Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR8497
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR8497/1
Regeling vervallen per 10-05-2012
Verordening Langdurigheidstoeslag 2009
Geldend van 26-02-2009 t/m 09-05-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009
DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASBREE
Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 december 2009
Gezien de behandeling in de voorbereidende raadsbijeenkomst van 27 januari 2009
Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 36 van de Wet werk en bijstand.
B E S L U I T
Vast te stellen de volgende verordening:
Verordening langdurigheidstoeslag
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
De wet : de Wet werk en bijstand;
- b.
Referteperiode : een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;
c.Peildatum : de datum waarop in enig jaar het recht op
langdurigheidtoeslag ontstaat;
d.Bijstandsnorm : de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;
e.Inkomen : het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien
verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een
beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de
referteperiode’; een bijstandsuitkering wordt, in afwijking
van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht
op langdurigheidtoeslag als inkomen gezien;
f.Gehuwdennorm : de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet;
Artikel 2. Uitvoering
De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 2. Recht op langdurigheidtoeslag
Artikel 3. Langdurig, laag inkomen
-
1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van
een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het gemiddelde
inkomen per maand niet uitkomt boven 101 procent van de bijstandsnorm.
Artikel 4. Hoogte van de langdurigheidtoeslag
-
1. De langdurigheidtoeslag bedraagt per jaar*:
a.voor gehuwden € 486,
b.voor een alleenstaande ouder € 436 en
c.voor een alleenstaande € 341.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.
-
3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op
langdurigheidtoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de
rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag naar de hoogte
die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
-
4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met
een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm
per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande
jaar.
Hoofdstuk 3. Slotbepalingen
Artikel 5. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidtoeslag.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2009.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 februari 2009
de raadsgriffier, de voorzitter,
A.Knevel G.C.G.M. Rabelink
Toelichting verordening langdurigheidtoeslag
Algemeen
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB moet de gemeenteraad bij verordening
regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidtoeslag.
Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.
In de verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de nota meetellen en meedoen, een ruimhartig beleid, maar ook met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als
in de WWB. Van begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Voor het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen.
Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te
geven voor het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd
om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met
de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde en ook door de wetgever bedoelde invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.
Artikel 3
Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 2009) voorschreef
wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn
aangewezen is er niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd heeft de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is, normaal gesproken, vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.
Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet
hoger is dan 101% van de bijstandsnorm. Door te kiezen voor 101% in plaats van voor
100% is duidelijk dat een belanghebbende met een inkomen op minimumniveau ook met
een andere regeling dan de WWB in aanmerking kan komen voor het recht op
langdurigheidtoeslag ook al zou als gevolg van een iets andere berekeningssystematiek
en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering worden ontvangen dan
de bijstandsnorm. De grens van 101% vangt dit soort kleine verschillen op. Als de afwijkingen meer bedragen dan 101% is het ‘gladstrijken’ van de bedoelde geschillen niet
meer aan de orde en wordt een aanvraag afgewezen. Ook jurisprudentie geeft aan dat marginale verschillen genegeerd moeten worden.
De methode van het kijken naar het gemiddelde loon maakt dat iemand die wegens
werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad niet
zonder meer zijn recht op langdurigheidtoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk
een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van werk. Dat geldt vooral als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk. Het is
echter niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen
boven de bijstandsnorm heeft, kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitinggrond, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had.
Dit geldt ook voor gehuwden van wie één partner is uigesloten van het recht
op langdurigheidtoeslag.
Er is niet voor gekozen om het recht op langdurigheidtoeslag toe te kennen bij
een inkomen boven bijstandsniveau. Het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar.
Het hanteren van een grens van 110% maakt dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. De feitelijke ruimte is beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105 % van de bijstandsnorm. Door uit te gaan van een maximaal inkomen van 101% wordt al voldoende gebruik gemaakt van deze ruimte.
Artikel 4
De hoogte van de langdurigheidtoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet
jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen twee maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidtoeslag maar eenmaal,
wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het
voorafgaande jaar.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties
waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag als gevolg van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet gewenst is.
NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een
uitsluitinggrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Als één van beide
gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidtoeslag vanwege het
niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening,
hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidtoeslag. Het recht op langdurigheidtoeslag komt gehuwden gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl