Regeling vervallen per 18-03-2013

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

Geldend van 01-05-2004 t/m 17-03-2013

Intitulé

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

Het algemeen bestuur van de ISD Midden-Langstraat gevestigd te Waalwijk

Gelet op het bepaalde in artikel 34, lid 2 onder d en artikel 50 van de Wet werk en bijstand

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de ISD Midden-Langstraat van 2 februari 2004

b e s l u i t:

vast te stellen de “Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004”

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

Hoofdstuk 1: De Krediethypotheek

Artikel 1

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht op bijstand bestaat als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder verband van hypotheek.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, wordt de bijstand niet verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek indien de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige als bedoeld in artikel 1onder b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening in verband van hypotheek wordt verleend.

Hoofdstuk 2: PANDRECHT

Artikel 2

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoondewoonwagen met bijbehorend erf of een bewoond woonschip onder een bepaald tonnage metbijbehorend erf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstandrecht op bijstand bestaat én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder vestiging van eenpandrecht.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, wordt de bijstand niet verleend in de vorm van eengeldlening onder verband van pandrecht indien de belanghebbende recht heeft op een uitkeringals bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige als bedoeld in artikel 1 onder b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronderbijstand in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht wordt verleend.

Hoofdstuk 3: MEEWERKINGSPLICHT EN AFSTEMMING

Artikel 3

  • 1.

    Aan de verlening van bijstand onder verband van hypotheek cq onder vestiging van pandrecht alsbedoeld in artikel 1 en 2 wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende meewerkt aan vestiging van hypotheek dan wel pandrecht.

  • 2.

    Indien de belanghebbende in een voorkomend geval niet meewerkt aan het vestigen van hypotheek cq pandrecht, wordt de bijstand in zijn geheel geweigerd vanaf ingangsdatum van de bijstand. Reeds verleende bijstand is terstond opeisbaar.

Hoofdstuk 4: SLOTBEPALINGEN

Artikel 4

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening krediethypotheek en pandrechtbijstand 2004.

Artikel 5

De verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand treedt in werking met ingang van 1 mei 2004.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 15 maart 2004

Het algemeen bestuur voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

A.A.M. Vervest J. P.M. Klijs

ALGEMENE TOELICHTING

De Wet werk en bijstand kent ten opzichte van de Abw een aantal wijzigingen in de regeling van degevolgen voor de bijstand van het vermogen gebonden in voor bewoning bestemde zaken. De nieuwe

regeling is niet alleen van toepassing op registergoederen (eigendomswoning en woonschepen boveneen bepaald tonnage), maar ook op niet-registergoederen, zoals woonwagens en woonschepen onder

een bepaald tonnage. De Wet werk en bijstand beoogt hiermee de rechtsgelijkheid te bevorderen enhet hiaat in te vullen dat in deze door de rechtspraak is geconstateerd.

Het is aan de gemeente overgelaten om te bepalen of de als lening verstrekte bijstand al dan nietwordt gezekerd door middel van een hypotheek- of, waar het niet-registergoederen betreft,pandovereenkomst. Met deze verordening wordt gekozen voor de hiervoor bedoeldezekerheidsstelling door middel van hypotheek dan wel pandrecht.

Naast deze verordening is er nog een door het dagelijks bestuur vastgesteld besluit (Besluitkrediethypotheek en pandrecht bijstand 2004) met daarin opgenomen nadere voorwaarden waaronderbijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of onder vestiging vanpandrecht dient te worden verleend. Het gaat hierbij om een aangepaste versie van het vroegereBesluit krediethypotheek bijstand.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1 KREDIETHYPOTHEEK

Artikel 1

Het eerste lid verwijst naar artikel 50, eerste en tweede lid van de Wet werk en bijstand. Daarin worden de voorwaarden genoemd voor verlening van bijstand in de vorm van een geldlening. Artikel 1, eerste lid van de verordening geeft aan dat wanneer er sprake is van verlening van bijstand in de vorm van een geldlening, dit gebeurt onder verband van hypotheek.

Op grond van het tweede lid is deze vorm van zekerheidsstelling niet mogelijk als de belanghebbende een uitkering op grond van de WIK is toegekend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek en er uitsluitend sprake is van bijzondere bijstand. Hierdoor wordt voorkomen dat twee keer rekening wordt gehouden met de overwaarde van dezelfde woning op basis van 2 verschillende regelingen.

In het derde lid wordt benadrukt dat de voorgaande leden niet van toepassing zijn op zelfstandigen.

Hiervoor is gekozen, omdat bij bijstandsverlening aan zelfstandigen alle beschikbare vermogensbestanddelen, inclusief het vermogen dat is belegd in de eigen woning, bestemd zijn voorhet eigen bedrijf of zelfstandig beroep.

Zoals bij de algemene toelichting al is vermeld, zijn de nadere voorwaarden waaronder bijstand in devorm van een geldlening onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht dient teworden verleend, neergelegd in een afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur. Dit besluit komtgrotendeels overeen met het voormalige Besluit krediethypotheek bijstand.

Hoofdstuk 2 PANDRECHT

Artikel 2

Hiervoor geldt dezelfde toelichting als bij artikel 1, met dien verstande dat daar waar gesproken wordtover hypotheek er hier sprake is van pand.

Hoofdstuk 3: AFSTEMMING

Artikel 3

Het eerste lid van dit artikel koppelt aan de bijstandsverlening de verplichting dat de belanghebbendemeewerkt aan de vstiging van een hypotheek of pandrecht.

De hier vermelde systematiek sluit aan bij de systematiek van de Abw. Essentieel voor dezekerheidsstelling is namelijk de totstandkoming van een hypotheek- of pandovereenkomst. Als eenbelanghebbende niet meewerkt, kan er geen zekerheid worden verkregen en dient er geen bijstand te

worden verleend. Reeds verleende bijstand in de vorm van een voorschot dient te wordenterugbetaald.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikelen 4 en 5

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.