanspraak bestaat.

Lid 4

De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet indient binnen drie maanden na het jaar waarop de declaratie betrekking heeft.

Artikel 14 Algemene bepaling

De reiskosten woon-werkverkeer komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Burgemeester en Wethouders kunnen, voor zover nodig in individuele gevallen en ten aanzien van een door hun aan te wijzen groep van betrokkenen, in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde regelen besluiten, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 16 Overgangsbepaling

De medewerkers die ingevolge de "Vervoersvergoedingsregeling" per 30 juni 2000 voor een rijwielvergoeding in aanmerking komen, blijven hiervoor, bij wijze van garantie-vergoeding, in aanmerking komen voor de duur van maximaal 2 jaar.

Artikel 17 Slotbepaling

Lid 1

Deze regeling, die kan worden aangehaald als de "Regeling reis- en verblijfkosten-vergoeding gemeente Maastricht", treedt in werking met ingang van 1 juli 2000.

Lid 2

Per die datum komen het "Reisbesluit personeel in dienst van de gemeente Maastricht 1962" alsmede de "Vervoersvergoedingsregeling 1984" te vervallen.

Vergoedingsbedragen behorende bij de regeling reis- en verblijfkostenvergoeding voor het jaar 2010

De Regeling reis- en verblijfkostenvergoeding gemeente Maastricht sluit voor de vergoedingsbedragen aan bij de Reisregeling Binnenland.

De maximum-bedragen voor het jaar 2010 zijn:

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets:

  • a

    eigen motorvoertuig: € 0,37 per afgelegde kilometer. In verband met de fiscaal vrije vergoeding voor zakelijk verkeer, waaronder dienstreizen, van € 0,19 per kilometer (per 1 januari 2007), zal over een bedrag van € 0,17 loonheffing plaatsvinden.

  • b

    eigen bromfiets: € 0,09 per afgelegde kilometer.

Het gebruik tegen vergoeding van een eigen motorvoertuig of bromfiets mag slechts geschieden indien de dienstreizen, die hiermede worden ondernomen niet of niet op doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht.

Indien de dienstreizen wel op een doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht, bedraagt de vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets in beide gevallen € 0,09 per afgelegde kilometer.

Indien voor de dienstreis gebruik wordt gemaakt van een eigen fiets bedraagt de vergoeding € 0,05 per afgelegde kilometer, vermeerderd met eventuele kosten van stalling.

De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte verblijfkosten (dienstreis voor langer dan vier uur) omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van maximaal € 4,22 voor kleine uitgaven overdag (dagcomponent), alsmede een bedrag van maximaal € 12,61 voor kleine uitgaven ‘s avonds (avondcomponent) vermeerderd met maximaal:

  • a

    € 13,22 voor een lunch (lunchcomponent)

  • b

    € 20,00voor een avondmaaltijd (dinercomponent)

  • c

    € 82,35 voor een overnachting (logiescomponent)

  • d

    € 8,05 voor een ontbijt (ontbijtcomponent).

De kosten van zakelijk gebruikte maaltijden en de kosten van overnachting en ontbijt kunnen, na overlegging van de bewijsstukken, individueel worden gedeclareerd.

Ondertekening