Nota Bijzondere wetten horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen

Geldend van 31-12-2015 t/m 14-06-2017

Intitulé

Nota Bijzondere wetten horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen

afbeelding binnen de regeling

Beleidsnota Bijzondere wetten

Horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen

15 december 2015

Inleiding

De beleidsnota Bijzondere wetten is op 31 januari 2011 vastgesteld door het college. De herijking van de beleidsnota Bijzondere wetten heeft plaats gevonden in 2012 en in 2015. De herijking is besproken in het forum van de raad op 16 november 2015, waarbij de inspraak is meegenomen van belanghebbenden.

In deze nota zijn vier hoofdstukken opgenomen, waarin het beleid is neergelegd met betrekking tot de horeca, coffeeshops, prostitutie en de Kansspelen.

afbeelding binnen de regeling

1.1 Horeca Vestigingsbeleid horeca

1.1.1 Indeling in gebieden.

De belangrijkste doelstellingen van het horecabeleid zijn:

  • 1.

    Zorgen voor een horecafunctie die deel uitmaakt van een attractieve binnenstad;

  • 2.

    Versterken van de regionale functie en kwaliteit van de Leeuwarder horeca;

  • 3.

    Terugdringen horeca gerelateerde overlast;

  • 4.

    Zorg dragen voor een juridisch instrumentarium waarmee het horecabeleid adequaat kan worden uitgevoerd en;

  • 5.

    Vergroten van de leefbaarheid en veiligheid, met name in de binnenstad.

 

Om deze doelstellingen te realiseren is er in het verleden gekozen voor gebiedsdifferentiatie voor de vestiging van horeca-inrichtingen binnen de gemeente. Immers niet in elk gebied in de gemeente kan of mag hetzelfde. Het bestemmingsplan is hierin sturend. Deze keuze is werkbaar en duidelijk gebleken, zodat ook in deze nota die keus wordt voortgezet. De kenmerken van de verschillende gebieden zijn hierin beleidsmatig vastgelegd.

 

De gebiedsdifferentiatie is gebaseerd op een onderscheid naar zes typen gebieden met een eigen karakteristiek op het gebied van horeca. Het gaat hierbij om gebieden waar de horeca vooral een ondersteu­nende rol heeft voor andere functies. Gebieden die minder geschikt geacht worden voor horecaontwikkeling, omdat daar of de voorkeur wordt gegeven aan andere functies of dat hierdoor een te sterke versnippe­ring van het horeca-aanbod ontstaat buiten de gebieden die daar beter voor geschikt zijn. Of juist om gebieden waar de horeca het middelpunt vormt. De volgende typen horecagebieden zijn te onderscheiden:

 

A. Winkelgebied

Het gebied in de binnenstad, bestaande uit het kernwinkelgebied en de belangrijkste aanlooproutes is het winkelgebied (zie bijlage 2, de bijgevoegde kaart horeca indeling). Het beleid richt zich op horecavesti­gingen die gericht zijn op maaltijdverstrekking en die goed aansluiten op de primaire (winkel)functie van het gebied. Gewenste vormen van horeca zijn bijvoorbeeld een lunchroom, een croissanterie, ijssalon en daarmee vergelijkbare horecabedrijven. De horeca moet kwantitatief ondergeschikt zijn aan de detailhandel. Dit betekent dat het aantal horecavestigingen per straat/blokzijde duidelijk lager moet liggen dan het aantal winkels.

 

Kenmerken:

  • *

    De horeca dient zich in principe te beperken tot het gebruik van de begane grond verdieping;

  • *

    De horeca vervult primair een winkelondersteunende functie die bijdraagt aan het multifunctionele karakter van de binnenstad;

  • *

    De openingstijden van de horeca sluiten zoveel mogelijk aan bij die van de winkels (horeca overdag ook open);

  • *

    Het aantal horecavestigingen is ondergeschikt aan dat van de winkels;

  • *

    Uitbreiding van horeca is niet aan de orde.

 

B. Concentratiegebied

Er zijn drie concentratiegebieden: Grote Hoogstraat, de directe omgeving rond het westelijke deel van het Ruiterskwartier en een deel van de Weaze-westzijde met het achtergelegen gebied. Dit zijn de gebieden waar het beleid is gericht op concentratie van horecavestigingen, hetzij in mengvorm (dag-, avond- en nachthoreca), hetzij meer toegespitst op een bepaalde vorm van horeca. Nieuwe horecavesti­ging in een dergelijk gebied is mogelijk.

 

Uitgangspunt is dat horeca zowel horizontaal (meerdere panden per functie) als verticaal (in etages) mogelijk wordt gemaakt. Per straat of straatwand wordt aangegeven welke categorieën zijn toegestaan en om welke aantallen het mag gaan. Uitgegaan wordt van het aantal pan­den dat mag worden gebruikt voor een horecafunctie. Dit is in het bestemmingsplan aangeduid op de plankaart, welke gekoppeld is aan een tabel, behorende bij de voor­schriften.

 

Kenmerken:

  • *

    Het gebied is goed bereikbaar voor auto, openbaar vervoer en (brom -) fiets;

  • *

    De horeca is gericht op een bovenlokaal verzorgingsge­bied;

  • *

    Horecagebruik hoeft niet beperkt te blijven tot de begane grondverdieping;

  • *

    Er zijn reeds meerdere horecavestigingen op korte afstand van elkaar aanwezig;

  • *

    Gebied is niet gelegen in een overlast gevoelige omgeving (bijvoor­beeld een woongebied);

  • *

    De afstand tot andere concentratiegebieden is zodanig dat deze beloopbaar is;

  • *

    In het gebied of in de nabijheid van het gebied is bij voorkeur een publieks­trekker aanwezig;

  • *

    Het gebied heeft een open en overzichtelijke structuur;

  • *

    Geen horecaontwikkeling in stegen uitkomend op Ruiterskwartier uit oogpunt van de openbare orde.

 

C. Ontwikkelingsgebied

Dit betreffen de gebieden waar ruimte wordt geboden voor nieuwe vesti­ging van horecabedrijven, welke de gewenste horecastructuur van de binnenstad kunnen versterken, zoals het Harmoniekwartier. In het verleden viel ook het gebied rond het Raadhuisplein/ Hofplein/Gouverneursplein en de Weerd hieronder, maar hier is inmiddels de gewenste ontwikkelingssituatie gerealiseerd. Daarom wordt dit niet langer bestempeld als een ontwikkelingsgebied, maar als een consolidatiegebied. De horecaregeling voor deze gebieden is der­halve gelijk, met dien verstande dat het aantal horecabedrijven per straat of straatwand kan verschillen. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in de tabel behorende bij het bestemmingsplan in de binnenstad.

 

Kenmerken:

  • *

    De bebouwing en de openbare ruimte biedt ruimte voor horeca –ontwikkeling;

  • *

    Gebied is niet gelegen in een overlast gevoelige omgeving (bijvoor­beeld een woongebied);

  • *

    De afstand tot kernwinkelgebied en horecaconcentratiegebieden is zodanig dat deze beloopbaar is;

  • *

    De horecaontwikkeling voegt iets toe aan aanwezige (geconcentreerde) horecavoorzieningen;

  • *

    Kleinschaliger horeca qua aantal en omvang dan in concentratie­gebieden;

  • *

    Sturing geven aan kwantiteit in plaats van kwaliteit horeca;

  • *

    Een specialisatie of thematisering van de horeca ligt voor de hand;

  • *

    Voor ontwikkelingsgebieden horecagebruik van de verdiepingen bij recht mogelijk maken.

 

D. Consolidatiegebied

Dit betreffen de gebieden met veelal een gemengde functie, waar het beleid is gericht om naast kwantitatieve beperking mogelijkheden te bieden voor een kwalitatieve verbetering. Nieuwe vestiging van horeca in deze gebieden wordt niet toegestaan, wel wordt gestreefd naar een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Verder wordt een uit­wisseling tussen bepaalde horecacategorieën wel toegestaan in die zin dat een horecabedrijf uit de ‘zware’ milieucategorie zonder meer mag worden vervangen door een horecafunctie uit een lichtere milieu categorie.

Deze gebieden zijn niet aan een specifieke centrumbestemming toe te wijzen, maar zijn geregeld in verschillende bestemmingen.

Net als bij de concentratiegebieden en ontwikkelingsgebieden, zijn de horecafuncties per straat of per straatwand vastgelegd in het bestemmingsplan. Uit­gangspunt voor deze gebieden is dat het aantal en het type horecabe­drijf wordt vastgelegd op de bestaande situatie.

 

Kenmerken:

  • *

    De gebieden maken geen deel uit van het kernwinkelgebied of horeca­concentratiegebied, maar zijn hier tegenaan gelegen of er voert een aanlooproute doorheen of langs;

  • *

    De omgeving en bebouwing zijn niet of minder geschikt voor horeca­ontwikkeling;

  • *

    De genoemde openbare ordeproblemen zijn voor het grootste deel niet gerelateerd aan de aanwezige horeca, waardoor ook om deze reden geen beleidswijziging noodzakelijk is;

  • *

    Binnen dit gebied vindt geen uitbreiding plaats van horeca in welke vorm dan ook. Ook een zwaardere categorie horeca wordt gezien als uitbreiding.

    

E. Deconcentratiegebied

Dit zijn de gebieden binnen de stadsgrachten, waar het beleid is gericht op de afname van de aanwezige horecavestigingen via natuurlijk verloop. De gemeente voert geen actief beleid om het aantal horecavestigingen te verminderen. In tegenstelling tot de andere horecagebieden, zal hier geen uitwisse­ling mogen plaatsvinden per straatwand in die zin dat als er een hore­cabedrijf verdwijnt, er elders geen nieuwe terug mag komen. Dit betekent dus een uitsterfbeleid. Om die reden zal de regeling in het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad zijn gebaseerd op het via een aanduiding inbestemmen van de huidige functie op de huidige locatie. Bij verdwijning van de functie kan door het college van burgemeester en wethouders een wijzigings­bevoegdheid worden toegepast, teneinde de aanduiding te verwijderen met als doel het voorkomen van nieuwe vestiging van horeca op deze plek.

Het deconcentratiegebied impliceert overigens niet dat horecafuncties zonder meer uitgesloten zijn. Er wordt beperkte ruimte geboden voor bestemmingen waar de horecafunctie ondersteunend is voor maatschappelijke en/of culturele functies die bijdragen tot een aantrekkingskracht van de binnenstad (voorbeeld Museumhaven, terras bij de bibliotheek, theaters). Omdat dit veelal niet voorzienbare ontwikkelingen zijn, en een goede sturing hierop vereist is, worden  dergelijke initiatieven niet binnen­plans geregeld, maar via een projectprocedure.

 

Kenmerken:

  • *

    De horeca draagt niet bij aan karakter van het gebied;

  • *

    De omgeving en bebouwing zijn niet of minder geschikt voor horeca­ontwikkeling;

  • *

    De omgeving is gevoelig voor overlast;

  • *

    Het gebied ligt niet in de looproutes tussen de concentratiegebieden en/of het kernwinkelgebied;

  • *

    De aanwezige horeca heeft vooral een buurt - of lokale functie en draagt niet bij aan uitstraling van binnenstad als uitgaanscentrum;

  • *

    Horecapanden qua locatie fixeren in de bestemmingsplannen.

 

F. Horeca buiten de binnenstad

Dit zijn horecavestigingen die buiten de stadsgrachten zijn gelegen. Een groei van het aantal horecavestigingen past niet binnen dit beleid, uitgangspunt is consolideren van bestaande horeca. De horeca dient gesitueerd zijn binnen de buurt- en wijkwinkelcentra. Hierbinnen is eventuele uitbreiding mogelijk, als het gaat om snackbar, buurtcafé, restaurant etc. met primair een beperkt verzorgingsgebied.

 

In een nieuw woongebied van voldoende omvang, zal bij de plannen voor dit gebied aangegeven worden of ruimte geboden wordt, en zo ja waar, voor de vestiging van horeca. In de regel gaat het hierbij om vormen van eethoreca waarvoor mogelijkheden worden geboden binnen zones waar ook andere verzorgende functies zijn gepland.

 

Nieuwe vestiging buiten de buurt- en wijkwinkelcentra wordt in principe tegengegaan. Uitzondering is mogelijk indien er aan de volgende punten wordt voldaan:

 

Eethoreca moet gevestigd zijn langs de (stedelijke) hoofd infrastructuur zoals invalswegen en rondwegen.

Aantoonbaar voldoende ontsluitingsmogelijkheden.

Aantoonbaar voldoende parkeergelegenheden.

Geen overlast naar achterliggende (woon) gebieden.

1.1.2 Indeling in horecacategorieën.

Naast het onderscheid in gebieden wordt in de bestemmingsplannen ook onderscheid gemaakt in soort inrichting. De horecacategorieën zoals die in het verleden werden gebruikt, horeca e (eetgelegenheden) en horeca d (waarbij de verstrekking van alcoholische drank centraal staat) waren onduidelijk, omdat veel horecabedrijven in de binnenstad zich op het grensvlak van beide horecacategorieën bevonden. In de vigerende be­stemmingsplannen levert dit problemen op ten aanzien van de vergunning­verlening en de handhaving.

 

In het nieuwe bestemmingsplan binnenstad is er een andere categorie-indeling gemaakt. De hiervoor genoemde indeling is, met uitzondering van horeca V, geba­seerd op de effecten op de omgeving (o.a. overlast): categorie I is de licht­ste horecacategorie, categorie IV de zwaarste. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat waar een zware horeca-

ca­tegorie is toegestaan, ook een lichte categorie gevestigd mag worden. Op deze manier wordt de uitwisselbaarheid gewaarborgd.

De niet zelfstandige horeca (ondergeschikte horeca), zijnde de horeca die deel uitmaakt van een winkel of een andere functie wordt eveneens speci­fiek geregeld.

 

Horeca I is de zogeheten daghoreca: dit betreft de horecazaken die com­plementair zijn aan de centrumfuncties en zich ook schikken aan de win­keltijden. Het betreft hier bijvoorbeeld de lunch- en tearooms, croissanterieën of de ijssalon. De doelgroep van deze vorm van horeca is hoofdzakelijk de winkelbezoeker die tijdens het winkelen een hapje wil eten of een ijsje wil nuttigen.

 

Horeca II zijn de restauratieve horecabedrijven die overwegend in de loop van de middag openen en aan het einde van de avond sluiten. Dit is een ‘rustige‘ horecafunctie waar in de regel geen hoge bezoekersfrequentie aanwezig is.

 

Horeca III zijn de bezoekers intensieve horecabedrijven die gedurende de hele dag, avond en nacht open kunnen en mogen zijn. Hiermee worden de horecabedrijven bedoeld, waarvan vaak ’s avonds en in de nachturen gebruik van wordt gemaakt om bijvoorbeeld even te ‘snac­ken’. Het betreft hier bijvoorbeeld eetcafés, cafetaria’s,  snackbars, automatieken en shoarmazaken.

 

Horeca IV kan als de zwaarste vorm van horeca worden beschouwd. Deze horecabedrijven zijn veelal uitsluitend ’s avonds en ’s nachts geopend en hebben gedu­rende deze uren, met name in het weekend, een zeer hoge bezoekersfre­quentie. Het betreft hier bijvoorbeeld bars en cafés, de clubs en de discotheken.

Daarnaast zijn de coffeeshops ook aangemerkt als horeca IV, omdat verkoop van drugs planolo­gisch niet relevant is, daardoor kan het bestemmingsplan geen mogelijkheden bieden voor een specifieke coffeeshopregeling.

 

Horeca V is een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening uitsluitend is gericht op het te­gen vergoeding verstrekken van logies (hotels).

1.2 Vergunningenstelsel horeca

Op 25 mei 2009 heeft de gemeenteraad besloten de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden (hierna te noemen APV) dusdanig te wijzigen dat voor horecabedrijven die alcohol schenken de exploitatievergunning niet langer nodig is. De wijziging van de APV is gedaan in het kader van de deregulering en betekent een lastenverlichting voor horecaondernemers.

 

Deze wijziging is op 4 juni 2009 in werking getreden. Dit houdt in dat horecabedrijven die alcohol schenken alleen een Drank- en Horecavergunning nodig hebben op grond van de Drank- en Horecawet. Indien het horecabedrijf een terras exploiteert en afwijkende sluitingstijden heeft, dan is er naast de Drank- en Horecavergunning nog een terrasvergunning en een ontheffing sluitingsuur nodig. Deze vergunningen en ontheffingen worden voor onbepaalde tijd verstrekt. Indien er wijzigingen zijn met betrekking tot de inrichting, sluitingsuur, de leidinggevenden of bij een overname, dan dient de exploitant een vergunning/ontheffing aan te vragen.

 

In de APV is geregeld dat alleen niet alcoholhoudende horecabedrijven (o.a. coffeeshops) een exploitatievergunning nodig hebben. Hierin is vooral geregeld de openbare orde en veiligheid en eisen ten aanzien van de inrichting.

In de exploitatievergunning kan onder meer per inrichting het volgende geregeld worden:

  • -

    Het treffen van maatregelen ten aanzien van het voorkomen van overlast voor zover niet geregeld in hogere wetgeving (b.v. openbare orde op straat via toezicht houden­).

  • -

    Nadere eisen van zedelijkheid ten aanzien van de houder van de inrichting.

  • -

    Nadere eisen aan de inrichting.

1.3 Sluitingstijden en toelatingstijden

De sluitingstijden zijn gekoppeld aan een gebiedsindeling I en II en aan vier horeca categorie-indelingen (dit is geregeld in de APV), :

 

  • *

    Gebiedsindeling I = De gebieden in de stad Leeuwarden, die nu aangemerkt worden als concentratie-, consolidatie- en ontwikkelingsgebied.

  • *

    Gebiedsindeling II = overige gebieden binnen de gemeente Leeuwarden.

 

Horeca categorie indeling:

 

Categorie a: het horecabedrijf richt zich op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van de centrumvoorzieningen en schikt zich veel naar de winkeltijden, het betreft: een broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffie-/tearoom, lunchroom of ijssalon.

Openingstijden van 08:00 uur tot 01:00 uur, met dien verstande dat het tussen 00:00 uur en 01:00 uur verboden is bezoekers toe te laten in een horecabedrijf waar alcoholhoudende drank of softdrugs wordt verstrekt of verkocht.

 

Categorie b: het horecabedrijf richt zich op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers die veelal aan het einde van de avond sluit, het betreft: een restaurant, pizzeria, proeflokaal, partycentrum of bioscoop.

Openingstijden van 08:00 uur tot 01:00 uur, met dien verstande dat het tussen 00:00 uur en 01:00 uur verboden is bezoekers toe te laten in een horecabedrijf waar alcoholhoudende drank of softdrugs wordt verstrekt of verkocht.

 

Categorie c: het horecabedrijf richt zich voornamelijk op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal- culturele, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, het betreft: een sportkantine, jeugdsoos-/centrum, buurthuis, dorpshuis, kerkgenootschap, poppodium of zeilvereniging.

Openingstijden van 08:00 uur tot 01:00 uur, met dien verstande dat het tussen 00:00 uur en 01:00 uur verboden is bezoekers toe te laten in een horecabedrijf waar alcoholhoudende drank of softdrugs wordt verstrekt of verkocht.

 

Categorie d: het horecabedrijf richt zich voornamelijk op activiteiten van educatieve aard of op het verstrekken van (alcoholische) dranken of etenswaren en is veelal ’s avonds en ’s nachts geopend, het betreft: een discotheek, coffeeshop, café, eetcafé, poolcafé, studentenvereniging, shoarmazaak/grillroom of snackbar

Openingstijden van 08:00 uur tot 05:00 uur, met dien verstande dat het tussen 03:00 uur en 05:00 uur verboden is bezoekers toe te laten in een horecabedrijf waar alcoholhoudende drank of softdrugs wordt verstrekt of verkocht.

 

De horeca categorie indeling geldt alleen in gebied I. In gebied II geldt een sluitingstijd van 01.00 uur tot 08.00 uur, met een toelatingstijd van 00.00 uur.

Een uitzondering op de sluitingstijden kan wordt gemaakt door de burgemeester op basis van de APV voor een afzonderlijk horecabedrijf (of voor een daartoe behorend terras) ontheffing voor sluitings- en/of toelatingsuren worden verleend. Deze ontheffingen worden alleen verleend  aan horecabedrijven die op grond van artikel 2:29a APV nog recht hebben op een latere sluitingstijd dan 01.00 uur, aan horecabedrijven als bedoeld in artikel 2:29, lid 2, APV, zijnde een café of discotheek, die voor harmonisatie van de sluitingstijden recht hadden op een latere sluitingstijd dan 01.00 uur, en aan het Holland Casino aan de Heliconweg te Leeuwarden, met dien verstande dat

de middels ontheffing bepaalde sluitingstijd nooit later is dan de sluitingstijd waarop men voor de harmonisatie recht had en, indien de bedrijfsvoering wijzigt, het recht op de latere sluitingstijd vervalt.

1.3.1 Toelatingstijden eetgelegenheden met een DHW vergunning

Eetgelegenheden welke alcohol mogen verkopen (shoarmazaken, snackbars en pizzeria’s) hebben een DHW vergunning met daarbij behorende sluitingstijden. Zij hadden echter binnen de APV Leeuwarden (artikel 2:29 lid 8) een uitzonderingspositie, namelijk dat zij, indien zij tussen 03.00 uur en 06.00 uur geen alcohol verkopen (voor nuttigen ter plaatse), zij wel bezoekers mogen toelaten.

Deze uitzondering is verwijderd uit de APV Leeuwarden, omdat controle en handhaven op zowel schenken als op het toelaten van bezoekers tegelijkertijd bijna onmogelijk is.

 

Indien deze ondernemers na 03.00 uur wel bezoekers willen toelaten, dan  is  i.p.v. een DHW vergunning een exploitatievergunning vereist. Dit betekent dat alcoholverkoop en het hebben van kansspeelautomaten niet is toegestaan.

1.3.2 Evaluatie sluitingstijden droge horeca

Bij de herziening van de nota bijzondere wetten in 2012, waarin onder andere de sluitingstijden van de horeca in de binnenstad met een uur verkort naar 05.00 uur zijn, is toegezegd dat dit nieuwe beleid zou worden geëvalueerd. Deze evaluatie heeft in november 2015 gevonden. De evaluatie is gericht op de sluitingstijden in de binnenstad van Leeuwarden.

 

Er wordt aan de droge horeca  in het concentratiegebied de mogelijkheid gegeven tot het aanvragen van een ontheffing van de sluitingstijd tot 05.30 uur op donderdag, vrijdag en zaterdagnacht, waarbij een verplichting tot een portier wordt opgelegd. Op dit moment is de fietsenstalling tot een uur na sluitingstijd van de horeca geopend. Veel bezoekers van de horeca blijven na sluitingstijd van de horeca zonder enig doel rondhangen bij de fietsenstalling. Dit leidt tot veel verstoringen van de openbare orde en veiligheid rondom de fietsenstalling tussen 05.00 en 06.00 uur. Daarom is het voorstel om de fietsenstalling iets later dan de droge horeca om 05.45 uur te laten sluiten, met als doel om de binnenstad na sluitingstijd zo snel mogelijk leeg te hebben.

1.3.3 Overgangsrecht

De Raad heeft op 16 december 2002 vastgesteld dat voor horecabedrijven een “eeuwigdurend” overgangsrecht van de sluitingstijden geldt, indien de bedrijfsvoering gelijk blijft. Dit zijn horecabedrijven, niet gelegen in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatie-gebieden, waarvoor op 15 januari 1998 andere (latere) sluitingstijden golden, met uitsluiting van de bepalingen voor de sluitingstijden van terrassen. Hierdoor is er met name binnen het deconcentratiegebied een veelheid aan sluitingstijden. Voor de duidelijkheid wordt daarom nu bij de vergunning een raamkaart verstrekt, waarop de openings-, sluitings - en toelatingstijden van de horecavestiging staan vermeld. Deze kaart wordt op een voor een ieder zichtbare plaats opgehangen. Indien dit niet gebeurt dan gelden de sluitingstijden van 23.00 uur. Op deze wijze is handhaving van de verschillende sluitingstijden beter mogelijk. Bovendien ontstaat voor de consument duidelijkheid over de openingstijden van de betreffende vestiging.

 

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering bij de behandeling van de nota bijzondere wetten een amendement ingediend door de VVD. Dit aangenomen amendement  stelt voor om het overgangsrecht van vijf jaar bij horecabedrijven die recht hebben op een latere sluitingstijd in het deconcentratiegebied terug te brengen in de oude staat. Dit houdt in dat het eeuwigdurend overgangsrecht van toepassing blijft.

1.3.4 Ontheffing sluitingstijden

In de APV is geregeld dat horecabedrijven gelegen in gebiedsindeling II = overige gebieden binnen de gemeente Leeuwarden met een sluitingstijdstip van 01.00 uur tot uiterlijk 02.00 uur open mogen, gedurende de volgende perioden:

  • -

    In de nacht van 31 december op 1 januari.

  • -

    In de nacht van 1 op 2 januari

  • -

    In de beide Paasnachten.

  • -

    In de nacht van 27 april (Koningsdag) op 28 april

  • -

    In de nacht van 5 op 6 mei (Bevrijdingsdag).

  • -

    In de beide Pinksternachten.

  • -

    In de nacht van 25 op 26 en van 26 op 27 december (Kerstdagen). 

    Daarnaast is er voor horecabedrijven die een sluitingstijd hebben van 01.00 uur een mogelijkheid om zes maal per jaar een ontheffing aan te vragen van het sluitingsuur van maximaal een uur. Het moet wel gaan om een bijzondere gelegenheid die buiten de normale bedrijfsvoering valt en waarbij een latere sluitingstijd wenselijk is. Naast de vastgestelde dagen zoals oud en nieuw, Pasen, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Pinksteren, Kerstdagen, is er dus nog een mogelijkheid een afwijkende sluitingsuur te vragen.

1.3.5 Ontheffing voor terrassen in de zomermaanden

De gemeenteraad heeft in 2011 de proef met de verruiming van de openingstijden van de terrassen in de binnenstad van Leeuwarden vanwege de slechte zomer met één jaar verlengd.

Het besluit over de verruiming hield in dat, behalve in de nacht van zaterdag op zondag, ook in de nacht van vrijdag op zaterdag de terrassen een uur langer geopend mochten zijn. Gedurende deze periode is een ontheffing van een uur verleend op de sluitingstijd van 01.00 uur, zodat de terrassen tot 02.00 uur geopend mochten zijn. Bovendien is de periode met de verruimde openingstijden van de terrassen met de maand september uitgebreid. De raad heeft verzocht om een evaluatie van het terrasseizoen 2012. Naar aanleiding van de evaluatie zijn de verruimde openingstijden van de terrassen definitief doorgevoerd sinds 2013.

1.3.6 Toelatings- en sluitingstijden tijdens de invoering zomer- en wintertijd

Elk jaar ontstaat er verwarring over de toelating- en sluitingstijden van de horecabedrijven in de binnenstad (gebiedsindeling I) bij de invoering van de zomertijd en van de wintertijd bij de diverse partijen. Daarom zijn er vaste afspraken gemaakt voor de exploitanten en de bezoekers van de horecabedrijven, de toezichthouders, de handhavers en politie, zodat er een eenduidiger beleidslijn is tijdens de invoering van zomer- en wintertijden. Dit houdt het volgende in:

 

- Tijdens de nacht van de invoering van de zomertijd een toelatingstijd van 04.00 uur en een sluitingstijd van 06.00 uur te hanteren;

- Tijdens de nacht van de invoering van de wintertijd een toelatingstijd van 03.00 uur en een sluitingstijd van 05.00 uur te hanteren.

1.4 Plan van aanpak Portiers

In de binnenstad van Leeuwarden zijn ongeveer 20 tot 25 ondernemingen die één of meerdere portiers aan de deur hebben staan. In 2012 is een plan van aanpak opgesteld met als doelstelling om per 1 januari 2013 alleen gecertificeerde portiers bij de deur te hebben staan.

 

Op dit moment hebben alle ondernemingen met portiers gecertificeerde portiers. Mocht er informatie bekend worden dat een portier niet gecertifieerd is, dan ligt de handhaving bij de politie.

1.5 Terrasbeleid

Het terrasbeleid ziet alleen op terrassen in de buitenruimte. Indien het gaat om een overdekt en dicht (serre) terras is de Woningwet/Wabo van toepassing. Ten aanzien van dit soort terras is de bouwregelgeving helder, zodat daarop hier niet wordt ingegaan.

De terrasvergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend. Daarnaast is een terras een lokaliteit in de zin van de Drank- en Horecawet.

Een aanvraag voor inrichting van een terras of een uitbreiding van een terras wordt getoetst aan de beleidsnota Bijzondere wetten op grond van openbare orde, verkeersveiligheid en de bruikbaarheid van de weg. Daarnaast is de welstandsnota en de Wabo van toepassing i.v.m. bouwwerken op het terras zoals terrasschermen, terrasoverkapping en terrasmeubilair. Voor dit soort bouwwerken dient dus apart een omgevingsvergunning aangevraagd te worden.

De sluitingstijden voor de terrassen zijn opgenomen in de APV.

 

Voor terrassen worden de volgende regels vastgesteld:

 

  • 1.

    De  sluitingstijden voor de terrassen zijn opgenomen in de APV;

    Indien terrasschermen worden geplaatst, dienen ze aan de volgende eisen te voldoen:

  • *

    Bevestiging in het straatwerk dient verwijdering van de terrasschermen mogelijk te maken, zonder boven het straatwerk uitstekende bevestigingselementen.

  • *

    Indien er terrasschermen worden geplaatst dient er zicht te zijn op wat er op het terras plaats vindt. Geen afgesloten ruimte. 

    Terrasoverkapping

  • *

    Te plaatsen terrasoverkappingen dienen van een solide uitvoering te zijn en moeten op de juiste wijze in het straatwerk worden bevestigd;

  • *

    De terrasoverkapping mag niet groter zijn dan het terras;

  • *

    De plaatsing van bevestigingspunten voor de terrasoverkapping in het straatwerk geschiedt pas na overleg met en door de gemeente. 

    Terrasmeubilair:

  • *

    Buiten de exploitatie-uren dient het terrasmeubilair inpandig te worden opgeslagen. Wanneer zulks niet mogelijk is, dient de exploitant nadere afspraken te maken met de gemeente;

  • *

    Stoelen en tafels, die buiten de inrichting en tegen de gevel van die inrichting worden opgeslagen, moeten vervaardigd zijn van brandvertragend materiaal (klasse 2). Dit voorschrift houdt verband met de brandveiligheid van opslag van materialen. 

    Algemene regels:

  • *

    De exploitanten mogen het hele jaar een terras opstellen;

  • *

    Bij coffeeshops zijn terrassen niet toegestaan;

  • *

    Bij ondergeschikte horeca (kleinschalige horeca binnen een andere bestemming) zijn terrassen die toegankelijk zijn zonder de inrichting te hoeven betreden, of terrassen die vanaf een openbare plaats zichtbaar zijn, niet toegestaan;

  • *

    Bij winkels, niet hebbende ondergeschikte horeca, is het plaatsen van één bankje voor de gevel van de winkel toegestaan, indien ook het plaatsen van een uitstalling daar toegestaan is. Voor het plaatsen van een bankje is een vergunning Gebruik Openbare Grond vereist.

  • *

    Bij de vorming van een terras dient rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid van de panden. Andere functies, zoals winkels, wonen of het verkeer, mogen niet een negatief effect ondervinden van de terrassen ter plaatse, zoals in het verleden wel is gebeurd. Het beleid is daarom als volgt:

  • -

    Terrassen tegen de gevel van de horeca-inrichting mogen niet breder zijn dan de gevel;

  • -

    Voor voetgangers dient er een ruimte over te blijven van minimaal 1,50 meter op het trottoir, of, indien het terras zich bevindt in een autovrij gebied, op de weg;

  • -

    Er moet voor de hulpdiensten 3,5 meter weg overblijven bij het plaatsen van een terras (uitzondering is het winkelgebied dit is 4 meter). Daarnaast moet de doorgangshoogte minimaal 4,2 meter zijn;

  • -

    In straten waar het trottoir smal is en het trottoir over het algemeen niet door voetgangers gebruikt wordt, omdat het trottoir onderbroken wordt door stoepjes, hekjes en kelderingangen, is een gevelterras toegestaan, indien op dat stuk trottoir ook het plaatsen van een uitstalling is toegestaan en het gevelterras niet verder dan 1 meter uit de gevel staat;

  • -

    Een losstaand terras mag niet verder van de horeca-inrichting (dichtstbijzijnde muur pand) liggen dan 20 meter (rand van het begin van het terras);

  • -

    Terrassen op een plein of een verbreding in de straat worden gesitueerd overeenkomstig een door de wegbeheerder op te maken terrassenplan. Dit terrassenplan maakt onderdeel uit van de vergunning van de desbetreffende horeca-inrichting. Bij het maken van het terrassenplan worden de in het voorgaande genoemde afstanden in acht genomen;

  • -

    De trottoirs van de Nieuwestad z.z. en de Wirdumerdijk dienen, gelet op de winkelfunctie aldaar, de bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid, gevrijwaard te blijven van terrassen;

  • -

    Het plaatsen van verwarmingsapparaten op terrassen is toegestaan;

  • -

    Er worden geen extra terrassen of vergroting van bestaande terrassen toegestaan tijdens feestdagen of evenementen, tenzij een tijdelijke uitbreiding van het terras binnen het evenemententerrein ligt. In verband met de drukte op dergelijke dagen en de daarmee gepaard gaande verdeelde inzet van toezichthouders was deze regel de laatste jaren al praktijk.

  • -

    Het uitgiftepunt van de tap op het terras moet gericht zijn op het eigen terras, behalve als het terras onderdeel is van het evenemententerrein;

  • -

    Er mogen maximaal twee sandwichborden met reclame-uitingen voor betreffende horeca op een terras worden geplaatst binnen de terrasgrenzen van de terrasvergunning. De exploitant hoeft voor de sandwichborden geen vergunning aan te vragen deregulering);

  • -

    Als het gedeelte van de openbare weg, waar het terras is opgericht, betrokken is bij een evenement, moet het meubilair tijdelijk worden verwijderd;

  • -

    Tevens geldt de terrasvergunning niet indien aan de weg onderhoud moet worden gepleegd, de weg moet worden vernieuwd of heringericht. 

    Een deel van het terrassenbeleid is opgenomen in de welstandsnota.

1.6 Paracommerciële inrichtingen

In de gemeente Leeuwarden zijn ongeveer 115 paracommerciële instellingen met een Drank- en Horecavergunning. Onder paracommercieel wordt verstaan een vorm van niet-commerciële horeca door verenigingen of stichtingen. Zij moeten voldoen aan één van de doelstellingen (meestal stichting of vereniging) van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve of godsdienstige aard. Dit wordt vastgesteld door naar de statuten van de stichting of vereniging te kijken en die zich richt op exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.

 

Van ongewenste mededinging is geen sprake als een instelling voldoet aan onder meer de volgende voorwaarden:

  • *

    Ingeschreven staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • *

    De collectieve arbeidsovereenkomst voor de horecasector volledig toepast;

  • *

    Voor al haar werknemers de verschuldigde sociale verzekeringspremies en belastingen op het volledige loon inhoudt en afdraagt;

  • *

    Alle overige verschuldigde belastingen afdraagt en geen BTW-vrijstelling geniet;

  • *

    Niet hoofdzakelijk draait dankzij de inzet van vrijwilligers;

  • *

    Geen overheidssubsidie – in welke vorm dan ook – ontvangt;

  • *

    Een prijsniveau hanteert, vergelijkbaar met soortgelijke horecabedrijven ter plaatse of in de omgeving;

  • *

    Onderneemt voor rekening en risico van de instelling zelf;

  • *

    Onderneemt op een manier die past in het bestemmingsplan, dat wil zeggen dat de accommodatie (mede) de bestemming horeca heeft en niet alleen een bestemming maatschappelijke of sociaal-culturele doeleinden;

  • *

    De instelling een accommodatie in eigendom bezit of hiervoor een reële huurprijs betaalt in overeenstemming met de marktwaarde, dan wel een aangepaste huurprijs in relatie tot het primaire doel van de exploitatie.

 

Afhankelijk van de mate en ernst van de ongewenste mededinging worden voorschriften of beperkingen aan de vergunning verbonden. De instrumenten om niet wenselijke mededinging aan te pakken zijn de volgende:

  • -

    Toepassing geven aan de schenktijden geregeld in de APV onder artikel 2:34d en 2:34e.

  • -

    Toepassing geven aan de artikelen 8 en 9 van de Drank- en Horecawet.

  • -

    Het verbinden van voorschriften aan nieuwe Drank- en Horecavergunningen.

  • -

    Het toetsen en handhaven van bestuursreglementen.

  • -

    Het verbinden van nadere voorschriften aan bestaande Drank- en Horecavergunningen. 

    De regels voor paracommerciële instellingen zijn:

  • *

    Twee leidinggevenden moeten het diploma SVH verklaring sociale hygiëne hebben;

  • *

    Gedurende tijden dat alcohol wordt geschonken, dient een leidinggevende met het diploma SVH verklaring sociale hygiëne aanwezig te zijn of een barvrijwilliger die door het bestuur is geïnstrueerd over verantwoord alcoholgebruik;

  • *

    De paracommerciële instelling houdt een registratie bij van de barvrijwilligers die een voorlichtingsinstructie hebben gekregen. Deze registratie of een afschrift daarvan is in de inrichting aanwezig;

  • *

    De wettelijke leeftijdsgrenzen moeten zichtbaar worden aangegeven;

  • *

    Er mag niet geschonken worden aan mensen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen

  • *

    Het bestuur stelt een bestuursreglement (de huisregels) vast waarbij de volgende elementen verplicht zijn:

  • 1.

    Hoe het bestuur waarborgt dat de verstrekking van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende dranken geschiedt door personen die voldoende kennis en inzicht hebben in sociale hygiëne. Het bestuur stelt kwaliteitseisen op voor barvrijwilligers over verantwoord alcoholgebruik.

  • 2.

    Dat tijdens de jeugdactiviteiten, jeugdwedstrijden en jeugdbijeenkomsten, waaraan jeugd tot en met 15 jaar deelneemt geen alcohol mag worden verstrekt.

  • 3.

    Hoe het toezicht op de naleving van de inhoud van het reglement zal plaatsvinden.

    Andere onderwerpen die in het bestuursreglement kunnen worden opgenomen, zijn bijvoorbeeld:

  • -

    Regels omtrent omgaan met agressie en normafwijkend gedrag, tegengaan van drugsgebruik en seksuele intimidatie;

  • -

    Beperkingen van het assortiment alcoholhoudende dranken;

  • -

    Beleid ter promotie van alcoholvrije dranken;

  • -

    Voorschriften over de prijsverhouding tussen alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. 

De vergunningvoorschriften of beperkingen zijn:

  • *

    De schenktijden gedurende welke in een niet-commerciële instelling sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank mag worden verstrekt worden beperkt door  in de APV onder artikel 2:34d en 2:34e.

1.7 Ondergeschikte horeca

Ondergeschikte horeca is het kleinschalig verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, dat een ondergeschikt onderdeel is van de hoofdactiviteit. Hierbij valt te denken aan een koffiecorner bij een winkel, eethoek bij de visboer, eetcafé bij een musea, leescafé bij een bibliotheek etc. De ondergeschikte horeca mag niet leiden tot overlast of tot aantasting van de openbare orde in de omgeving.

Als een bestemmingsplanregeling niet voorziet in toelaatbaarheid van ondergeschikte horeca dan gelden voor het horecagedeelte de hieronder genoemde categoriale vrijstelling. Daarnaast is de ondergeschikte horeca vrijgesteld van de vergunningsplicht exploitatievergunning, gelet op artikel 2:28 en 2:28 c van de APV, maar de ondergeschikte horeca moet wel voldoen aan de categoriale vrijstelling. Voor het schenken van alcohol dient de exploitant een Drank- en horecavergunning aan te vragen en te voldoen aan de eisen van de Drank- en horecawet en de categoriale vrijstelling. Men voldoet hier aan als:

 

  • 1.

    De opening- en sluitingstijden van het horecabedrijf zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, of het horecabedrijf begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdactiviteit;

  • 2.

    Het horecabedrijf is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk;

  • 3.

    Er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;

  • 4.

    Er wordt geen reclame gemaakt voor het horecabedrijf. Reclame door middel van elk medium is verboden. Hieronder vallen o.a. kranten, televisie, radio, internet, flyers, freecards, relatiegeschenken, of andere objecten waarop reclame kan worden gemaakt;

  • 5.

    Er is geen buitenterras dat rechtstreeks vanaf de weg zichtbaar en toegankelijk is;

  • 6.

    Het horecabedrijf wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte dat niet meer bedraagt dan 15% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting, waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 150 m2;

  • 7.

    Bij hoofdbestemmingen die meer dan 1500 m2 in beslag nemen mag het ondergeschikte horecabedrijf niet meer dan 10% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 450 m2, in beslag nemen.

1.8 Uitvoering Wet Bibob

Op 25 april 2006 hebben het college en de burgemeester de Beleidslijn Bibob vastgesteld. Deze is op 11 mei 2006 in werking getreden. De Wet Bibob is hierbij van toepassing verklaard op vergunningen voor de horeca (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen en speelautomatenhallen.

 

Bij aanvragen voor deze vergunningen wordt de volgende beleidslijn gevolgd:

  • 1.

    Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (aanvraagformulier, bescheiden) over financiering, bedrijfsactiviteiten, zeggenschap en bedrijfsstructuur globaal bekeken (lichte toets);

  • 2.

    Als er naar aanleiding van het ingevulde vragenformulier en op basis van de bijhorende stukken nog onduidelijkheden zijn dan wordt een diepgaande toets uitgevoerd. Uiteraard wordt eerst getracht onduidelijkheden op te helderen door hierover de aanvrager te bevragen. De diepgaande toets wordt binnen de wettelijke termijn voor afgifte van de betreffende vergunning afgehandeld;

  • 3.

    Bij inrichtingen die op grond van strijd met de openbare orde of 13b van de Opiumwet zijn gesloten wordt in principe een diepgaande toets uitgevoerd;

  • 4.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen, wordt een diepgaande toets uitgevoerd en wordt vervolgens advies aan het landelijk Bureau Bibob gevraagd;

  • 5.

    In gevallen dat is overgegaan tot de diepgaande toets, kan het bestuursorgaan bij twijfel over de authenticiteit van de overhandigde stukken, de aanvrager verzoeken de originele documenten te tonen;

  • 6.

    Advies aan het landelijk Bureau Bibob wordt gevraagd als :

  • *

    Na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • *

    Na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • *

    Na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over omstandigheden rond de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • *

    De officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

  • 7.

    Bij aanvraag van een vergunning wordt een Bibob-toets gedaan. Bij wijzigingen in de vergunning, binnen vijf jaar na afgifte van de vergunning, wordt in principe niet opnieuw een Bibob-toets uitgevoerd, tenzij er redenen zijn dit wel te doen. Bij wijziging van de vergunning later dan vijf jaar na afgifte van de vergunning, wordt opnieuw een Bibob-toets van de vergunning gedaan. 

    Tevens is een privacy protocol gemaakt, om te voorkomen dat de verkregen gegevens openbaar worden, hetgeen in strijd zou kunnen zijn met de privacy. In dit protocol zijn regels vastgesteld over geheimhoudingsplicht, toegang tot gegevens, raadplegen dossiers, bewaren van de dossiers en het advies van het landelijk Bureau Bibob.

     

    Naar aanleiding van de evaluatie van dit beleid in 2007 is het vragenformulier verbeterd, is een aantal bijlagen geschrapt en is de samenwerking met andere partijen verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het Integraal Overleg Handhaving. Landelijk is er de ontwikkeling van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC). Deze instantie, waar in het noorden alle gemeenten van de drie provinciën zijn aangesloten, zal in de nabije toekomst een belangrijke rol vervullen in de informatieverzameling in het kader van de Wet Bibob. Bovendien kunnen, los van een aanvraag, panden of ondernemers gescreend worden in verband met criminele activiteiten.

     

    Daarnaast is in de afgelopen jaren gebleken dat de Bibob-toets een belasting is voor paracommerciële inrichtingen, terwijl het risico op ontoelaatbare situaties daar gering is. Ook in andere gemeenten is de Wet Bibob op deze groep horeca-inrichtingen niet van toepassing verklaard. Daarom is in Leeuwarden de Wet Bibob niet langer van toepassing verklaard op paracommerciële inrichtingen. Dit betekent een lastenvermindering voor deze groep horeca-inrichtingen.

    1.9 Tapontheffing (artikel 35 Drank- en Horecawet)

    Op grond van artikel 35 Drank- en Horecawet kan de burgemeester voor het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod om zonder (horeca-) vergunning van burgemeester het horecabedrijf uit te oefenen. Deze voorziening bestaat voor ‘bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard’ en kan een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen omvatten.  

     

    De burgemeester kan één ontheffing voor drie jaar verlenen als er sprake is van jaarlijks terugkerende identieke evenementen, waarbij telkens dezelfde persoon de leiding heeft over de alcoholverstrekking van zwak alcoholhoudende dranken. De ontheffing zal worden gekoppeld aan de evenementenvergunning.

     

    Wat is een bijzondere gelegenheid?

    Een bijzondere gelegenheid kan een evenement zijn. Een evenement is elke voor publiek toegankelijke verricht van vermaak. Daarnaast zijn er nog andere bijzondere gelegenheden die eenmalig zijn, dan wel in de regel niet meer dan twee maal per jaar plaatsvinden, zoals: braderie, jaarlijks sportevenement. bruiloft, muziek festival, bedrijfsfeest, kermis, bloemetjesmarkt, manifestaties, jaarmarkt, jubileum viering van een bedrijf/persoon etc.

     

    Het toetsingskader en de weigeringsgronden zijn:

    • *

      De leidinggevende mag niet onder curatele staan;

    • *

      De leidinggevende mag niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

    • *

      De leidinggevende moet de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt;

    • *

      Er mag geen sterke alcoholische dranken worden geschonken;

    • *

      De leidinggevende moet in het bezit zijn van een diploma SVH verklaring sociale hygiëne;

    • *

      De ontheffing kan voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen worden verleend;

    • *

      Is het een bijzondere gelegenheid of is er een evenementenvergunning verleend;

    • *

      Indien van toepassing,

    • *

      De bijzondere gelegenheid mag zich niet alleen richten tot voornamelijk minderjarigen;

    • *

      Indien de evenementenvergunning is geweigerd, dan kan de ontheffing niet in behandeling worden genomen;

    • *

      Bij het toetsen van de zedelijkheid kan alleen informatie van de politie gebruikt worden. Ruimte voor het opvragen van informatie bij de Justitiële Informatiedienst is er niet. 

      Aan de ontheffing worden de volgende voorschriften verbonden:

    • *

      De in de ontheffing vermelde leidinggevende(n) dient gedurende de tijden dat er zwakalcoholische drank wordt geschonken, steeds aanwezig te zijn;

    • *

      Het is verboden om personen jonger dan zestien jaar dienst te laten doen, gedurende de tijd dat zwakalcoholische dranken worden verstrekt;

    • *

      De verstrekking van zwakalcoholische drank mag niet geschieden aan personen die de leeftijd van achttien jaar niet hebben bereikt;

    • *

      Op plaatsen waar zwakalcoholische dranken worden verstrekt, moet er zichtbaar en goed leesbaar aangegeven worden welke leeftijdsgrens er geldt (beneden de zestien jaar geen zwakalcoholische dranken);

    • *

      Zwak alcoholische dranken zijn bier, wijn en gedistilleerde dranken met alcoholgehalte van mionder dan 15%. Alle gedistilleerde dranken die 15% alcohol of meer bevatten (zoals likeur, whiskey, wodka, jenever) behoren tot de categorie sterke drank;

    • *

      Er mag ter plaatse van de verstrekking geen sterke drank aanwezig zijn en geen sterke drank worden gemixt met frisdranken;

    • *

      Op het tappunt moet voor het publiek steeds alcoholvrije drank verkrijgbaar zijn;

    • *

      Personen, die kennelijk onder de invloed van alcoholische drank verkeren, of die door hun gedrag aanstoot geven, moeten worden geweerd of verwijderd;

    • *

      Er dient een minimale wegbreedte van 3,5 meter (uitzondering is het winkelgebied dit is 4 meter) en een minimale doorrijhoogte van 4,2 meter vrij te worden gehouden, zodat hulpverleningsdiensten zoals ambulance, politie en brandweer, ongehinderd kunnen passeren;

    • *

      De verstrekking van zowel alcoholvrije als van zwakalcoholische drank mag niet geschieden in glaswerk of blik, toegestaan is zachte verpakking zoals kunststof bekers, geopende petflesjes etc. Een uitzondering om niet in kunststof bekers te schenken kan altijd en worden genomen in overleg met Veiligheidszaken;

    • *

      In verband met het ter plaatse geldende "verbod nuttigen alcohol binnen de bebouwde kom van de stad Leeuwarden" (art. 2:48 APV) dient het tot het evenemententerrein (tijdelijk terras) behorende afgescheiden gedeelte van de openbare weg duidelijk herkenbaar te zijn en te worden afgebakend, ten einde te voorkomen dat daarbuiten alcoholhoudende dranken worden genuttigd. De bezoekers dienen erop geattendeerd te worden, dat het nuttigen van alcoholhoudende dranken, buiten het afgebakende evenemententerrein, strafbaar is;

    • *

      Ingeval van een evenement is de ontheffing alleen geldig, indien er een geldige evenementenvergunning is afgegeven.

    1.10 Bêd en Brochje

    De (oude) gemeente Leeuwarden telt in 2015 ca. 25 bed en breakfast- voorzieningen. In het Frysk: bêd en brochje. Er is groei. Om deze reden dient aandacht aan deze vorm van logiesverstrekking bij particulieren thuis, in de eigen woning, besteed te worden. Een dergelijke voorziening in de woonomgeving moet in principe kleinschalig zijn. Daarmee wordt geen afbreuk aan de leefbaarheid van straat en buurt gedaan. De logiesverstrekking moet bovendien voor de gast, de gastvrouw/gastheer en de buurt veilig zijn. Aan de andere kant mag een dergelijke activiteit niet overgereguleerd worden.

     

    Om die reden voorziet de notitie Bêd in een aantal beleidsregels ten aanzien van de ontwikkeling van deze activiteit. Het gaat om een verdere toelating op grond van afwijkingen van het bestemmingsplan (indien een bestemmingsplan nog niet voorziet in een regeling voor bêd en brochje) of de mogelijkheid om via een binnenplanse afwijking medewerking te verlenen (indien hiervoor een regeling is opgenomen in het bestemmingsplan). Het gaat om een logiesvoorziening, die niet meer dan 30 % van de oppervlakte van een woning mag beslaan. De maximale ruimte die daarvoor gebruikt mag worden bedraagt 50 m2. Bovendien wordt voorzien in een maximum van vier gasten over maximaal twee logiesruimten. Voor het volledige overzicht van voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een bêd en brochje te kunnen uitoefenen wordt verwezen naar de notitie.

     

    Een exploitatievergunning op grond van de APV Leeuwarden is gelet op de omvang van de beoogde bêd en brochje activiteit niet nodig. Het gaat dan om activiteiten waarbij geen alcoholhoudende drank verstrekt wordt.

    1.11 Rookbeleid buiten

    In de zomer wordt er regelmatig geconstateerd dat bezoekers van horecagelegenheden na sluitingstijd van de terrassen nog buiten staan of zitten te drinken. De politie heeft geklaagd over het blokkeren van de rijbaan of meldingen van geluidsoverlast. Hierbij is vaak sprake van groot aantal bezoekers die buiten staan. Dit hangt samen met de invoering van het rookverbod. Het gaat dan met name om cafés rond het Stationsplein, het Ruiterskwartier en de Oude Doelesteeg.

    Naar aanleiding van het invoeren van het rookverbod in horeca-inrichtingen, is de wijze waarop de gemeente om wil gaan met het roken buiten de gelegenheid per brief aan de ondernemers kenbaar gemaakt. Aangegeven is dat de sluitingstijden normaal gehandhaafd worden. Dit betekent dat voor gelegenheden, waar een sluitingstijd van 05.00 uur geldt, er tussen 03.00 en 05.00 uur niet buiten gerookt wordt, tenzij die personen de gelegenheid definitief hebben verlaten.

    Ten aanzien van het roken op terrassen geldt dat dit is toegestaan. Tot de sluitingstijd van het terras, mag hierbij ook drank genuttigd worden. Indien er echter na sluitingstijd van het terras gerookt wordt op het terras en daarbij wordt drank genuttigd, wordt dit gezien als een overschrijding van de sluitingstijd voor het terras.

     

    De exploitanten moeten, al dan niet met behulp van een portier, ervoor zorgen dat hun klanten na de toegestane tijd niet meer met glazen drinken naar buiten gaan. Roken mag, maar het glaswerk moet binnen blijven. Bij het voortduren van de overlast kan een dwangsom worden opgelegd.

    1.12 Glaswerk tijdens evenementen

    Gebruik van glaswerk brengt tijdens bijzondere evenementen en op bepaalde feestdagen met een grote druk op de binnenstad verhoogde risico’s met zich mee. Om incidenten en gevaarlijke situaties met glas te voorkomen, zijn de ondernemers de afgelopen jaren dringend verzocht om die dagen op de terrassen in plastic te schenken. Tegen de ondernemers die niet konden voorkomen dat gasten met glaswerk hun terras/zaak verlieten, werd handhavend opgetreden. Aan het verzoek is door veel horecaondernemers gehoor aangegeven en geeft het glaswerk vanuit de horeca nog nauwelijks problemen. Naast de horeca zijn er ook supermarkten in de omgeving tijdens de bijzondere evenementen en op bepaalde feestdagen die alcohol verkopen in glaswerk. De supermarkten werken hier aan mee door zo weinig mogelijk of soms geen glaswerk te verkopen en de bezoekers te wijzen op het verbod aan bulkverpakkingen en glaswerk. Op dit soort dagen wordt extra gecontroleerd en gehandhaafd op bulkverpakkingen en glaswerk, waardoor er aanzienlijk minder problemen zijn met alcohol en met name in bulkverpakkingen en glaswerk.

     

    Regeling voor de horeca

    De verplichting tot schenken en verkoop in plastic en/of blik kan niet meer in de exploitatievergunning worden opgenomen omdat deze op 29 mei 2009 is afgeschaft voor horecabedrijven met een DHW-vergunning. Ook kan het niet in de terrasvergunning worden meegenomen omdat deze vergunningen voor onbepaalde tijd worden verleend. De beleidsregels kunnen dan pas ingaan indien de terrasvergunning wordt gewijzigd door de exploitant zelf, dit kan jaren duren.

    Tijdens de bijzondere evenementen en op bepaalde feestdagen moeten de horecaondernemers wel in plastic schenken als ze een tap op het terras plaatsen. Voor welke dagen of evenementen het opgaat wordt de horeca tijdig schriftelijk geïnformeerd.

    2. Coffeeshopbeleid

    2.1 Huidige beleid en stand van zaken

    In de gemeente Leeuwarden zijn dertien coffeeshops gevestigd waarvan twaalf zich bevinden binnen de stadsgrachten en één coffeeshop aan het Zuidvliet. De coffeeshop aan het Zuidvliet valt onder het uitsterfbeleid. Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van cannabisproducten plaatsvindt en moet dus beschikken over een exploitatievergunning (horeca) en een gedoogverklaring. Cannabisproducten zijn vermeldt in lijst II onderdeel B, behorende bij artikel 3 van de Opiumwet (zgn. softdrugs). Cannabisproducten zijn hasj (hars van een hennepplant) en marihuana (verkruimelde bladen van de hennepplant). De producten worden ook wel aangeduid als (neder-) weed, wiet, stickie, joint, e.d. Spacecake valt ook onder de definitie omdat daarin cannabis is verwerkt. De exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd en is niet overdraagbaar. Indien er wijzigingen zijn met betrekking tot de inrichting of de leidinggevenden of bij overname, dan dient de exploitant een nieuwe exploitatievergunning aan te vragen. Voor de handel in softdrugs moet de coffeeshop beschikken over een geldige gedoogverklaring. De sluitingstijden van de coffeeshops zijn gerelateerd aan het gebied waaronder de coffeeshops valt.

     

    Vestigingslokaliteit

    Straatnaam

    Gebiedsindeling

    openingstijden

    Grote Hoogstraat 34

    concentratiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Grote Hoogstraat 44

    concentratiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Herenwaltje 12

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Korfmakersstraat 2

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Korfmakersstraat 5

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Nieuwesteeg 3

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Nieuwesteeg 4

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Poststraat 37

    concentratiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Tuinen 33

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Tuinen 38

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Uniabuurt 2

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Wortelhaven 85

    consolidatiegebied

    08.00 tot 05.00 uur

    Zuidvliet 44

    buiten de stadsgrachten

    08.00 tot 01.00 uur

     

    * Bij de openingstijden van 08.00 uur tot 05.00 uur mogen er geen nieuwe of komende

    bezoekers worden toegelaten van 03.00 uur tot 05.00 uur.

    * Bij de openingstijden van 08.00 uur tot 01.00 uur mogen er geen nieuwe of komende  

    bezoekers worden toegelaten van 24.00 uur tot 01.00 uur.

     

    De coffeeshops worden minimaal drie keer per jaar onaangekondigd gecontroleerd door de politie en de toezichthouders op naleving van de AHOJG voorwaarden. Deze voorwaarden vanuit justitie zijn verboden:

    A. geen affichering: dit betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

    H. geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

    O. geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

    J. geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

    G. geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

    Tevens hanteert de gemeente naast de AHOJG-criteria ook nog afstandseisen voor coffeeshops ten opzichte van scholen en een verbod van de combinatie alcohol en softdrugs. Bij overtredingen zal volgens het handhavingsarrangement worden opgetreden.

     

    I. Ingezeten criterium geldt sinds 1 januari 2013 in heel Nederland. Praktisch betekent het dat de toegang tot de coffeeshop alleen is voorbehouden aan ingezetenen van Nederland en dat de verkoop ook alleen maar mag plaatsvinden aan ingezetenen van Nederland. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in zijn brief van 19 november 2012 aan de Tweede Kamer aangegeven dat er ruimte is voor lokaal maatwerk. Leeuwarden heeft geen grote toestroom van toeristen die alleen voor een bezoek aan de coffeeshop komen. Bovendien is er ook geen overlast bekend rond het toelaten van niet-ingezetenen. Daarom is overeenkomstig een motie van 29 mei 2013 van de gemeenteraad bij overtreding van het I-criterium aanvankelijk alleen een waarschuwing gestuurd. Daarbij is ook afgesproken dat deze wijze van handhaving in de zomer van 2014 geëvalueerd zou worden. Uit de evaluatie is gebleken dat er sinds 1 januari 2013 slechts enkele overtredingen van het I-criterium zijn geconstateerd. Er zijn ook geen signalen van coffeeshopbezoek door niet-ingezetenen en/of daarmee gepaard gaande problematiek. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de gemeenteraad op 24 november 2014 een nieuwe motie aangenomen. Daarin is verzocht om het I-criterium niet meer bestuursrechtelijk te handhaven. Hieraan is in de praktijk direct gevolg gegeven. Het OM zal in beginsel geen prioriteit geven aan strafrechtelijke handhaving van het I-criterium. De strafrechtelijke handhaving is een eigenstandige bevoegdheid van het OM. Indien een coffeeshop aan niet-ingezetenen verkoopt en de problematiek in of rondom de shop daartoe aanleiding geeft, dan kan het OM altijd de afweging maken om in afstemming met de partners in de driehoek eigenstandig op te treden.

     

    De beleidscriteria voor de vestiging van coffeeshops zijn:

    • -

      Er mogen maximaal twaalf coffeeshops gevestigd zijn. De coffeeshop aan het Zuidvliet valt onder het uitsterfbeleid;

    • -

      Er mogen geen coffeeshops worden gevestigd buiten de stadsgrachten, in een winkelgebied of in een deconcentratiegebied;

    • -

      Een pand waarin een coffeeshop is gevestigd dient planologisch te voldoen aan horecacategorie IV, dit is de zwaarste vorm van de horeca;

    • -

      Er mogen maximaal twee coffeeshops per straat;

    • -

      Ingeval er sprake is van een

    • -

      In voornoemde bekendmaking worden belangstellenden in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van

    • -

      De aanvragen worden conform de Algemene wet bestuursrecht behandeld. In het kader van de tevens benodigde APV-vergunning voor het alcoholvrije bedrijf wordt getoetst aan de Wet BIBOB;

    • -

      Indien er meer aanvragen voor een gedoogverklaring zijn ingediend dan het beschikbare aantal gedoogverklaringen, en de aanvragen voldoen aan de geldende criteria voor een gedoogverklaring, wordt de gedoogverklaring toegewezen voor die aangevraagde gedooglocatie waar geen ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop valt te verwachten;

    • -

      Indien er na onderlinge vergelijking overeenkomstig het voorgenoemde punt niet kan worden gekozen omdat de te verwachten nadelige beïnvloeding van de openbare orde of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de mogelijke coffeeshoplocaties geen rechtens relevante verschillen oplevert en niet als ontoelaatbaar dient te worden beschouwd, geschiedt toewijzing van de gedoogverklaring door middel van een loting;

    • -

      De loting is openbaar.    

      Aan de coffeeshop worden de volgende eisen gesteld:

    • -

      De verklaringhouder /vergunninghouder moet 100% aandeelhouder in de BV zijn, of anderszins gebonden aan de onderneming;

    • -

      Inrichtingseisen zijn gelijk aan de inrichtingseisen van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet;

    • -

      Minimale leeftijd leidinggevende(n) is eenentwintig jaar;

    • -

      De eisen van de exploitant/beheerder worden gelijk gesteld aan de eisen op grond van artikel 8 van de Drank- en Horecawet. De criteria zijn vermeld in het besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet;

    • -

      Een coffeeshop is alleen toegankelijk voor personen van achttien jaar of ouder;

    • -

      In de coffeeshop mag geen alcohol worden verstrekt;

    • -

      Er mag geen softdrugs worden verkocht aan minderjarigen;

    • -

      Het verkopen en of aanwezig hebben van harddrugs in de coffeeshop is verboden;

    • -

      De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct afgerekend worden. Een prijslijst moet duidelijk zichtbaar in de zaak aanwezig zijn;

    • -

      De coffeeshop mag niet meer dan 500 gram softdrugs in voorraad (d.w.z. feitelijk aanwezig) hebben;

    • -

      Spacecake valt onder de cannabisproducten en deze wordt meegerekend bij de handelsvoorraad en er mag geen cake met meer dan 5 gram aan 1 persoon worden verkocht;

    • -

      Geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

    • -

      Er mag slechts één transactie per persoon per dag plaatsvinden;

    • -

      De exploitant is verplicht om erkend voorlichtingsmateriaal omtrent het gebruik van cannabisproducten in de coffeeshop voor iedere klant zichtbaar ter beschikking te stellen en daarover informatie te verstrekken

    • -

      Een terras exploiteren bij de coffeeshop is niet toegestaan;

    • -

      Geen overlast, zoals parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of overlast door voor- en

    • -

      Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit, waarvan de afmetingen geregeld zijn in het reclamebeleid “Oog voor reclame”. De exploitant dient voor het reclamebord een omgevingsvergunning aan te vragen en deze moet voldoen aan onderstaande beleidsregels

    • *

      Reclames mogen niet boven de onderkant van de vensters van de eerste verdieping uitsteken;

    • *

      Een uithangbord moet qua grootte afgestemd zijn op de gevel. Haaks op de gevel mag per pand één reclame  uithangbord worden aangebracht, met een maximum formaat van 0,50 meter x 0,50 meter met een maximale uitsteek van 0,50 meter en een maximale dikte van 0,08 meter.

      Daarbij mag er achter de ramen niet nog eens een aanduiding zijn of reclame worden gemaakt door middel van posters. Tevens mag een prijslijst niet als poster achter het raam worden gehangen;

    • -

      In de openbare ruimte rond een coffeeshop mogen geen borden staan die verwijzen naar de coffeeshop;

    • -

      Reclame door middel van elk medium is verboden. Hieronder vallen o.a. kranten, televisie, radio, internet, flyers, freecards, relatiegeschenken, posters, shirtreclame of andere objecten, waarop reclame kan worden gemaakt. Ook zogenaamd voorlichtingsmateriaal dat er op gericht is de verkoop, levering of verstrekking van softdrugs te bevorderen en dat op enigerlei wijze gelieerd kan worden aan een coffeeshop valt hieronder. Het betreft dan het kenbaar maken van de verkoop van softdrugs of de prijzen hiervan in combinatie met het adres van het verkooppunt. Daarnaast zijn ook kortingsacties of andere acties die de verkoop van softdrugs moeten stimuleren verboden;

    • -

      De raamkaart met de openingstijden moet bij de toegang tot zijn bedrijf op een op een  duidelijke zichtbare plaats hangen, anders gelden de openingstijden tot 23.00 uur.

    2.1.1 Geldigheid gedoogverklaring

    De geldigheid van de exploitatievergunning voor horecabedrijven, waarin geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt, is voor onbepaalde tijd. De gedoogverklaringen hebben een geldigheidsduur van een jaar. De exploitant(en) van de coffeeshop vraagt via een vastgesteld formulier de gedoogverklaring verlenging aan en levert een Verklaring omtrent gedrag (VOG) in.

    2.1.2 Hoe komt de aanvraag tot stand

    Indien er een mogelijkheid voor vestiging van een nieuwe coffeeshop zich voordoet dan is er vanuit de gemeente Leeuwarden geregeld waaraan  een aanvraag moet voldoen. Een aanvraag voor een coffeeshop wordt ingediend via vastgestelde formulieren, zoals de exploitatievergunning, gedoogverklaring en verklaring leidinggevende(n) inclusief de daarin genoemde bijlagen. De formulieren moeten volledig ingevuld te zijn.

     

    Indien er meerdere aanvragen voor een nieuwe coffeeshop binnenkomen, en elk bedrijf voldoet aan de nadere eisen gesteld in de beleidsregels dan zal toewijzing door middel van loting plaatsvinden. Het moet wel gaan om een echte beëindiging van de activiteiten van de coffeeshop, bijvoorbeeld doordat de ondernemer stopt, of de gedoogverklaring geheel wordt ingetrokken. Bij tijdelijke intrekking van een gedoogverklaring in het kader van handhaving, ontstaat er geen ruimte voor een nieuwe coffeeshop.

    2.1.3 Grenzen aan THC waarde

    De zorg en twijfel over het gedoogbeleid neemt toe vanwege de hoge THC waarde in nederwiet. Steeds meer blijkt dat een hoge THC-waarde grotere gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Landelijk is er een commissie ingesteld die in kaart gaat brengen welke middelen onder welke lijst moeten worden gebracht. Dit onderzoek wordt afgewacht alvorens er een nadere standpuntbepaling ten aanzien van dit onderwerp wordt gedaan.

    2.1.4 Afstandscriterium tot scholen

    Coffeeshops mogen zich niet vestigen binnen een straal van 250 meter loopafstand rond zowel scholen voor voortgezet onderwijs als middelbaar beroepsonderwijs. De afstand wordt gemeten tussen de hoofdingangen van coffeeshops en schoolgebouwen via de kortste route over de openbare weg. Er is een overgangstermijn van twee jaar zodat bestaande coffeeshops na vestiging van een school twee jaar de tijd krijgen om te verhuizen of om hun exploitatie te wijzigen.

    2.1.5 Afleveren op bestelling

    In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, komt de vraag aan de orde wat nu precies onder “verkopen” in de zin van artikel 13b van de Opiumwet moet worden begrepen. In dat artikel is de bevoegdheid gegeven aan de burgemeester bestuursdwang toe te passen in een voor het publiek toegankelijk lokaal, indien er drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. De Rechtbank Rotterdam oordeelt dat ook met de verkoop verbonden voorbereidingshandelingen, zoals het maken van verkoopafspraken, hieronder vallen. Dit maakt de ontduiking van artikel 13b Opiumwet een stuk moeilijker. Vanwege dit artikel is de praktijk in sommige gemeenten ontstaan dat de handel in drugs wel plaatsvond in een café, maar de feitelijke aflevering van de drugs elders plaatsvond. Volgens de Rechtbank mag de burgemeester ook in deze situaties een inrichting gedurende een bepaalde termijn sluiten. Koeriersdiensten zijn derhalve niet toegestaan.

    3 Prostitutiebeleid.

    3.1 Prostitutiebeleid  

    Het prostitutiebeleid van de gemeente Leeuwarden is van conserverende aard. Als concentratiegebied is de westzijde van het gebied “De Weaze” aangewezen. Het concentratiegebied waarin de seksinrichtingen met inpandige raamprostitutie zijn gevestigd zijn begrensd tot het gebied Weaze-westzijde, Reigerstraat, Reigerplein/Nauwe Steeg en Ayttasteeg. De panden aan de Weaze-westzijde vanaf nummer 16 tot en met nummer 30 vallen niet binnen het concentratiegebied. In Leeuwarden is geen sprake van raamprostitutie omdat alle ramen inpandig zijn gesitueerd en nagenoeg niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Het aantal kamers voor inpandige raamprostitutie in het concentratiegebied Weaze-westzijde ligt vast op 132 werkkamers.

     

    Er is één massagesalon  en één seksinrichting buiten het concentratiegebied gevestigd. Dit betreffen de volgende bedrijven:

    • -

      Seksclub, Heerestraat 21.

    • -

      Massagesalon, Voorstreek 96.

    • -

      Massagesalon, Langdeelstraat 1. 

      Bij de totstandkoming van het Prostitutiebeleid 1999 was het de bedoeling dat alle seksinrichtingen zich te zijner tijd ook zouden vestigen in het Weaze-gebied. Daarom was op hen overgangsrecht van toepassing dat hen toestond de inrichting voort te zetten zolang de huidige exploitanten dat zouden willen. Bij de evaluatie van het Prostitutiebeleid in 2006/2007 is naar voren gekomen dat verplaatsing naar het Weaze-gebied niet meer aan de orde kon zijn, omdat er geen plaats meer was. Daarbij komt de aard van deze seksinrichtingen niet overeen met de aan de Weaze gevestigde bedrijven. De genoemde bedrijven trekken namelijk een ander publiek.

       

      Naar aanleiding van een evaluatie is daarom besloten de vergunning voor de Kimberley Club overdraagbaar te maken, gelet op het feit dat de exploitant hier om gevraagd had, het pand binnen de stadsgrachten ligt en niet in een uitgesproken woonbuurt, er voldoende parkeergelegenheid is in de omgeving en de inrichting niet ontsloten wordt via een woonbuurt.

       

      Naar aanleiding van een motie is ook besloten massagesalons te legaliseren. Voor massagesalons in de gemeente Leeuwarden geldt een maximum aantal van twee.

       

      Nieuwe seksinrichtingen, die zich buiten het concentratiegebied vestigen, worden niet toegestaan. Dit geldt niet voor escortbedrijven. Deze mogen ook buiten het concentratiegebied gevestigd worden, gelet op het feit dat op het vestigingsadres geen seksuele handelingen mogen plaats vinden.

      Eind 2013 is de APV aangepast. Hierbij is vooruitlopend op de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche de leeftijd, waarop in de inrichtingen mag worden gewerkt, verhoogd naar 21 jaar en is ingevoerd dat de exploitant van een seksinrichting een bedrijfsplan moet hebben.

        

    3.2 Vergunningstelsel

    Het prostitutiebeleid kent een vergunningstelsel. Het is verboden om zonder exploitatievergunning een prostitutiebedrijf te exploiteren. Als vergunningplichtige prostitutiebedrijven worden genoemd:

    • -

      Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen erotische massage, al dan niet in combinatie met elkaar.

    • -

      Erotische massagesalon: een seksinrichting, waar uitsluitend erotische massages plaatsvinden.

    • -

      Escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend. 

      Bij de besluitvorming over een aanvraag wordt rekening gehouden met de antecedenten van de exploitant en beheerder(s), er wordt navraag gedaan bij het justitiële Informatiedienst en bij de politie. Op dit moment hebben elf prostitutiebedrijven, twee escortbedrijven en één sekswinkel een vergunning.  De sluitingstijden voor seksinrichtingen zijn gesteld op 03.00 uur tot 10.00 uur. De vergunningen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar.

       

      Op grond van de APV zijn ook nadere regels vastgesteld met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van de prostituees en de hygiëne in het pand. Deze regels zijn als bijlage bij deze nota gevoegd.

    3.3 Toezicht

    Sinds 2014 houdt Stadstoezicht toezicht op de prostitutiebedrijven. De politie richt zich op mensenhandel en strafbare feiten.  De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van strafbare feiten (o.a. mensenhandel, jeugdprostitutie en geweldsdelicten) ligt bij de exploitant/beheerder.

    Bij overtredingen zal volgens het handhavingarrangement worden opgetreden. Daarnaast worden de seksinrichtingen jaarlijks geïnspecteerd door de GGD, die een hygiënische toets doet. Indien de hygiëne te wensen overlaat, zal ook via het handhavingarrangement worden opgetreden.

    3.3.1 Extra toezicht functioneren beheerders

    Er worden op dit moment weinig eisen gesteld aan de beheerders. Indien er geen strafbare feiten naar voren komen bij het opvragen van gegevens bij het Justitieel Informatiedienst, dan wordt de beheerder bijgeschreven op de vergunning. Toch is het werk van de beheerder een zwaar beroep, er is sprake van een specifieke doelgroep en een onveiligheidfactor. Het is echter lastig om nadere eisen aan de beheerders te stellen.

    In plaats van het stellen van eisen aan de beheerder, wordt er voor gekozen door middel van strakker toezicht de exploitant aan te spreken op onwenselijke situaties in de inrichting, waar de beheerder een rol zou moeten vervullen. Indien de beheerder niet bij machte is dergelijke situaties te voorkomen, is het aan de exploitant om te voorzien in goed beheer van de inrichting, bijvoorbeeld door bijscholing van de beheerder of door het aanstellen van een andere beheerder of meerdere beheerders. Wordt er geen actie ondernomen, dan kan dit uiteindelijk resulteren in het intrekken van de exploitatievergunning. Dit heeft in de afgelopen jaren geresulteerd in het opleggen van dwangsommen en tot tijdelijke sluiting van inrichtingen.

    3.4 Hulpverlening

    Naast het opzetten van een vergunningenstelsel voor seksinrichtingen, is als ondersteunend beleid ook een post opgezet, waar prostituees terecht kunnen voor geneeskundig onderzoek en vragen. Deze post is opgezet door de GGD en heeft een plek gevonden op de Weaze. Op die plek kunnen prostituees zich laten testen op ziektes en ze kunnen informatie krijgen over een juiste en veilige manier van werken. Ook gaan de medewerkers van de GGD actief naar de exploitanten en prostituees toe om bekendheid te geven aan de mogelijkheden van het prostitutiespreekuur. Ze worden begeleid door tolken, om met alle nationaliteiten in contact te kunnen komen. De GGD houdt daarnaast jaarlijks acties, die zich richten op de klanten, met als doel het bevorderen van veilig vrijen. Naast het medisch prostitutiespreekuur is er ook een sociaal maatschappelijk werkster, die zich speciaal met de prostituees bezig houdt. Dit wordt verzorgd door Fier Fryslân.

    3.5 Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

    Sinds het vervallen van de strafbaarheid van prostitutie is per gemeente een regeling gemaakt hoe om te gaan met deze branche. Weliswaar waren deze regelingen vaak geënt op het model van de VNG, maar landelijk bestonden er toch nog verschillen, met name ten aanzien van de escortbranche. Daarom is er een wet voorbereid om dit onderwerp landelijk beter te regelen. Het wetsvoorstel heeft ernstige vertraging opgelopen en moet nog in de Eerste  Kamer besproken worden.

     

    In de wet worden o.a. de volgende voorstellen gedaan.

    Er komt een landelijk register van prostituees. Inschrijving geschiedt bij de burgemeester en door hem wordt een registratiebewijs verstrekt, waarop de gegevens van de prostituee komen en een nummer. Dit nummer moet gebruikt worden in advertenties, net als een vast telefoonnummer. Een prostituee moet minimaal eenentwintig jaar zijn.  Er komt een landelijk register voor vergunningen van escortbureaus. Dit betekent dat alle escortbureaus over een vergunning moeten beschikken. Er komt een strafbaarstelling van de klant die gebruik maakt van de diensten van een prostituee die geen registratiebewijs heeft of werkzaam is in een prostitutiebedrijf zonder vergunning. Daarnaast is het voorstel om het toezicht meer bij de gemeente neer te leggen dan nu het geval is. Zodra dit wetsvoorstel wet wordt, zal dit hoofdstuk hierop aangepast worden.

    3.6 Voorschriften 

    3.6.1 Voorschriften bij exploitatievergunning escortbedrijf  

    a. Deze vergunning geldt voor het escortbedrijf … te ….

    b. De exploitant of de beheerder dient in het bedrijf aanwezig te zijn of bereikbaar te zijn en is verantwoordelijk voor de naleving van de gestelde voorschriften.

    c. Alle aanwijzingen van de politie, medewerkers van de GGD en van ambtenaren van de betrokken gemeentelijke diensten, belast met het toezicht op de naleving van voormelde verordening, moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd. Zij dienen voor het uitoefenen van hun taken ten alle tijden toegang te krijgen tot het bedrijf.

    d. Deze vergunning dient in het bedrijf aan het adres … te … aanwezig te zijn en moet op eerste vordering van de controle­rende ambtenaar ter inzage worden afgegeven.

    e. Deze vergunning is niet overdraagbaar.

    f. Elke wijziging in de bedrijfsvoering van het bedrijf of van de exploitatievorm dient binnen een week schriftelijk te worden gemeld aan de burgemeester.

    g. De exploitant maakt alleen afspraken rechtstreeks met de prostituee en legt deze afspraken schriftelijk vast;

    h. Op de locatie … te … wordt een actuele gedegen bedrijfsadministratie bijgehouden waarin minimaal is opgenomen welke prostituees zijn ingeschreven (NAW en leeftijd), wat voor afspraken er zijn gemaakt, welke prostituees uitgeschreven zijn en welke actief zijn. De exploitant maakt een kopie van de identiteitspapieren. Deze administratie wordt gedurende de wettelijke termijn bewaard. Facturen en correspondentie van het bedrijf dienen voorzien te zijn van bedrijfsgegevens, KvK-nummer en BTW-nummer.

    i. De exploitant of de beheerder van een seksinrichting draagt er zorg voor dat in advertenties voor het bedrijf de naam van het bedrijf en het nummer van de exploitatievergunning worden vermeld. Het is verboden in advertenties onveilige seks aan te bieden of daarin te garanderen dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

    j. Deze vergunning kan worden ingetrokken indien:

    • 1.

      blijkt dat de vergunning op grond van onjuiste of onvolledige gegevens en bescheiden is verleend;

    • 2.

      de ingevolge artikel 3:4 vierde lid, sub a van de APV Leeuwarden in de vergunning vermelde exploitant niet feite­lijk de exploitatie voert;

    • 3.

      in het bedrijf een minderjarige prostituee

    • 4.

      in het bedrijf een prostituee zonder een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel wordt aangetroffen;

    • 5.

      er door de exploitant of beheerder onvoldoende maatregelen zijn getroffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in het bedrijf werkzame personen, alsmede ter bescherming van de volks­gezondheid;

    • 6.

      aannemelijk is dat de exploitant of beheerder betrokken is of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit het bedrijf, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat;

    • 7.

      de exploitant of beheerder strafbare feiten pleegt in het bedrijf, dan wel toestaat of gedoogt dat in het bedrijf strafbare feiten worden gepleegd;

    • 8.

      zich in of vanuit het bedrijf anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat de exploitatie van het bedrijf gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het bedrijf;

    • 9.

      op grond van verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen, dat intrek­king wordt gevorderd door de belangen ter bescher­ming waarvan de vergunning is vereist.  

    3.6.2 Voorschriften bij exploitatievergunning seksinrichting  

    a. De exploitant of de beheerder dient in de inrichting aanwezig te zijn en is verantwoordelijk voor de naleving van de gestelde voorschriften.

    b. Omwonenden mogen geen hinder en/of overlast onder­vinden van geluid afkomstig uit de inrichting.

    c. Alle aanwijzingen van de politie, medewerkers van de GGD en van ambtenaren van de betrokken gemeentelijke diensten, belast met het toezicht op de naleving van voormelde verordening, moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd. Zij dienen voor het uitoefenen van hun taken ten alle tijden toegang te krijgen tot de inrichting en medewerking.

    d. Deze vergunning dient in de inrichting aan het adres … te Leeuwarden aanwezig te zijn en moet op eerste vordering van de controle­rende ambtenaar ter inzage worden afgegeven.

    e. De inrichting dient te voldoen aan alle door de brandweer gestelde eisen op basis van de Nadere Regels en voorts aan alle overige in de Nadere Regels omschreven inrichtings- en gebruikseisen (art. 3:3 Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden).

    f. De exploitant en de beheerder dienen te voldoen aan alle bedrijfsvoerings- en gezondheidseisen zoals gesteld in de Nadere Regels (art. 3:3 Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden), hetgeen moet blijken uit een jaarlijks, vóór 1 december te overleggen, hygiënerapport van de GGD.

    g. Binnen 10 weken na datum afgifte van deze vergunning dient aan alle punten, genoemd in het hygiënerapport van de GGD, d.d. … volledig voldaan te worden, blijkend uit het definitieve hygiënerapport, anders kan deze vergunning worden ingetrokken.

    h. De exploitatie van de inrichting dient plaats te vinden conform het bij de aanvraag ingediende bedrijfsplan

    i. Elke wijziging in de bedrijfsvoering van de inrichting of van de exploitatievorm dient binnen een week schriftelijk te worden gemeld aan de burgemeester.

    j. De exploitant maakt alleen afspraken rechtstreeks met de prostituee en legt deze afspraken schriftelijk vast;

    k. Op de locatie … te Leeuwarden wordt een actuele gedegen bedrijfsadministratie bijgehouden conform hetgeen hierover in artikel 3:8a APV is opgenomen. Deze administratie wordt gedurende de wettelijke termijn bewaard. Facturen en correspondentie van het bedrijf dienen voorzien te zijn van bedrijfsgegevens, KvK-nummer en BTW-nummer.

    l. De exploitant of de beheerder van een seksinrichting draagt er zorg voor dat in advertenties voor het bedrijf de naam van het bedrijf en het nummer van de exploitatievergunning worden vermeld. Het is verboden in advertenties onveilige seks aan te bieden of daarin te garanderen dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

    4. Kansspelen

    4.1 Wet op de Kansspelen

    De Wet op de kansspelen (hierna te noemen: Wok) is één van de bijzondere wetten, waarvan de uitvoering deels op gemeentelijke niveau ligt. De wet kent drie bevoegdheden die door een gemeentelijk bestuursorgaan worden uitgevoerd. Slechts ten aanzien van een speelautomatenhal is er voor de raad en de burgemeester enige beleidsvrijheid. De overige bevoegdheden liggen vast in de Wok.

    4.2 Speelautomatenhallen

    Op grond van artikel 30c Wok kan door de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid worden gegeven om vergunning te verlenen voor een speelautomatenhal. In Leeuwarden is hier voor de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden vastgesteld, waarin aangegeven is dat er één speelautomatenhal in Leeuwarden mag zijn. Daarnaast zijn er in de verordening eisen gesteld aan de inrichting, de persoon van de aanvrager en beheerder en zijn de aantallen kansspelautomaten en behendigheidsautomaten bepaald.

    De exploitatievergunning voor de hal valt onder het Bibob-beleid en onder de Dienstenrichtlijn en daarmee onder de Lex Silencio Positivo. Dit betekent dat indien er niet binnen de beslistermijn een besluit wordt genomen, de vergunning van rechtswege is verleend. Omdat het hier toch gaat om een vergunning, die, bij verlening, de nodige gevolgen kan hebben, is het belangrijk dat deze vergunning niet van rechtswege verleend wordt. De Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden in die zin aangepast, dat er geen vergunning verleend wordt van rechtswege.

    4.3 Speelautomaten

    De burgemeester verleent op grond van artikel 30b Wok een aanwezigheidsvergunning voor het hebben van een speelautomaat. Dit kan voor een horeca-inrichting zijn of voor een speelautomatenhal. De aanvraag wordt getoetst aan inrichtingseisen en zedelijkheidseisen, zoals genoemd in de Wok en het Speelautomatenbesluit 2000. In de Wok zelf is al aangegeven dat er maximaal 2 kansspelautomaten geplaatst mogen worden in een hoogdrempelige inrichting.

    Per 1 juli 2010 is de Wok gewijzigd waardoor er geen aanwezigheidsvergunning meer nodig is voor behendigheidsautomaten. Deze wijziging vindt zijn oorsprong in de Dienstenrichtlijn. Gebleken is namelijk dat de vergunning voor behendigheidsautomaten niet noodzakelijk is ter voorkoming van kansspelverslaving. De APV is hierop aangepast, net als de Verordening Speelautomatenhallen. De ondernemer heeft sinds 2014 de keuze de aanwezigheidsvergunning te laten verlenen voor 1 jaar of 4 jaar.

    5. Intrekken van beleidsnota

    5.1 Intrekking  

    De beleidsnota Bijzondere wetten (26 november 2012) wordt na vaststelling van de herijking nota Bijzondere wetten ingetrokken.

    BIJLAGE 1 Nadere regels prostitutie o.g.v. artikel 3:3 APV

    Artikel 1 Afmeting en inrichting werkruimte en kleedruimte

  • 1.

    In de werkruimte moet een in goede staat verkerend bed of rustbank aanwezig zijn.

  • 2.

    2. In een prostitutiebedrijf moet, een voor iedere prostituee afsluitbare hang-/legkast in de werkruimte, aanwezig zijn.

    Artikel 2 Afmeting en gevelbeslag vitrine

    De vitrine moet een nuttige oppervlakte van ten minste 2 m² en een gevelbeslag van ten minste 1,50 meter per prostitué(e) hebben.

     

    Artikel 3 Dagverblijf en keuken

    1. In een prostitutiebedrijf waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een dagverblijf voor de prostitué(es) aanwezig zijn. Het dagverblijf moet een oppervlakte hebben van ten minste 16 m² en een breedte van ten minste 3,35 meter.

    2. In een prostitutiebedrijf waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een keuken ten behoeve van het bereiden van maaltijden aanwezig zijn. De keuken moet een oppervlakte hebben van ten minste 5 m² en een breedte van ten minste 1,80 meter.

    3. Hetdagverblijf en de keuken mogen niet voor prostitutiearbeid worden gebruikt.

     

    Artikel 4 Wasbakken badruimte

    1. In de werkruimte dient een wasbak met warm en koud stromend water aanwezig te zijn. De wasbakken moeten zindelijk worden gehouden, functioneel zijn geplaatst en van het benodigde zijn voorzien.

    2. In een prostitutiebedrijf dient per vijf werkruimten tenminste één badruimte, waaronder mede wordt verstaan een doucheruimte en één toilet of een combinatie van badruimte met toilet, aanwezig te zijn.

    3. Indien in het prostitutiebedrijf meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal badruimten per vijf werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal badruimten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

    4. De badruimten moeten zindelijk worden gehouden, doelmatig zijn ingericht, beschikken over warm en koud stromend water en van het benodigde zijn voorzien.

     

    Artikel 5 Toiletten

    1. In een prostitutiebedrijf moet ten minste één toilet zijn.

    2. In een prostitutiebedrijf met vijf of meer werkruimten moeten ten minste twee toiletten naar sekse gescheiden aanwezig zijn en van een duidelijk opschrift, aanduidende de sekse, waarvoor zij bestemd zijn, voorzien zijn.

    3. Indien in het prostitutiebedrijf meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal toiletten per vijf werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal toiletten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

    4. De toiletten moeten zindelijk worden gehouden, doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en van het benodigde zijn voorzien. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig zijn afgesloten dat het bij gebruik behoorlijke afzondering waarborgt. Een toilet moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.

      

    Artikel 6 Bed- en handlinnen

    1. Het bedlinnen in de werkruimten moet dagelijks worden verschoond.

    2. Het handlinnen moet na gebruik door schoon handlinnen worden vervangen.

     

    Artikel 7 Zindelijkheid ruimten

    De ruimten in een prostitutiebedrijf die door de prostitué(e) worden gebruikt moeten zindelijk en zoveel mogelijk vrij van stof worden gehouden.

     

    Artikel 8 Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid

    1. De toegangsdeur(en) van een werkruimte dienen van binnenuit ten alle tijde te openen te zijn.

    2. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

    3. Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten.

    4. Indien het bepaalde in het derde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostitué(es) anderszins wordt gewaarborgd.

     

    Artikel 9 Hulp bij ongevallen

    1. Voor het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten voldoende en doelmatige middelen beschikbaar en direct voor gebruik bereikbaar zijn.

    2. Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk door een opschrift of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn dat zij middelen voor eerste hulp bij ongevallen bevatten.

     

    Artikel 10 Gezondheid

    1. De exploitant van een prostitutiebedrijf verleent medewerking aan voorlichtingsactiviteiten van de gemeentelijke gezondheidsdienst en andere hulpverleningsinstellingen gericht op verbetering van de gezondheidssituatie van de bij hem werkzame prostitué(es).

    2. De exploitant draagt zorg voor de verspreiding onder de bij hem werkzame prostitué(es) van voor hen toegankelijk voorlichtings- en informatiemateriaal, over de gezondheidsrisico's van hun werk en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van de gezondheidszorg- en hulpverleningsinstellingen.

    3. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat in de werkruimten te allen tijde wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar zijn.

    4. Het is de exploitant van een prostitutiebedrijf verboden door middel van handels­reclame kenbaar te maken dat de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(es) niet geïnfecteerd zijn met een seksueel over­draagbare aandoening.

    5. In geval van besmetting van het bedrijf met ongedierte moet de exploitant van het prostitutiebedrijf terstond alle noodzakelijke maatregelen treffen ter beëindiging van die besmetting.

     

    Artikel 11 Geneeskundig onderzoek

    1. De exploitant van een prostitutiebedrijf stelt de bij hem werkzame prostitué(e) in de gelegenheid zich geregeld geneeskundig op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan het beroep gerelateerde klachten door een arts te laten ontdekken.

    2. De exploitant van een prostitutiebedrijf betaalt de kosten van het door een arts verrichte geneeskundig onderzoek op seksueel overdraagbare aandoeningen van de bij hem werkzame prostitué(e).

    3. Indien een arts vast verbonden is aan een prostitutiebedrijf, meldt de exploitant de gemeentelijke gezondheidsdienst schriftelijk naam en adres van die arts.

    4. De prostitué(e) is vrij in haar keuze welke arts zij bezoekt.

    5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor de wijze waarop de arts bedoeld in het derde lid het geneeskundig onderzoek op seksueel overdraagbare aandoeningen bij een prostitué(e) moet verrichten.

     

    Artikel 12 Vrijheid van de prostitué(e)

    1. De exploitant van een prostitutiebedrijf is verplicht een bedrijfsbeleid te voeren waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostitué(e) centraal staan.

    2. Het bedrijfsbeleid wordt in ieder geval geacht niet aan deze uitgangspunten te voldoen indien de prostitué(e) geen klanten en (seksuele) handelingen mag weigeren, verplicht is met klanten mee te drinken en verplicht is om, indien daarom wordt verzocht, zonder condoom te werken.

       

    Artikel 13 Verplichting tot medewerking

    De exploitant van een prostitutiebedrijf is verplicht medewerking te verlenen aan toezichthouders van GGD Fryslân voor het uitvoeren van jaarlijkse inspecties voor de hygiëne van prostitutiebedrijven volgens een door het college aangewezen richtlijn.

     

    Artikel 14 Slotbepaling

    De nadere regels treden in werking op een door burgemeester en wethouders nader te bepalen datum.

       

    BIJLAGE 2 Kaart met de horecagebieden in de binnenstad 

    afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Overzicht beleidswijzigingen 2011, 2012 en 2015

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling