Regeling vervallen per 28-02-2017

Subsidieverordening Zorgaanbieders Jeugdzorg provincie Limburg 2005

Geldend van 01-01-2005 t/m 27-02-2017

Intitulé

Subsidieverordening Zorgaanbieders Jeugdzorg provincie Limburg 2005

SUBSIDIEVERORDENING ZORGAANBIEDERS JEUGDZORG PROVINCIE LIMBURG 2005

I. ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet houdende regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg);

  • b.

    provinciaal beleidskader: het beleidskader, als bedoeld in artikel 31 van de wet;

  • c.

    uitvoeringsprogramma: het uitvoeringsprogramma jeugdzorg, als bedoeld in artikel 32 van de wet;

  • d.

    zorgaanbieder: een aanbieder van zorg, of zijn rechtsvoorganger of –opvolger, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, van de wet;

  • e.

    doeluitkering zorgaanbod: een uitkering, als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder b, van de wet;

  • f.

    subsidieplafond: een subsidieplafond, als bedoeld in afdeling 4.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • g.

    tarief: het door Gedeputeerde Staten vastgestelde bedrag, bedoeld voor de financiering van een zorgeenheid;

  • h.

    steunfunctie: een steunfunctie, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder j, van de wet;

  • i.

    experiment: een experiment, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder k, van de wet;

  • j.

    pleegzorg: de pleegzorg als bedoeld in artikel 22, eerste lid van de wet;

  • k.

    vertrouwenspersoon: een vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder w, van de wet;

  • l.

    uitvoeringsregeling: een door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsregeling subsidiëring jeugdzorg;

  • m.

    activiteitenverslag: het verslag als bedoeld in artikel 4:75 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • n.

    indicatiebesluit: een besluit als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet;

  • o.

    Minister: de Minister van Justitie en/of de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • p.

    ministeriële richtlijnen: richtlijnen vastgesteld door de minister;

  • q.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • r.

    zorgeenheid: een eenheid van jeugdzorg waarop op grond van de wet en het Besluit jeugdzorgaanspraken, aanspraak bestaat en die door Gedeputeerde Staten als eenheid voor bekostiging van jeugdzorgaanbod is aangewezen;

  • s.

    Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Limburg.

II. AANVRAAG EN VERLENING SUBSIDIE

ARTIKEL 2. SUBSIDIEGRONDSLAG

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een zorgaanbieder subsidie verlenen voor het uitvoeren van één of meer zorgeenheden.

  • 2.

    De subsidie voor het uitvoeren van een zorgeenheid wordt bepaald op basis van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld tarief per zorgeenheid, dat voor onderscheiden zorgaanbieders verschillend kan zijn.

  • 3.

    De subsidie voor het uitvoeren van zorgeenheden als bedoeld in het eerste lid, sub a, wordt alleen verleend wanneer het Bureau jeugdzorg Limburg voor het uitvoeren hiervan een indicatiebesluit heeft vastgesteld.

  • 4.

    De op basis van een indicatiebesluit uit te voeren jeugdzorg komt alleen voor subsidie in aanmerking indien er een subsidierelatie bestaat tussen de zorgaanbieder en de provincie waarin de cliënt woonachtig is.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het in het derde en vierde lid bepaalde, wanneer zij dit noodzakelijk achten.

  • 6.

    Afwijkingen als bedoeld in het vijfde lid worden in de beschikking tot verlening van subsidie vastgelegd.

 ARTIKEL 3. AANVRAAG SUBSIDIE

  • 1.

    De zorgaanbieder dient vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft een aanvraag om subsidie in.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen voor deze aanvraag vormvoorschriften vaststellen.

  • 3.

    In de aanvraag voor subsidie wordt tenminste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de verschillende zorgeenheden waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      het bedrag waarvoor de zorgaanbieder de verschillende zorgeenheden wil uitvoeren;

    • c.

      de onderscheiden aantallen zorgeenheden waarvoor de zorgaanbieder subsidie aanvraagt;

    • d.

      de locatie(s) waar de zorgeenheden zullen worden uitgevoerd.

  • 4.

    De aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      het meerjaren-beleidsplan en de meerjaren-begroting voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft en de daarop volgende drie jaren;

    • b.

      een uitvoeringsplan voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      de begroting van baten en lasten voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 5.

    Wanneer een zorgaanbieder voor de eerste keer een subsidie aanvraagt dan gaat de aanvraag om subsidie, onverminderd het bepaalde in het derde en vierde lid, ook vergezeld van:

    • a.

      een gewaarmerkte kopie van de akte van oprichting van de zorgaanbieder bevattende haar statuten, voor zover de zorgaanbieder een rechtspersoon is;

    • b.

      een gewaarmerkte kopie van haar inschrijving in het Handelsregister;

    • c.

      de laatst opgestelde balans en resultatenrekening (beide met toelichting), voorzien van een accountantsverklaring;

    • d.

      het (post)bankrekeningnummer waarop de subsidie moet worden overgemaakt;

    • e.

      voor Gedeputeerde Staten andere relevante gegevens.

    • f.

      Wanneer een zorgaanbieder een natuurlijk persoon is conform het gestelde in artikel 18, tweede lid, van de wet, die niet eerder een aanvraag om subsidie heeft ingediend, dan kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels stellen.

ARTIKEL 4. VERLENING VAN SUBSIDIE

  • 1.

    De beschikking tot verlening van subsidie vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de onderscheiden zorgeenheden waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      het tarief per uit te voeren zorgeenheid als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • c.

      de maximale subsidie voor de uitvoering van de zorgeenheden;

    • d.

      de manier van verantwoording van de uitgevoerde zorgeenheden;

    • e.

      de manier waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten besluiten uiterlijk 13 weken na ontvangst over de aanvraag voor subsidie, die conform de bepalingen van deze verordening is ingediend.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat van de in het tweede lid genoemde termijn wordt afgeweken. De zorgaanbieder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

ARTIKEL 5. WEIGERINGS- EN KORTINGSGRONDSLAGEN

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie weigeren dan wel hierop een korting doorvoeren indien de zorgaanbieder niet voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet en het provinciaal beleidskader jeugdzorg aan haar worden gesteld.

ARTIKEL 6. MAXIMALE OMVANG SUBSIDIEBIJDRAGE

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks een subsidieplafond vaststellen voor de uitvoering van het bepaalde in artikel 2, eerste lid.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten vermelden in het uitvoeringsprogramma het maximaal voor de financiering van zorgeenheden beschikbare bedrag.

  • 3.

    Het totaal van de door Gedeputeerde Staten te verlenen subsidies voor zorgeenheden, bedraagt in geen geval meer dan het in het tweede lid bedoelde bedrag.

  • 4.

    De subsidies als bedoeld het derde lid kunnen worden aangepast wanneer de doeluitkering wordt aangepast als gevolg van de ontwikkeling van de lonen en/of de prijzen of door overige maatregelen van het Rijk.

III. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

ARTIKEL 7. ADMINISTRATIE

  • 1.

    De administratie wordt door de subsidieontvanger zodanig gevoerd dat op ieder moment een betrouwbaar beeld ontstaat over het functioneren van de zorgaanbieder op de volgende punten:

    • a.

      gegevens over de cliënten;

    • b.

      gegevens over de uitgevoerde zorgeenheden;

    • c.

      financiële gegevens.

  • 2.

    Het boekjaar van de zorgaanbieder is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3.

    Van alle financiële mutaties moeten schriftelijke bewijsstukken en onderbouwingen van berekeningen aanwezig zijn.

ARTIKEL 8. VERZEKERINGEN

De zorgaanbieder aan wie een subsidie is verleend, zorgt voor een voldoende verzekering tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, brand, diefstal en andere vergelijkbare risico’s.

ARTIKEL 9. RESERVERINGEN EN VOORZIENINGEN

  • 1.

    Reserveringen en voorzieningen kunnen onderdeel zijn van de bedrijfsvoering en kunnen plaatsvinden conform goed gebruik in het economisch verkeer c.q. nadere bepalingen in de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Exploitatieoverschotten – voorzover resterend na toepassing van artikel 15, lid 4 - worden toegevoegd aan een subsidie-egalisatiereserve.

  • 3.

    Het in een jaar gerealiseerde exploitatietekort, dat resteert na verrekening van de provinciale subsidie, wordt gedekt uit de in lid 2 genoemde reserve. Indien deze reserve niet toereikend is dan dient het resterende tekort in een termijn van maximaal 5 jaren ten laste van de exploitatie te worden afgeschreven. Deze afschrijvingen leiden niet tot extra subsidiëring.

  • 4.

    De subsidie-egalisatiereserve bedraagt maximaal 10 % van de voor dat jaar vastgestelde provinciale subsidie.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de Uitvoeringsregeling aanvullende regels stellen over de besteding van de subsidie-egalisatiereserve.

ARTIKEL 10. VERMOGENSVORMING

  • 1.

    Reserves die met provinciale subsidie zijn opgebouwd mogen alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden met de uitoefening van de taken van de zorgaanbieder voor zover deze niet bestreden kunnen worden uit de voor dat jaar verleende subsidie.

  • 2.

    Wanneer de gesubsidieerde activiteiten worden beëindigd is de zorgaanbieder verplicht het met provinciale subsidie opgebouwde vermogen onmiddellijk terug te betalen aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Afschrijvingslasten vormen een onderdeel van het exploitatieresultaat en worden berekend op basis van goed gebruik in het economische verkeer c.q. op basis van de desbetreffende nadere regels in de Uitvoeringsregeling.

ARTIKEL 11. NADERE VERPLICHTINGEN

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking tot subsidieverlening andere verplichtingen opleggen zoals bedoeld in artikel 4:8 en 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In ieder geval worden bij de verlening van opdrachten, in het kader van de uitvoering van activiteiten die (mede) met provinciaal subsidie worden gefinancierd, de verplichtingen opgenomen in artikel 17 van de Algemene Subsidieverordening 2004.

IV. SUBSIDIEVASTSTELLING

ARTIKEL 12. AANVRAAG TOT VASTSTELLING

  • 1.

    De zorgaanbieder dient uiterlijk op 1 mei van het jaar, volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een inhoudelijke en financiële verantwoording over de besteding van de subsidie.

ARTIKEL 13. INHOUDELIJKE VERANTWOORDING

  • 1.

    De inhoudelijke verantwoording over de besteding van de subsidie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, wordt gegeven in een activiteitenverslag.

  • 2.

    Het activiteitenverslag bevat tenminste gegevens over de realisatie van het bij de aanvraag om subsidie ingediende uitvoeringsplan.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen ten behoeve van de inhoudelijke verantwoording nadere informatie vragen over de uitvoering van zorgeenheden en eventuele overige activiteiten van de zorgaanbieder, voorzover gerelateerd aan de verleende subsidie.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de Uitvoeringsregeling aanvullende regels stellen over de inhoudelijke verantwoording.

ARTIKEL 14. FINANCIËLE VERANTWOORDING

  • 1.

    De financiële verantwoording bestaat uit de jaarrekening, waarin zijn opgenomen:

    • a.

      het financiële verslag van het bestuur van de zorgaanbieder;

    • b.

      de balans met toelichting;

    • c.

      de resultatenrekening met toelichting, waarin ook substantiële afwijkingen ten opzichte van de begroting worden verklaard;

    • d.

      het totaal aantal zorgeenheden dat op basis van een indicatiebesluit van de zorgaanbieder is uitgevoerd, gespecificeerd naar de onderscheiden zorgeenheden waarop de subsidie betrekking heeft;

    • e.

      het aantal van de onder d. bedoelde zorgeenheden dat door de zorgaanbieder is uitgevoerd ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan het bieden van jeugdzorg niet duurzaam verbleven in de provincie Limburg, alsmede het totaal aantal cliënten waarop deze zorgeenheden betrekking hebben;

    • f.

      de in het betreffende jaar feitelijk gerealiseerde kostprijs voor de onderscheiden zorgeenheden

    • g.

      het totaal aantal cliënten voor wie de onder sub d bedoelde zorgeenheden zijn uitgevoerd en het aantal cliënten gespecificeerd naar de onderscheiden zorgeenheden;

    • h.

      de accountantsverklaring.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen in het kader van de financiële verantwoording nadere informatie vragen.

  • 3.

    In de accountantsverklaring wordt tevens een oordeel gegeven over de verantwoording van de onderdelen bedoeld onder letter d tot en met g.

  • 4.

    De jaarrekening moet worden ingericht in overeenstemming met de ministeriële richtlijnen.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de Uitvoeringsregeling aanvullende regels stellen over de financiële verantwoording.

ARTIKEL 15. VASTSTELLING SUBSIDIE

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen uiterlijk 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag als bedoeld in artikel 12 de subsidie vast.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat van de in het vorige lid genoemde termijn wordt afgeweken. De zorgaanbieder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen op basis van de ingediende verantwoordingen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, vast of aan de voorschriften van de verlening van de subsidie is voldaan.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie lager vaststellen dan het verleende bedrag wanneer:

    • a.

      de maximaal verleende subsidie voor de uitvoering van zorgeenheden meer dan 5% hoger is dan het bedrag dat resulteert door vermenigvuldiging van het totaal van de verschillende aantallen uitgevoerde, subsidiabele zorgeenheden met de daarvoor verschillend vastgestelde tarieven als bedoeld in artikel 2, tweede lid. In dit geval vindt subsidieverlaging plaats ter hoogte van het positieve verschil tussen 95% van de maximaal verleende subsidie enerzijds en het tarief per zorgeenheid vermenigvuldigd met het aantal uitgevoerde zorgeenheden anderzijds;

    • b.

      niet is voldaan aan bij en krachtens de wet aan de zorgaanbieders gestelde eisen;

    • c.

      de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan in de beschikking tot verlening van subsidie is vermeld.

  • 5.

    Het bedrag waarmee de subsidie-egalisatiereserve het maximum als bedoeld in artikel 9, vierde lid overschrijdt wordt op de vast te stellen subsidie in mindering gebracht.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast op ten hoogste het maximaal verleende bedrag.

ARTIKEL 16. VOORSCHOTBETALINGEN

Gedeputeerde Staten kunnen vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie besluiten om de verleende subsidie als voorschot uit te betalen. In de beschikking worden vermeld:

  • a.

    het totale voorschotbedrag;

  • b.

    het aantal termijnen;

  • c.

    de diverse termijnbedragen;

  • d.

    de data waarop de voorschotten worden uitbetaald.

V. OVERIGE BEPALINGEN

ARTIKEL 17. EXPERIMENTEN

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan de zorgaanbieder een subsidie verlenen voor de financiering van experimenten.

  • 2.

    De aanvraag voor een dergelijke subsidie kan gedurende het hele jaar bij Gedeputeerde Staten worden ingediend.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten beoordelen bij het verlenen van de subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, of en in welke mate de experimenten bijdragen aan de uitvoering van het door de provincie gevoerde beleid op het terrein van de jeugdzorg.

  • 4.

    Bij de verlening van een subsidie als bedoeld in het eerste lid kan de hoogte van de subsidie-egalisatiereserve van de zorgaanbieder worden betrokken.

  • 5.

    Op de verleende subsidie kan een voorschot worden betaald conform het gestelde in artikel 16.

  • 6.

    Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor experimenten zijn de artikelen 12, 13 en 14 van toepassing.

  • 7.

    Op subsidieverlening als bedoeld in dit artikel is niet van toepassing artikel 6, lid 4 voor zover dit niet expliciet is opgenomen in de subsidiebeschikking.

ARTIKEL 18. STEUNFUNCTIE

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verlenen voor de uitvoering van een steunfunctie voor de zorgaanbieders.

  • 2.

    Op de aanvrage, verlening, aanvrage tot vaststelling en vaststelling van de in het eerste lid genoemde subsidie zijn de artikelen 3 tot en met 16 alsmede 20 tot en met 23 van toepassing met uitzondering van

     artikel 3, lid 3

     artikel 7, lid 1, onder a en b

     artikel 13, lid 3

     artikel 14, lid 1, onder d, e en f

     artikel 14, lid 2

     artikel 15, lid 4, onder a.

ARTIKEL 19. VERTROUWENSPERSOON

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlenen aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie voor de werkzaamheden van een vertrouwenspersoon, die de rechtspersoon voor de cliënten van de zorgaanbieders beschikbaar stelt.

  • 2.

    Op de aanvrage, verlening, aanvrage tot vaststelling en vaststelling van de in het eerste lid genoemde subsidie zijn de artikelen 3 tot en met 16 alsmede 20 tot en met 23 van toepassing met uitzondering van

     artikel 3, lid 3

     artikel 7, lid 1, onder a en b

     artikel 13, lid 3

     artikel 14, lid 1, onder d, e en f

     artikel 14, lid 2

     artikel 15, lid 4, onder a.

ARTIKEL 20. UITVOERINGSREGELING

Gedeputeerde Staten kunnen in een Uitvoeringsregeling nadere regels stellen voor de uitvoering van deze verordening.

VI. OVERGANGSREGELING.

ARTIKEL 21. Buitenprovinciale plaatsingen

In afwijking van artikel 2, derde en vierde lid, komt gedurende de jaren waarin de minister de doeluitkering zorgaanbod nog niet vaststelt op basis van normprijzen per zorgeenheid, de door de zorgaanbieders uitgevoerde jeugdzorg tevens voor subsidie in aanmerking, indien de cliënt voorafgaand aan de aanvang van jeugdzorg niet duurzaam verbleef in de provincie Limburg, in het geval dat:

  • a.

    een hiertoe strekkend indicatiebesluit is vastgesteld door het Bureau jeugdzorg van de provincie waarin de jeugdige voorafgaand aan de jeugdzorg duurzaam verbleef,

  • b.

    het onder a bedoeld Bureau jeugdzorg heeft vastgesteld dat jeugdzorg waarop aanspraak bestaat, alsmede een vervangend aanbod als bedoeld in artikel 5 van het Besluit indicatie jeugdzorg, niet binnen dertien weken na vaststelling van het indicatiebesluit gerealiseerd kan worden door een zorgaanbieder die daartoe wordt gefinancierd door de provincie waarin de jeugdige duurzaam verbleef, en deze zorgaanbieder deze vaststelling van Bureau jeugdzorg kan aantonen,

  • c.

    het onder a bedoelde Bureau jeugdzorg heeft vastgesteld dat daarmee de zorg dichter bij de plaats kan worden geboden waar de jeugdige voorafgaand aan de jeugdzorg duurzaam verbleef,

  • d.

    de zorgaanbieder op grond van artikel 2, eerste lid, een subsidie van Gedeputeerde Staten ontvangt voor het bieden van de zorgeenheid waarop de betreffende aanspraak betrekking heeft en

  • e.

    hiermee niet een maximum van tien procent wordt overschreden van de totale subsidie die aan de zorgaanbieder op grond van deze verordening is toegekend voor het uitvoeren van zorgeenheden.

VII. SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 22. HARDHEIDSCLAUSULE

Gedeputeerde Staten kunnen, indien hiervoor naar hun oordeel dringende redenen zijn, gemotiveerd afwijken van het in deze verordening gestelde.

ARTIKEL 23. SLOTBEPALINGEN

  • 1.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op 1 januari 2005 en is niet van toepassing op subsidies die voor 1 januari 2005 zijn verleend en/of vastgesteld. Op 1 januari 2005 vervalt de Tijdelijke Subsidieverordening Jeugdzorg Limburg.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Zorgaanbieders jeugdzorg Provincie Limburg 2005”.

     

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd,
H.J. Waterborg , vice-voorzitter  
Mr. J.B.J.M. Stijnen , griffier
Uitgegeven, 21 december 2006
De Griffier der Staten van Limburg  
Mr. J.B.J.M. Stijnen