Uitvoeringsregeling Toelage Inconveniënten

Artikel 1 Begripsbepalingen

• a

  Medewerker:de ambtenaar ingevolge artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/ZUWO voor zover werkzaam in een functie genoemd in de ‘bijlage uitvoeringsregeling toelage inconveniënten’.

• b

  Inconveniënt:bezwarende werkomstandigheid.

• c

  Inconveniëntentoelage:toeslag ter compensatie van bezwarende werkomstandigheden die onderdeel uit maakt van de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub c van de CAR/ZUWO.

Artikel 2 Inconveniëntentoelage

De medewerker ontvangt per maand voor zijn werkzaamheden een inconveniëntentoelage.

Artikel 3 Hoogte inconveniëntentoelage

De functies die op basis van de ‘bijlage uitvoeringsregeling toelage inconveniënten’ een percentage voor inconveniënten hebben van 100% krijgen een inconveniëntentoelage ter hoogte van het verschil tussen het bruto salarisbedrag, behorende bij het maximum van salarisschaal 4, vermeld in de bijlagen II en IIa van de CAR/ZUWO en het naast hogere bruto salarisbedrag in salarisschaal 5.

De functies die op basis van de ‘bijlage uitvoeringsregeling toelage inconveniënten’ een percentage voor inconveniënten hebben van 50% krijgen een inconveniëntentoelage ter hoogte van de helft van het verschil tussen het bruto salarisbedrag, behorende bij het maximum van salarisschaal 4, vermeld in de bijlagen II en IIa van de CAR/ZUWO en het naast hogere bruto salarisbedrag in salarisschaal 5.

Artikel 4 Behoud en afbouw inconveniëntentoelage

De inconveniëntentoelage vervalt indien en wanneer de ambtenaar een andere functie dan die vermeld in de ‘bijlage uitvoeringsregeling toelage inconveniënten’ gaat vervullen.

Na overplaatsing van de medewerker uit een functie vermeld in de ‘bijlage uitvoeringsregeling toelage inconveniënten’, anders dan op eigen verzoek, vindt, afbouw van de genoten inconveniëntentoelage plaats:

• a

  indien de medewerker op het ogenblik van overplaatsing gedurende drie jaar onafgebroken in het genot was van de inconveniëntentoelage, zal doorbetaling ervan gedurende zes maanden voor 100% en vervolgens gedurende zes maanden voor 50% plaatsvinden;

• b

  voor de medewerker die langer dan drie jaar in het genot is geweest van de inconveniëntentoelage, zal de doorbetaling worden verlengd met twee maanden voor ieder vol jaar dat het onafgebroken genot langer heeft geduurd dan drie jaar; de doorbetaling van de inconveniëntentoelage zal na het moment van overplaatsing gedurende de helft van de periode voor 100% en voor het overige deel voor 50% plaatsvinden;

• c

  voor de medewerker die op het moment van overplaatsing ten minste 10 jaar onafgebroken in het genot is geweest van de inconveniëntentoelage en reeds 60 jaar of ouder is, zal de doorbetaling van de inconveniëntentoelage plaatsvinden voor de verdere duur van het dienstverband.

De in het vorige lid genoemde afbouw van de inconveniëntentoelage wordt -onverminderd het bepaalde in het eerste lid- niet toegepast indien en wanneer aan de ambtenaar een salaris, wordt toegekend dat gelijk is aan het gezamenlijke bedrag van het oude salaris en de inconveniëntentoelage dan wel dit te boven gaat.

Bij een salarisverhoging, welke lager is dan het gezamenlijk bedrag van het oude salaris en de inconveniëntentoelage, wordt de afbouw berekend over het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris met inbegrip van de inconveniëntentoelage.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd indien de toepassing van deze regeling niet tot een redelijke uitkomst zou leiden, afwijkend te beslissen.

Artikel 6 Slotbepaling

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Uitvoeringsregeling toelage inconveniënten’ en treedt in werking op 1 januari 2004.

Met de invoering van deze regeling vervalt de ‘Verordening Inconveniëntentoelage (C10) uit 1990.

Bijlage Uitvoeringsregeling toelage inconveniënten