Parkeerverordening centrumgebied Asten 1996

Geldend van 09-03-2001 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening centrumgebied Asten 1996

Hoofdstuk 1: Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990 : het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    voertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren : het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder : degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerschijfzone : zone als bedoeld in artikel 25 RVV 1990;

  • f.

    parkeerschijfzoneplaats : een parkeerplaats in de parkeerschijfzone;

  • g.

    belanghebbendenplaats : een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

    • 3.

      is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E10 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone;

  • h.

    vergunning : een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerschijfzone- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder : de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning, dag- en/of weekvergunning is verleend;

  • j.

    dag- en/of weekvergunning : een door burgemeester en wethouders verleende dag- en/of weekvergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerschijfzone- en/of belanghebbendenplaatsen.

Hoofdstuk 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning, dag- en/of weekvergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.a Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren.

  • 2.b Een dag- en/of weekvergunning kan aan een ieder worden verleend.

  • 3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan beide in lid 2.a. gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder lid 2.a. sub a. genoemde voorwaarde.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in lid 2.a. genoemde voorwaarden.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen, waaraan voldoen moet worden om voor een vergunning in aanmerking te komen. Alvorens hierover een besluit te nemen vragen zij het advies van de raadscommissie voor ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en verkeer.

  • 6. Aan de vergunning, dag- en/weekvergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning, dag- en/of weekvergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning, dag- en/of weekvergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 6 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning, dag- en/of weekvergunning.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 6 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvrager wordt van deze afwijzing in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor 1 jaar verleend. Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen, waarvoor een vergunning voor ten hoogste 1 jaar wordt verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken dan wel een ander kenmerk van het voertuig of de voertuigen waarvoor de vergunning is verleend;

    • c.

      de periode waarvoor een vergunning geldt;

    • d.

      eventuele andere voorschriften en/of beperkingen.

  • 3. Per adres kunnen maximaal twee vergunningen worden verleend.

  • 4. Een dagvergunning wordt voor één dag verleend.

  • 5. Een weekvergunning wordt voor zes dagen verleend.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunning komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouderhandelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuistegegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 3 Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan

    • a.

      op een parkeerschijfzoneplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te plaatsen of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning, dag- en/of weekvergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar i svoorzien van de vergunning, dag- en/of weekvergunning;

    • c.

      in strijd is met de aan devergunning, dag- en/of weekvergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4 Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in hoofdstuk 3 van de verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Hoofdstuk 5: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 142 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Parkeerverordening centrumgebied Asten 1996”.

Artikel 12

Deze verordening is op 1 juli 1997 in werking getreden. Deze verordening is op 20 februari 2001 als volgt gewijzigd: artikel 1 sub i, artikel 3 lid 1, 2, 3, 4 6 en 7; artikel 4 lid 1 en 2 en artikel 8 lid 1 zijn gewijzigd en artikel 1 sub j en artikel 5 lid 3, 4 en 5 zijn toegevoegd. Deze wijzigingen zijn op 9 maart 2001 in werking getreden.