Regeling vervallen per 22-11-2018

Verordening op het raadplegend referendum Provincie Limburg

Geldend van 01-01-2002 t/m 06-03-2012

VERORDENING OP HET RAADPLEGEND REFERENDUM PROVINCIE LIMBURG

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een raadplegende volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een beslissing van Provinciale Staten;

  • b.

    kiesgerechtigden: de inwoners van de Provincie Limburg die krachtens de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van leden van Provinciale Staten;

  • c.

    beslissing: een beslissing van Provinciale Staten inhoudende een voornemen tot beleid of over een project in de ontwerpfase.

Artikel 2 Reikwijdte

Een referendum kan worden gehouden over een beslissing met grote maatschappelijke, economische, milieuhygiënische of ruimtelijke gevolgen voor de provincie Limburg of haar inwoners dan wel voor een substantieel deel van de provincie Limburg respectievelijk haar inwoners, met dien verstande dat over een beslissing slechts eenmaal een referendum kan worden gehouden.

Artikel 3 Initiatief van Provinciale Staten

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen besluiten tot het houden van een referendum over een beslissing zoals omschreven in artikel 2.

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op basis van een schriftelijk voorstel dat tenminste 10 dagen voor de eerstvolgende statenvergadering wordt toegestuurd aan Provinciale Staten.

Artikel 4 Datum en periode

  • 1.

    Provinciale Staten stellen tegelijk met het besluit op basis van artikel 3, eerste lid, de dag dan wel de periode vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk 4 maanden na de dag waarop Provinciale Staten besloten hebben tot het houden van een referendum.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen Provinciale Staten besluiten om het referendum te laten plaatsvinden gelijktijdig met verkiezingen voor de gemeenteraad, Provinciale Staten, de Tweede Kamer der Staten Generaal of het Europees Parlement, met dien verstande dat de uiterste datum waarop het referendum plaatsvindt een jaar na het besluit op basis van artikel 3, eerste lid, ligt.

  • 3.

    Er kunnen meerdere referenda op dezelfde dag dan wel periode worden gehouden.

  • 4.

    Provinciale Staten bepalen de wijze waarop wordt geraadpleegd.

Artikel 5 Vraagstelling

Provinciale Staten stellen tegelijk met het besluit op basis van artikel 3, eerste lid, de vraagstelling vast.

Artikel 6 Uitvoering

Gedeputeerde Staten bereiden het referendum voor en dragen ervoor zorg dat het referendum wordt gehouden. Zij zijn bevoegd daarvoor andere bestuursorganen, instanties of personen in te schakelen.

Artikel 7 De stemming

  • 1.

    Stemgerechtigd zijn degenen die 60 dagen voor de dag dan wel de eerste dag van de periode waarop het referendum wordt gehouden volgens de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

  • 2.

    De bepalingen van de Kieswet zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Aan de stemgerechtigden wordt uitsluitend de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen de beslissing zijn.

Artikel 8 De geldigheid van de uitslag

  • 1.

    De uitslag van een referendum geldt als een raadplegende uitspraak tot afwijzing van de beslissing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en deze meerderheid ten minste vijfentwintig procent omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten delen Provinciale Staten de uitslag van de stemming mee.

Artikel 9 De besluitvorming naar aanleiding van de uitslag

  • 1.

    Provinciale Staten besluiten uiterlijk binnen 6 weken na de dag van het referendum dan wel na afloop van de periode waarin het referendum is gehouden, naar aanleiding van de uitslag van het referendum met betrekking tot de beslissing die onderwerp was van het referendum.

  • 2.

    Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de periode van 1 juli tot en met 15 augustus niet meegeteld.

Artikel 10 Strafbepaling

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt bestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

Artikel 12 Evaluatie

  • 1.

    Binnen drie maanden na de dag van het eerst gehouden referendum op basis van deze verordening dan wel na afloop van de periode waarin dit eerste referendum is gehouden, houden Provinciale Staten een evaluatie van dit referendum.

  • 2.

    Drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening wordt de werking van deze verordening geëvalueerd.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Op beslissingen als omschreven in artikel 2 die naar het oordeel van Provinciale Staten hun grondslag vinden in een beslissing die is genomen vóór 1 januari 2002 is deze verordening niet van toepassing.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het raadplegend referendum Provincie Limburg.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

Ondertekening

MR. B.J.M. BARON VAN VOORST TOT VOORST, voorzitter

MW. MR. E.H.M. BRANS,griffier 

Uitgegeven, 20 december 2001 De Griffier der Staten van Limburg mw. mr. E.H.M. Brans